08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Titel VI Misdaden en wanbedrijven tegen de openbare veiligheid
Hoofdstuk I Vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen en criminele organisatie
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 2 W. 10 januari 1999 (B.S., 26 februari 1999).
Artikel 322
Elke vereniging met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen, is een misdaad of een wanbedrijf, bestaande door het enkel feit van het inrichten der bende.
Artikel 323
[Indien de vereniging tot doel heeft gehad misdaden te plegen waarop levenslange opsluiting staat of opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of een langere termijn, worden de aanstokers tot die vereniging, de hoofden van die bende en degenen die daarin enig bevel hebben gevoerd, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.]
Zij worden gestraft met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar, indien de vereniging is opgericht om andere misdaden te plegen, en met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar, indien de vereniging is opgericht om wanbedrijven te plegen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 58 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Artikel 324
Alle andere personen die van de vereniging deel uitmaken en zij die wetens en willens aan de bende of aan haar afdelingen wapens, munitie, werktuigen tot het plegen van misdaden, een onderdak, een schuilplaats of een vergaderplaats verschaffen, worden gestraft:
- In het eerste geval van het vorige artikel, met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar;
- In het tweede geval, met gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar;
- En in het derde, met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar.
Artikel 324bis
Met criminele organisatie wordt bedoeld iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen [...].
Een organisatie waarvan het feitelijke oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend elk ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan alszodanig niet beschouwd worden als een criminele organisatie zoals omschreven in het eerste lid.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 10 januari 1999 (B.S., 26 februari 1999) en gewijzigd bij art. 4 W. 10 augustus 2005 (B.S., 2 september 2005 (eerste uitg.)).
Artikel 324ter
§ 1
[Wanneer de criminele organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, wordt iedere persoon die wetens en willens daarbij betrokken is, gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro of met een van die straffen alleen, ook al heeft hij niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de in de artikelen 66 tot 69 bedoelde wijzen.]
§ 2
Ieder persoon die deelneemt aan de voorbereiding of de uitvoering van enige geoorloofde activiteit van die criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis, wordt gestraft met gevangenisstraf van één jaar tot drie jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfduizend [euro] of met een van die straffen alleen.
§ 3
Iedere persoon die deelneemt aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van de criminele organisatie, terwijl hij weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met een geldboete van vijfhonderd [euro] tot honderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen.
§ 4
Iedere leidend persoon van de criminele organisatie wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van duizend [euro] tot tweehonderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 3 W. 10 januari 1999 (B.S., 26 februari 1999).
§ 1 vervangen bij art. 5 W. 10 augustus 2005 (B.S., 2 september 2005 (eerste uitg.)).
§§ 2 tot 4 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 325
De schuldigen die tot gevangenisstraf worden veroordeeld op grond van de artikelen 323[, 324 en 324ter], kunnen bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33[...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930) en bij art. 4 W. 10 januari 1999 (B.S., 26 februari 1999).
Artikel 326
Van de in dit hoofdstuk bepaalde straffen blijven vrij de schuldigen die, vóór enige poging tot misdaden of wanbedrijven welke het doel van de vereniging zijn, en vóór enig begin van vervolging, het bestaan van die benden en de namen van hun hoofdbevelvoerders of ondergeschikte bevelvoerders aan de overheid kenbaar maken.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930).
Hoofdstuk II Bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 5 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972).
Artikel 327
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift, iemand onder een bevel of onder een voorwaarde, bedreigt met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderd [euro].
De bedreiging met een aanslag op personen of eigendommen waarop een criminele straf gesteld is, bij naamloos of ondertekend geschrift, zonder bevel of voorwaarde, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot driehonderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 328
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift [hetzij door welke gedraging ook], wetens en willens een vals bericht geeft over het bestaan van gevaar voor een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig tot driehonderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 2 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).
Artikel 328bis
Hij die op om het even welke wijze stoffen verspreidt die, zonder op zichzelf gevaar in te houden, de indruk geven gevaarlijk te zijn en waarvan hij weet of moet weten dat hierdoor ernstige gevoelens van vrees kunnen worden teweeg gebracht voor een aanslag op personen of op eigendommen, waarop gevangenisstraf van ten minste twee jaar is gesteld, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).
