Meer info
     

15/05/2009 Vlaamse Codex RO
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Afdeling 2 Basisrechten voor zonevreemde constructies

Onderafdeling 1 Toepassingsgebied, draagwijdte en algemene bepalingen
Artikel 4.4.10

§ 1

Deze afdeling is van toepassing op vergunningsaanvragen die betrekking hebben op hoofdzakelijk vergunde en niet verkrotte zonevreemde constructies, met uitzondering van publiciteitsinrichtingen [...].
Het voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt beoordeeld op het ogenblik van de eerste vergunningsaanvraag tot verbouwen, herbouwen of uitbreiden, of, in de gevallen, vermeld in onderafdeling 3 en 4, op de vooravond van de afbraak, de vernietiging of de beschadiging.

§ 2

De basisrechten van deze afdeling zijn van toepassing in gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg.
Een ruimtelijk uitvoeringsplan kan de basisrechten van deze afdeling aanvullen en uitbreiden. Dergelijk plan kan evenwel ook strengere voorwaarden bepalen op het vlak van de maximaal toegelaten volumes bij herbouw.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 83 Decr.Vl. 17 mei 2024 (BS 10 juli 2024).

Artikel 4.4.11
Bij de afgifte van een vergunning op grond van deze afdeling geldt de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 4.3.1, § 1, eerste lid, 1°, onverkort. [...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 50 Decr.Vl. 4 april 2014 (BS 15 april 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 2 Bestaande zonevreemde constructies
Sectie 1 Bestaande zonevreemde woningen
Subsectie 1 VerbouwenArtikel 4.4.12
In alle bestemmingsgebieden geldt dat de vigerende bestemmingsvoorschriften op zichzelf geen weigeringsgrond vormen bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het verbouwen van een bestaande zonevreemde woning, op voorwaarde dat het aantal woongelegenheden beperkt blijft tot het bestaande aantal. [De creatie van een zorgwoning in de zin van [artikel 4.2.4, eerste lid, 1°,] is wel toegelaten.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 320 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)), bij art. 72 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)) en bij art. 5 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Subsectie 2 Herbouwen op dezelfde plaatsArtikel 4.4.13

§ 1

De vigerende bestemmingsvoorschriften vormen op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het herbouwen van een bestaande zonevreemde woning op dezelfde plaats, op voorwaarde dat het aantal woongelegenheden beperkt blijft tot het bestaande aantal. [De creatie van een zorgwoning in de zin van [artikel 4.2.4, eerste lid, 1°,] is wel toegelaten.]
Als het bestaande bouwvolume meer dan 1000 m3 bedraagt, is het maximale volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m3.

§ 2

Voor de toepassing van § 1, eerste lid, is sprake van een herbouw op dezelfde plaats indien de nieuwe woning ten minste drie kwart van de bestaande woonoppervlakte overlapt. De bestaande woonoppervlakte sluit zowel de oppervlakte van het hoofdgebouw in als deze van de fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw.

§ 3

De mogelijkheden, vermeld in § 1, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 321 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)), bij art. 73 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)) en bij art. 6 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Subsectie 3 Herbouwen op een gewijzigde plaatsArtikel 4.4.14

§ 1

De vigerende bestemmingsvoorschriften vormen op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het herbouwen van een bestaande zonevreemde woning op een gewijzigde plaats, op voorwaarde dat voldaan is aan alle hiernavolgende vereisten:
het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. [De creatie van een zorgwoning in de zin van [artikel 4.2.4, eerste lid, 1°,] is wel toegelaten];
voor het herbouwen is ten minste één van volgende oorzaken aanwijsbaar:
a)
de woning is getroffen door een rooilijn,
b)
de woning bevindt zich in een achteruitbouwzone,
c)
de verplaatsing volgt uit redenen van een goede ruimtelijke ordening, en wordt door de aanvrager uitdrukkelijk gemotiveerd vanuit een betere integratie in de omgeving, een betere terreinbezetting of een kwalitatief concept;
ten minste één van volgende voorwaarden is vervuld:
a)
de herbouwde woning krijgt dezelfde voorbouwlijn als de dichtstbijzijnde constructie,
b)
de nieuwe toestand levert een betere plaatselijke aanleg op, en richt zich op de omgevende bebouwing of plaatselijk courante inplantingswijzen.
Als het bestaande bouwvolume meer dan 1 000 m3 bedraagt, is het maximale volume van de herbouwde woning beperkt tot 1 000 m3.

