§ 1
De hierna omschreven oorlogsmisdaden bedoeld in de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en in het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, in de wetten en gebruiken die gelden in geval van gewapende conflicten, zoals omschreven in artikel 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, in artikel 1 van het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, alsook in artikel 8, § 2, f), van het Statuut van het Internationaal Strafhof, zijn internationaal-rechtelijke misdaden en worden overeenkomstig de bepalingen van deze titel gestraft, onverminderd de strafbepalingen die van toepassing zijn op de uit nalatigheid gepleegde misdrijven, ingeval die handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan de personen en de goederen is gewaarborgd door voornoemde Verdragen, Protocollen, wetten en gewoonten:
- 1°
- opzettelijke doodslag;
- 2°
- martelen of andere onmenselijke behandeling, met inbegrip van biologische proefnemingen;
- 3°
- moedwillig veroorzaken van hevig lijden of toebrengen van ernstig lichamelijk letsel dan wel van ernstige schade aan de gezondheid;
- 4°
- toepassen van verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie of andere vormen van seksueel geweld, die een ernstige schending van de Verdragen van Genève of een ernstige schending van het gemeenschappelijke artikel 3 van die Verdragen opleveren;
- 5°
- andere schendingen van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;
- 6°
- dwingen van een krijgsgevangene, van een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of van een persoon die in hetzelfde opzicht beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, om te dienen bij de strijdkrachten of bij gewapende groepen van de vijandelijke mogendheid of van de tegenpartij;
- 7°
- onder de wapenen roepen of het in militaire dienst nemen van kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar bij de strijdkrachten of gewapende groepen of hen gebruiken voor actieve deelname aan vijandelijkheden;
- 8°
- onthouden aan een krijgsgevangene, aan een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of aan een persoon die in hetzelfde opzicht beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, van het recht op een regelmatige en onpartijdige berechting overeenkomstig de voorschriften van die bepalingen;
- 9°
- onrechtmatige deportatie, overbrenging of verplaatsing, de onrechtmatige gevangenhouding van een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of van een persoon die in dezelfde opzichten beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949;
- 10°
- opzettelijk gebruik maken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hun voorwerpen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, daaronder begrepen het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen waarin is voorzien in de Verdragen van Genève;
- 11°
- nemen van gijzelaars;
- 12°
- vernietigen of in beslag nemen van eigendommen van de vijand in geval van een internationaal gewapend conflict, of van een tegenstander in geval van een gewapend conflict dat niet van internationale aard is, tenzij deze vernietiging of inbeslagneming dringend vereist is als gevolg van dwingende militaire noodzaak;
- 13°
- vernieling en de toe-eigening van goederen, niet gerechtvaardigd door militaire noodzaak zoals aanvaard in het volkenrecht en uitgevoerd op grote schaal en op onrechtmatige en moedwillige wijze;
- 14°
- opzettelijk richten van aanvallen op burgerdoelen, die geen militaire doelen zijn;
- 15°
- opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen, materieel, medische eenheden en transport, alsmede op personeel dat overeenkomstig het internationaal recht gebruik maakt van de emblemen van het internationaal humanitair recht;
- 16°
- gebruik maken van de aanwezigheid van een burger of van een andere persoon beschermd door het internationaal humanitair recht teneinde bepaalde punten, gebieden of strijdkrachten te vrijwaren van militaire operaties;
- 17°
- opzettelijk richten van aanvallen op personeel, installaties, materieel, eenheden of voertuigen betrokken bij humanitaire opdrachten of vredesmissies overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, voor zover deze recht hebben op de bescherming die aan burgers of goederen van burgerlijke aard wordt verleend krachtens het internationale recht inzake gewapende conflicten;
