08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Titel Iter Terroristische misdrijven
Wetshistoriek
Titel Iter (art. 137 tot 141ter) ingevoegd bij art. 2 tot 9 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 137
§ 1
Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
§ 2
Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1, aangemerkt:
- 1°
- het opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen bedoeld in de artikelen 393 tot 404, 405bis, 405ter voor zover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 409, § 1, eerste lid, en §§ 2 tot 5, 410 voorzover er naar de bovengenoemde artikelen wordt verwezen, 417ter en 417quater;
- 2°
- de gijzelneming bedoeld in artikel 347bis;
- 3°
- de ontvoering bedoeld in de artikelen 428 tot 430 en 434 tot 437;
- 4°
- de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 521, eerste en derde lid, 522, 523, 525, 526, 550bis, § 3, 3°, in artikel 15 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
- 5°
- het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart;
- 6°
- het zich door bedrog, geweld of bedreiging jegens de kapitein meester maken van een schip, bedoeld in artikel 33 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij [evenals de daden van piraterij bedoeld in artikel 3 van de wet van 30 december 2009 betreffende de strijd tegen piraterij op zee];
- 7°
- de strafbare feiten bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen;
- 8°
- de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 510 tot 513, 516 tot 518, 520, 547 tot 549, en in artikel 14 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 9°
- de strafbare feiten bedoeld in de wet van [8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;]
- 10°
- de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;
- 11°
- [de poging, in de zin van de artikelen 51 tot 53, tot het plegen van de in deze paragraaf bedoelde wanbedrijven.]
§ 3
Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in § 1 eveneens aangemerkt:
- 1°
- andere dan in § 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;
- 2°
- het kapen van andere transportmiddelen dan bedoeld in het 5° en 6° van § 2;
- 3°
- het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van chemische wapens;
- 4°
- het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 5°
- het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
- 6°
- de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in § 2 of in deze paragraaf.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 3 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
§ 2, enig lid:
- –
- 6° gewijzigd bij art. 7 Wet 30 december 2009 (BS 14 januari 2010), met ingang van 14 januari 2010 (art. 8);
- –
- 9° gewijzigd bij art. 2, 1° Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013);
- –
- 11° ingevoegd bij art. 2, 2° Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 138
§ 1
De straffen voor de misdrijven opgesomd in artikel 137, § 2, worden als volgt vervangen, indien die misdrijven worden aangemerkt als terroristische misdrijven:
- 1°
- geldboete, door gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar;
- 2°
- gevangenisstraf van niet meer dan zes maanden, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;
- 3°
- gevangenisstraf van niet meer dan een jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar;
- 4°
- gevangenisstraf van niet meer dan drie jaar, door gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar;
- 5°
- gevangenisstraf van niet meer dan vijf jaar, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
- 6°
- opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
- 7°
- opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- 8°
- opsluiting van tien jaar tot twintig jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
- 9°
- opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar;
- 10°
- opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, door levenslange opsluiting.
[In de in artikel 137, § 2,11°, bedoelde gevallen wordt het maximum van de op het voltooide misdrijf gestelde straf met een jaar verminderd.]
§ 2
De terroristische misdrijven bedoeld in artikel 137, § 3, worden gestraft met:
- 1°
- in het geval bedoeld in het 6°, gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een correctionele straf en opsluiting van vijf tot tien jaar indien de bedreiging een misdrijf betreft strafbaar met een criminele straf;
- 2°
- opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar in de gevallen bedoeld in het 1°, 2° en 5°;
- 3°
- levenslange opsluiting in de gevallen bedoeld in het 3° en 4°.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 4 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
§ 1 gewijzigd bij art. 3 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 139
Met terroristische groep wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, als bedoeld in artikel 137.
Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 140
§ 1
Iedere persoon die deelneemt aan enige activiteit van een terroristische groep, zij het ook door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl hij weet dat zijn deelname bijdraagt tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf door de terroristische groep, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
§ 2
Iedere leidende persoon van een terroristische groep wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot tweehonderdduizend euro.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 140bis
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die een boodschap verspreidt of anderszins publiekelijk ter beschikking stelt met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van één van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro, wanneer dergelijk gedrag, ongeacht of het al dan niet rechtstreeks aanstuurt op het plegen van terroristische misdrijven, het risico oplevert dat één of meer van deze misdrijven mogelijk wordt gepleegd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 4 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 140ter
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die een andere persoon werft voor het plegen van een van de in artikel 137 of in artikel 140 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 140quater
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die onderrichtingen geeft of een opleiding verschaft voor de vervaardiging of het gebruik van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, dan wel voor andere specifieke methoden en technieken met het oog op het plegen van een van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 140quinquies
Onverminderd de toepassing van artikel 140 wordt iedere persoon die zich in België of in het buitenland onderrichtingen doet geven of aldaar een opleiding volgt die worden bedoeld in artikel 140quater met het oog op het plegen van een van de in artikel 137 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).
Artikel 141
Iedere persoon die, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 140, materiële middelen verstrekt, daaronder begrepen financiële hulp, met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in artikel 137, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 141bis
Deze titel is niet van toepassing op handelingen van strijdkrachten tijdens een gewapend conflict als gedefinieerd in en onderworpen aan het internationaal humanitair recht, noch op de handelingen van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken, voorzover die handelingen onderworpen zijn aan andere bepalingen van internationaal recht.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)).
Artikel 141ter
Geen enkele bepaling uit deze titel kan worden gelezen in die zin dat zij een niet verantwoorde beperking of belemmering beoogt van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het recht om, voor de verdediging van de eigen belangen, samen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich erbij aan te sluiten, evenals het daarmee samenhangende recht van betoging, de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en zoals onder meer verankerd in de artikelen 8 tot 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 9 W. 19 december 2003 (B.S., 29 december 2003 (derde uitg.)) en vervangen bij art. 8 Wet 18 februari 2013 (BS 4 maart 2013).