Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Hoofdstuk II Voogdij

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 389 tot 475) vervangen door hoofdstuk II (art. 389 tot 420) bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Voorgeschiedenis
Artikel 389 opgeheven bij art. 50 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 390 vervangen bij art. 51 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikelen 391 en 392 opgeheven bij art. 1 W. 10 maart 1975 (B.S., 19 april 1975).
Artikel 393 opgeheven bij art. 52 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 394 opgeheven bij art. 1 W. 10 maart 1975 (B.S., 19 april 1975).
Artikel 395 opnieuw opgenomen bij art. 53 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 396 opgeheven bij art. 7, § 1 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).
Artikel 396bis ingevoegd bij art. 3 W. 7 maart 1938 (B.S., 12 maart 1938) en opgeheven bij art. 54, 1° W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 398 vervangen bij art. 3 W. 10 maart 1975 (B.S., 19 april 1975).
Artikelen 399 en 400 opgeheven bij art. 1 W. 10 maart 1975 (B.S., 19 april 1975).
Artikel 401bis ingevoegd bij art. 4 W. 7 maart 1938 (B.S., 12 maart 1938) en opgeheven bij art. 54, 2° W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 402 vervangen bij enig art. W. 10 augustus 1909 (B.S., 15 augustus 1909).
Artikelen 403 en 404 opgeheven bij enig art. W. 10 augustus 1909 (B.S., 15 augustus 1909).
Artikel 405 vervangen bij art. 55 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 407 gewijzigd bij art. 20 W. 8 april 1965 (B.S., 15 april 1965, err., B.S., 19 mei 1965).
Artikel 408 vervangen bij enig art. W. 10 augustus 1909 (B.S., 15 augustus 1909).
Artikel 409 vervangen bij art. 6 W. 7 maart 1938 (B.S., 12 maart 1938) en gewijzigd bij art. 56 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 411 gewijzigd bij art. 14 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 417 opgeheven bij art. 64 W. 15 mei 1912 (B.S., 27-29 mei 1912).
Artikel 423 vervangen bij enig art. W. 10 augustus 1909 (B.S., 15 augustus 1909).
Artikel 427 vervangen bij art. 15 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 428 gewijzigd bij art. 2 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 432 vervangen bij art. 4 W. 10 maart 1975 (B.S., 19 april 1975).
Artikel 436 gewijzigd bij art. 16 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950) en bij art. 57 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 439 gewijzigd bij art. 17 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 442 vervangen bij enig art. W. 10 augustus 1909 (B.S., 15 augustus 1909).
Artikel 442bis opgeheven bij art. 7, § 1 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).
Artikel 443 opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 444 gewijzigd bij art. 28, 5° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 451 gewijzigd bij art. 4 (art. 6) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 457 vervangen bij art. 3 (art. 93) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).
Artikelen 459 en 460 opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 468 opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 470 gewijzigd bij art. 11 W. 16 december 1851 (B.S., 22 december 1851) en bij art. 28, 6° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Afdeling I Ontstaan van de voogdij
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 389
De voogdij over minderjarigen ontstaat indien beide ouders overleden zijn, wettelijk onbekend zijn, in de voortdurende onmogelijkheid zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen of wilsonbekwaam zijn.
Tenzij deze onmogelijkheid voortvloeit uit een uitdrukkelijke beslissing genomen overeenkomstig artikel 492/1, uit een vermoeden van afwezigheid of uit een verklaring van afwezigheid, wordt ze vastgesteld door de [familierechtbank] overeenkomstig artikel 1236bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 24 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233), art. 24 zelf gewijzigd bij art. 12 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014), met ingang van 1 september 2014 (art. 41) en art. 233 zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en gewijzigd bij art. 66 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274), zelf opgeheven bij art. 48 Wet 8 mei 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 143), nooit in werking getreden.