§ 2

De mogelijkheden, vermeld in § 1, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 322 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
1° gewijzigd bij art. 74 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)) en bij art. 7 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Subsectie 4 UitbreidenArtikel 4.4.15
Het uitbreiden van een bestaande zonevreemde woning is vergunbaar, voor zover het bouwvolume beperkt blijft tot ten hoogste 1 000 m3 en op voorwaarde dat het aantal woongelegenheden beperkt blijft tot het bestaande aantal. [De creatie van een zorgwoning in de zin van [artikel 4.2.4, eerste lid, 1°,] is wel toegelaten.]
De mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 75 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)) en bij art. 8 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Sectie 2 Bestaande zonevreemde constructies, niet zijnde woningbouw
Subsectie 1 VerbouwenArtikel 4.4.16
In alle bestemmingsgebieden geldt dat de vigerende bestemmingsvoorschriften op zichzelf geen weigeringsgrond vormen bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het verbouwen van een bestaande zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw. [De creatie van een zorgwoning in de zin van artikel 4.2.4, eerste lid, 2°, is wel toegelaten.]
Indien de verbouwingswerken betrekking hebben op [projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vereist is], gelden de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, slechts indien voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
de [opdrachtgever] beschikt op het ogenblik van de vergunningsaanvraag over de voor een normale bedrijfsvoering noodzakelijke [omgevingsvergunning];
de constructie werd in het jaar voorafgaand aan de vergunningsaanvraag daadwerkelijk uitgebaat.
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 323, 1° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 797 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1))) en bij art. 9 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 323, 2° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
1° gewijzigd bij art. 323, 3° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)) en bij art. 103 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015).
Subsectie 2 Herbouwen op dezelfde plaatsArtikel 4.4.17

§ 1

De vigerende bestemmingsvoorschriften vormen op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het op dezelfde plaats herbouwen van een bestaande zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw. Er is sprake van een herbouw op dezelfde plaats indien de nieuwe constructie ten minste drie kwart van de bestaande oppervlakte overlapt.
Indien de herbouwingswerken betrekking hebben op [projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vereist is], gelden de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, slechts indien voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
de [opdrachtgever] beschikt op het ogenblik van de vergunningsaanvraag over de voor een normale bedrijfsvoering noodzakelijke [omgevingsvergunning];
de constructie werd in het jaar voorafgaand aan de vergunningsaanvraag daadwerkelijk uitgebaat.

§ 2

De mogelijkheden, vermeld in § 1, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 324, 1° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).
§ 1, lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 324, 2° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
1° gewijzigd bij art. 324, 3° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)) en bij art. 104 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015).
Subsectie 3 Herbouwen op een gewijzigde plaatsArtikel 4.4.18

§ 1

De vigerende bestemmingsvoorschriften vormen op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van een aanvraag voor een [omgevingsvergunning] voor het op een gewijzigde plaats herbouwen van een bestaande zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw, op voorwaarde dat voldaan is aan alle hiernavolgende vereisten:
voor het herbouwen is ten minste één van volgende oorzaken aanwijsbaar:
a)
de constructie is getroffen door een rooilijn,
b)
de constructie bevindt zich in een achteruitbouwzone,
c)
de verplaatsing volgt uit redenen van een goede ruimtelijke ordening, en wordt door de aanvrager uitdrukkelijk gemotiveerd vanuit een betere integratie in de omgeving, een betere terreinbezetting of een kwalitatief concept;
ten minste één van volgende voorwaarden is vervuld:
a)
de herbouwde constructie krijgt dezelfde voorbouwlijn als de dichtstbijzijnde constructie,
b)
de nieuwe toestand levert een betere plaatselijke aanleg op, en richt zich op de omgevende bebouwing of plaatselijk courante inplantingswijzen.
Indien de herbouwingswerken betrekking hebben op [projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vereist is], gelden de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, slechts indien voldaan is aan beide hiernavolgende voorwaarden:
de [opdrachtgever] beschikt op het ogenblik van de vergunningsaanvraag over de voor een normale bedrijfsvoering noodzakelijke [omgevingsvergunning];
de constructie werd in het jaar voorafgaand aan de vergunningsaanvraag daadwerkelijk uitgebaat.

§ 2

De mogelijkheden, vermeld in § 1, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 325, 1° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).
§ 1, lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 325, 2° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
1° gewijzigd bij art. 325, 3° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)) en bij art. 105 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015).
Subsectie 4 Uitbreiden en aanpassenArtikel 4.4.19

§ 1

Het uitbreiden van een bestaande zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw, is vergunbaar, op voorwaarde dat de uitbreiding noodzakelijk is omwille van:
milieuvoorwaarden;
gezondheidsredenen;
maatregelen opgelegd door de sociale inspecteurs die bevoegd zijn in het kader van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie;
de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, de dierengezondheid of het dierenwelzijn;
[infrastructurele behoeften ingevolge de uitbreiding van de werking van erkende, gesubsidieerde of gefinancierde onderwijsinstellingen of van een erkende jeugdvereniging in de zin van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid en het decreet van 18 juli 2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid [of van een toeristisch logies dat aangemeld is als jeugdverblijf conform het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies].]
Indien de uitbreidingswerken betrekking hebben op [projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vereist is], gelden de mogelijkheden, vermeld in het eerste lid, slechts indien voldaan is aan beide hiernavolgende voorwaarden:
de [opdrachtgever] beschikt op het ogenblik van de vergunningsaanvraag over de voor een normale bedrijfsvoering noodzakelijke [omgevingsvergunning];
de constructie werd in het jaar voorafgaand aan de vergunningsaanvraag daadwerkelijk uitgebaat.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven.

§ 2

Aanpassingswerken aan of bij een zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw, zijn vergunbaar, op voorwaarde dat het overdekte volume niet wordt uitgebreid.

