Indien er op het ogenblik van het misdrijf een wettelijk bewijs van de ten laste gelegde feiten bestaat en het blijkt dat de beklaagde de tenlastelegging heeft gedaan zonder enige reden van openbaar of van privaat belang en enkel met het oogmerk om te schaden, wordt hij, als schuldig aan kwaadwillige ruchtbaarmaking, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vierhonderd [euro] of met een van die straffen alleen.
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).