Afdeling II Organisatie van de voogdij
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 390
[Behoudens hetgeen is bepaald in artikel 13, § 2, van de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, behoren de organisatie van en het toezicht op de voogdij tot de bevoegdheid van de vrederechter van de woonplaats van de minderjarige als bepaald bij artikel 36 van het Gerechtelijk Wetboek of bij gebreke van woonplaats, tot de bevoegdheid van de vrederechter van de verblijfplaats van de minderjarige.
De vrederechter van de plaats waar de voogdij is opengevallen is onveranderlijk.
De vrederechter van de plaats waar de voogdij is opengevallen kan op verzoek van de voogd of ambtshalve evenwel bevelen dat de voogdij in het belang van het kind wordt overgebracht naar de woonplaats of de verblijfplaats van de voogd. De beslissing is bindend voor de rechter aan wie de zaak wordt overgedragen. Met uitzondering van het hoger beroep ingesteld door de procureur des Konings is zij niet vatbaar voor enig rechtsmiddel.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 391
[Wanneer de voogdij ontstaat of openvalt, beveelt de vrederechter op verzoek van iedere belanghebbende of zelfs ambtshalve de dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de persoon van de minderjarige en voor de bewaring van zijn goederen.
De aanwijzing van een voogd maakt geen einde aan deze maatregelen. Zij vervallen slechts indien de rechter ze intrekt of indien de eventueel door hem voorgeschreven termijn verstrijkt.
De vrederechter wordt bij eenvoudige brief aangezocht.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 392
[De ouder, die het laatst het ouderlijk gezag uitoefent, kan een voogd aanwijzen, hetzij bij testament, hetzij bij wege van een verklaring voor de vrederechter van zijn woonplaats of voor een notaris.
Op voorwaarde dat de ouders gezamenlijk handelen, kunnen zij zulks ook doen bij een verklaring voor de vrederechter of voor een notaris. Zij kunnen hun keuze op ieder ogenblik wijzigen door het doen van een nieuwe verklaring.
[Er wordt van de verklaring een authentieke akte opgesteld [...]. Binnen vijftien dagen na het afleggen van de verklaring laat de griffier of de notaris deze verklaring opnemen in het centraal register, bedoeld in artikel 496, vierde lid.]
De verklaring [bedoeld in het tweede lid] blijft geldig na het overlijden van een van de ouders zolang de overlevende ouder deze niet heeft herroepen of geen voogd heeft aangewezen overeenkomstig het eerste lid.
Elk van de ouders kan de verklaring herroepen. De herroeping geschiedt voor de vrederechter of voor de notaris die de verklaring heeft ontvangen. Wanneer de verklaring is afgelegd voor een notaris, geschiedt de herroeping voor dezelfde notaris of voor een andere notaris, die de notaris die de verklaring heeft ontvangen hiervan op de hoogte moet brengen. Van de herroeping wordt melding gemaakt op de verklaring. [Binnen vijftien dagen na de herroeping laat de griffier of de notaris deze herroeping opnemen in het centraal register, bedoeld in artikel 496, vierde lid.]
[Vooraleer de vrederechter een voogd aanwijst, gaat de griffier na of in het in het derde lid bedoelde register een verklaring werd opgenomen. Als dit het geval is, laat hij door de [griffier van het vredegerecht dat, of door de notaris die de verklaring tot aanwijzing van een voogd heeft ontvangen], een eensluidend verklaard afschrift overzenden.]
Indien de persoon die overeenkomstig het eerste en het tweede lid is aangewezen, de voogdij aanvaardt, homologeert de vrederechter de aanwijzing tenzij ernstige redenen met betrekking tot het belang van het kind, die nauwkeurig zijn omschreven in de gronden van de beschikking, uitsluiten dat de keuze van beide ouders of een van hen wordt gevolgd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 200, 1° tot 4° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1)), met ingang van 1 december 2019 (art. 201) en bij art. 35, 1° en 2° Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 201 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1));
art. 36 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)).

