15/05/2009 Vlaamse Codex RO
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Artikel 5.6.7
§ 1
Een omgevingsvergunningsaanvraag voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit [of voor kleinhandelsactiviteiten] kan gunstig geadviseerd worden en vergund worden, in afwijking van de bepalingen van een stedenbouwkundig voorschrift, voor zover voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- 1°
- de goede ruimtelijke ordening wordt niet geschaad, hetgeen in het bijzonder betekent dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de vastgestelde verweving van functies de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt of verstoort;
- 2°
- de inrichting of activiteit is stedenbouwkundig vergunbaar in afwijking van de bepalingen van een stedenbouwkundig voorschrift of, als het gaat om een bestaande inrichting of activiteit, is hoofdzakelijk vergund.
Als de goede ruimtelijke ordening geschaad wordt, kan rekening worden gehouden met de termijn die nodig is om de inrichting of activiteit te herlokaliseren. Die termijn is ten hoogste gelijk aan zeven jaar.
De Vlaamse Regering kan de categorieėn van bedrijven bepalen die door hun aard en omvang van het eerste lid zijn uitgesloten. Ze kan de gebieden aanwijzen waarin het eerste lid niet kan worden toegepast.
§ 2
Een omgevingsvergunningsaanvraag voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit [of voor kleinhandelsactiviteiten] kan ongunstig geadviseerd worden en geweigerd worden om de reden, vermeld in artikel 4.3.2.
§ 3
De mogelijkheden of verplichtingen om af te wijken van stedenbouwkundige voorschriften of om rekening te houden met ontwerpen van stedenbouwkundige voorschriften, zoals die bij of krachtens deze codex zijn vastgesteld ten aanzien van de vergunningverlenende bestuursorganen en de ambtenaren van ruimtelijke ordening, gelden onder dezelfde voorwaarden ten aanzien van de instanties en organen die over een vergunningsaanvraag adviseren en ten aanzien van de instanties en organen die adviseren of beslissen over een onteigeningsplan of over een aanvraag van een onteigeningsmachtiging of een vergunning als vermeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu of in het Bosdecreet van 13 juni 1990, of andere vergunningen.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 353 Decr.Vl. 25 april 2014 (BS 23 oktober 2014), met ingang van 23 februari 2017 (art. 397, zelf vervangen bij art. 8 Decr.Vl. 3 februari 2017 (BS 9 februari 2017)).
§ 1, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 32, 1° Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 29 juli 2016), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
§ 2 gewijzigd bij art. 32, 2° Decr.Vl. 15 juli 2016 (BS 29 juli 2016), met ingang van 1 augustus 2018 (art. 80, 1° B.Vl.Reg. 9 maart 2018 (BS 24 april 2018)).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 42 Decr.Vl. 16 juli 2010 (BS 9 augustus 2010).
§ 1, lid 1, 2° vervangen bij art. 6 Decr.Vl. 8 juli 2011 (BS 15 juli 2011 (ed. 2)).