Meer info
     

11/03/2002 KB passagiersschepen voor binnenlandse reizen
Koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement

(B.S., 23 mei 2002 (eerste uitg.)))
Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, inzonderheid op de artikelen 3 en 4, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, op artikel 5, § 2, en op artikel 9;
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 3, gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991;
Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, inzonderheid op artikel 43, 1°, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 juni 1975, 20 juni 1977, 24 november 1978, 10 juli 1981, 28 maart 1984, 2 mei 1984, 7 mei 1984, 12 juni 1996, 20 januari 1997, 7 januari 1998, 13 juli 1998, 13 september 1998, 23 december 1998, 3 mei 1999 en 23 oktober 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen, gewijzigd bij het de koninklijke besluiten van 14 augustus 1985 en 3 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1998 houdende uitvoering van richtlijn 98/18/EG van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 14, eerste lid, van richtlijn 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 1 juli 1998 aan de richtlijn te voldoen;
Overwegende dat, aangezien België zijn verplichtingen niet tijdig is nagekomen, de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 7 september 2000 een gemotiveerd advies krachtens artikel 226 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft uitgebracht; dat België zich onverwijld dient te conformeren aan dit advies door omzetting van de richtlijn in nationaal recht om alsnog een veroordeling door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te voorkomen; dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen dienaangaande bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een verzoekschrift heeft ingediend op 27 maart 2001;
Gelet op advies 32.715/4 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat richtlijn 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen omgezet wordt in nationaal recht door onderhavig besluit;
(...)