Artikel 393
[Indien de ouders geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die hen in het voorgaande artikel wordt geboden of indien het niet mogelijk was hun keuze te volgen, kiest de vrederechter zodra hij kennis heeft van het ontstaan van de voogdij, een voogd die geschikt is om de minderjarige op te voeden en zijn goederen te beheren, bij voorkeur uit de naaste familieleden. Hij benoemt de voogd nadat hij zich verzekerd heeft van zijn aanvaarding.]
[Ingeval van broers en zussen in de zin van artikel 387sexiesdecies, duidt de vrederechter bij voorkeur dezelfde voogd aan voor alle broers en zussen, rekening houdend met het belang van elk kind. In voorkomend geval verduidelijkt de vrederechter hoe de broers en zussen persoonlijke contacten met elkaar onderhouden.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 8 Wet 20 mei 2021 (BS 9 juni 2021).

Artikel 394
[Indien de minderjarige twaalf jaar oud is wordt hij door de vrederechter gehoord vooraleer deze een voogd benoemt of de aanwijzing van de voogd homologeert.
Hij hoort eveneens de bloedverwanten in de opgaande lijn in de tweede graad, de meerderjarige broers en zusters van de minderjarige en de broers en zusters van de ouders van de minderjarige of doet hen ten minste oproepen.
De vrederechter moet bovendien eenieder horen van wie de mening voor hem nuttig kan zijn.
De oproepingen geschieden bij gerechtsbrief.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 395

[§ 1

Indien het belang van de minderjarige zulks wegens uitzonderlijke omstandigheden vereist, kan de vrederechter de voogdij splitsen door een voogd over de persoon en een voogd over de goederen te benoemen.
Geschillen tussen de voornoemde voogden worden door hem op verzoek beslecht.

§ 2

Rechtshandelingen en beslissingen die zowel betrekking hebben op de persoon als op de goederen van de minderjarige, mogen alleen met instemming van beide voogden worden genomen.
Ten opzichte van derden die te goeder trouw zijn, wordt elke voogd geacht te handelen met instemming van de andere voogd, wanneer hij alleen een handeling stelt die met de voogdij verband houdt, behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 396
[Niemand is verplicht een voogdij of een toeziende voogdij op zich te nemen.
Indien de voogd wettige redenen aanvoert, kan de vrederechter hem in de loop van de voogdij ontlasten van zijn opdracht.
Indien niemand aanvaardt de voogdij uit te oefenen, worden de artikelen 63 tot 68 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegepast. [Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stelt binnen acht dagen volgend op de aanwijzing van de voogd en van de toeziende voogd de vrederechter in kennis van hun identiteit.]]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 4 W. 13 februari 2003 (B.S., 25 maart 2003).

Artikel 397
[Mogen geen voogd zijn:
personen die niet de vrije beschikking over hun goederen hebben;
personen ten aanzien van wie de jeugdrechtbank een van de maatregelen heeft bevolen die zijn bedoeld in de artikelen 29 tot 32 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade].]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
Enig lid, 2° gewijzigd bij art. 23 W. 15 mei 2006 (B.S., 2 juni 2006 (tweede uitg.)), met ingang van 16 oktober 2006 (art. 1 K.B. 28 september 2006 (B.S., 29 september 2006 (vierde uitg.))).

Artikel 398
[Zijn uitgesloten van de voogdij of kunnen, indien zij de voogdij reeds uitoefenen, daaruit worden ontzet:
personen van kennelijk wangedrag;
personen van wie het beheer getuigt van onbekwaamheid of ontrouw;
personen die zelf of van wie de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de feitelijk samenwonende, een bloedverwant in de opgaande lijn of een bloedverwant in de nederdalende lijn tegen de minderjarige een rechtsgeding voeren waarbij de staat van de minderjarige, zijn vermogen of een aanzienlijk deel van zijn goederen zijn betrokken.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 399
[Wanneer grond bestaat om de voogd te ontzetten, spreekt de vrederechter op verzoek van de toeziende voogd, van het openbaar ministerie of zelfs ambtshalve de ontzetting uit.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 400
[De voogdij is een persoonlijke opdracht die niet overgaat op de erfgenamen van de voogd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 401
[Indien grond bestaat om de voogd te vervangen, wordt overeenkomstig artikel 393 een nieuwe voogd aangewezen, zulks onverminderd artikel 391.
De nieuwe voogd vat zijn taak aan op het tijdstip dat de beschikking wordt gegeven.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling III Toeziende voogd
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 402
[Bij elke voogdij is er een toeziende voogd die de vrederechter benoemt nadat hij zich verzekerd heeft van zijn aanvaarding.
Indien de voogd een bloed- of aanverwant in een bepaalde lijn van de minderjarige is, wordt de toeziende voogd bij voorkeur uit de andere lijn gekozen.
De artikelen 395, 396, eerste en tweede lid, 397, 398 en 399 zijn van toepassing op de toeziende voogd.
De taken van de toeziende voogd eindigen op hetzelfde tijdstip als de voogdij.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 403
[De toeziende voogd houdt toezicht op de voogd. Indien hij vaststelt dat de voogd tekort schiet in de opvoeding van de minderjarige of in het beheer van zijn goederen, moet hij de vrederechter daarvan onverwijld in kennis stellen.
De voogd dient alle medewerking te verlenen teneinde de toeziende voogd in staat te stellen dit toezicht uit te oefenen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 404
[De toeziende voogd vertegenwoordigt de minderjarige wanneer de belangen van deze laatste tegengesteld zijn aan die van de voogd. Indien de belangen van de toeziende voogd eveneens in strijd zijn met de belangen van de minderjarige, benoemt de vrederechter op verzoek van iedere belanghebbende of zelfs ambtshalve een voogd ad hoc, en een toeziend voogd ad hoc.
Bij het openvallen van de voogdij vervangt de toeziende voogd de voogd niet van rechtswege. In dat geval moet hij op straffe van vergoeding van de schade die daaruit voor de minderjarige zou kunnen voortvloeien, een nieuwe voogd doen benoemen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling IV Werking van de voogdij
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 405

