De schipper, wiens vaartuig gezonken is, moet het zo spoedig mogelijk vlotbrengen; zoniet wordt er hem een termijn aangewezen door den hoofdingenieur-directeur van het ressort, na verloop van welken desvoorkomend de noodige schikkingen van ambtswege, op zijn kosten en gevaar, genomen worden, overeenkomstig artikel 102 van dit reglement.
Onmiddellijk na het ongeval, verwittigt de schipper den scheepvaartagent die het dichtstbij woont. Verblijft geen agent binnen een omtrek van 10 kilometer, dan wordt langs den kortsten weg de hoofdingenieur-directeur of de ingenieur van het ressort gewaarschuwd.
De schipper plaatst boven of nabij het gezonken vaartuig een baak of boei, waarop 's daags een roode vlag staat en 's nachts een wit licht dat in alle richtingen verlicht.
[...]
Gewijzigd bij art. 5, 20° K.B. 24 september 2006 (B.S., 3 oktober 2006 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2007 (art. 13).
Zijn de schipper en de eigenaar van een gezonken vaartuig onbekend, dan verkoopt het bestuur het vaartuig of het wrak.
De opbrengst van den verkoop wordt, na aftrek der kosten voor berging, schatting en veiling, in de consignatiekas gestort, ter beschikking van de rechthebbenden.