08/06/1867 Strafwetboek
Strafwetboek van 8 juni 1867
Hoofdstuk II Bedrog
Afdeling I Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 117 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 5 (art. 142) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Artikel 489
[Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd [euro] tot honderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft de kooplieden die zich in staat van faillissement bevinden in de zin van artikel 2 van de faillissementswet, of de bestuurders, in rechte of in feite, van handelsvennootschappen die zich in staat van faillissement bevinden, die:
- 1°
- zonder voldoende tegenprestatie, ten behoeve van derden met inachtneming van de financiėle toestand van de onderneming te aanzienlijke verbintenissen hebben aangegaan;
- 2°
- zonder wettig verhinderd te zijn, verzuimd hebben de verplichtingen gesteld bij artikel 53 van de faillissementswet na te leven.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 118 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 489bis
Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft de personen bedoeld in artikel 489 die:
- 1°
- met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen, aankopen hebben gedaan tot wederverkoop beneden de koers of toegestemd hebben in leningen, effectencirculaties en andere al te kostelijke middelen om zich geld te verschaffen;
- 2°
- verdichte uitgaven of verliezen hebben opgegeven of geen verantwoording hebben verschaft van het bestaan of van de aanwending van de activa of een deel ervan, zoals zij uit de boekhoudkundige stukken blijken op de datum van staking van betaling, en van alle goederen van welke aard ook, die zij naderhand zouden hebben verkregen;
- 3°
- met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen, een schuldeiser ten nadele van de boedel betaald of bevoordeeld hebben;
- 4°
- met hetzelfde oogmerk, verzuimd hebben binnen de bij artikel 9 van de faillissementswet gestelde termijn aangifte te doen van het faillissement; wetens verzuimd hebben naar aanleiding van de aangifte van het faillissement de inlichtingen vereist bij artikel 10 van dezelfde wet te verstrekken; wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand, op de vragen van de rechter-commissaris of van de curators, onjuiste inlichtingen hebben verstrekt.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 119 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 489ter
Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] worden gestraft de in artikel 489 bedoelde personen die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden:
- 1°
- een gedeelte van de activa hebben verduisterd of verborgen;
- 2°
- de boeken of bescheiden bedoeld in hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, geheel of gedeeltelijk hebben doen verdwijnen; poging tot die wanbedrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro].
Zij die zich aan de wanbedrijven of poging daartoe schuldig hebben gemaakt, kunnen bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 120 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 489quater
De strafvordering terzake van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis en 489ter wordt vervolgd los van enige vordering die bij de rechtbank van koophandel mocht zijn ingesteld. Nochtans kan de staat van faillissement voor de strafrechter niet worden betwist wanneer hij vastgesteld is bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechtbank van koophandel of van het hof van beroep aan het slot van een procedure waarbij de beklaagde partij was, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger van de gefailleerde vennootschap.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 121 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Artikel 489quinquies
Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft zij die bedrieglijk:
- 1°
- in het belang van de failliet verklaarde koopman of handelsvennootschap, zelfs zonder de medewerking van de koopman of van de bestuurders, in rechte of in feite, van de vennootschap, de activa geheel of ten dele wegnemen, verbergen of helen;
- 2°
- verdichte of overdreven schuldvorderingen bij het faillissement indienen en bevestigen in eigen naam of door tussenpersonen.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 122 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 489sexies
Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] wordt gestraft de curator die zich schuldig maakt aan ontrouw in zijn beheer. Hij wordt daarenboven veroordeeld tot teruggave en schadeloosstelling die aan de boedel is verschuldigd. De schuldige kan bovendien veroordeeld worden tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 123 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 490
[Alle arresten of vonnissen van veroordeling tot een gevangenisstraf, uitgesproken krachtens de artikelen 489, 489bis en 489ter, bevelen dat de beslissing op kosten van de veroordeelde bij uittreksel zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Het uittreksel bevat:
- 1°
- de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, alsmede het adres en [het ondernemingsnummer], van de veroordeelden en, in voorkomend geval, de handelsnaam of de benaming en de zetel van de faillietverklaarde handelsvennootschappen waarvan zij in rechte of in feite bestuurder zijn;
- 2°
- de datum van het arrest of van het vonnis van veroordeling en het gerecht dat het heeft uitgesproken;
- 3°
- de strafbare feiten die tot de veroordelingen aanleiding hebben gegeven en de uitgesproken straffen; wanneer, wegens eenheid van opzet, een enkele straf is uitgesproken uit hoofde van een van de voornoemde strafbare feiten en uit hoofde van andere strafbare feiten, vermelden de uittreksels alle strafbare feiten die met deze ene straf worden gestraft.]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 124 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)).
