§ 1
Afwijkingen op de verbodsbepalingen van artikel 5 kunnen worden toegestaan om onderstaande redenen:
- (i)
- in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna, en van de instandhouding van de natuurlijke habitats en de biodiversiteit;
- (ii)
- in het belang van de volksgezondheid, de veiligheid van het luchtverkeer, de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang;
- (iii)
- ter voorkoming van ernstige schade aan de gewassen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
- (iv)
- ten behoeve van onderzoek en educatie, repopulatie en herintroductie van soorten, alsmede voor de daartoe benodigde activiteiten.
§ 2
De afwijkingen kunnen enkel worden toegestaan wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven om de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
§ 3
De afwijkingsaanvraag wordt gericht aan de minister en betekend aan het bestuur.
§ 4
De afwijkingen worden verleend door de minister, mits gunstig advies van het bestuur. De afwijking kan aan randvoorwaarden onderworpen worden. Het afwijkingsbesluit wordt met redenen omkleed.
§ 5
In het besluit wordt vermeld aan welke toezichtsmaatregelen de activiteiten, waarvoor de afwijking toegestaan wordt, onderworpen worden.
§ 6
De afwijking kan te allen tijde door de minister geschorst of ingetrokken worden, rekening houdende met nieuwe risico's of schadelijke effecten voor het mariene milieu, de betrokken soort of daarvan afhankelijke soorten.