[Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van 500 [euro] tot 100.000 [euro] wordt gestraft iedere persoon die een openbaar ambt uitoefent, die openbare of private gelden, geldswaardige papieren, stukken, effecten, akten, roerende zaken verduistert, welke hij uit kracht of uit hoofde van zijn ambt onder zich heeft.]
Vervangen bij art. 3, § 2 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).