Lid 2, 1° gewijzigd bij art. 2 Wet 30 december 2009 (BS 15 januari 2010 (ed. 2)).
Artikel 490bis
[Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die bedrieglijk zijn onvermogen heeft bewerkt en aan de op hem rustende verplichtingen niet heeft voldaan.
Dat de schuldenaar zijn onvermogen heeft bewerkt, kan worden afgeleid uit enige omstandigheid waaruit blijkt dat hij zich onvermogend heeft willen maken.
Ten aanzien van de derde die mededader of medeplichtig is, vervalt de strafvordering wanneer hij de hem overhandigde goederen teruggeeft.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 143) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)), vervangen bij art. 141 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Afdeling II Misbruik van vertrouwen
Artikel 491
Hij die ten nadele van een ander goederen, gelden, koopwaren, biljetten, kwijtingen, geschriften van om het even welke aard, die een verbintenis of een schuldbevrijding inhouden of teweegbrengen en die hem overhandigd zijn onder verplichting om ze terug te geven of ze voor een bepaald doel te gebruiken of aan te wenden, bedrieglijk verduistert of verspilt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].
De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 492
De bepaling van artikel 462 is toepasselijk op het misdrijf in het vorige artikel omschreven.
Artikel 492bis
Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderdduizend [euro] worden gestraft de bestuurders, in feite of in rechte, van burgerlijke en handelsvennootschappen, alsook van verenigingen zonder winstoogmerk, die met bedrieglijk opzet en voor persoonlijke rechtstreekse of indirecte doeleinden gebruik hebben gemaakt van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon, hoewel zij wisten dat zulks op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten.
De schuldigen kunnen daarenboven veroordeeld worden tot ontzetting van hun rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 142 W. 8 augustus 1997 (B.S., 28 oktober 1997), met ingang van 1 januari 1998 (art. 1 K.B. 25 november 1997 (B.S., 4 december 1997)) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 493
Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die misbruik maakt van de behoeften, de zwakheden, [de hartstochten of de onwetendheid] van een minderjarige [of van iedere andere persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was] om hem, te zijnen nadele, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen, handelspapieren of enig ander verbindend papier te doen tekenen, in welke vorm deze handeling ook verricht of vermomd mag zijn.
De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 K.B. nr. 148, 18 maart 1935 (B.S., 20 maart 1935), bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 40 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Artikel 494
[Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van duizend [euro] tot tienduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die zich wegens een in enigerlei vorm aangegane geldlening voor zichzelf of voor een ander een interest of andere voordelen doet beloven, die de wettelijke interest overschrijden, indien hij er een gewoonte van maakt de zwakheden of de hartstochten van de lener te misbruiken.
Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die zich wegens een in enigerlei vorm aangegane geldlening voor zichzelf of voor een ander een interest of andere voordelen doet beloven, die klaarblijkelijk de normale interest en de dekking van het risico van die lening overschrijden, indien hij er een gewoonte van maakt de behoeften of de onwetendheid van de lener te misbruiken.
In de gevallen van dit artikel vermindert de rechter, op vordering van elke benadeelde partij, haar verplichtingen overeenkomstig artikel 1907ter van het Burgerlijk Wetboek.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 K.B. nr. 148, 18 maart 1935 (B.S., 20 maart 1935) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 495
Hij die, na in een rechtsgeding enige titel, enig stuk of enige memorie te hebben overgelegd, die titel, dat stuk of die memorie, op welke wijze ook, kwaadwillig of bedrieglijk verduistert, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro].
