Meer info
     

08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867

Hoofdstuk I Weerspannigheid

Artikel 269
Weerspannigheid wordt genoemd elke aanval, elk verzet met geweld of bedreiging tegen ministeriėle ambtenaren, veld- of boswachters, dragers of agenten van de openbare macht, personen aangesteld om taksen en belastingen te innen, brengers van dwangbevelen, aangestelden van de douane, gerechtelijke bewaarders, officieren of agenten van de administratieve of de gerechtelijke politie, wanneer zij handelen ter uitvoering van de wetten, van de bevelen of de beschikkingen van het openbaar gezag, van rechterlijke bevelen of van vonnissen.

Artikel 270
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 13 oktober 1930 (B.S., 20-21 oktober 1930).

Artikel 271
Weerspannigheid, gepleegd door een enkel persoon voorzien van wapens, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar; zonder wapens gepleegd, wordt zij gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden.

Artikel 272
Wordt de weerspannigheid gepleegd door verscheidene personen en ten gevolge van een voorafgaande afspraak, dan worden de weerspannigen die wapens dragen, veroordeeld tot [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] en de andere tot gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar.
Is de weerspannigheid niet het gevolg van een voorafgaande afspraak, dan worden de gewapende schuldigen gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar, en de andere met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 54 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).

Artikel 273
In geval van weerspannigheid in bende of samenscholing gepleegd, is artikel 134 van dit wetboek toepasselijk op de weerspannigen zonder functie of bediening in de bende, die zich verwijderen op de eerste waarschuwing van het openbaar gezag, of zelfs naderhand, indien zij, zonder nieuw verzet en zonder wapens, worden gevat buiten de plaats waar de weerspannigheid is gepleegd.

Artikel 274
In alle gevallen waarin gevangenisstraf wegens weerspannigheid wordt uitgesproken, kunnen de schuldigen bovendien worden veroordeeld tot geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro].
De hoofden van de weerspannigheid en zij die deze uitgelokt hebben, kunnen bovendien worden veroordeeld [...] tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).