[§ 1

De voogd draagt zorg voor de persoon van de minderjarige, die hij opvoedt overeenkomstig de beginselen waarvoor de ouders eventueel hebben gekozen, inzonderheid wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 374, tweede lid.
Hij vertegenwoordigt de minderjarige in alle burgerlijke handelingen.
Hij beheert de goederen van de minderjarige zoals een goede huisvader en is gehouden tot vergoeding van de schade die zou kunnen voortvloeien uit een slecht beheer.
Hij kan zich in het beheer van de goederen van de minderjarige laten bijstaan door personen die onder zijn verantwoordelijkheid handelen, na uitdrukkelijke machtiging van de vrederechter.
De voogd besteedt de inkomsten van de minderjarige aan diens onderhoud en verzorging en vordert de toepassing van de sociale wetgeving in het belang van de minderjarige.

§ 2

In geval van een ernstige betwisting tussen de minderjarige en de voogd of in voorkomend geval de toeziende voogd, kan de minderjarige, op eenvoudig mondeling of schriftelijk verzoek, zich tot de procureur des Konings richten indien hij twaalf jaar oud is in zaken betreffende zijn persoon en indien hij vijftien jaar oud is in zaken betreffende zijn goederen.
De procureur des Konings wint alle nuttige inlichtingen in. Indien hij het verzoek gegrond acht, maakt hij de zaak bij verzoekschrift aanhangig bij de vrederechter opdat deze het geschil beslecht.
De vrederechter beslist na de minderjarige, de voogd en de toeziende voogd te hebben gehoord.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 406

[§ 1

De voogd doet binnen een maand volgend op de kennisgeving van zijn benoeming een boedelbeschrijving met waardeschatting opstellen van zowel de onroerende als de roerende goederen in voorkomend geval nadat hij, bij verzegeling, eerst de ontzegeling heeft gevorderd.
De boedelbeschrijving wordt opgemaakt met toepassing van de artikelen 1175 tot 1184 van het Gerechtelijk Wetboek, tenzij de vrederechter bij een met redenen omklede beschikking beslist een onderhandse inventaris toe te laten. De vrederechter kan in deze beschikking bepalen aan welke vereisten deze onderhandse inventaris dient te voldoen.
De vrederechter kan op verzoek van de voogd de termijn verlengen indien uitzonderlijke omstandigheden, die in de gronden van de beschikking zijn omschreven, zulks rechtvaardigen. Deze aldus verlengde termijn kan evenwel zes maanden niet te boven gaan.
Indien binnen deze termijn geen boedelbeschrijving als bedoeld in het eerste lid werd opgesteld en medegedeeld aan de vrederechter, wijst de vrederechter een notaris aan die de bedoelbeschrijving zal opmaken.
De kosten zijn voor rekening van de voogd.

§ 2

De vrederechter beslist bij een met redenen omklede beschikking of een boedelbeschrijving moet worden opgesteld waarin een gedetailleerde lijst en een schatting zijn opgenomen dan wel of daarentegen een algemene beschrijving en schatting van de waarde van de roerende goederen voldoende zijn.
De boedelbeschrijving geschiedt in ieder geval in aanwezigheid van de toeziende voogd.
De boedelbeschrijving wordt na de afsluiting neergelegd in het procesdossier.
Indien de voogd schuldeiser is van de minderjarige, moet hij zulks op straffe van verval aan de vrederechter mededelen in antwoord op de vraag die deze laatste hem moet stellen. De verklaring wordt opgetekend in een proces-verbaal dat bij het procesdossier wordt gevoegd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 407

