Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Artikel 203bis

[§ 1

Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen.

§ 2

Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1.

§ 3

De kosten omvatten de gewone kosten en de buitengewone kosten.
De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind.
Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden.
[In de gevallen waarin buitengewone kosten het voorwerp moeten zijn van een voorafgaand overleg en een uitdrukkelijk voorafgaand akkoord, behalve in geval van hoogdringendheid en overmacht, is aan de vereiste van een uitdrukkelijk voorafgaand akkoord voldaan wanneer de ouder aan wie het verzoek tot akkoord wordt gericht bij aangetekende zending, elektronische aangetekende zending of faxbericht, nalaat hierop op dezelfde wijze te reageren binnen eenentwintig dagen, te rekenen van de dag na de verzending. Als het verzoek tijdens de schoolvakanties van minstens één week of meer geformuleerd is, wordt deze termijn tot dertig dagen verlengd.
Wanneer een uitgave wordt geweigerd, zal de betwisting door de meest gerede partij worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
De Koning stelt de buitengewone kosten vast, alsook de wijze van afrekening van deze kosten en bepaalt welke buitengewone kosten het voorwerp moeten zijn van een voorafgaand overleg en een uitdrukkelijk akkoord, behalve in geval van hoogdringendheid en overmacht. Bij gerechtelijke beslissing of overeenkomst kan worden afgeweken van de door de Koning vastgestelde buitengewone kosten en wijze van afrekening.]

§ 4

Op vraag van één van de ouders kan de [familierechtbank] de partijen verplichten een rekening te openen bij een door de [Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten] op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1.
In dat geval bepaalt de [rechtbank] minstens:
de bijdrage van elk der ouders in de kosten bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale voordelen die aan het kind toekomen die op deze rekening gestort dienen te worden;
het maandelijks tijdstip waarop deze bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te worden;
de wijze waarop over de op deze rekening gestorte sommen kan worden beschikt;
de kosten die betaald worden met deze gelden;
de organisatie van het toezicht op de uitgaven;
de manier waarop tekorten aangevuld zullen worden;
de bestemming van de overschotten die op deze rekening gestort worden.
Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering van dit artikel, worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen in het kader van de in artikel 203, § 1, gedefinieerde onderhoudsverplichting.]]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 33 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987) en vervangen bij art. 3 Wet 19 maart 2010 (BS 21 april 2010), met ingang van 1 augustus 2010 (art. 18, lid 1).
§ 3 gewijzigd bij art. 125 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1)).
§ 4 gewijzigd bij art. 331 KB 3 maart 2011 (BS 9 maart 2011), met ingang van 1 april 2011 (art. 351, § 1) en bij art. 19, 1° en 2° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 17 Wet 19 maart 2010 (BS 21 april 2010).