Meer info
     

15/10/1935 Algemeen reglement der scheepvaartwegen
Koninklijk besluit van 15 oktober 1935 [houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk]

Hoofdstuk VI Verplichtingen der schippers wier vaartuigen gezonken zijn

Artikel 49

De schipper, wiens vaartuig gezonken is, moet het zo spoedig mogelijk vlotbrengen; zoniet wordt er hem een termijn aangewezen door den hoofdingenieur-directeur van het ressort, na verloop van welken desvoorkomend de noodige schikkingen van ambtswege, op zijn kosten en gevaar, genomen worden, overeenkomstig artikel 102 van dit reglement.
Onmiddellijk na het ongeval, verwittigt de schipper den scheepvaartagent die het dichtstbij woont. Verblijft geen agent binnen een omtrek van 10 kilometer, dan wordt langs den kortsten weg de hoofdingenieur-directeur of de ingenieur van het ressort gewaarschuwd.
De schipper plaatst boven of nabij het gezonken vaartuig een baak of boei, waarop 's daags een roode vlag staat en 's nachts een wit licht dat in alle richtingen verlicht.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 5, 20° K.B. 24 september 2006 (B.S., 3 oktober 2006 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2007 (art. 13).

Artikel 50

Zijn de schipper en de eigenaar van een gezonken vaartuig onbekend, dan verkoopt het bestuur het vaartuig of het wrak.
De opbrengst van den verkoop wordt, na aftrek der kosten voor berging, schatting en veiling, in de consignatiekas gestort, ter beschikking van de rechthebbenden.

Artikel 51

Bovenstaande bepalingen zijn toepasselijk op de lading van het gezonken vaartuig en op elk voorwerp dat in het bed van den waterweg achtergelaten is en de scheepvaart zou kunnen hinderen of het regiem van den waterloop schaden.