Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Hoofdstuk III Verduistering, knevelarij en belangenneming gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 3, § 1 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Artikel 240
[Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro] wordt gestraft iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die openbare of private gelden, geldswaardige papieren, stukken, effecten, akten, roerende zaken verduistert, welke hij uit kracht of uit hoofde van zijn ambt onder zich heeft.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 241
[Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro] wordt gestraft iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die akten of titels waarvan hij in die hoedanigheid de bewaarder is, die hem zijn bezorgd of waartoe hij uit hoofde van zijn ambt toegang heeft gehad, kwaadwillig of bedrieglijk vernietigt of wegmaakt.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 242
[Wanneer stukken of gerechtelijke procesakten, ofwel andere papieren, registers, geïnformatiseerde of magnetische dragers, akten of voorwerpen die in archieven, griffies of openbare bewaarplaatsen berusten, of die aan een openbaar bewaarder in die hoedanigheid zijn toevertrouwd, worden ontvreemd of vernietigd, wordt de nalatige bewaarder gestraft met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van 100 [euro] tot 10.000 [euro] of met één van die straffen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 243
[Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die zich schuldig maakt aan knevelarij, door bevel te geven om rechten, taksen, belastingen, gelden, inkomsten of interesten, lonen of wedden te innen, of door die te vorderen of te ontvangen, wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro] of met één van die straffen, en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.
De straf is opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en een geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro], indien de knevelarij met behulp van geweld of van bedreiging is gepleegd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).

Artikel 244
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 3, § 3 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Wetshistoriek
Opschrift opgeheven bij art. 3, § 4 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Artikel 245
[Iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen, enig belang, welk het ook zij, neemt of aanvaardt in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of ten dele het beheer of het toezicht had, of die, belast met de ordonnancering van de betaling of de vereffening van een zaak, daarin enig belang neemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en met geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro] of met één van die straffen en hij kan bovendien, overeenkomstig artikel 33, worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen.
De voorafgaande bepaling is niet toepasselijk op hem die in de gegeven omstandigheden zijn private belangen door zijn betrekking niet kon bevorderen en openlijk heeft gehandeld.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3, § 5 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).