08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk V Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting
Artikel 372
[Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting [van vijf jaar tot tien jaar].
De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn [of adoptant] gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar niet ontvoogd is door het huwelijk, wordt gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.]
[Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 48 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912) en gewijzigd bij art. 6 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)).
Voorgeschiedenis
Impliciet gewijzigd bij art. 3 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 372bis
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 18 juni 1985 (B.S., 8 augustus 1985).
Artikel 373
[De aanranding van de eerbaarheid, met geweld of bedreiging gepleegd op personen van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar.
Wordt de aanranding gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting [van vijf jaar tot tien jaar].
Is de minderjarige geen volle zestien jaar oud, dan is de straf [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 49 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912) en gewijzigd bij art. 7 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)).
Voorgeschiedenis
Impliciet gewijzigd bij art. 3 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 374
Aanranding bestaat, zodra er een begin van uitvoering is.
Artikel 375
[[Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.
Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.
Met opsluiting [van vijf jaar tot tien jaar] wordt gestraft ieder die de misdaad van verkrachting pleegt.]
[Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar.]
Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met [opsluiting] van vijftien jaar tot twintig jaar.
[Als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. In dat geval is de straf [opsluiting] van vijftien tot twintig jaar.]
De straf is [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar], indien het kind geen volle tien jaar oud is.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 50 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912), gewijzigd bij art. 1 W. 14 mei 1937 (B.S., 17-19 mei 1937) en bij art. 1 W. 4 juli 1989 (B.S., 18 juli 1989) en bij art. 8 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)).
Voorgeschiedenis
Impliciet gewijzigd bij art. 3 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 376
[Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid de dood veroorzaakt van de persoon op wie zij is gepleegd, wordt de schuldige gestraft met [opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar].
[Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid is voorafgegaan door of gepaard gegaan met de handelingen bedoeld in artikel 417ter, eerste lid, of opsluiting, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.]
Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid gepleegd is op een persoon [van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was], of onder bedreiging van een wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp, wordt de schuldige gestraft met [opsluiting] van tien tot vijftien jaar.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 4 juli 1989 (B.S., 18 juli 1989), gewijzigd bij art. 9 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)), bij art. 3 W. 14 juni 2002 (B.S., 14 augustus 2002 (tweede uitg.)) en bij art. 5 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Voorgeschiedenis
Impliciet gewijzigd bij art. 3 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 377
[De straffen zullen worden vastgesteld als bepaald bij het tweede tot zesde lid:
- –
- als de schuldige een bloedverwant in de opgaande lijn of de adoptant van het slachtoffer, een bloedverwant in de rechte nederda-lende lijn van het slachtoffer dan wel van een broer of zus van het slachtoffer is;
- –
- als de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is dan wel iedere andere persoon die een gelijkaardige positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over het slachtoffer gezag heeft;
- –
- als de schuldige tot degenen behoort die over het slachtoffer gezag hebben; als hij misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen; als hij arts, heelkundige, verloskundige of officier van gezondheid is aan wie het kind of iedere andere in artikel 376, derde lid, bedoelde kwetsbare persoon ter verzorging was toevertrouwd;
- –
- als de schuldige, wie hij ook zij, in de artikelen 373, 375 en 376 bedoelde gevallen door een of meer personen werd geholpen bij de uitvoering van de misdaad of het wanbedrijf.
]
[In de gevallen van artikel 372, eerste lid, en van artikel 373, tweede lid, is de straf [opsluiting] van tien jaar tot vijftien jaar;]
[...]
[In het geval van artikel 373, eerste lid, wordt het minimum van de gevangenisstraf verdubbeld;]
[In de gevallen van artikel 373, derde lid, 375, vierde lid, en 376, derde lid, bedraagt de [opsluiting] ten minste twaalf jaar;]
[In het geval van artikel 375, eerste lid, bedraagt de opsluiting ten minste zeven jaar;]
[In de gevallen van [artikel 375, vijfde en zesde lid, en van artikel 376, tweede lid] bedraagt de [opsluiting] ten minste zeventien jaar.]
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 52 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912), bij art. 2, 1°, 3° en 4° W. 14 mei 1937 (B.S., 17-19 mei 1937), bij art. 2 W. 18 juni 1985 (B.S., 8 augustus 1985), bij art. 3 W. 4 juli 1989 (B.S., 18 juli 1989), bij art. 10 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)) en bij art. 6 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Voorgeschiedenis
Impliciet gewijzigd bij art. 3 W. 10 juli 1996 (B.S., 1 augustus 1996).
Artikel 377bis
[In de gevallen bepaald in dit hoofdstuk kan het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen worden verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer een van de drijfveren van de misdaad of het wanbedrijf bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, [zijn syndicale overtuiging] een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 W. 25 februari 2003 (B.S., 17 maart 2003 (eerste uitg.), err., B.S., 13 mei 2003), vervangen bij art. 33 W. 10 mei 2007 (B.S., 30 mei 2007 (tweede uitg.)) en gewijzigd bij art. 109 Wet 30 december 2009 (BS 31 december 2009 (ed. 3)), met ingang van 31 december 2009 (art. 119).
Artikel 378
[In de gevallen omschreven in dit hoofdstuk worden de schuldigen veroordeeld tot ontzetting van de rechten genoemd in [artikel 31, eerste lid].]
[De rechtbanken kunnen daarenboven de veroordeelde verbieden tijdelijk of levenslang, rechtstreeks of onrechtstreeks een rusthuis, een home, een bejaardenverblijf of elke andere structuur voor gemeenschappelijk verblijf van personen als bedoeld in artikel 376, derde lid, uit te baten, of als vrijwilliger, contractueel of statutair personeelslid dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen deel uit te maken van enige instelling of vereniging waarvan de hoofdactiviteit gericht is op in artikel 376, derde lid, bedoelde kwetsbare personen. Het verbod wordt toegepast overeenkomstig artikel 389.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 11 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)), gewijzigd bij art. 16 Wet 14 april 2009 (BS 15 april 2009 (ed. 3)), met ingang van 15 april 2009 (art. 70) en bij art. 7 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 90, 2° W. 8 april 1965 (B.S., 15 april 1965).
Artikel 378bis
[Publicatie en verspreiding door middel van boeken, pers, film, radio, televisie of op enige andere wijze, van teksten, tekeningen, foto's, enigerlei beelden of geluidsfragmenten waaruit de identiteit kan blijken van het slachtoffer van een in dit hoofdstuk genoemd misdrijf zijn verboden, tenzij met schriftelijke toestemming van het slachtoffer of met toestemming, ten behoeve van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek, van de procureur des Konings of van de met het onderzoek belaste magistraat.
Overtredingen van dit artikel worden gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van driehonderd [euro] tot drieduizend [euro] of met een van die straffen alleen.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 4 W. 4 juli 1989 (B.S., 18 juli 1989), vervangen bij art. 12 W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).