[De voogd en de toeziende voogd kunnen geen goederen van de minderjarige verkrijgen, noch rechtstreeks, noch door een tussenpersoon, behalve op grond van [boek 4, titel 1, ondertitels 9 en 10, van het Burgerlijk Wetboek] of in het kader van een gerechtelijke of minnelijke verdeling overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij kunnen de goederen van de minderjarige slechts in huur nemen wanneer de vrederechter daartoe op schriftelijk verzoek machtiging verleent. In dat geval bepaalt de vrederechter in zijn beschikking de huurvoorwaarden, alsook de bijzondere waarborgen verbonden aan de aldus toegestane huur.]
Vervangen bij art. 13 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).