- 18°
- onrechtmatige handelingen en nalatigheden die de gezondheid en de lichamelijke of geestelijke integriteit van de personen beschermd door het internationaal humanitair recht in gevaar kunnen brengen, in het bijzonder alle geneeskundige handelingen die niet gerechtvaardigd zijn door de gezondheidstoestand van die personen of niet in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde geneeskundige normen;
- 19°
- behalve als ze gerechtvaardigd zijn overeenkomstig de onder 18° gestelde voorwaarden, de handelingen die erin bestaan aan de onder 18° bedoelde personen, zelfs met hun toestemming, lichamelijke verminkingen toe te brengen, op hen geneeskundige of wetenschappelijke experimenten uit te voeren of bij hen weefsels of organen weg te nemen voor transplantatie, tenzij het gaat om het geven van bloed voor transfusie of het afstaan van huid voor transplantatie, mits zulks vrijwillig en zonder enige dwang of overreding en voor therapeutische doeleinden geschiedt;
- 20°
- opzettelijk aanvallen van de burgerbevolking of van individuele burgers die niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden;
- 21°
- opzettelijk richten van aanvallen op plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, voor zover deze plaatsen geen militaire doelen zijn;
- 22°
- opzettelijk richten van een aanval in de wetenschap dat een dergelijke aanval verliezen aan mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan goederen van burgerlijke aard zal veroorzaken of grote, langdurige en ernstige schade aan natuur en milieu zal aanrichten, die buitensporig is in verhouding tot het te verwachten tastbare en rechtstreeks militaire voordeel, onverminderd de misdadige aard van de aanval waarvan de schadelijke gevolgen, zelfs in evenredigheid tot het te verwachten militaire voordeel, onverenigbaar zouden zijn met de beginselen van het volkenrecht die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het openbare rechtsbewustzijn;
- 23°
- uitvoeren van een aanval op werken of installaties die gevaarlijke krachten bevatten, in de wetenschap dat een dergelijke aanval verliezen aan mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan goederen van burgerlijke aard zal veroorzaken, die buitensporig is in verhouding tot het te verwachten tastbare en rechtstreeks militaire voordeel, onverminderd de misdadige aard van de aanval waarvan de schadelijke gevolgen, zelfs in evenredigheid tot het te verwachten militaire voordeel, onverenigbaar zouden zijn met de beginselen van het volkenrecht die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het openbare rechtsbewustzijn;
- 24°
- aanvallen of bombarderen met wat voor middelen ook van gedemilitariseerde zones of van steden, dorpen, woningen of gebouwen, die niet worden verdedigd en geen militaire doelen zijn;
- 25°
- plunderen van een stad of plaats, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen;
- 26°
- aanvallen van een persoon in de wetenschap dat hij buiten gevecht verkeert op voorwaarde dat zulks de dood of ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 27°
- op verraderlijke wijze doden of verwonden van personen die behoren tot de vijandige natie of het vijandige leger of van een vijandelijke strijder;
- 28°
- verklaren dat geen kwartier zal worden verleend;
- 29°
- perfide gebruik van het embleem van het rode kruis of de rode halve maan of van andere beschermende emblemen erkend door het internationaal humanitair recht, op voorwaarde dat zulks de dood of ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 30°
- op ongepaste wijze gebruik maken van een witte vlag, een vlag of de militaire onderscheidingstekens en het uniform van de vijand of van de Verenigde Naties, op voorwaarde dat zulks de dood of ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- 31°
- rechtstreeks of niet rechtstreeks overbrengen naar een bezet gebied van gedeelten van de burgerbevolking van de bezettende mogendheid in geval van een internationaal gewapend conflict, of van gedeelten van de burgerbevolking van de bezettende autoriteit in geval van een niet-internationaal gewapend conflict;
- 32°
- ongerechtvaardigd vertragen van de repatriëring van krijgsgevangenen of burgers;
- 33°
- aanwenden van praktijken van apartheid of van andere onmenselijke of onterende praktijken, die op rassendiscriminatie gebaseerd zijn en een aanslag op de menselijke waardigheid vormen;