Artikel 1

[[Voor de toepassing van dit besluit ter omzetting van richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen, gewijzigd bij richtlijn 2010/36/EU van de Europese Commissie van 1 juni 2010, bij richtlijn 2016/844/EU van de Europese Commissie van 27 mei 2016 en bij richtlijn 2017/2108 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017], wordt verstaan onder:]
[“internationale verdragen”: de actuele versies van de volgende verdragen, met inbegrip van de protocollen en wijzigingen daarvan:
i)
het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (het SOLAS-verdrag van 1974), en
ii)
het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966;
]
[“Intact Stability Code”: de “Code inzake de stabiliteit in onbeschadigde toestand voor alle onder de IMO-instrumenten vallende scheepstypen”, als vervat in Resolutie A.749(18) van de algemene vergadering van de IMO van 4 november 1993, of de “Internationale Code inzake de stabiliteit in onbeschadigde toestand, 2008”, als vervat in IMO-Resolutie MSC.267(85) van 4 december 2008, in hun bijgewerkte versies;]
[“HSC Code”: de “Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen”, als goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO bij Resolutie MSC.36 (63) van 20 mei 1994, of de “Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen”, (HSC code van 2000), zoals vastgesteld in IMO-resolutie MSC.97 (73) van december 2000, in de versie die van kracht is;]
[“GMDSS”: het Wereldomvattend Maritiem Satelliet-Communicatiesysteem als beschreven in hoofdstuk IV van het Solas-verdrag van 1974, in de versie die van kracht is;]
“STCW-Verdrag”: het Internationaal Verdrag van 1978 betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, brevettering en wachtdienst met de bij de conferentie van 1995 herziene bijlage en de Code voor opleiding, brevettering en wachtdienst van zeevarenden;
“DSC-code”: de “Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde vaartuigen”, zoals vervat in resolutie A.373(X) van de vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van 14 november 1977, als gewijzigd bij resolutie MSC 37(63) van de Maritieme Veiligheidscommissie van 19 mei 1994;
“passagiersschip”: een schip dat meer dan twaalf passagiers vervoert;
7°bis
[“ro-ro passagiersschip”: een schip dat meer dan twaalf passagiers vervoert en uitgerust is met ro-ro-laadruimten of speciale categorieën ruimten, zoals omschreven in voorschrift II-2/A/2 in bijlage I;]
[“een hogesnelheidspassagiersvaartuig”: een hogesnelheidsvaartuig als omschreven in hoofdstuk X, voorschrift 1, van het SOLAS-verdrag van 1974, dat bestemd is voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers; worden niet als hogesnelheidspassagiersvaartuigen beschouwd, passagiersvaartuigen van de klassen B, C of D die in zeewateren binnenlandse reizen ondernemen indien:
hun waterverplaatsing niet groter is dan 500 m3, en
[hun maximumsnelheid als gedefinieerd in voorschrift 1.4.30 van de High Speed Craft Code van 1994 en voorschrift 1.4.1938 van de High Speed Craft code van 2000, is minder dan 20 knopen;]]
“een nieuw schip”: een schip waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevindt op of na 1 juli 1998. Een soortgelijk stadium van de bouw is het stadium waarin:
a)
de bouw van een bepaald schip begint, en
b)
bij het assembleren van het schip reeds vijftig ton of één procent van de geschatte massa van alle bouwmateriaal is gebruikt, waarbij de kleinste van beide massa's in aanmerking wordt genomen;
10°
“een bestaand schip”: een schip dat geen nieuw schip is;
10°bis
[“leeftijd”: de leeftijd van het schip uitgedrukt in jaren en gerekend vanaf de datum van oplevering;]
11°
“een passagier”: iedere persoon aan boord met uitzondering van:
a)
de kapitein en de bemanningsleden of andere personen die in welke hoedanigheid dan ook in dienst of tewerkgesteld zijn aan boord van een schip ten behoeve van dat schip, en
b)
de kinderen beneden de leeftijd van één jaar;
12°
“lengte van een schip”: tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zesennegentig procent van de totale lengte van de lastlijn op vijfentachtig procent van de kleinste holte naar de mal, gemeten vanaf de bovenzijde van de kielplaat, dan wel de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot aan de hartlijn van de roerkoning op deze lastlijn, als deze laatste groter is. Bij schepen die met stuurlast zijn ontworpen moet de lastlijn waarop de lengte gemeten wordt evenwijdig aan de constructiewaterlijn genomen worden;
13°
[“boeghoogte”: de boeghoogte als gedefinieerd in voorschrift 39 van het Internationaal Verdrag inzake de uitwatering van schepen van 1966;]
14°
“voldekschip”: een schip met een over de gehele lengte doorlopend dek dat is blootgesteld aan weer en wind en voorzien is van permanente middelen tot afsluiting van alle openingen in het aan weer en wind blootgestelde gedeelte, terwijl alle openingen daaronder in de zijden van het schip zijn uitgerust met permanente middelen tot een minstens weer- en winddichte afsluiting.
Het doorlopend dek mag een waterdicht dek zijn of een daaraan gelijkwaardige constructie van een niet-waterdicht dek dat volledig bedekt is door een weer- en winddichte constructie die sterk genoeg is om de weer- en winddichtheid te handhaven en uitgerust is met middelen tot weer- en winddichte afsluiting;
15°
“lidstaat”: een lidstaat van de Europese Unie;
16°
“internationale reis”: een reis over zee van een haven in een lidstaat naar een haven buiten die lidstaat of omgekeerd;
17°
“binnenlandse reis”: een reis in zeegebieden van een haven van een lidstaat naar dezelfde of een andere haven binnen die lidstaat;
18°
[“zeegebied”: een zeegebied of zeeroute als vastgesteld volgens artikel 3;]
Voor de toepassing van de bepalingen inzake radiocommunicatie gelden de omschrijvingen van zeegebieden als gegeven in hoofdstuk IV, voorschrift 2, van het Solas-verdrag van 1974;
19°
[“havengebied”: een gebied als omschreven door de lidstaat dat er jurisdictie over heeft, dat niet op grond van artikel 3 als zeegebied is aangewezen en zich uitstrekt tot aan de buitenste permanente havenwerken die een integrerend deel vormen van de haven, of tot aan de grenzen die zijn bepaald door natuurlijke geografische elementen die een estuarium of een soortgelijk beschermd gebied beschutten;]
20°
[...]
21°
“administratie van de vlaggenstaat”: de bevoegde autoriteiten van de staat onder welks vlag het schip of vaartuig gerechtigd is te varen;
22°
[“havenstaat”: een lidstaat naar of vanuit welks haven(s) een onder een andere vlag dan die van die lidstaat varend schip of vaartuig binnenlandse reizen onderneemt;]
23°
[“erkende organisatie”: een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties erkende organisatie;]
24°
“mijl”: duizend achthonderd tweeënvijftig meter;
25°
“significante golfhoogte”: de gemiddelde hoogte van de golven in het hoogste drieëndertig-percentiel van de in een bepaalde periode gemeten golfhoogteverdeling;
26°
“de Minister”: de minister die de maritieme zaken en de scheepvaart in zijn bevoegdheid heeft;
27°
“de aangestelde ambtenaar”: de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is;
28°
“passagiersschip met vaarbeperkingen”: een passagiersschip onder Belgische vlag waarop het beperkt vaargebied langs de kust en de vaarbeperkingen bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen van toepassing zijn en dat is voorzien van een certificaat van deugdelijkheid voor een passagiersschip voor beperkte vaart langs de kust, met vaarbeperkingen, overeenkomstig artikel 8, § 1, van dit besluit;
29°
“koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen”: het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen;
30°
“de richtlijn”: richtlijn 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen;
31°
[“LSA-code”: de “Internationale code betreffende de reddingsmiddelen” zoals vervat in resolutie (MSC) 48 (66) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie van 4 juni 1996;]
32°
[[“personen met verminderde mobiliteit”: personen voor wie het gebruik van het openbaar vervoer bijzondere moeilijkheden meebrengt, met inbegrip van ouderen, personen met een handicap, personen met zintuiglijke beperkingen, rolstoelgebruikers, zwangere vrouwen, en personen die kleine kinderen begeleiden;]]
33°
[“zeilschip”: een schip dat door zeilen wordt voortgestuwd, zelfs indien het over een mechanische nood- of hulpkrachtbron beschikt;]
34°
[“gelijkwaardig materiaal”: aluminiumlegering of elk ander niet-brandbaar materiaal waarvan de kenmerken inzake materiaalstructuur en -integriteit – hetzij uit zichzelf, hetzij dankzij de aanwezige isolatie – aan het einde van de van toepassing zijnde standaardbrandproef gelijkwaardig zijn aan die van staal;]
35°
[“standaardbrandproef”: een proef waarbij gedeelten van de betrokken schotten of dekken in een proefoven worden blootgesteld aan temperaturen die ongeveer overeenkomen met de standaard tijdtemperatuurkromme overeenkomstig de testmethode die gespecificeerd is in de International Code for Application of Fire Test Procedures, vervat in de meest recente versie van IMO-resolutie MSC.307(88) van 3 december 2010;]
36°
[“traditioneel schip”: elk type historisch passagiersschip dat voor 1965 is ontworpen, alsmede replica's daarvan, die hoofdzakelijk met de originele materialen zijn gebouwd, waaronder schepen die zijn ontworpen ter ondersteuning en promotie van traditionele ambachten en zeemanschap, die samen fungeren als levend cultureel erfgoed en worden geëxploiteerd overeenkomstig de traditionele zeemanstechnieken en -beginselen;]
37°
[“plezierjacht of pleziervaartuig”: vaartuig dat niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt, ongeacht de voortstuwingsmiddelen;]
38°
[“tender”: een door een schip vervoerde boot die wordt gebruikt voor de overbrenging van meer dan 12 passagiers tussen een schip dat voor anker ligt en de wal, en terug;]
39°
[“offshoredienstschip”: een schip dat wordt gebruikt om industrieel personeel te vervoeren en te herbergen dat aan boord geen werk verricht dat essentieel is voor de exploitatie van het schip;]
40°
[“offshoredienstvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om industrieel personeel te vervoeren en te herbergen dat aan boord geen werk verricht dat essentieel is voor de exploitatie van het vaartuig;]
41°
[“ingrijpende reparaties, aanpassingen en wijzigingen”: een van de volgende ingrepen:
elke wijziging waardoor de afmetingen van een schip aanzienlijk worden gewijzigd, zoals de verlenging door de toevoeging van een extra middenstuk,
elke wijziging waardoor de passagierscapaciteit van een schip aanzienlijk wordt gewijzigd, zoals de ombouw van een voertuigdek tot passagiersaccommodatie,
elke wijziging die de levensduur van een schip aanzienlijk verlengt, zoals het vernieuwen van de passagiersaccommodatie op een volledig dek,
elke ombouw van een willekeurig type schip tot passagiersschip;
]
42°
[“de administratie”: het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;]
43°
[“de richtlijn”: richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van richtlijn 96/98/EG van de Raad.]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling vervangen bij art. 1, 1° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4) en gewijzigd bij art. 1, 1° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
1° vervangen bij art. 1, 2° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
2° vervangen bij art. 1, 3° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
3° vervangen bij art. 1, b) KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9);
4° vervangen bij art. 1, 5° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
7°bis ingevoegd bij art. 1, 6° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
8° vervangen bij art. 1, 7° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4) en gewijzigd bij art. 1, 4° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
10°bis ingevoegd bij art. 1, 8° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
13° vervangen bij art. 1, 5° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
18° gewijzigd bij art. 1, 9° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4) en bij art. 1, 6° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
19° vervangen bij art. 1, 7° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
20° opgeheven bij art. 1, 8° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
22° vervangen bij art. 1, 9° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
23° vervangen bij art. 1, 10° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
31° ingevoegd bij art. 2, 3° K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5);
32° ingevoegd bij art. 1, 10° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4) en vervangen bij art. 1, 11° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
33° tot 43° ingevoegd bij art. 1, 12° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 1 K.B. 12 maart 2003 (B.S., 14 maart 2003 (derde uitg.)), met ingang van 14 maart 2003 (art. 4), vervangen bij art. 2, 1° K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5), gewijzigd bij art. 1, a) KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9) en bij art. 1 KB 21 november 2016 (BS 9 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2017 (art. 5);
1° vervangen bij art. 1, 2° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
2° vervangen bij art. 1, 3° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
3° vervangen bij art. 1, 4° K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
8° gewijzigd bij art. 1, c) KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9);
23° vervangen bij art. 2, 2° KB 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5), bij art. 10 KB 13 maart 2011 (BS 23 maart 2011 (ed. 3), err., BS 5 april 2011 (ed. 3)), met ingang van 17 juni 2011 (art. 14) en gewijzigd bij art. 2 KB 7 mei 2015 (BS 8 mei 2015 (ed. 2)), met ingang van 8 mei 2015 (art. 17).

