1.
Een archipelstaat mag rechte archipelbasislijnen trekken die de uiterste punten van de uiterste eilanden en bij eb droogvallende riffen van de archipel met elkaar verbinden, mits binnen zulke basislijnen de voornaamste eilanden vallen alsmede een gebied waarin de verhouding van het wateroppervlak tot het landoppervlak, atollen inbegrepen, ligt tussen 1 tot 1 en 9 tot 1.
2.
De lengte van zulke basislijnen mag niet langer zijn dan 100 zeemijl, met de uitzondering dat ten hoogste drie procent van het totale aantal basislijnen die een archipel insluiten langer mag zijn, tot een maximumlengte van 125 zeemijl.
3.
Aldus getrokken basislijnen mogen niet aanmerkelijk afwijken van de algemene omtrek van de archipel.
4.
Er mogen geen basislijnen worden getrokken van en naar bij eb droogvallende bodemverheffingen, tenzij er vuurtorens of soortgelijke installaties die duurzaam boven zee uitsteken, op gebouwd zijn, of wanneer een bij eb droogvallende bodemverheffing geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand niet groter dan de breedte van de territoriale zee vanaf het dichtstbijzijnde eiland.
5.
De methode van zodanige basislijnen mag door een archipelstaat niet op zodanige wijze worden toegepast, dat daardoor de territoriale zee van een andere staat van de volle zee of de exclusieve economische zone zou worden afgesneden.
6.
Indien een deel van de archipelwateren van een archipelstaat ligt tussen twee delen van een onmiddellijk daaraan grenzende buurstaat, blijven bestaande rechten en alle andere wettige belangen die laatstgenoemde staat van oudsher in zodanige wateren heeft uitgeoefend en alle bij overeenkomst tussen deze staten bepaalde rechten geëerbiedigd.
7.
Voor de berekening van de verhouding tussen water en land ingevolge lid 1, kunnen landgebieden wateren omvatten, liggend binnen de reeks van riffen van eilanden en atollen, met inbegrip van dat deel van een oceaanplateau met steile kanten dat wordt omsloten of bijna omsloten door een keten van kalkstenen eilanden en bij eb droogvallende riffen, liggend op de omtrek van het plateau.
8.
De overeenkomstig dit artikel getrokken basislijnen worden aangegeven op zeekaarten van een schaal of schalen groot genoeg om hun positie te kunnen vaststellen. Deze kunnen worden vervangen door lijsten van geografische coördinaten van punten, met opgave van het geodetisch reductievlak.
De breedte van de territoriale zee, de aansluitende zone, de exclusieve economische zone en het continentaal plat wordt gemeten vanaf de overeenkomstig artikel 47 getrokken archipelbasislijnen.
1.
De soevereiniteit van een archipelstaat strekt zich uit tot de zee omsloten door de archipelbasislijnen, getrokken overeenkomstig artikel 47, archipelzee genoemd, ongeacht hun diepte of afstand van de kust.
2.
Deze soevereiniteit strekt zich uit over het luchtruim boven de archipelzee en over de bodem en ondergrond van die zee, en de zich daarin bevindende natuurlijke rijkdommen.
3.
Deze soevereiniteit wordt uitgeoefend onder voorbehoud van dit deel.
4.
De regeling van doorvaart via scheepvaartroutes in de archipel vastgesteld in dit deel is niet in andere opzichten van invloed op de status van de archipelzee, met inbegrip van scheepvaartroutes, of de uitoefening door de archipelstaat van zijn soevereiniteit over deze zee en het luchtruim boven de zee en de bodem en ondergrond van die zee en de zich daarin bevindende natuurlijke rijkdommen.
De archipelstaat kan binnen zijn archipelzee afsluitingslijnen trekken voor de afbakening van de binnenwateren, overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11.
1.
Onverminderd artikel 49 eerbiedigt een archipelstaat bestaande overeenkomsten met andere staten en erkent hij van oudsher bestaande visrechten en andere wettige activiteiten van de onmiddellijk aangrenzende buurstaten in bepaalde gebieden vallend binnen de archipelzee. De aard, de omvang en de gebieden waarvoor deze gelden, worden op verzoek van een der betrokken staten geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen deze staten. Zodanige rechten mogen niet worden overgedragen aan of gedeeld met derde staten of hun onderdanen.
2.
Een archipelstaat ontziet bestaande onderzeese kabels, gelegd door andere staten die door zijn zee lopen zonder de oevers te raken. Een archipelstaat staat het onderhoud aan en de vervanging van zodanige kabels toe na tijdig te zijn verwittigd van hun ligging en van het voornemen deze te herstellen of te vervangen.
1.