Deze straf wordt uitgesproken door de rechtbank waarbij het geschil aanhangig is.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 495bis
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro], of met een van die straffen alleen, wordt gestraft hij die een stuk dat hij onder zich heeft en waarvan de overlegging in rechte bij een vonnis wordt bevolen, bedrieglijk vernietigt, verandert of verbergt.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 144) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968))en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Afdeling III Oplichting en bedriegerij
Artikel 496
Hij die, met het oogmerk om zich een zaak toe te eigenen die aan een ander toebehoort, zich gelden, roerende goederen, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen doet afgeven of leveren, hetzij door het gebruik maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door het aanwenden van listige kunstgrepen om te doen geloven aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet, om een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot drieduizend [euro].
[Indien de in het eerste lid bedoelde feiten zijn gepleegd ten nadele van een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was, wordt deze gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot drieduizend euro.]
[Poging tot het wanbedrijf omschreven in het eerste lid wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig tot tweeduizend [euro].]
[In de gevallen in de vorige leden omschreven kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij enig art. W. 16 juni 1993 (B.S., 24 juli 1993), bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 41 Wet 26 november 2011 (BS 23 januari 2012).
Artikel 497
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft:
- [Zij die met bedrieglijk opzet aan een in Belgiė of in het buitenland wettelijk gangbare munt de schijn geven of pogen te geven van een munt van grotere waarde;
- Zij die munten uitgeven of pogen uit te geven, waaraan de schijn is gegeven van munten van grotere waarde, of zodanige munten in het land invoeren of pogen in te voeren met het doel die in omloop te brengen];
- Zij die stukken metaal zonder enige muntslag uitgeven of pogen uit te geven voor muntstukken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1, 12° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 497bis
Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft zij die munten waaraan de schijn is gegeven van munten van grotere waarde, ontvangen of zich aanschaffen met het doel die in omloop te brengen.
Poging wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro].]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1, 13° W. 12 juli 1932 (B.S., 20 augustus 1932) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 498
Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die de koper bedriegt:
- Omtrent de identiteit van de verkochte zaak, door bedrieglijk een andere zaak te leveren dan het bepaalde voorwerp waarop de overeenkomst slaat;
- Omtrent de aard of de oorsprong van de verkochte zaak, door een zaak te verkopen of te leveren, die in schijn gelijk is aan die welke hij heeft gekocht of heeft gemeend te kopen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 499
[Tot gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en tot geldboete van zesentwintig [euro] tot duizend [euro] of tot een van die straffen alleen worden veroordeeld zij die door het aanwenden van listige kunstgrepen:
- 1°
- De koper of de verkoper omtrent de hoeveelheid van de verkochte zaken bedriegen;
- 2°
- De partijen, verbonden door een contract van huur van werk, of een van die partijen, bedriegen, hetzij omtrent de hoeveelheid, hetzij omtrent de hoedanigheid van het geleverde werk, wanneer in dit tweede geval de bepaling van de hoedanigheid van het werk moet dienen om het bedrag van het loon vast te stellen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij enig art. W. 17 juni 1896 (B.S., 21 juni 1896) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 500
Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot duizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft:
- Zij die [voedingsmiddelen] bestemd om verkocht of gesleten te worden, vervalsen of doen vervalsen;
- Zij die deze zaken verkopen, slijten of te koop stellen, wetende dat zij vervalst zijn;
- Zij die door aanplakbiljetten of door berichten, al dan niet gedrukt, kwaadwillig of bedrieglijk het procédé om diezelfde zaken te vervalsen, verbreiden of bekendmaken.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24, 1° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 501
Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij bij wie [voedingsmiddelen gevonden worden] bestemd om verkocht of gesleten te worden, en die weet dat zij vervalst zijn.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24, 2° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 501bis
Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig tot driehonderd [euro] of met één dezer straffen alleen, hij die, zonder het in artikel 500 vereiste bedrieglijk opzet, vervalste [voedingsmiddelen] heeft verkocht, gesleten of te koop gesteld.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 15 W. 20 juni 1964 (B.S., 10 juli 1964) en gewijzigd bij art. 24, 3° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 502
In de gevallen [van de artikelen 500 en 501] kan de rechtbank bevelen dat het vonnis zal worden aangeplakt op de plaatsen die zij bepaalt, en in zijn geheel of bij uittreksel zal worden opgenomen in de bladen die zij aanwijst; een en ander op kosten van de veroordeelde.