Artikel 2

§ 1

Dit besluit is van toepassing op:
nieuwe en bestaande passagiersschepen van 24 meter of meer;
hogesnelheidspassagiersvaartuigen.
Passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen, die varen onder de vlag van een staat die geen lidstaat is, moeten volledig aan de eisen van dit besluit voldoen voordat zij mogen worden gebruikt voor binnenlandse reizen in België.

§ 2

Dit besluit is niet van toepassing op:
passagiersschepen zijnde:
i)
oorlogsschepen en troepentransportschepen;
ii)
zeilschepen;
iii)
schepen zonder mechanische voortstuwingsmiddelen;
iv)
uit ander materiaal dan staal of gelijkwaardig materiaal vervaardigde vaartuigen die niet onder de normen voor hogesnelheidsvaartuigen (Resolutie MSC 36 (63) of MSC.97 (73)) of dynamisch ondersteunde vaartuigen (Resolutie A.373 (X)) vallen;
v)
houten schepen van primitieve bouw;
vi)
traditionele schepen;
vii)
plezierjachten;
viii)
uitsluitend in havengebieden gebruikte schepen;
ix)
offshoreserviceschepen, of
x)
tenders;
hogesnelheidspassagiersvaartuigen zijnde:
i)
vaartuigen voor oorlogsdoeleinden en troepentransport;
ii)
pleziervaartuigen;
iii)
uitsluitend in havengebieden gebruikte vaartuigen, of
iv)
offshoredienstvaartuigen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 2 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).

