Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Artikel 221

[Iedere echtgenoot draagt in de lasten van het huwelijk bij naar zijn vermogen.
Wanneer een der echtgenoten deze verplichting niet nakomt, kan de andere, [zonder dat een fout moet worden bewezen en] onverminderd de rechten van derden, zich door de [familierechtbank] laten machtigen om, met uitsluiting van zijn echtgenoot, diens inkomsten of de inkomsten uit de goederen die hij krachtens hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsook alle andere hem door derden verschuldigde geldsommen te ontvangen onder de voorwaarden en binnen de perken die het vonnis bepaalt.
[In geen geval wordt de overdracht van geldsommen toegestaan aan de echtgenoot die schuldig is bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder, of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.]
Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, na kennisgeving door de griffier op verzoek van de eiser.
Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars.
De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derde-schuldenaar moet betalen of moet ophouden te betalen.
[...]]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 27, 1° tot 4° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).