[...]
Wetshistoriek
Lid 1 gewijzigd bij art. 24, 4° W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977).
Lid 2 impliciet opgeheven bij art. 90 W. 29 oktober 1919 (B.S., 24-25 november 1919).
Artikel 503
[De vervalste voedingsmiddelen die in het bezit van de schuldige worden gevonden, worden in beslag genomen en verbeurd verklaard.
Nochtans moeten die voedingsmiddelen, wanneer zij ingevolge de vervalsing voor de voeding ongeschikt zijn gemaakt en wegens hun aard of toestand niet kunnen worden bewaard, na monsterneming worden vernietigd of gedenatureerd door de bekeurende [persoon], bijgestaan door een [persoon] bedoeld in artikel 11 van de wet betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, welke personen gezamenlijk de processen-verbaal van de inbeslagneming en vernietiging of denaturering van die voedingsmiddelen ondertekenen. In ieder geval wordt de verbeurdverklaring bevolen.
De voedingsmiddelen die niettegenstaande hun vervalsing voor de voeding geschikt blijven, mogen worden overgemaakt aan een van een ondergeschikt bestuur afhangende inrichting voor maatschappelijk dienstbetoon, hetzij onmiddellijk na monsterneming zo het voedingsmiddelen betreft die niet voor bewaring vatbaar zijn, hetzij na rechterlijke beslissing waarbij de verbeurdverklaring wordt bevolen, zo deze voedingsmiddelen vatbaar zijn voor bewaring.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 25 W. 24 januari 1977 (B.S., 8 april 1977), zelf gewijzigd bij art. 237 W. 22 december 2003 (B.S., 31 december 2003 (eerste uitg.)).
Artikel 504
De bepaling van artikel 462 is toepasselijk op de misdrijven, in de artikelen 496, 498 en 499 omschreven.
Afdeling 3bis Private omkoping
Wetshistoriek
Afdeling 3bis (art. 504bis tot 504ter) ingevoegd bij art. 5 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Artikel 504bis
§ 1
Passieve private omkoping bestaat in het feit dat een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vraagt of aanneemt, om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten.
§ 2
Actieve private omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Artikel 504ter
§ 1
In geval van private omkoping is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 100.000 [euro] of één van die straffen.
§ 2
Indien de vraag bedoeld in artikel 504bis, § 1, gevolgd wordt door een voorstel bedoeld in artikel 504bis, § 2, evenals ingeval het voorstel bedoeld in artikel 504bis, § 2, aangenomen wordt, is de straf een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete van 100 [euro] tot 50.000 [euro] of één van die straffen.]
Wetshistoriek
§§ 1 en 2 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 10 februari 1999 (B.S., 23 maart 1999).
Afdeling IIIbis Informaticabedrog
Wetshistoriek
Afdeling IIIbis (art. 504quater) ingevoegd bij art. 5 W. 28 november 2000 (B.S., 3 februari 2001).
Artikel 504quater
§ 1
[Hij die, met bedrieglijk opzet, beoogt een onrechtmatig economisch voordeel voor zichzelf of voor een ander te verwerven], door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in een informaticasysteem in te voeren, te wijzigen, te wissen of met enig ander technologisch middel [de normale aanwending] van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen.
§ 2
Poging tot het plegen van het misdrijf bedoeld in § 1 wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijftigduizend [euro], of met een van die straffen alleen.