Artikel 3

§ 1

Zeegebieden worden in de volgende categorieën onderverdeeld:
“Gebied A”: een zeegebied buiten de zeegebieden B, C en D.
“Gebied B”: een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 20 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte, maar dat buiten de gebieden C en D ligt.
“Gebied C”: een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 5 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte, maar buiten zeegebied D, indien aanwezig. Voorts bedraagt de kans op een significante golfhoogte van meer dan 2,5 meter minder dan 10 % gedurende een periode van één jaar voor een schip dat het hele jaar door in de vaart is, of gedurende een specifieke periode voor een schip dat slechts een deel van het jaar, bijvoorbeeld in de zomer, in de vaart is.
“Gebied D”: een zeegebied waarvan de geografische coördinaten op geen enkel punt meer dan 3 mijl van de kustlijn verwijderd zijn, gerekend bij een gemiddelde tijhoogte. Voorts bedraagt de kans op een significante golfhoogte van meer dan 1,5 meter minder dan 10 % gedurende een periode van één jaar voor een schip dat het hele jaar door in de vaart is, of gedurende een specifieke periode voor een schip dat slechts een deel van het jaar, bijvoorbeeld in de zomer, in de vaart is.

§ 2

De administratie:
stelt een lijst op van de zeegebieden onder zijn jurisdictie, en actualiseert deze indien nodig;
bepaalt de binnengrens van het zeegebied dat het dichtst bij zijn kustlijn ligt;
maakt de lijst bekend op de website van de administratie;
stelt de Commissie in kennis van de plaats waar de informatie zich bevindt, en van eventuele wijzigingen van de lijst.

§ 3

Passagiersschepen worden, naargelang van het zeegebied waarin ze mogen varen, ingedeeld in de volgende klassen:
“Klasse A”: passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden A, B, C en D.
“Klasse B”: passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden B, C en D.
“Klasse C”: passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in de gebieden C en D.
“Klasse D”: passagiersschip dat wordt gebruikt voor binnenlandse reizen in gebied D.

§ 4

Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen gelden de categorieën van hoofdstuk 1 (1.4.10) en (1.4.11) van de High Speed Craft Code van 1994, dan wel van hoofdstuk 1 (1.4.12) en (1.4.13) van de High Speed Craft Code van 2000.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).

Artikel 4

§ 1

Nieuwe en bestaande passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen dienen, wanneer zij uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt, te voldoen aan de relevante veiligheidsvoorschriften van dit besluit.

§ 2

Om redenen in verband met dit besluit mogen passagiersschepen of hogesnelheidspassagiersvaartuigen, wanneer zij uitsluitend voor binnenlandse reizen worden gebruikt, niet uit de vaart worden gehouden wanneer deze voldoen aan de eisen van dit besluit.
[Het veiligheidscertificaat voor hogesnelheidsvaartuigen en de exploitatievergunning die door een andere lidstaat wordt afgegeven voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen, wanneer zij worden gebruikt voor binnenlandse reizen, of het in artikel 13 van de richtlijn bedoelde veiligheidscertificaat voor passagiersschepen dat door een andere lidstaat wordt afgegeven voor passagiersschepen, wanneer zij worden gebruikt voor binnenlandse reizen, worden in België erkend.]

§ 3

[...]

§ 4 [

Uitrusting van zeeschepen die voldoet aan de overeenkomstig aan de richtlijn vastgestelde eisen, wordt geacht te voldoen aan de vereisten van deze richtlijn.
]
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 4, 1° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 3 opgeheven bij art. 4, 2° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 4 vervangen bij art. 4, 3° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 29 KB 22 december 2010 (BS 29 december 2010 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2011 (art. 33).

Artikel 5

§ 1

Bepalingen inzake nieuwe en bestaande passagiersschepen van de klassen A, B, C en D, die geen passagiersschip met vaarbeperkingen zijn:
[romp, hoofd- en hulpwerktuigen en elektrische en automatische installaties dienen te worden gebouwd en onderhouden volgens de classificatienormen vervat in de voorschriften van een erkende organisatie, of daaraan gelijkwaardige voorschriften die door een administratie worden toegepast overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties;]
de bepalingen van de hoofdstukken IV (met inbegrip van de GMDSS-wijzigingen van 1988), V en VI van het Solas-verdrag van 1974 [...] zijn van toepassing;
[...]

