Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Hoofdstuk II Formaliteiten betreffende het huwelijk

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 15 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Afdeling 1 Aangifte van het huwelijk
Wetshistoriek
Afdeling 1 (art. 164/1 – art. 164/7) ingevoegd bij art. 16 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Artikel 164/1

§ 1

Personen die willen huwen, moeten hiervan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft op die datum, met voorlegging van de in artikel 164/2 bedoelde documenten.
Indien geen van de toekomstige echtgenoten een inschrijving heeft in één van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één of elk van hen om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van één van de toekomstige echtgenoten.
Voor Belgen die in het buitenland verblijven en die niet zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van één van de toekomstige echtgenoten, of van de gemeente waar een bloedverwant tot en met de tweede graad van één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving heeft op de datum van de aangifte, of van de geboorteplaats van één van de toekomstige echtgenoten. Bij gebrek hieraan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.

§ 2

De aangifte gebeurt door één of beide toekomstige echtgenoten.
De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte binnen een maand na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 164/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de toekomstige echtgenoten en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en het ondertekenen van de aangifte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de aangifte te ondertekenen.

§ 3

Wanneer de belanghebbende partijen in gebreke blijven de in artikel 164/2 bedoelde documenten over te leggen of indien hij de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de ondertekening van de aangifte.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing onmiddellijk ter kennis van de belanghebbende partijen. Op hetzelfde ogenblik wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.
Door de belanghebbende partijen kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing, beroep worden ingesteld bij de familierechtbank.
De Koning bepaalt een model van aangifte, de wijze van verzending van de documenten en de wijze waarop de meldingen gebeuren.
De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van huwelijk.

§ 4

De ambtenaar van de burgerlijke stand die de aangifte heeft ondertekend gaat na of er geen huwelijksbeletselen zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))), en van toepassing op aangiftes van huwelijk gedaan na 31 maart 2019 (art. 114).

Artikel 164/2

§ 1

Bij ontvangst van de aangifte gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand na of voor elk van de echtgenoten de akte van geboorte beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor [31 maart 2019], verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS.
Indien de akte van geboorte niet op deze wijze beschikbaar is, leggen de toekomstige echtgenoten, voor elk van hen, zelf een uittreksel van de geboorteakte voor.
De ambtenaar van de burgerlijke stand controleert de identiteit van de echtgenoten aan de hand van het identiteisbewijs zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en gaat na of de echtgenoten ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

§ 2

De echtgenoten voegen bij de aangifte de volgende documenten:
voor zover zij niet beschikken over een identiteitsbewijs bedoeld in paragraaf 1, een ander bewijs van identiteit;
in voorkomend geval, een bewijs van de actuele verblijfplaats evenals, in voorkomend geval, een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;
in voorkomend geval, een gelegaliseerd schriftelijk bewijs van de bij de aangifte van het huwelijk afwezige toekomstige echtgenoot, waaruit diens instemming met de aangifte blijkt;
ieder ander authentiek stuk of bewijs waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan.

§ 3

De echtgenoot die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt bovendien de volgende documenten bij de aangifte:
een bewijs van nationaliteit;
een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan. Het bewijs van de ontbinding of nietigverklaring van een vorig huwelijk dient niet te worden voorgelegd indien de rechterlijke belissing in België werd ingeschreven. De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat dit na in de DABS.

§ 4

De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1° en paragraaf 3, 1°, worden als bijlage in de DABS opgenomen.

§ 5

Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de paragrafen 1 tot 3 over al deze documenten beschikt voor elk van de echtgenoten, levert hij een ontvangstbewijs af van de aangifte.

§ 6

Indien hij zich onvoldoende ingelicht acht, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift van de desbetreffende akten van de burgerlijke stand opvragen, en de belanghebbende verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.

§ 7

Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken.