[§ 1

Binnen een maand nadat de boedelbeschrijving bij het procesdossier is gevoegd, bepaalt de vrederechter, na de voogd, de toeziende voogd en de minderjarige, als laatstgenoemde vijftien jaar oud is, te hebben gehoord, bij een met redenen omklede beschikking:
het bedrag waarover de voogd jaarlijks beschikt voor het onderhoud en de opvoeding van de minderjarige;
het bedrag waarover de voogd jaarlijks beschikt voor het beheer van de goederen van de minderjarige;
vanaf welk bedrag voor de voogd de verplichting begint om het saldo van de inkomsten boven de uitgaven te beleggen en de termijn na verloop waarvan de voogd, bij gebrek van belegging, van rechtswege rekening en verantwoording verschuldigd is voor de interest;
de door de [Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten] erkende instelling waar de rekeningen worden geopend waarop de kapitaalstortingen plaatsvinden en de effecten alsmede de waardepapieren van de minderjarige worden gedeponeerd;
de voorwaarden waaronder de gestorte kapitalen of neergelegde titels en waarden kunnen worden teruggenomen;
het bedrag waarvoor, rekening houdend met de aard en de omvang van het vermogen van de minderjarige, een hypothecaire inschrijving moet worden genomen op de onroerende goederen van de voogd, het onroerend goed of de onroerende goederen waarop de griffier op kosten van de minderjarige de inschrijving neemt, of de waarborgen welke de voogd die geen onroerend goed bezit of vrijgesteld is van de hypothecaire inschrijving, in voorkomend geval moet bieden;
de maatregelen die moeten worden genomen met het oog op de voortzetting, de verhuring, de overdracht of de beëindiging van de handelszaken en ondernemingen die de minderjarige heeft verkregen.

§ 2

De vrederechter kan gedurende de voogdij op verzoek van de voogd, van de toeziende voogd, van de procureur des Konings, van enige andere belanghebbende of zelfs ambtshalve, zijn vroegere beslissingen betreffende de in paragraaf 1 opgesomde aangelegenheden wijzigen na de voogd, de toeziende voogd en de minderjarige indien hij vijftien jaar oud is, te hebben gehoord.

§ 3

De vrederechter kan een in § 1, 4°, bedoelde instelling de opdracht toevertrouwen om bij haar gedeponeerde en aan de minderjarige toebehorende kapitalen, effecten en waardepapieren te beheren.
De vrederechter bepaalt de voorwaarden van dit beheer.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, 4° gewijzigd bij art. 331 KB 3 maart 2011 (BS 9 maart 2011), met ingang van 1 april 2011 (art. 351, § 1).

Artikel 408
[Effecten aan toonder, alsook andere waardepapieren die aan de minderjarige behoren of die hem in de loop van de voogdij toekomen, worden gedeponeerd op de rekening die overeenkomstig artikel 407, § 1, 4°, op zijn naam is geopend.
Onverminderd artikel 409, § 2, vierde lid, vernieuwt de voogd op de vervaldag zonder bijzondere machtiging de plaatsing van het nominaal kapitaal in gelijkaardige waarden.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 409

[§ 1

Het saldo van de inkomsten bedoeld in artikel 407, § 1, 3°, wordt belegd overeenkomstig de voorwaarden die de vrederechter vaststelt in de beschikking welke bij het ontstaan van de voogdij of tijdens de voogdij overeenkomstig artikel 407 wordt genomen.

§ 2

De voogd kan slechts met medeondertekening van de toeziende voogd kwijting geven van de kapitalen die de minderjarige in de loop van de voogdij ontvangt.
Hij plaatst deze kapitalen overeenkomstig artikel 407, § 1, 4°, op de rekening die op naam van de minderjarige is geopend.
Zulks moet geschieden binnen een termijn van 15 dagen te rekenen van de ontvangst van de kapitalen. Na het verstrijken van die termijn is de voogd van rechtswege de interesten verschuldigd.
Na het advies van de voogd, van de toeziende voogd en van de minderjarige indien hij vijftien jaar oud is, te hebben ingewonnen, bepaalt de vrederechter op verzoek van de voogd de voorwaarden waaronder later een meer rendabele plaatsing kan geschieden.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 410

