08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk II Bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 5 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972).
Artikel 327
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift, iemand onder een bevel of onder een voorwaarde, bedreigt met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderd [euro].
De bedreiging met een aanslag op personen of eigendommen waarop een criminele straf gesteld is, bij naamloos of ondertekend geschrift, zonder bevel of voorwaarde, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot driehonderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 328
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift [hetzij door welke gedraging ook], wetens en willens een vals bericht geeft over het bestaan van gevaar voor een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig tot driehonderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 2 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).
Artikel 328bis
Hij die op om het even welke wijze stoffen verspreidt die, zonder op zichzelf gevaar in te houden, de indruk geven gevaarlijk te zijn en waarvan hij weet of moet weten dat hierdoor ernstige gevoelens van vrees kunnen worden teweeg gebracht voor een aanslag op personen of op eigendommen, waarop gevangenisstraf van ten minste twee jaar is gesteld, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).
Artikel 329
[Hij die iemand door gebaren of zinnebeelden bedreigt met een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 330
[Hij die, hetzij mondeling, hetzij bij een naamloos of ondertekend geschrift iemand onder een bevel of onder een voorwaarde bedreigt met een aanslag op personen of eigendommen, waarop gevangenisstraf van ten minste drie maanden gesteld is, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderd [euro].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 330bis
[
In de in de artikelen 327 tot 330 bedoelde gevallen wordt het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld wanneer de persoon die met een aanslag wordt bedreigd of aan wie valse inlichtingen betreffende een aanslag worden gegeven een persoon is van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 7 juni 1963 (B.S., 15 juni 1963), opgeheven bij art. 4 W. 4 juli 1972 (B.S., 29 juli 1972) en opnieuw opgenomen bij art. 3 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Artikel 331
In de gevallen van artikel 327 kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33[...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 W. 9 april 1930 (B.S., 11 mei 1930), zelf gewijzigd bij art. 1 W. 1 juli 1964 (B.S., 17 juli 1964).
Artikel 331bis
Met [opsluiting van vijf jaar tot tien jaar] wordt gestraft:
- 1°
- [hij die, met het oogmerk de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu te veroorzaken, dreigt radioactief materiaal of radioactieve instrumenten te gebruiken of die, met hetzelfde oogmerk, dreigt een tegen een nucleaire installatie gerichte handeling te begaan of de werking van zo'n installatie te verstoren;]
- 2°
- hij die dreigt diefstal van kernmateriaal te zullen plegen ten einde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een internationale organisatie of een Staat te dwingen iets te doen of na te laten;]
- 3°
- [hij die dreigt biologische of chemische wapens of producten te zullen gebruiken voor een aanslag op personen, op eigendommen, op rechtspersonen, op internationale organisaties of op een Staat.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 1 W. 17 april 1986 (B.S., 14 augustus 1986).
Enig lid:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 59 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128);
- –
- 1° vervangen bij art. 2 Wet 23 mei 2013 (BS 6 juni 2013);
- –
- 3° ingevoegd bij art. 4 W. 4 april 2003 (B.S., 5 mei 2003 (tweede uitg.)).