§ 3
De straffen bepaald in de §§ 1 en 2 worden verdubbeld indien een overtreding van een van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de uitspraak houdende veroordeling wegens een van die strafbare feiten of wegens een van de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 210bis, 259bis, 314bis of in titel IXbis.]
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9) en bij art. 4 W. 15 mei 2006 (B.S., 12 september 2006 (tweede uitg.)).
§ 2 gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 28 november 2000 (B.S., 3 februari 2001).
Afdeling IV Heling en andere verrichtingen met betrekking tot zaken die uit een misdrijf voortkomen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 4 W. 17 juli 1990 (B.S., 15 augustus 1990).
Artikel 505
[Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot honderdduizend [euro] of met een van die straffen alleen worden gestraft:
- 1°
- zij die weggenomen, verduisterde of door misdaad of wanbedrijf verkregen zaken of een gedeelte ervan helen;
- 2°
- [zij die zaken bedoeld in artikel 42, 3°, kopen, ruilen of om niet ontvangen, bezitten, bewaren of beheren, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen, de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen;]
- 3°
- zij die de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, [omzetten of overdragen] met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden;
- 4°
- [zij die de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van de in artikel 42, 3°, bedoelde zaken verhelen of verhullen, ofschoon zij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong van die zaken kenden of moesten kennen.]
[De in het eerste lid, 3° en 4°, genoemde misdrijven bestaan, indien de dader ervan ook dader, mededader van of medeplichtige is aan het misdrijf waaruit de zaken genoemd in artikel 42, 3°, voortkomen. De in het eerste lid, 1° en 2°, genoemde misdrijven bestaan, ook indien de dader ervan eveneens de dader, mededader van of medeplichtige is aan het misdrijf waaruit de zaken genoemd in artikel 42, 3°, voortkomen, wanneer dit misdrijf in het buitenland is gepleegd en in Belgiė niet kan worden vervolgd.]
[Behalve ten aanzien van de dader, de mededader en de medeplichtige van het misdrijf dat de zaken bedoeld in artikel 42, 3°, heeft opgeleverd, hebben op fiscaal vlak de misdrijven bedoeld in het eerste lid, 2° en 4°, uitsluitend betrekking op feiten gepleegd in het raam [van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd].
De in de artikelen 2, 2bis en 2ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiėle stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme beoogde instellingen en personen kunnen zich op het vorige lid beroepen voor zover zij zich, ten aanzien van de beoogde feiten, hebben geconformeerd aan de voorziene verplichting van [artikel 28] van de wet van 11 januari 1993 die de wijze van informatieverstrekking aan de Cel voor financiėle informatieverwerking regelt.]
De zaken bedoeld [in het eerste lid, 1°] van dit artikel maken het voorwerp uit van [het misdrijf dat gedekt is door deze bepaling], in de zin van artikel 42, 1°, en zij worden verbeurdverklaard, ook indien zij geen eigendom zijn van de veroordeelde, zonder dat [deze straf] nochtans de rechten van derden op de goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van de verbeurdverklaring, schaadt.
[De in het eerste lid, 3° en 4°, bedoelde zaken zijn het voorwerp van de door deze bepalingen bedoelde misdrijven in de zin van artikel 42, 1°, en worden verbeurd verklaard ten aanzien van alle daders, mededaders of medeplichtigen van die misdrijven, ook al heeft de veroordeelde die zaken niet in eigendom. Die straf mag evenwel geen schade berokkenen aan de rechten die derden op de voor verbeurdverklaring vatbare goederen kunnen doen gelden. Zo die zaken niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden aangetroffen, gaat de rechter over tot een raming van de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking op een daarmee overeenstemmend geldbedrag. In dat geval kan de rechter dat bedrag evenwel verminderen teneinde de veroordeelde geen onredelijk zware straf op te leggen.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde zaken zijn het voorwerp van het door deze bepaling bedoeld misdrijf in de zin van artikel 42, 1°, en worden verbeurd verklaard ten aanzien van alle daders, mededaders of medeplichtigen van die misdrijven, ook al heeft de veroordeelde die zaken niet in bezit. Daarbij mag die straf geen schade berokkenen aan de rechten die derden op de voor verbeurdverklaring vatbare goederen kunnen doen gelden. Zo die zaken niet in het vermogen van de veroordeelde kunnen worden aangetroffen, gaat de rechter over tot een raming van de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking op een geldbedrag dat in verhouding staat tot de mate waarin de veroordeelde bij het misdrijf betrokken was.]
