[Levenslange opsluiting wordt vervangen door tijdelijke opsluiting of door gevangenisstraf van ten minste drie jaar.
Opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, respectievelijk gedurende een kortere termijn of door gevangenisstraf van ten minste drie jaar.
Opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk gedurende vijf jaar tot tien jaar of door gevangenisstraf van ten minste één jaar.
Opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar of door gevangenisstraf van ten minste zes maanden.
Opsluiting van vijf jaar tot tien jaar door gevangenisstraf van ten minste één maand.]
Vervangen bij art. 2 W. 11 december 2001 (B.S., 7 februari 2002).
Gewijzigd bij art. 2 W. 23 augustus 1919 (B.S., 25-26 augustus 1919) en bij art. 4, 1° W. 14 mei 1937 (B.S., 17-19 mei 1937).