Artikel 329
[Hij die iemand door gebaren of zinnebeelden bedreigt met een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 330
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift iemand onder een bevel of onder een voorwaarde bedreigt met een aanslag op personen of eigendommen, waarop gevangenisstraf van ten minste drie maanden gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 330bis
[
In de in de artikelen 327 tot 330 bedoelde gevallen wordt het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld wanneer de persoon die met een aanslag wordt bedreigd of aan wie valse inlichtingen betreffende een aanslag worden gegeven een persoon is van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 7 juni 1963 (B.S., 15 juni 1963), opgeheven bij art. 4 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en opnieuw opgenomen bij art. 3 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Artikel 331
In de gevallen van artikel 327 kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33[...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 331bis
Met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] wordt gestraft:
- 1°
- [hij die, met het oogmerk de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu te veroorzaken, dreigt radioactief materiaal of radioactieve instrumenten te gebruiken of die, met hetzelfde oogmerk, dreigt een tegen een nucleaire installatie gerichte handeling te begaan of de werking van zo'n installatie te verstoren;]
- 2°
- hij die dreigt diefstal van kernmateriaal te zullen plegen ten einde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een internationale organisatie of een Staat te dwingen iets te doen of na te laten;]
- 3°
- [hij die dreigt biologische of chemische wapens of producten te zullen gebruiken voor een aanslag op personen, op eigendommen, op rechtspersonen, op internationale organisaties of op een Staat.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 1 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).
Enig lid:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 59 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128);
- –
- 1° vervangen bij art. 2 Wet 23 mei 2013 (BS 6 juni 2013);
- –
- 3° ingevoegd bij art. 4 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).
Hoofdstuk III Ontvluchting van gevangenen
Artikel 332
In geval van ontvluchting van gevangenen worden de personen, aangesteld om hen te geleiden of te bewaken, gestraft zoals hierna bepaald is.
Artikel 333
[Indien de ontvluchte vervolgd werd of veroordeeld was wegens een wanbedrijf, indien hij krijgsgevangene was, of indien hij ter beschikking van de minister van Justitie gehouden was, worden die aangestelden, in geval van nalatigheid, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en, in geval van verstandhouding, met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar.
Dezelfde straffen worden opgelegd in geval van ontvluchting van personen die krachtens de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij geïnterneerd waren.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 29 augustus 1945 (B.S., 16 september 1945).
Artikel 334
Indien de ontvluchte vervolgd werd of veroordeeld was wegens een misdaad of indien hij aangehouden was krachtens de uitleveringswet, worden die aangestelden, in geval van nalatigheid, gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar en, in geval van verstandhouding, met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar.
Artikel 335
Zij die, niet belast zijnde met het bewaken of het geleiden van de gevangene, zijn ontvluchting bewerken of vergemakkelijken, worden, in geval van artikel 333, gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar en, in het geval van artikel 334, met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij enig art. W. 29 juni 1993 (B.S., 26 augustus 1993).
Artikel 336
Indien de ontvluchting of de poging tot ontvluchting geschiedt met geweld, bedreiging of gevangenisbraak, worden degenen die ze bevorderd hebben door het verschaffen van daartoe geschikte werktuigen, gestraft met de volgende straffen:
- In de bij artikel 333 vermelde omstandigheden, de aangestelden met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar, en de andere personen met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar;
- In de bij artikel 334 vermelde omstandigheden, de aangestelden met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] en de andere personen met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 60 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Artikel 337
[Indien de ontvluchting of de poging tot ontvluchting geschiedt met geweld, bedreiging of gevangenisbraak, worden degenen die ze bevorderd hebben door het verschaffen van wapens, gestraft met de volgende straffen:
- In de bij artikel 333 vermelde omstandigheden, de aangestelden met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, en de andere personen met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar.
- In de bij artikel 334 vermelde omstandigheden, de aangestelden met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en de andere personen met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 61 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).
Hoofdstuk IV Banbreuk en enige gevallen van verberging
Artikel 338
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 339
Hij die personen verbergt of doet verbergen, van wie hij weet dat zij wegens een misdaad vervolgd worden of veroordeeld zijn, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro]tot vijfhonderd [euro].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 340
Hij die het lijk van iemand die gedood is of tengevolge van slagen of verwondingen gestorven is, verbergt of doet verbergen, wegmaakt of doet wegmaken, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot zeshonderd [euro].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 341
De twee vorige bepalingen zijn niet van toepassing op de bloedverwanten in de opgaande of de nederdalende lijn, de echtgenoten, zelfs na echtscheiding, de broeders of zusters, en de aanverwanten in dezelfde graden, van de verborgen misdadigers, van de daders van of de medeplichtigen aan de doodslag, de slagen of de verwondingen.
Hoofdstuk V Wanbedrijven tegen de openbare veiligheid gepleegd door landlopers of door bedelaars
Artikel 342 - 345
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 28 W. 12 januari 1993 (B.S., 4 februari 1993), met ingang van 1 maart 1993.
Artikel 346
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 347
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 28 W. 12 januari 1993 (B.S., 4 februari 1993), met ingang van 1 maart 1993.