Poging tot een van de misdrijven bedoeld in 2°, 3° en 4° van dit artikel wordt bestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijftigduizend [euro] of met een van die straffen alleen.
De personen die krachtens deze bepalingen worden gestraft, kunnen bovendien veroordeeld worden tot ontzetting, overeenkomstig artikel 33.]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 7 W. 7 april 1995 (B.S., 10 mei 1995, err., B.S., 25 mei 1995) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Lid 1:
- –
- 2° vervangen bij art. 2, 1° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007);
- –
- 3° gewijzigd bij art. 2, 2° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007);
- –
- 4° vervangen bij art. 2, 3° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).
Lid 2 vervangen bij art. 2, 4° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).
Lid 3 ingevoegd bij art. 2, 5° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007) en gewijzigd bij art. 15, 1° Wet 15 juli 2013 (BS 19 juli 2013 (ed. 2)).
Lid 4 ingevoegd bij art. 2, 5° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007) en gewijzigd bij art. 15, 2° Wet 15 juli 2013 (BS 19 juli 2013 (ed. 2)).
Lid 5 gewijzigd bij art. 2, 6° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).
Leden 6 en 7 ingevoegd bij art. 2, 7° W. 10 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 5 W. 17 juli 1990 (B.S., 15 augustus 1990 err., B.S., 12 maart 1991).
Artikel 505bis
Zij die weggenomen, verduisterde of door de misdaad of het wanbedrijf bedoeld in artikel 433 verkregen zaken of een gedeelte ervan helen, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 505, eerste lid, waarbij de minimumstraf in het geval van gevangenisstraf wordt verhoogd tot drie maanden en in het geval van geldboete tot duizend euro.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 W. 10 augustus 2005 (B.S., 2 september 2005 (eerste uitg.)), met ingang van 2 september 2005 (art. 14).
Artikel 506
[Ingeval de straf, toepasselijk op de daders van de misdaad, levenslange opsluiting of opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar is, worden [de in de artikelen 505 en 505bis bedoelde helers] veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tien jaar indien bevonden wordt dat zij ten tijde van de heling kennis droegen van de omstandigheden waaraan de wet levenslange opsluiting of opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar verbindt.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 81 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128) en gewijzigd bij art. 8 W. 10 augustus 2005 (B.S., 2 september 2005 (eerste uitg.)), met ingang van 2 september 2005 (art. 14).
Afdeling V Enige andere soorten van bedrog
Artikel 507
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft de beslagene en allen die voorwerpen waarop tegen hem beslag is gedaan, in zijn belang bedrieglijk vernietigen of wegmaken.
[Dezelfde bepaling is van toepassing op de echtgenoot of op hen die in zijn belang roerende goederen vernietigen, beschadigen of wegmaken, ten aanzien waarvan een maatregel is uitgevaardigd als bedoeld [in artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek][en in de artikelen 1253septies, tweede lid en 1280 van het Gerechtelijk Wetboek.]]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958), bij art. 4 (art. 39) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976), bij enig art. W. 9 april 1990 (B.S., 9 juni 1990) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 507bis
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die de overeenkomstig de artikelen 28sexies en 61quater van het Wetboek van Strafvordering opgelegde voorwaarden bij de opheffing van een opsporings- of onderzoekshandeling niet naleeft.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 45 W. 12 maart 1998 (B.S., 2 april 1998), met ingang van 2 oktober 1998 (art. 1 K.B. 21 september 1998 (B.S., 25 september 1998)) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 508
Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] worden gestraft:
- Zij die een roerende zaak die aan een ander toebehoort en die zij hebben gevonden of die bij toeval in hun bezit is gekomen, bedrieglijk verbergen of aan derden afgeven;
- Zij die zich een door hen ontdekte schat toeėigenen ten nadele van de personen aan wie de wet een deel daarvan toekent.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 508bis
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd [euro] tot vijftienhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die, wetende dat hij in de volstrekte onmogelijkheid verkeert om te betalen, zich in een daartoe bestemde inrichting dranken of spijzen laat opdienen, die hij daar geheel of gedeeltelijk verbruikt, zich logies doet geven in een reizigershotel of in een herberg, of een huurrijtuig huurt.