[§ 1

De vrederechter moet de voogd bijzondere machtiging verlenen om:
de goederen van de minderjarige, met uitzondering van de vruchten en de onbruikbare voorwerpen, te vervreemden, tenzij het beheer is opgedragen aan een instelling bedoeld in artikel 407, § 1, 4°;
een lening aan te gaan;
de goederen van de minderjarige te hypothekeren of in pand te geven;
een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar te sluiten alsook een handelshuurovereenkomst te hernieuwen;
[een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel te verwerpen[, onverminderd artikel [4.40, § 3, van het Burgerlijk Wetboek],] of te aanvaarden, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan geschieden; de vrederechter kan bij een met redenen omklede beschikking machtiging verlenen om een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel zuiver te aanvaarden, rekening houdende met de aard en de omvang van het geërfde vermogen en voor zover de baten kennelijk de lasten van het geërfde vermogen overschrijden;]
een schenking of een legaat onder bijzondere titel te aanvaarden;
de minderjarige in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij de andere rechtsplegingen en handelingen dan die bedoeld in de artikelen 1150, 1180-1° en 1206 van het Gerechtelijk Wetboek. [Geen enkele machtiging is evenwel vereist in geval van burgerlijke partijstelling [...];]
een overeenkomst van onverdeeldheid te sluiten;
een onroerend goed aan te kopen;
10°
[de minderjarige te vertegenwoordigen in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam bij een door de wet toegelaten erfovereenkomst, waarbij de vermelde erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben;]
11°
een dading aan te gaan of een arbitrage-overeenkomst te sluiten;
12°
een handelszaak voort te zetten die is verkregen door wettelijke erfopvolging of door erfopvolging krachtens uiterste wil. Het bestuur van de handelszaak mag worden opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de voogd. De vrederechter kan zijn toestemming te allen tijde intrekken;
13°
souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen, zelfs als het om voorwerpen van geringe waarde gaat te vervreemden;
14°
[te beschikken over de goederen die onbeschikbaar zijn op grond van een beslissing genomen krachtens artikel 379, op grond van artikel [4.40, §§ 1 en 2, van het Burgerlijk Wetboek] of overeenkomstig een beslissing van de familieraad genomen voor de inwerkingtreding van de wet van 29 april 2001 tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen.]