§ 8

Bij de aangifte van het huwelijk deelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de toekomstige echtgenoten mee dat ze een beroep kunnen doen op ten hoogste vier getuigen, die ze zelf kiezen en die minimum achttien jaar oud zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 18 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))), en van toepassing op aangiftes van huwelijk gedaan na 31 maart 2019 (art. 114) en gewijzigd bij art. 61 Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).

Artikel 164/3
Onverminderd artikel 368-10 kan de echtgenoot, die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen, de akte van geboorte vervangen door:
indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard:
a)
hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;
b)
hetzij, ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;
indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, een lijst van landen waarvoor de in lid 1, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 19 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).

Artikel 164/4
In de akte van bekendheid verklaren twee getuigen, van minimum achttien jaar oud, de voornamen, de naam, het beroep en de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de toekomstige echtgenoot, en die van zijn ouders, indien deze bekend zijn, de geboorteplaats en, zo mogelijk, de geboortedatum en de redenen die beletten de akte over te leggen. De getuigen tekenen met de vrederechter de akte van bekendheid. Indien een getuige niet kan tekenen wordt dit vermeld.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 20 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).

Artikel 164/5
De vrederechter bedoeld in artikel 164/3 maakt de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats waar het huwelijk moet worden voltrokken. De familierechtbank, na de procureur des Konings te horen, weigert te homologeren indien zij oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de redenen die het overleggen van de akte van geboorte beletten onvoldoende zijn.
De gehomologeerde akte van bekendheid wordt als bijlage in de DABS opgenomen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 21 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).

Artikel 164/6
Indien één van de toekomstige echtgenoten geen akte van bekendheid kan verkrijgen, kan die akte vervangen worden door een beëdigde verklaring van de toekomstige echtgenoot zelf voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, met toelating van de familierechtbank, op verzoekschrift verleend en na het horen van het openbaar ministerie.
De toelating tot afleggen van een beëdigde verklaring wordt als bijlage in de DABS opgenomen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 22 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).

Artikel 164/7
Een ieder die reeds een akte van bekendheid heeft verkregen of aan wie de rechtbank krachtens de artikelen 164/3 tot 164/6 reeds toelating heeft verleend een beëdigde verklaring af te leggen, en die aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert de akte van geboorte over te leggen, kan deze vervangen door de akte van bekendheid of door de toelating, voor zover de juistheid van de gegevens die zij bevat, niet wordt weerlegd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Afdeling 2 Voltrekking van het huwelijk
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 2 ingevoegd bij art. 24 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Artikel 165

[§ 1

Het huwelijk mag niet worden voltrokken vóór de 14e dag na de datum van [ondertekening van de aangifte zoals bedoeld in artikel 164/1].

§ 2

De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen, kan, om gewichtige redenen vrijstelling verlenen van de aangifte en van elke wachttijd, en een verlenging van de in § 3 bedoelde termijn van zes maanden toestaan.
[...]

§ 3

Indien het huwelijk niet is voltrokken binnen de zes maanden sinds het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van 14 dagen, mag het niet meer worden voltrokken dan nadat een [nieuwe aangifte ondertekend werd zoals bedoeld in artikel 164/1].
[Ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken, kan de rechter die zich uitspreekt over het beroep tegen deze weigering om een verlenging van deze termijn van zes maanden worden verzocht.]]
Wetshistoriek
Art. opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891) en opnieuw opgenomen bij art. 13 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25).
§ 1 gewijzigd bij art. 25, 1° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 7, 7° Wet 21 december 2013 (BS 21 januari 2014 (ed. 2)), met ingang van 15 juni 2014 (art. 1 KB 19 april 2014 (BS 30 april 2014 (ed. 1))).
§ 3 gewijzigd bij art. 3 Wet 19 februari 2009 (BS 11 maart 2009 (ed. 2)) en bij art. 25, 2° Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen dewelke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter niet, in de interpretatie dat, ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 35/2017, 16 maart 2017 (prejudiciële vragen) (BS 12 mei 2017)).
Artikel 165, § 3 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen welke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepaling schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 80/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag) (BS 29 september 2017)).