In geval van herhaling kunnen de straffen worden verdubbeld.
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij enig art. W. 23 maart 1936 (B.S., 27 maart 1936) en gewijzigd bij art. 2 W. 17 december 1963 (B.S., 10 januari 1964) en bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 508ter
Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd [euro] tot vijftienhonderd [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die, na een voertuig van brandstof of smeerolie te hebben laten voorzien, zich bedrieglijk aan de onmiddellijke betaling onttrekt.
Bij herhaling kunnen de straffen worden verdubbeld.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 17 december 1963 (B.S., 10 januari 1964) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 509
Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot drieduizend [euro] wordt gestraft hij die zich gelden, waarden of schuldbevrijdingen bedrieglijk aanschaft door middel van een effect, getrokken op een persoon die niet bestaat of van wie hij weet dat hij zijn schuldenaar niet is of op de vervaldag niet zijn zal, en die hem niet heeft gemachtigd op hem te trekken.
De vervolging zal echter niet plaatshebben of zal worden gestaakt, indien het effect betaald is of indien fonds bezorgd is op het ogenblik dat het bedrog ontdekt wordt, tenzij de betrokkene klacht heeft gedaan.
In dat geval wordt de schuldige veroordeeld tot gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie maanden en tot geldboete van zesentwintig [euro] tot driehonderd [euro] of tot een van die straffen alleen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 509bis
[Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot drieduizend [euro] wordt gestraft:
- 1°
- Hij die wetens en willens een postcheque of een postoverschrijving uitgeeft zonder toereikende, voorafgaande en beschikbare dekking;
- 2°
- Hij die een van deze titels overdraagt, wetende dat de dekking niet tevens toereikend en beschikbaar is;
- 3°
- Hij die na een van deze titels te hebben uitgegeven, wetens en willens hun dekking geheel of gedeeltelijk afhaalt binnen zes maanden na hun uitgifte;
- 4°
- Hij die, na een van deze titels te hebben uitgegeven, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de dekking geheel of ten dele onbeschikbaar maakt.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 W. 2 mei 1956 (B.S., 13 juni 1956) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 509ter
Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot drieduizend [euro], of met een van die straffen alleen wordt gestraft:
- 1°
- Hij die, na een factuur te hebben geėndosseerd, wetens het bedrag ervan int ten eigen bate;
- 2°
- Hij die, na het origineel of een duplicaat van een factuur te hebben geėndosseerd, zich wetens geld doet ter hand stellen of enig voordeel doet toekennen dank zij het endossement van een ander exemplaar (het origineel of een duplicaat) van dezelfde factuur;
- 3°
- Hij die zich geld doet afgeven of zich enig voordeel doet toekennen door wetens een factuur betreffende een wettelijk teniet gegane verbintenis te endosseren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 31 maart 1958 (B.S., 27 april 1958) en gewijzigd bij art. 2 W. 26 juni 2000 (B.S., 29 juli 2000), met ingang van 1 januari 2002 (art. 9).
Artikel 509quater
[Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd euro tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft de deskundige die, wetende dat een rechtstreekse betaling niet toegelaten is, deze toch aanvaardt van een partij in het geding.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 27 W. 9 maart 1989 (B.S., 9 juni 1989), opgeheven bij art. 193 W. 4 december 1990 (B.S., 22 december 1990) en opnieuw opgenomen bij art. 33 W. 15 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).
Overgangsbepaling
Overgangsbepaling: art. 34 W. 15 mei 2007 (B.S., 22 augustus 2007).