08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk X Tenietgaan van de straffen
Artikel 86
Straffen, uitgesproken bij onherroepelijk geworden arresten of vonnissen, gaan teniet door de dood van de veroordeelde. [Het verlies van rechtspersoonlijkheid van de veroordeelde rechtspersoon doet de straf niet vervallen.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 11 W. 4 mei 1999 (B.S., 22 juni 1999 (eerste uitg.)).
Artikel 87
Onbekwaamheden, door de rechter uitgesproken of door de wet aan sommige veroordelingen verbonden, houden op door kwijtschelding, die de Koning daarvan kan verlenen krachtens het recht van genade.
Artikel 88
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 89
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 W. 22 november 2004 (B.S., 9 december 2004).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 169, 6° W. 12 januari 2005 (B.S., 1 februari 2005 (eerste uitg.)), nooit in werking getreden.
Overgangsbepaling
Overgangsbepaling: art. 4 W. 22 november 2004 (B.S., 9 december 2004).
Artikel 90
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 W. 22 november 2004 (B.S., 9 december 2004).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 169, 7° W. 12 januari 2005 (B.S., 1 februari 2005 (eerste uitg.)), nooit in werking getreden.
Overgangsbepaling
Overgangsbepaling: art. 4 W. 22 november 2004 (B.S., 9 december 2004).
Artikel 91
[Behoudens straffen met betrekking tot misdrijven, zoals bepaald in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater, verjaren criminele straffen] door verloop van twintig jaren, te rekenen van de dagtekening van de arresten of vonnissen waarbij zij zijn uitgesproken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 4 W. 5 augustus 2003 (B.S., 7 augustus 2003 (tweede uitg.)), met ingang van 7 augustus 2003 (art. 29, § 1).
Artikel 92
Correctionele straffen verjaren door verloop van vijf jaren, te rekenen van de dagtekening van het arrest of van het in laatste aanleg gewezen vonnis, of te rekenen van de dag waarop het in eerste aanleg gewezen vonnis niet meer kan worden bestreden bij wege van hoger beroep.
Indien de uitgesproken straf drie jaar te boven gaat, is de verjaringstermijn tien jaren.
Artikel 93
Politiestraffen verjaren door verloop van een jaar, te rekenen van de tijdstippen, in het vorige artikel vastgesteld.
Artikel 94
De straffen [...] van geldboete en van bijzondere verbeurdverklaring verjaren door verloop van de in de vorige artikelen vastgestelde termijnen, naargelang zij zijn uitgesproken wegens misdaden, wanbedrijven of overtredingen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 32 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 95
Indien de veroordeelde die zijn straf ondergaat, erin slaagt te ontvluchten, begint de verjaringstermijn te lopen van de dag van de ontvluchting.
Wanneer echter in dat geval een veroordeelde meer dan vijf jaar van zijn straf heeft ondergaan, indien het een tijdelijke criminele straf betreft, of meer dan twee jaar, indien het een correctionele straf betreft, wordt die meerdere tijd toegerekend op de duur van de verjaring.
Artikel 96
De verjaring van de straf wordt door de aanhouding van de veroordeelde gestuit.
Artikel 97 - 98
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 99
Burgerlijke veroordelingen, uitgesproken bij arresten of vonnissen gewezen in criminele, correctionele of politiezaken, verjaren naar de regels van het burgerlijk recht, te rekenen van de dag waarop zij onherroepelijk zijn geworden.
[De onwaardigheid om te erven, door de rechter uitgesproken op grond van artikel 46, verjaart niet. Ze kan opgeheven worden door vergiffenis, door het slachtoffer geschonken overeenkomstig artikel 728 van het Burgerlijk Wetboek.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 43 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 4 Wet 21 december 2009 (BS 11 januari 2010), met ingang van 21 januari 2010 (art. 237).
Algemene bepalingen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 2 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)).
Artikel 100
Bij gebreke van andersluidende bepalingen in bijzondere wetten en verordeningen, worden de bepalingen van het eerste boek van dit wetboek toegepast op de misdrijven die bij die wetten en verordeningen strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van hoofdstuk VII [...] en van artikel 85.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 32 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930) en bij art. 105 W. 4 augustus 1986 (B.S., 20 augustus 1986), met ingang van 20 augustus 1986.
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 64 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912).
Artikel 100bis
Zij worden zonder uitzondering toegepast op personen die aan de militaire strafwetten niet zijn onderworpen, maar die deelgenomen hebben aan een misdaad of een wanbedrijf omschreven in het Militair Strafwetboek. De militaire gevangenisstraf wordt evenwel vervangen door gevangenisstraf van dezelfde duur, en de afzetting, die als hoofdstraf is gesteld, door gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1, II W. 28 juli 1934 (B.S., 2 augustus 1934).
Artikel 100ter
Wanneer in de bepalingen van boek II de term “minderjarige” wordt aangewend, wordt daaronder elke persoon verstaan die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)).