Artikel 165/1
Op de door de partijen gekozen dag, met uitzondering van zon- en feestdagen, na verloop van de termijn bedoeld in artikel 165, licht de ambtenaar van de burgerlijke stand in het gemeentehuis, eventueel in aanwezigheid van de getuigen, aan de partijen de inhoud toe van hoofdstuk VI van deze titel. Om de beurt verklaren de partijen dat zij elkaars echtgenoot willen zijn. Daarna verklaart de ambtenaar in naam van de wet dat zij door het huwelijk verbonden zijn. Hij maakt daarvan zonder vertraging de akte op in de DABS.
In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad op het grondgebied van de gemeente andere openbare plaatsen met een neutraal karakter [...] aanwijzen om huwelijken te voltrekken.
[In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad toestaan om huwelijken op zon- en/of feestdagen te voltrekken.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 26 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))), gewijzigd bij art. 2 Wet 23 maart 2019 (BS 28 maart 2019), met ingang van 31 maart 2019 (art. 3) en bij art. 2 Wet 6 december 2022 (BS 21 december 2022).

Artikel 166
[De voltrekking van het huwelijk geschiedt in het openbaar voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die de [...] aangifte heeft opgemaakt.]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891), opnieuw opgenomen bij art. 14 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25) en gewijzigd bij art. 38 Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).

Artikel 167
[De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. [De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met een periode van hoogstens drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.]
Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand [onverwijld] het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.
In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen. Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond [en aan de Dienst Vreemdelingenzaken, in geval zijn beslissing gemotiveerd is op basis van artikel 146bis].
Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de maand [na de kennisgeving van zijn beslissing] beroep worden aangetekend bij de [familierechtbank].]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891), opnieuw opgenomen bij art. 15 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25), gewijzigd bij art. 2 W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.)), bij art. 5, 1° tot 3° Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013) en bij art. 17 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 167, leden 2 en 6 schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen dewelke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepalingen schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter niet, in de interpretatie dat, ingeval de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 35/2017, 16 maart 2017 (prejudiciële vragen) (BS 12 mei 2017)).
Artikel 167, leden 2 en 6 schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens weigert om het huwelijk te voltrekken en van die beslissing kennis wordt gegeven nadat de maximale termijn binnen welke het huwelijk moet worden voltrokken is verstreken, het beroep dat geldig tegen die beslissing wordt ingesteld als zonder voorwerp wordt beschouwd en geen verlenging van die termijn meer kan worden toegestaan.
Dezelfde bepalingen schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op toegang tot de rechter, in de interpretatie dat, wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand en in voorkomend geval de procureur des Konings tot uitstel van het huwelijk beslissen, de maximale termijn voor het voltrekken van het huwelijk ambtshalve wordt verlengd tot de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvaardt om het huwelijk te voltrekken of, indien hij dat weigert, tot de rechter bij wie geldig een beroep tegen die beslissing is ingesteld, zich uitspreekt over de vordering en in voorkomend geval over een verlenging van de voormelde termijn (GwH nr. 80/2017, 15 juni 2017 (prejudiciële vraag) (BS 29 september 2017)).

Artikel 168
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891).

Artikel 169
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 10 W. 26 december 1891 (B.S., 31 december 1891).

Artikel 170
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 2° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 13 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en bij art. 7 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).
Enig lid:
2° vervangen bij art. 3, a) W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.));
3° opgeheven bij art. 3, b) W. 1 maart 2000 (B.S., 6 april 2000 (tweede uitg.)).

Artikel 170bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en opgeheven bij art. 7, 8° Wet 21 december 2013 (BS 21 januari 2014 (ed. 2)), met ingang van 15 juni 2014 (art. 1 KB 19 april 2014 (BS 30 april 2014 (ed. 1))).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 16 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 juli 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 25).

Artikel 170ter
[...]
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en opgeheven bij art. 139, 3° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).

Artikel 171
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 4° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 15 W. 12 juli 1931 (B.S., 31 juli 1931) en gewijzigd bij art. 8 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).