Hij die in het openbaar de zeden schendt door handelingen die de eerbaarheid kwetsen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].
[Wordt de schennis gepleegd in [aanwezigheid] van een [minderjarige] beneden de volle leeftijd van zestien jaar, dan is de straf gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en geldboete van honderd [euro] tot duizend [euro].]
Gewijzigd bij art. 53 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912) , bij art. 23, 1° en 2° W. 28 november 2000 (B.S., 17 maart 2001 (tweede uitg.)) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).