21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek
Artikel 312
[§ 1
Het kind heeft als moeder de persoon die als zodanig in de akte van geboorte is vermeld.
§ 2
[Tenzij het kind het bezit van staat heeft ten aanzien van de moeder, kan de op deze wijze vastgestelde afstamming van moederszijde betwist worden door alle wettelijke middelen, binnen het jaar van de ontdekking van het leugenachtige karakter van de afstamming van moederszijde, door de vader, het kind, de vrouw ten opzichte van wie de afstamming is vastgesteld en door de persoon die het moederschap van het kind opeist.]
§ 3
[...]]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 38 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Wetshistoriek
§ 2 vervangen bij art. 367, 1° W. 27 december 2006 (B.S., 28 december 2006 (derde uitg.)), met ingang van 1 juli 2007 (art. 374 juncto art. 26 W. 1 juli 2006 (B.S., 29 december 2006 (zesde uitg.))).
§ 3 opgeheven bij art. 367, 2° W. 27 december 2006 (B.S., 28 december 2006 (derde uitg.)), met ingang van 1 juli 2007 (art. 374 juncto art. 26 W. 1 juli 2006 (B.S., 29 december 2006 (zesde uitg.))).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 312, § 2, schendt de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het aan het kind een termijn van een jaar te rekenen vanaf de ontdekking van het leugenachtige karakter van de afstamming van moederszijde oplegt om een vordering tot betwisting van het moederschap in te stellen (GwH nr. 22/2024, 15 februari 2024 (prejudiciėle vraag) (Website Grondwettelijk Hof)).