§ 2

De verkoop van de roerende of onroerende goederen van de minderjarige gebeurt openbaar. Aan de voogd kan evenwel machtiging worden verleend om de roerende of onroerende goederen onderhands te verkopen.
Deze machtiging wordt verleend indien het belang van de minderjarige zulks vereist. Er wordt uitdrukkelijk in vermeld waarom de onderhandse verkoop de belangen van de minderjarige dient. Onroerende goederen worden verkocht overeenkomstig het ontwerp van verkoopakte opgesteld door een notaris en goedgekeurd door de vrederechter.
De vrederechter wint de nodige inlichtingen in. Hij kan inzonderheid het advies inwinnen van eenieder die hij daartoe geschikt acht.
Souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen kunnen niet worden vervreemd tenzij zulks volstrekt noodzakelijk is en worden ter beschikking van de minderjarige gehouden tot zijn meerderjarigheid.
In elk geval wordt de minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt uitgenodigd om, indien hij dit wenst, gehoord te worden vooraleer machtiging kan worden verleend.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
5° vervangen bij art. 70 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), gewijzigd bij art. 77 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2020 (art. 91) en van toepassing vanaf zijn inwerkingtreding ongeacht het tijdstip waarop de nalatenschap is opengevallen (art. 90) en bij art. 10, 1° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66);
7° gewijzigd bij art. 5, A) W. 13 februari 2003 (B.S., 25 maart 2003) en bij art. 2 Wet 18 april 2010 (BS 10 mei 2010 (ed. 1));
10° opgeheven bij art. 5, B) W. 13 februari 2003 (B.S., 25 maart 2003) en opnieuw opgenomen bij art. 4 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73);
14° ingevoegd bij art. 5, C) W. 13 februari 2003 (B.S., 25 maart 2003) en gewijzigd bij art. 10, 2° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 411
[De voogd en de toeziende voogd kunnen geen goederen van de minderjarige verkrijgen, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, behalve op grond van [boek 4, titel 1, ondertitels 9 en 10, van het Burgerlijk Wetboek] of in het kader van een gerechtelijke of minnelijke verdeling overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij kunnen de goederen van de minderjarige slechts in huur nemen wanneer de vrederechter daartoe op schriftelijk verzoek machtiging verleent. In dat geval bepaalt de vrederechter in zijn beschikking de huurvoorwaarden, alsook de bijzondere waarborgen verbonden aan de aldus toegestane huur.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 11 Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 412
[De vrederechter kan alle maatregelen nemen om zich te informeren over de familiale, morele en materiële toestand van de minderjarige, alsook over diens leefomstandigheden.
In het bijzonder kan hij de procureur des Konings verzoeken om, door de bemiddeling van de bevoegde sociale dienst, over al deze punten alle dienstige inlichtingen in te winnen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling V Voogdijrekeningen en voogdijverslag
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 413
[De voogd legt jaarlijks de rekening inzake zijn beheer neer in het procesdossier. Deze rekening wordt eveneens overhandigd aan de toeziende voogd en aan de minderjarige indien hij vijftien jaar oud is. De vrederechter kan, ambtshalve of op verzoek van de toeziende voogd, de voogd oproepen teneinde in raadkamer toelichtingen te geven.
De Koning bepaalt de inhoud en de vorm van de rekeningen inzake het beheer.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 414
[Indien de voogd moet worden vervangen, worden de voogdijrekeningen afgesloten op de dag van de beschikking waarbij de nieuwe voogd wordt benoemd, zulks onverminderd de toepassing van artikel 391.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 415
[Binnen een maand na beëindiging van de taken van de voogd wordt de definitieve voogdijrekening in aanwezigheid van de vrederechter en van de toeziende voogd met het oog op de goedkeuring ervan overhandigd aan de minderjarige die meerderjarig of ontvoogd is geworden, aan de nieuwe voogd of aan de titularis van het ouderlijk gezag, waarbij de kosten in voorkomend geval ten laste van de minderjarige of de voogd komen. De voogdijrekening wordt eveneens overhandigd aan de minderjarige die vijftien jaar oud is.
Er wordt een proces-verbaal opgemaakt waarin bevonden wordt dat de rekening en verantwoording is gedaan, dat de rekening is goedgekeurd en dat de voogd kwijting is verleend.
Elke goedkeuring van de voogdijrekening voorafgaand aan de datum van het proces-verbaal bedoeld in het tweede lid, is nietig.
Bij betwisting wordt overeenkomstig de artikelen 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek rekening en verantwoording voor de rechtbank gedaan.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 416
[Zolang de definitieve voogdijrekening niet is goedgekeurd, kunnen tussen de minderjarige en zijn vroegere voogd geen geldige overeenkomsten worden gesloten.
Op voorlegging van een eensluidend afschrift van het overeenkomstig artikel 415 opgemaakte proces-verbaal verleent de nieuwe voogd of de minderjarige opheffing van de zekerheidstelling die de voogd inzake zijn beheer heeft gegeven.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 417
[De goedkeuring van de rekening doet geenszins afbreuk aan de aansprakelijkheidsvorderingen die de minderjarige tegen de voogd en tegen de toeziende voogd kan instellen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 418
[Het bedrag van het door de voogd verschuldigde saldo brengt van rechtswege intrest op zodra de rekening is goedgekeurd en ten laatste drie maanden na beëindiging van de voogdij. De intresten van het bedrag dat de minderjarige aan de voogd verschuldigd is, beginnen slechts te lopen op de dag dat tot betaling is aangemaand na goedkeuring van de rekening.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 419
[Vorderingen van de minderjarige tegen zijn voogd of zijn toeziende voogd betreffende feiten en rekeningen van de voogdij verjaren na 5 jaar te rekenen van de meerderjarigheid, zelfs indien de minderjarige ontvoogd is geworden.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 420
[De voogd brengt jaarlijks bij de vrederechter en de toeziende voogd verslag uit over de opvoeding en de opvang van de minderjarige, alsook over de maatregelen die hij heeft genomen voor de ontplooiing van de persoon van de minderjarige. Het verslag wordt bij het procesdossier gevoegd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 421
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 422
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 423
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 424
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 425
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 426
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling VI
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 427
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 428
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 429
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 430
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 431
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 432
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 433
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 434
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 435
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 436
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 437
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 438
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 439
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 440
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 441
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling VII
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 442
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 442bis
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 443
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 444
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 445
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 446
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 447
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 448
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 449
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling VIII
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 450
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 451
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 452
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 453
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 454
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 455
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 456
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 457
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 458
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 459
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 460
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 461
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 462
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 463
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 464
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 465
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 466
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 467
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 468
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling IX
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Artikel 469
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 470
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 471
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 472
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 473
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 474
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 475
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).