§ 3

De mogelijkheden, vermeld in § 1 en § 2, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1, 5° vervangen bij art. 16 Decr.Vl. 16 juli 2010 (BS 9 augustus 2010) en gewijzigd bij art. 14 Decr.Vl. 11 februari 2022 (BS 11 maart 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 31, 1° B.Vl.Reg. 23 december 2022 (BS 31 augustus 2023)).
§ 1, lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 326, 1° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
1° gewijzigd bij art. 326, 2° Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)) en bij art. 106 Decr.Vl. 18 december 2015 (BS 29 december 2015).
Onderafdeling 3 Recent afgebroken zonevreemde woningen of andere constructies
Artikel 4.4.20

§ 1

De mogelijkheden, vermeld in onderafdeling 2, zijn van overeenkomstige toepassing op zonevreemde woningen of andere constructies die geheel of gedeeltelijk zijn afgebroken, indien voldaan is aan beide hiernavolgende voorwaarden:
voorafgaand aan de afbraak werd een [omgevingsvergunning] tot verbouw of tot herbouw afgeleverd, en de aanvrager wenst het plan nu aan te passen of om te zetten naar herbouw;
de aanvraag wordt ingediend binnen de geldigheidstermijn van de initiële [omgevingsvergunning] tot herbouw of tot verbouw [of wordt ingediend binnen een termijn van een jaar na de dag waarop het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen waarbij de initiële omgevingsvergunning wordt vernietigd, definitief wordt].
Telkens in onderafdeling 2 gerefereerd wordt aan het bestaande bouwvolume van een woning of een andere constructie, wordt daaronder voor de toepassing van het eerste lid het bouwvolume, voorafgaand aan de afbraak, verstaan.

§ 2

De mogelijkheden die ingevolge de toepassing van § 1 worden geboden, gelden niet in:
ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden;
recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding “recreatie” sorteren.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1:
1° gewijzigd bij art. 327 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017));
2° gewijzigd bij art. 327 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)) en bij art. 107 Decr.Vl. 26 april 2019 (BS 19 juni 2019).
Onderafdeling 4 Herstelwerken bij vernietiging of beschadiging door vreemde oorzaak
Sectie 1 Vernietigde of beschadigde woningen
Artikel 4.4.21
Als een zonevreemde woning vernield of beschadigd werd ten gevolge van een vreemde oorzaak die de eigenaar niet kan worden toegerekend, kunnen herstelwerken worden vergund, in afwijking van de bestemmingsvoorschriften, voor zover voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
de woning werd in het jaar voorafgaand aan de vernieling of beschadiging daadwerkelijk bewoond, waarbij de bewoning kan worden aangetoond middels alle rechtens toegelaten bewijsmiddelen;
de aanvraag gebeurt binnen de drie jaar na de toekenning van het verzekeringsbedrag of, zo de vernieling of beschadiging niet door een verzekering gedekt zijn, binnen de vijf jaar na het optreden van deze vernieling of beschadiging;
het bouwvolume van de herstelde woning blijft beperkt tot:
a)
het vergunde of vergund geachte bouwvolume, met een maximum van 1 000 m3, indien de woning gelegen is in een ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebieden en agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde,
b)
1000 m3, indien de woning gelegen is in een ruimtelijk niet kwetsbaar gebied, in een parkgebied of in een agrarisch gebied met ecologisch belang of ecologische waarde;
het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het voor de vernietiging of de beschadiging bestaande aantal. [De creatie van een zorgwoning in de zin van [artikel 4.2.4] is wel toegelaten.]
Wetshistoriek
Enig lid, 4° gewijzigd bij art. 76 Decr.Vl. 8 december 2017 (BS 20 december 2017 (ed. 2)) en bij art. 10 Decr.Vl. 18 juni 2021 (BS 2 juli 2021 (ed. 1)), met ingang van 16 augustus 2021 en van toepassing op meldingen die worden ingediend vanaf 16 augustus 2021 (art. 5 B.Vl.Reg. 16 juli 2021 (BS 29 juli 2021)).
Sectie 2 Andere vernietigde of beschadigde constructies
Artikel 4.4.22
Als een zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw, vernield of beschadigd werd ten gevolge van een vreemde oorzaak die de eigenaar niet kan worden toegerekend, kunnen herstelwerken worden vergund, in afwijking van de bestemmingsvoorschriften, voor zover voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
de constructie werd in het jaar voorafgaand aan de vernieling of beschadiging daadwerkelijk uitgebaat, waarbij deze uitbating kan worden aangetoond middels alle rechtens toegelaten bewijsmiddelen;
de aanvraag gebeurt binnen de drie jaar na de toekenning van het verzekeringsbedrag of, zo de vernieling of beschadiging niet door een verzekering gedekt zijn, binnen de vijf jaar na het optreden van deze vernieling of beschadiging;
het bouwvolume van de herstelde constructie blijft beperkt tot het vergunde of vergund geachte bouwvolume.
Voor wat bedrijfsgebouwen betreft waarin [activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vereist is,] uitgevoerd worden, is tevens vereist dat deze activiteiten zijn vergund.
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 328 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).