Behoudens artikel 53 en onverminderd artikel 50 genieten schepen van alle staten het recht van onschuldige doorvaart door een archipelzee overeenkomstig deel II, afdeling 3.
2.
De archipelstaat kan, zonder rechtens of in feite onderscheid te maken tussen vreemde schepen, in nader aangegeven gebieden van zijn archipelzee de onschuldige doorvaart van vreemde schepen tijdelijk opschorten, indien een zodanige opschorting noodzakelijk is voor de bescherming van zijn veiligheid. Een zodanige opschorting wordt eerst van kracht nadat daaraan voldoende bekendheid is gegeven.
1.
Een archipelstaat kan scheepvaartroutes en luchtroutes daarboven aanwijzen, die geschikt zijn voor de ononderbroken en snelle doorgang van vreemde schepen en luchtvaartuigen door of boven zijn archipelzee en de aangrenzende territoriale zee.
2.
Alle schepen en luchtvaartuigen genieten het recht van doorgang via zulke scheepvaartroutes in de archipel en via zodanige luchtroutes.
3.
Doorgang via scheepvaartroutes in de archipel betekent de uitoefening overeenkomstig dit verdrag van het recht van scheepvaart en het recht van overvliegen op de normale wijze, uitsluitend ten behoeve van een ononderbroken, snelle en onbelemmerde doortocht tussen het ene deel van de volle zee of een exclusieve economische zone en het andere deel van de volle zee of een exclusieve economische zone.
4.
Zodanige scheepvaartroutes en luchtroutes lopen door of boven de archipelzee en de aangrenzende territoriale zee en omvatten alle normale doorgangsroutes, gebruikt als routes voor de internationale scheepvaart door of het internationale luchtvervoer boven de archipelzee en, binnen zodanige routes, wat schepen betreft, alle normale vaarwateren voor de scheepvaart, met dien verstande dat dubbele routes van vergelijkbare geschiktheid tussen dezelfde punten van binnenkomst en vertrek niet nodig zijn.
5.
Zodanige scheepvaartroutes en luchtroutes worden omschreven door een reeks doorgetrokken aslijnen vanaf de punten van binnenkomst van doorgangsroutes tot de punten van vertrek. Schepen en luchtvaartuigen in doorgang langs of boven een scheepvaartroute in een archipel mogen tijdens de doorgang niet meer dan 25 zeemijl aan weerskanten van de aslijnen afwijken, met dien verstande dat zodanige schepen en luchtvaartuigen niet dichter bij de kusten mogen varen of vliegen dan 10 procent van de afstand tussen de dichtstbijzijnde punten op aan de scheepvaartroute grenzende eilanden.
6.
Een archipelstaat die krachtens dit artikel scheepvaartroutes aanwijst, kan ook verkeersscheidingsstelsels voorschrijven voor de veilige doorvaart van schepen door nauwe vaarwateren in zodanige scheepvaartroutes.
7.
Indien de omstandigheden zulks vereisen, kan een archipelstaat, na hieraan voldoende bekendheid te hebben gegeven, voordien door hem aangewezen of voorgeschreven scheepvaartroutes of verkeersscheidingsstelsels vervangen door andere scheepvaartroutes of verkeersscheidingsstelsels.
8.
Zodanige scheepvaartroutes en verkeersscheidingsstelsels dienen in overeenstemming te zijn met algemeen aanvaarde internationale voorschriften.
9.
Bij het aanwijzen of vervangen van scheepvaartroutes of het voorschrijven of vervangen van verkeersscheidingsstelsels, legt een archipelstaat de voorstellen voor aan de bevoegde internationale organisatie met het oog op de aanvaarding ervan. De organisatie kan alleen die scheepvaartroutes en verkeersscheidingsstelsels aanvaarden die zijn overeengekomen met de archipelstaat, waarna de archipelstaat deze kan aanwijzen, voorschrijven of vervangen.
10.
De archipelstaat geeft de as van de door hem aangewezen of voorgeschreven scheepvaartroutes en verkeersscheidingsstelsels duidelijk aan op kaarten waaraan voldoende bekendheid wordt gegeven.
11.
Schepen in doorvaart langs scheepvaartroutes in de archipel houden zich aan de van toepassing zijnde scheepvaartroutes en verkeersscheidingsstelsels, vastgesteld overeenkomstig dit artikel.
12.
Indien een archipelstaat geen scheepvaartroutes of luchtroutes aanwijst, kan het recht van doorgang langs scheepvaartroutes in de archipelzee worden uitgeoefend via de gewoonlijk voor internationale scheepvaart gebruikte routes.
De artikelen 39, 40, 42 en 44 zijn mutatis mutandis van toepassing op doorvaart via, alsmede het vliegen boven scheepvaartroutes in de archipel.