§ 2

Bepalingen inzake nieuwe passagiersschepen die geen passagiersschepen met vaarbeperkingen zijn:
algemene eisen:
a)
nieuwe passagiersschepen van klasse A dienen geheel te voldoen aan de eisen van het Solas-verdrag van 1974, [...] alsmede aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en van bijlage I. Wat betreft de voorschriften waarvan Solas de interpretatie overlaat aan het oordeel van de administratie dient de aangestelde ambtenaar de interpretaties als vermeld in bijlage I toe te passen;
b)
nieuwe passagiersschepen van de klassen B, C en D dienen te voldoen aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en van bijlage I;
eisen betreffende de uitwatering:
a)
alle nieuwe passagiersschepen van ten minste vierentwintig meter lang dienen te voldoen aan de voorschriften van het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966;
b)
[...]
c)
[niettegenstaande het bepaalde in punt a), worden nieuwe passagiersschepen van klasse D vrijgesteld van de eis inzake de minimumboeghoogte van het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966;]
d)
nieuwe passagiersschepen van de klassen A, B, C en D dienen een doorlopend dek te hebben.

§ 3

Bepalingen inzake bestaande passagiersschepen die geen passagiersschepen met vaarbeperkingen zijn:
bestaande passagiersschepen van klasse A dienen te voldoen aan de voorschriften voor bestaande passagiersschepen van het Solas-verdrag van 1974, [...] alsmede aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en van bijlage I. Wat betreft de voorschriften waarvan het Solas-verdrag van 1974 de interpretatie overlaat aan het oordeel van de administratie, dient de aangestelde ambtenaar de interpretaties als vermeld in bijlage I toe te passen;
bestaande passagiersschepen van klasse B dienen te voldoen aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en van bijlage I;
[bestaande passagiersschepen van de klassen C en D dienen te voldoen aan de specifieke relevante eisen van dit besluit en, wat betreft zaken die niet onder deze eisen vallen, aan de regels van de administratie van de vlaggenstaat. Die regels dienen te voorzien in een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan dat van bijlage I, hoofdstukken II-1 en II-2, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke plaatselijke bedrijfsomstandigheden in de zeegebieden waarin schepen van deze klassen mogen varen. Alvorens bestaande passagiersschepen van de klassen C en D voor geregelde binnenlandse reizen in een staat van ontvangst kunnen worden gebruikt, dient de aangestelde ambtenaar de instemming van de staat van ontvangst met die regels te verkrijgen;]
[wanneer de aangestelde ambtenaar van mening is dat de door de administratie van de havenstaat op grond van punt c) voorgeschreven regels onredelijk zijn, wordt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.]
[...]
[...]
[...]
De voor dergelijke schepen toegestane afwijking moet expliciet op hun certificaat van deugdelijkheid voor een passagiersschip, als bedoeld in artikel 8 worden vermeld.

§ 4

Bepalingen met betrekking tot hogesnelheidspassagiersvaartuigen:
[hogesnelheidspassagiersvaartuigen die op of na 1 januari 1996 zijn gebouwd of ingrijpende reparaties, verbouwingen of wijzigingen hebben ondergaan, dienen te voldoen aan de eisen van voorschrift X/2 en X/3 van het SOLAS-Verdrag van 1974, tenzij:
de kiel van die vaartuigen niet later dan juni 1998 is gelegd of de bouw zich op dat ogenblik in een vergelijkbaar stadium bevond, en
het vaartuig niet later dan december 1998 is opgeleverd en in de vaart gebracht, en
[het vaartuig volledig voldoet aan de eisen van de Code of Safety for Dynamically Supported Craft (DSC-code), als vervat in de meest actuele versie van IMO-Resolutie A.373(10);]
hogesnelheidspassagiersvaartuigen die vóór 1 januari 1996 zijn gebouwd en die voldoen aan de eisen van de HSC-code, blijven in de vaart onder certificering van deze code.
Hogesnelheidspassagiersvaartuigen die zijn gebouwd vóór 1 januari 1996 en die niet aan de eisen van de HSC-code voldoen, mogen niet voor binnenlandse reizen worden gebruikt tenzij zij reeds voor binnenlandse reizen in een lidstaat werden gebruikt op 4 juni 1998, in welk geval het binnenlands gebruik in die lidstaat mag worden voortgezet. Dergelijke vaartuigen dienen te voldoen aan de eisen van de DSC-code;
[bij de bouw en het onderhoud van hogesnelheidspassagiersvaartuigen en hun uitrusting dient te worden voldaan aan de voorschriften voor classificatie van hogesnelheidsvaartuigen van een erkende organisatie of aan daarmee gelijkwaardige voorschriften die door een administratie worden toegepast overeenkomstig artikel 11, lid 2, van richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties.]

§ 5

Nieuwe en bestaande passagiersschepen van de klasse A die geen passagiersschip met vaarbeperkingen zijn, moeten voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, voor zover ze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit besluit.
Nieuwe en bestaande passagiersschepen van de klasse B, C en D, die geen passagiersschip met vaarbeperkingen zijn, moeten voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen, voor zover ze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit besluit.

§ 6

Nieuwe en bestaande passagiersschepen met vaarbeperkingen moeten voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen.