- 34°
- aanvallen van duidelijk als zodanig herkenbare historische monumenten, kunstwerken of plaatsen van eredienst die het culturele of geestelijke erfdeel van de volkeren vormen en waaraan bijzondere bescherming is verleend door een speciale regeling wanneer er geen bewijs bestaat van schending door de tegenpartij van het verbod die goederen te gebruiken om het militaire optreden te ondersteunen, en wanneer die goederen niet in de onmiddellijke nabijheid van militaire doelen zijn gelegen;
- 35°
- opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen gewijd aan godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of caritatieve doeleinden, historische monumenten, ziekenhuizen, voor zover deze geen militaire doelen zijn;
- 36°
- gebruiken van gif of giftige wapens;
- 37°
- gebruiken van verstikkende, giftige of andere gassen en overige soortgelijke vloeistoffen, materialen of apparaten;
- 38°
- gebruiken van kogels die in het menselijk lichaam gemakkelijk in omvang toenemen of platter en breder worden, zoals kogels met een harde mantel die de kern gedeeltelijk onbedekt laat of die is voorzien van inkepingen;
- 39°
- gerechtelijk vervallen verklaren, schorsen of niet-ontvankelijk verklaren van de rechten en handelingen van de personen die tot de vijandige partij behoren;
- 40°
- gebruiken van wapens, projectielen, materieel en wijzen van oorlogvoering die van die aard zijn dat zij overbodig letsel of nodeloos lijden veroorzaken of dat zij zonder onderscheid treffen in strijd met het internationaal recht inzake gewapende conflicten, voor zover dergelijke wapens, projectielen, materieel en wijzen van oorlogvoering vallen onder een algeheel verbod en zijn opgenomen in een bijlage bij het Statuut van het Internationaal Strafhof.
§ 2
De hierna omschreven ernstige schendingen van het gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, gepleegd in geval van een gewapend conflict zoals gedefinieerd in voornoemd artikel 3, welke door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan personen is gewaarborgd door die Verdragen, zijn internationaal-rechtelijke misdaden en worden overeenkomstig de bepalingen van deze titel gestraft, onverminderd de strafbepalingen die van toepassing zijn op de uit nalatigheid gepleegde misdrijven:
- 1°
- geweldpleging gericht op het leven en de lichamelijk integriteit, inzonderheid alle vormen van moord, verminking, wrede behandeling en marteling;
- 2°
- aantasting van de persoonlijke waardigheid, inzonderheid vernederende en onterende behandeling;
- 3°
- nemen van gijzelaars;
- 4°
- uitspreken van veroordelingen en ten uitvoer leggen van executies zonder voorafgaand vonnis uitgesproken door een op regelmatige wijze samengesteld gerecht dat alle gerechtelijke waarborgen biedt die algemeen als onmisbaar worden erkend.
§ 3
De hierna omschreven ernstige schendingen gedefinieerd in artikel 15 van het Tweede Protocol inzake het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, goedgekeurd te 's-Gravenhage op 26 maart 1999, gepleegd in geval van een gewapend conflict zoals omschreven in artikel 18, §§ 1 en 2, van het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 en in artikel 22 van voornoemd Tweede Protocol, welke door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan goederen is gewaarborgd door dit Verdrag en Protocol zijn internationaal-rechtelijke misdaden en worden overeenkomstig de bepalingen van deze titel gestraft, onverminderd de strafbepalingen die van toepassing zijn op de uit nalatigheid gepleegde misdrijven:
- 1°
- een aanval richten op een cultureel goed onder versterkte bescherming;
- 2°
- een cultureel goed onder versterkte bescherming of de onmiddellijke nabijheid ervan aanwenden ter ondersteuning van een militaire actie;
- 3°
- de door het Verdrag en het Tweede Protocol beschermde culturele goederen op grote schaal vernietigen of zich toe-eigenen.]
Ingevoegd bij art. 8 W. 5 augustus 2003 (B.S., 7 augustus 2003 (tweede uitg.)), met ingang van 7 augustus 2003 (art. 29, § 1), met uitzondering van § 3 die in werking treedt de dag van inwerkingtreding voor België van het Tweede Protocol inzake het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, aangenomen te 's-Gravenhage op 26 maart 1999 (art. 29, § 2).