08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk V Vals getuigenis en meineed
Artikel 215
Vals getuigenis in criminele zaken, hetzij ten nadele, hetzij ten voordele van de beschuldigde, wordt gestraft met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 49 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Beperking toepassing
Opgeheven wat de fabrieksmerken betreft bij art. 17 W. 1 april 1879 (B.S., 3 april 1879).
Artikel 216
[Indien de beschuldigde veroordeeld is tot hechtenis van meer dan tien jaar of tot tijdelijke opsluiting van meer dan tien jaar, wordt de valse getuige die te zijnen nadele getuigd heeft, gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
Hij wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar indien de beschuldigde tot levenslange opsluiting veroordeeld is.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 50 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 17 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 217
De bij de twee vorige artikelen bepaalde straffen worden met een graad verminderd overeenkomstig artikel 80, wanneer personen die in rechte opgeroepen worden om er enkel inlichtingen te geven, zich schuldig maken aan valse verklaringen ten nadele of ten voordele van de beschuldigde.
Artikel 218
Hij die schuldig is aan vals getuigenis in correctionele zaken, hetzij ten nadele, hetzij ten voordele van de beklaagde, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar.
Artikel 219
Hij die schuldig is aan vals getuigenis in politiezaken, hetzij ten nadele, hetzij ten voordele van de beklaagde, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar.
Artikel 220
Vals getuigenis in burgerlijke zaken wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar.
Artikel 221
De tolk en de deskundige, schuldig aan valse verklaringen, hetzij in criminele zaken ten nadele of ten voordele van de beschuldigde, hetzij in correctionele zaken of in politiezaken ten nadele of ten voordele van de beklaagde, hetzij in burgerlijke zaken, worden als valse getuige gestraft overeenkomstig de artikelen 215, 216, 218, 219 en 220.
De deskundige in criminele zaken die buiten ede mocht zijn gehoord, wordt gestraft overeenkomstig artikel 217.
Artikel 221bis
Hij die, belast met het woordelijk opnemen van een getuigenverhoor in burgerlijke zaken, een vraag, een verklaring, een aanmaning of een antwoord wetens en willens weglaat, de inhoud ervan wetens en willens wijzigt door toevoeging, weglating of verdraaiing van woorden of zinnen, de nota's of toestellen, die gediend hebben voor het opnemen van het gezegde, geheel of ten dele verandert, wegmaakt of doet verdwijnen, zulke nota's of toestellen gebruikt, de inhoud ervan reproduceert of ruchtbaar maakt voor doeleinden buiten verband met het getuigenverhoor, of het opgenomene wetens en willens onjuist overschrijft, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen.
Hij wordt gestraft met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] indien hij nalaat de nodige voorzorgen te nemen, om te voorkomen hetzij dat nota's of toestellen die gediend hebben voor het opnemen van het gezegde, verdwijnen of worden veranderd, hetzij dat zulke nota's en toestellen worden gebruikt, de inhoud ervan gereproduceerd of ruchtbaar gemaakt wordt voor doeleinden buiten verband met het getuigenverhoor.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 132) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 222
[In de gevallen omschreven in de artikelen 217, 218, 219, 220, 221 en 221bis, eerste lid, kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van de rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 (art. 133) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Artikel 223
[Hij die schuldig is aan verleiding van getuigen, deskundigen, tolken of personen bedoeld in artikel 221bis, is strafbaar met dezelfde straffen als de valse getuigen, naar de onderscheidingen in de artikelen 215 tot 222 gemaakt.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 (art. 134) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Artikel 223bis
Hij die, buiten het geval van artikel 221bis, de nota's of toestellen, die gediend hebben voor het opnemen van hetgeen tijdens een getuigenverhoor in burgerlijke zaken is gezegd, geheel of ten dele verandert, wegmaakt of doet verdwijnen, of zulke nota's of toestellen gebruikt, de inhoud ervan reproduceert of ruchtbaar maakt voor doeleinden buiten verband met het getuigenverhoor, wordt gestraft met de straffen in de artikelen 220 en 222 bepaald.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 135) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Artikel 224
[Hij die schuldig is aan valse getuigenis, aan valse verklaringen of aan een van de feiten in de artikelen 221bis en 223bis omschreven en die geld, enige beloning of een belofte heeft aangenomen, wordt bovendien veroordeeld tot een geldboete van vijftig [euro] tot drieduizend [euro].]
Dezelfde straf wordt toegepast op de verleider, onverminderd de andere straffen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 3 (art. 136) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 225
De vorige bepalingen betreffende de valse verklaringen zijn niet toepasselijk op kinderen beneden zestien jaar, noch op personen die, uit hoofde van bloed- of aanverwantschap met de beschuldigden of de beklaagden, buiten ede gehoord worden, wanneer die verklaringen zijn afgelegd ten voordele van de beschuldigden of de beklaagden.
Artikel 226
Hij aan wie de eed in burgerlijke zaken wordt opgedragen of teruggewezen en die een valse eed aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tienduizend [euro]; hij kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
[Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die bij een verzegeling of een boedelbeschrijving een valse eed aflegt.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 3 (art. 137) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 november 1968 (art. 12 K.B. 3 augustus 1968 (B.S., 23 augustus 1968)) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).