[§ 7

Bij ingrijpende reparaties, verbouwingen en wijzigingen van nieuwe en bestaande schepen en de bijbehorende installaties dient te worden voldaan aan de voor nieuwe schepen geldende eisen, zoals uiteengezet in lid 2, punt a); verbouwingen van een schip die uitsluitend tot doel hebben een hogere overleefbaarheidsnorm te bereiken, worden niet als ingrijpende wijzigingen beschouwd.
]

[§ 8

Schepen die vóór 20 december 2017 uit een gelijkwaardig materiaal zijn vervaardigd, dienen uiterlijk 22 december 2025 aan de eisen van dit besluit te voldoen.
]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
1° vervangen bij art. 5, 1°, i) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
2° gewijzigd bij art. 3 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
3° opgeheven bij art. 5, 1°, ii) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 2, enig lid:
1°, a) gewijzigd bij art. 3 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
2°, b) opgeheven bij art. 5, 2°, i) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
2°, c) vervangen bij art. 5, 2°, ii) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 3, lid 1:
1° gewijzigd bij art. 3 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4);
3° vervangen bij art. 5, 3°, i) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
4° vervangen bij art. 5, 3°, i) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
5° en 6° opgeheven bij art. 5, 3°, ii) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
7° opgeheven bij art. 3 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4).
§ 4, enig lid:
1° gewijzigd bij art. 4, b) KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9) en bij art. 5, 4°, i) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
3° vervangen bij art. 5, 4°, ii) KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§§ 7 en 8 ingevoegd bij art. 5, 5° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
§ 1, enig lid, 3° vervangen bij art. 4, a) KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).
§ 3, lid 1, 4° gewijzigd bij art. 1, 2° K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5).

Artikel 5bis

Eisen met betrekking tot de stabiliteit en het opleggen van ro-ro-passagiersschepen:
[ro-ro-passagiersschepen van klasse C, waarvan de kielen werden gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk bouwstadium bevond op of na 1 oktober 2004, en alle ro-ro passagiersschepen van de klassen A en B voldoen aan de artikelen 5, 7 en 8 van het koninklijk besluit van 21 november 2005 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen.]
[...]
]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 2, § 1 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4).
Enig lid:
1° vervangen bij art. 6, 1° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10);
2° opgeheven bij art. 6, 2° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).

Artikel 5ter

Veiligheidseisen ten behoeve van personen met verminderde mobiliteit:
De passende maatregelen moeten worden genomen, zo mogelijk op basis van de richtsnoeren in bijlage IV, opdat personen met verminderde mobiliteit veilig toegang kunnen hebben tot alle passagiersschepen van de klassen A, B, C en D en alle voor openbaar vervoer gebruikte hogesnelheidspassagiersvaartuigen, waarvan de kiel werd gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevond op of na 1 oktober 2004.
Bij de aanpassing van de passagiersschepen van de klassen A, B, C en D en de voor openbaar vervoer gebruikte hogesnelheidspassagiersvaartuigen, waarvan de kiel werd gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevond vóór 1 oktober 2004, moeten de richtsnoeren van bijlage IV toegepast worden, voor zover dat in economisch opzicht redelijk en uitvoerbaar is.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2, § 2 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4).

Artikel 6

Wanneer de aangestelde ambtenaar van oordeel is dat een passagiersschip of een hogesnelheidspassagiersvaartuig dat wordt gebruikt op een binnenlandse reis in België, niettegenstaande het feit dat het voldoet aan de bepalingen van de richtlijn, een ernstig gevaar voor de veiligheid van de mens, eigendommen of het milieu oplevert, kan hij de exploitatie van dat schip of dat vaartuig opschorten of aanvullende veiligheidsmaatregelen opleggen totdat het gevaar is opgeheven.
In deze omstandigheden stelt de directeur-generaal van het [Directoraat-generaal Maritiem Vervoer] de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige lidstaten onverwijld en met opgave van de redenen daarvoor, in kennis van de opschorting of de opgelegde aanvullende veiligheidsmaatregelen, met het oog op het toepassen van de procedure van artikel 7, § 5, punten b) en c) van de richtlijn.
Indien daarbij wordt vastgesteld dat het besluit om de exploitatie van dit schip of vaartuig op te schorten of aanvullende veiligheidsmaatregelen op te leggen niet gewettigd is wegens ernstig gevaar voor de veiligheid van de mens, eigendommen of het milieu, dienen de opschorting of de maatregelen te worden ingetrokken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1, 2° K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5).

Artikel 7

§ 1 [

Elk passagiersschip moet door de administratie van de vlaggenstaat worden onderworpen aan de in de bepalingen a), b) en c) vermelde onderzoeken:
een eerste onderzoek voordat het schip in bedrijf wordt gesteld;
een periodiek onderzoek om de twaalf maanden, en
aanvullende onderzoeken, indien nodig.
]

§ 2

[...]

§ 3

Ieder hogesnelheidspassagiersvaartuig onder Belgische vlag dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, § 4, moet voldoen aan de eisen van de HSC-code wordt onderworpen aan de in de HSC-code voorgeschreven onderzoeken.
Hogesnelheidspassagiersvaartuigen onder Belgische vlag, die overeenkomstig artikel 5, § 4, moeten voldoen aan de eisen van de DSC-code, worden onderworpen aan de in die DSC-code voorgeschreven onderzoeken.

§ 4

Passagiersschepen met vaarbeperkingen die moeten voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen, worden onderworpen aan de in dat besluit voorgeschreven onderzoeken.

