Meer info
     

03/06/1957 Polderwet
Wet van 3 juni 1957 betreffende de polders

Titel III De polderbelastingen

Hoofdstuk I Het vestigen der belasting

Artikel 65

Op al de erven binnen het poldergebied kan een polderbelasting worden geheven op de grondslagen en volgens het onderscheid te bepalen bij het reglement.
Dit reglement mag het aandeel in de polderbelasting differentieel onder de verschillende categorieën van erven vaststellen.
In de mate waarin zij rechtstreeks profijt trekken uit de werken van de polder, zullen de gebouwen opgericht op de bovenbedoelde erven eveneens aan de polderbelasting kunnen onderworpen worden.
De belastingvoet wordt jaarlijks door de algemene vergadering vastgesteld.

Artikel 66

Voor de betaling van de belasting, van de intresten en de kosten heeft de polder een hoofdelijke rechtsvordering tegen de eigenaars, erfpachters, opstalhouders, vruchtgebruikers en houders van een recht van gebruik van een zefde goed.
De mede-eigenaars van een goed zijn ook hoofdelijk gehouden.

Artikel 67

Erfgenamen en erfopvolgers van een overleden schuldenaar zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld.

Hoofdstuk II Wijze der invordering der belasting

Artikel 68

Het kohier van de polderbelasting wordt elk jaar door de algemene vergadering opgemaakt en vastgesteld volgens de regelen bepaald door het reglement.
Het wordt door de bestendige deputatie uitvoerbaar verklaard.
Een aanvullend kohier kan door de algemene vergadering opgemaakt worden voor het heffen van buitengewone belastingen.
Bezwaren worden vóór de bestendige deputatie gebracht binnen drie maanden na ontvangst van het aanslagbiljet, in de vormen en onder de voorwaarden bepaald bij de wet van 22 Juni 1865 betreffende de bezwaren inzake directe belastingen.
Tegen de beslissingen over deze bezwaren door de bestendige deputatie getroffen, mag men zich in verbreking voorzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 der wet van 22 Januari 1849.

Artikel 69

De belasting moet betaald zijn binnen de termijnen door de algemene vergadering vastgesteld.
Het reglement voorziet in de betaling van een verwijlintrest.
De ontvanger-griffier is verantwoordelijk voor de belastingen die door zijn schuld niet binnen de gestelde tijd zijn geïnd. In afwachting van de inning, kan hij door de bestendige deputatie gedwongen worden persoonlijk het bedrag voor te schieten om de uitgaven van de polder te dekken, zonder uit dien hoofde op enige intrest aanspraak te hebben.

Artikel 70

Buitengewone belastingen kunnen over verscheidene dienstjaren verdeeld worden, met goedkeuring van de bestendige deputatie.

Artikel 71

De ontvanger-griffier volgt, voor de invordering van de belastingen, van de intresten en de kosten, de regelen vastgesteld voor de invordering der directe belastingen door de Staat.

Artikel 72

De kosten van dwangbevel en tenuitvoerlegging worden vastgesteld zoals inzake directe belastingen.

Hoofdstuk III Waarborgen voor de invordering der belasting

Artikel 73

De schuldenaren van de polderbelasting staan in met hun in het poldergebied gelegen onroerende goederen en met al hun roerende goederen.

Artikel 74

De gewone en buitengewone polderbelastingen, de intresten en de kosten zijn gewaarborgd door een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingplichtige en door een wettelijke hypotheek op al de hem toebehorende goederen in het gebied van de polder gelegen en die daarvoor vatbaar zijn.

Artikel 75

Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na dat hetwelk ingesteld is ten voordele van de openbare Schatkist voor de invordering der directe belastingen, onverminderd artikel 13 van de wet van 5 Juli 1871 en artikel 4 van de wet van 11 April 1895.
Het wordt uitgeoefend twee jaar te rekenen van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier. Bij beslag op de inkomsten of goederen vóór het verstrijken van die termijn blijft het voorrecht behouden tot hun tegeldemaking.
Wordt met beslag gelijkgesteld het verzoek van de ontvanger-griffier bij ter post aangetekend schrijven gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, deurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van de inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen om, op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de belastingplichtigen, te betalen tot beloop van al of een deel van de door de laatstgenoemden aan de polder verschuldigde belastingen.
De uitwerking van dit verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die op termijn, onverschillig op welk tijdstip zij opeisbaar worden.

Artikel 76

§ 1

De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vorige voorrechten en hypotheken.

§ 2

Zij neemt rang vanaf haar inschrijving.
Behalve wanneer de rechten van de polder in gevaar verkeren, mag de inschrijving slechts worden genomen vanaf het verstrijken van een termijn van zes maanden, ingaande op de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de gewaarborgde belastingen zijn opgenomen.

§ 3

De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de ontvanger-griffier belast met de invordering.
De inschrijving heeft plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een door de ontvanger-griffier voor echt verklaard afschrift van het aanslagbiljet, houdende vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier.

§ 4

Onverminderd de toepassing van artikel 87 van de wet van 16 December 1851, kan de inschrijving worden gevorderd voor een door de ontvanger-griffier in het borderel te bepalen bedrag dat de intresten en toebehoren, die vóór de vereffening van de aan de polder verschuldigde belasting zouden kunnen verschuldigd zijn, vertegenwoordigt.

§ 5

De ontvanger-griffier verleent handlichting in de administratieve vorm, zonder dat hij tegenover de hypotheekbewarder gehouden is de betaling der verschuldigde sommen te verantwoorden.

§ 6

Zo de betrokkenen, alvorens de bedragen vereffend te hebben die door de wettelijke hypotheek gewaarborgd zijn, wensen al of een deel van de bezwaarde goederen vrij te maken van hypotheek, dienen zij daartoe een verzoek in bij de ontvanger-griffier. Dit verzoek wordt ingewilligd zo de polder reeds voldoende zekerheid bezit of zo deze hem wordt gegeven voor het bedrag hetgeen hem verschuldigd is.

§ 7

De kosten der hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de belastingplichtige.

Hoofdstuk IV De verjaringen

Artikel 77

Er is verjaring voor de invordering der belastingen, intresten en kosten na twee jaar te rekenen van de 1 Januari die volgt op het jaar waarin de belasting moet worden betaald.

Artikel 78

Onverminderd het bij artikel 68 ingestelde beroep, vervalt de eis tot teruggave van elke ten onrechte geïnde som, van rechtswege, na twee jaar, te rekenen van de betaling.

Artikel 79

De termijn bepaald in de artikelen 77 en 78 kan worden onderbroken op de wijze omschreven in artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek en door afstand te doen van het reeds verlopen gedeelte van de verjaringstermijn.
Ingeval van stuiting van de verjaring is een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan gestuit worden, verkregen twee jaar na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring werd gestuit, indien er geen geding aanhangig is bij het gerecht.