§ 5

[De relevante procedures en richtsnoeren voor onderzoeken met betrekking tot het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen, die beschreven staan in Resolutie A.997 (25) “Survey guidelines under the harmonized system of survey and certification, 2007”, als gewijzigd, of procedures met hetzelfde doel, dienen te worden gevolgd.]

§ 6

De in de §§ 1, 2, 3 en 4 genoemde onderzoeken dienen uitsluitend te worden verricht door de aangestelde ambtenaren of door inspecteurs van een erkende organisatie die daartoe is gemachtigd overeenkomstig artikel 2 [van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement] of van een lidstaat die daartoe is gemachtigd door de aangestelde ambtenaar en hebben tot doel ervoor te zorgen dat aan alle van toepassing zijnde eisen van dit besluit wordt voldaan.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 7, 1° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 2 opgeheven bij art. 7, 2° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 5 vervangen bij art. 5 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).
§ 6 gewijzigd bij art. 3 K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5).

Artikel 8

§ 1 [

Alle nieuwe en bestaande passagiersschepen die aan de eisen van dit besluit voldoen, moeten beschikken over een certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschepen dat strookt met dit besluit. Dit certificaat dient de in bijlage II vastgelegde vorm te hebben. Dit certificaat wordt afgegeven door de administratie van de vlaggenstaat nadat het eerste onderzoek als omschreven in artikel 7, § 1, punt 1°, heeft plaatsgevonden.
]

§ 2

De certificaten bedoeld in § 1 worden afgegeven voor een periode van ten hoogste twaalf maanden. De geldigheidsduur van de certificaten mag door de aangestelde ambtenaar worden verlengd met ten hoogste één maand, aanvangende op de vervaldatum die op de certificaten is vermeld. Wanneer een verlenging is verleend, vangt de nieuwe geldigheidsperiode aan op de vervaldatum die op de bestaande certificaten vermeld stond, voordat ze werden verlengd.
Voor passagiersschepen van de klassen A, B, C en D die geen passagiersschepen met vaarbeperkingen zijn, wordt een nieuw certificaat afgegeven, nadat een periodiek onderzoek, als omschreven in artikel 7, § 1, 2°, en § 2, 2°, heeft plaatsgevonden.
Voor passagiersschepen met vaarbeperkingen wordt een nieuw certificaat afgegeven overeenkomstig de eisen voor afgifte van certificaten bepaald in artikel 18 van het koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen.

§ 3

Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen onder Belgische vlag die voldoen aan de HSC-code moet een certificaat van deugdelijkheid voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen voor beperkte vaart langs de kust dat voldoet aan de eisen van de HSC-code en een exploitatievergunning voor hogesnelheidspassagiersvaartuig uitgereikt krachtens de bepalingen van de HSC-code worden afgegeven door de aangestelde ambtenaar overeenkomstig de bepalingen van die code. Het certificaat en de exploitatievergunning dienen de in bijlage II vastgelegde vorm te hebben.
Voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen onder Belgische vlag die voldoen aan de eisen van de DSC-code wordt door de aangestelde ambtenaar een certificaat van deugdelijkheid voor hogesnelheidspassagiersvaartuig voor beperkte vaart langs de kust dat voldoet aan de eisen van de DSC-code en een exploitatievergunning voor dynamisch ondersteund vaartuig uitgereikt krachtens de bepalingen van de DSC-code worden afgegeven door de aangestelde ambtenaar overeenkomstig de bepalingen van die code. Het certificaat en de exploitatievergunning dienen de in bijlage II vastgelegde vorm te hebben.
[Voordat zij de exploitatievergunning afgeeft voor hogesnelheidspassagiersvaartuigen die worden gebruikt voor binnenlandse reizen in een havenstaat, overlegt de administratie van de vlaggenstaat met de havenstaat over eventuele operationele voorwaarden waaronder de exploitatie van dat vaartuig in die staat moet plaatsvinden. Deze voorwaarden moeten door de administratie van de vlaggenstaat worden vermeld op de exploitatievergunning.]

§ 4

De in dit artikel vermelde certificaten komen overeen met de in de richtlijn bedoelde veiligheidscertificaten.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 8, 1° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
§ 3 gewijzigd bij art. 8, 2° KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).

Artikel 9

In het koninklijk besluit passagiersschepen met vaarbeperkingen worden telkens de woorden “het districtshoofd” vervangen door de woorden “de aangestelde ambtenaar”, het woord “zeevaartinspectie” door het woord “scheepvaartcontrole”, de woorden “certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschip voor beperkt vaargebied langs de kust” door de woorden “certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschip voor beperkte vaart langs de kust met vaarbeperkingen” en de woorden “artikel 16, 1” door de woorden “artikel 16”.

Artikel 10

In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(...)

Artikel 11

Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 12

In artikel 3, 1, van hetzelfde besluit worden de woorden “25 zeemijlen” vervangen door de woorden “35 zeemijl”.

Artikel 13

Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 14

In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(...)

Artikel 15

Artikel 42, 5, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 16

Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 17

Artikel 67 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 18

In artikel 69 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(...)

Artikel 19

Artikel 70 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 20

In de tekst van artikel 75 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 3 vervangen als volgt:
(...)

Artikel 21

In artikel 81 van hetzelfde besluit wordt het woord “kapitein” vervangen door het woord “eigenaar”.

Artikel 22

In artikel 88 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 1 vervangen als volgt:
(...)

Artikel 23

In artikel 103 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 2 vervangen als volgt:
(...)

Artikel 24

Bijlage I bij hetzelfde besluit wordt vervangen overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 25

In artikel 3, 1, van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 juni 1975 en 28 maart 1984, worden de woorden “in § 2 bepaalde” geschrapt.

Artikel 26

Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juli 1981, wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 27

Het koninklijk besluit van 9 december 1998 houdende uitvoering van richtlijn 98/18/EG van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen wordt opgeheven.

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 29

Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Minister van Telecommunicatie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage I Veiligheidseisen voor nieuwe en bestaande passagiersschepen die gebruikt worden voor binnenlandse reizen

(...)
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).
Hoofdstuk II-1 gewijzigd bij art. 2 KB 21 november 2016 (BS 9 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2017 (art. 5).
Hoofdstuk II-2 gewijzigd bij art. 3 KB 21 november 2016 (BS 9 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2017 (art. 5) en bij art. 9 KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Hoofdstuk III gewijzigd bij art. 4 KB 21 november 2016 (BS 9 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2017 (art. 5) en bij art. 9 KB 14 maart 2019 (BS 5 juni 2019), met ingang van 21 december 2019 (art. 10).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 K.B. 12 maart 2003 (B.S., 14 maart 2003 (derde uitg.)), met ingang van 14 maart 2003 (art. 4) en gewijzigd bij art. 4 K.B. 26 oktober 2004 (B.S., 10 november 2004 (derde uitg.)), met ingang van 10 november 2004 (art. 5).

Bijlage II

[Modellen van:
het certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschip voor beperkte vaart langs de kust bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid;
het certificaat van deugdelijkheid voor passagiersschip voor beperkte vaart langs de kust, met vaarbeperkingen bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid;
het certificaat van deugdelijkheid voor hogesnelheidspassagiersvaartuig voor beperkte vaart langs de kust dat voldoet aan de eisen van de Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen (High Speed Craft Code), bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid;
het certificaat van deugdelijkheid voor hogesnelheidspassagiersvaartuig voor beperkte vaart langs de kust dat voldoet aan de eisen van de Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde vaartuigen (DSC-code), bedoeld in artikel 8, § 3, tweede lid;
de exploitatievergunning voor een hogesnelheidspassagiersvaartuig uitgereikt krachtens de bepalingen van de Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen (High Speed Craft Code), bedoeld in artikel 8, § 3, eerste lid;
de exploitatievergunning voor dynamisch ondersteund vaartuig uitgereikt krachtens de bepalingen van de Code voor de veiligheid van dynamische ondersteunde vaartuigen (DSC-code), bedoeld in artikel 8, § 3, tweede lid.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 7 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).

Bijlage III

Bijlage I bij het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen, wordt vervangen als volgt:
(...)

Bijlage IV Richtsnoeren voor veiligheidseisen voor passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen ten behoeve van personen met verminderde mobiliteit (zoals bedoeld in artikel 5ter)

[Bij de toepassing van de richtsnoeren in deze bijlage houden de schepen zich aan EVIO-circulaire MSC/735: “Recommendation on the design and opération of passenger ships to respond to elderly and disabled persons needs”.

1 Toegang tot het schip

Het schip moet zo zijn gebouwd en uitgerust dat iemand met verminderde mobiliteit zich gemakkelijk en veilig kan inschepen en ontschepen en van toegang tot de dekken is verzekerd hetzij zonder hulp hetzij door middel van loopbruggen of liften. Wegwijzers naar zo'n toegang moeten zijn aangebracht bij de andere toegangen tot het schip en op andere geschikte plaatsen overal op het schip.

2 Wegwijzers

De ten behoeve van de passagiers op een schip aangebrachte wegwijzers moeten voor personen met verminderde mobiliteit (waaronder personen met een zintuiglijke handicap) bereikbaar en gemakkelijk leesbaar zijn en geplaatst zijn op strategische punten.

3 Middelen om mededelingen te doen

De exploitant moet aan boord van het schip over de middelen beschikken om visueel en mondeling mededelingen te doen, bijvoorbeeld over vertragingen, wijzigingen van de dienstregeling en de dienstverlening aan boord, aan personen met uiteenlopende vormen van verminderde mobiliteit.

4 Alarm

Het alarmsysteem moet zo zijn ontworpen dat het toegankelijk is voor en waargenomen wordt door alle passagiers met verminderde mobiliteit waaronder personen met een zintuiglijke handicap en leermoeilijkheden.

5 Bijkomende eisen om de mobiliteit binnen het schip te verzekeren

Leuningen, gangen en gangpaden, deuropeningen en deuren moeten de verplaatsing van een persoon in een rolstoel gemakkelijk maken. Liften, autodekken, passagierslounges, accommodatieruimten en toiletten moeten zo zijn ingericht dat zij redelijkerwijs en relatief toegankelijk zijn voor personen met verminderde mobiliteit.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2, § 3 K.B. 7 februari 2006 (B.S., 16 februari 2006), met ingang van 18 maart 2006 (art. 4).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 8 KB 23 mei 2011 (BS 9 juni 2011 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2011 (art. 9).