Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Boek III Op welke wijze eigendom verkregen wordt

Wetshistoriek
Titel “Algemene bepalingen” (art. 711 - art. 717) opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 37 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020).

Artikel 711

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 712

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 713

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 714

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 715

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 716

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 717

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Eerste titel

Wetshistoriek
Eerste titel (art. 718 - art. 892/8) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Eerste hoofdstuk

Wetshistoriek
Eerste hoofdstuk (art. 718 - art. 724) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 718
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 28, 14° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 719
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 720
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 19 september 1977 (B.S., 10 januari 1978).

Artikel 721
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 19 september 1977 (B.S., 10 januari 1978).

Artikel 722
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 19 september 1977 (B.S., 10 januari 1978).

Artikel 723
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 66 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Gewijzigd bij art. 5 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 724
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 67 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Gewijzigd bij art. 6 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 725 - art. 730) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 725
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 2, 3° opgeheven bij art. 28, 15° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 726
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 85 W. 15 december 1980 (B.S., 31 december 1980).
Vervangen bij W. 27 april 1865.

Artikel 727
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 8 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Enig lid, 2° vervangen bij art. 2 W. 23 januari 2003 (B.S., 13 maart 2003 (eerste uitg.)), met ingang van 13 maart 2003 (art. 128).

Artikel 728
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 9 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 729
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 10 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 730
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 11 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Hoofdstuk III

Wetshistoriek
Hoofdstuk III (art. 731 - art. 755) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 731 - art. 738) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 731
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 7 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en gewijzigd bij art. 3 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)).

Artikel 732
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 4 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)).

Artikel 733
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 734
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Franse tekst gewijzigd bij art. 12 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 735
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 736
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 737
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 738
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 739 - art. 744) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 739
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 14 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 740
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 15, 2° Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 741
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 16, 2° Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 742
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 17 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Vervangen bij art. 47 W. 11 oktober 1919 (B.S., 29 oktober 1919).

Artikel 743
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 18 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 744
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 19, 1° Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Gewijzigd bij art. 28, 16° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950) en bij art. 3 W. 19 september 1977 (B.S., 10 januari 1978).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 745) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 745
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 68 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 745bis – 745septies) ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 745bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 1 vervangen bij art. 69 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
§ 1, lid 2 vervangen bij art. 4, a) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 1, lid 3 gewijzigd bij art. 4, b) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 2 gewijzigd bij art. 4, c) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 3 ingevoegd bij art. 5 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)).

Artikel 745ter
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 745quater
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1 vervangen bij art. 70 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987), gewijzigd bij art. 24 W. 1 juli 2006 (B.S., 29 december 2006 (zesde uitg.)), met ingang van 1 juli 2007 (art. 26, zelf ingevoegd bij art. 373 W. 27 december 2006 (B.S., 28 december 2006 (derde uitg.))) en bij art. 10, 1° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 1/1 ingevoegd bij art. 10, 2° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 2 gewijzigd bij art. 74 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274) en bij art. 10, 3° en 4° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 3 gewijzigd bij art. 10, 5° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 745quinquies
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§§ 2 en 3 gewijzigd bij art. 6 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)).

Artikel 745sexies
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 75 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
§ 2/1 ingevoegd bij art. 11 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 3 vervangen bij art. 3, 1° Wet 22 mei 2014 (BS 13 juni 2014), met ingang van 25 januari 2015 (art. 1 MB 22 december 2014 (BS 15 januari 2015)) en van toepassing op elk verzoek tot omzetting van vruchtgebruik vanaf die inwerkingtreding (art. 4) en gewijzigd bij art. 2 Wet 19 juni 2016 (BS 21 juni 2016 (ed. 1)).
§ 4 opgeheven bij art. 3, 2° Wet 22 mei 2014 (BS 13 juni 2014), met ingang van 25 januari 2015 (art. 1 MB 22 december 2014 (BS 15 januari 2015)).

Artikel 745septies
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§§ 1 en 2 vervangen bij art. 28 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).
Afdeling IVbis
Wetshistoriek
Afdeling IVbis (art. 745octies) ingevoegd bij art. 7 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 745octies
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 746 - art. 749) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opschrift vervangen bij art. 9 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).
Artikel 746
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 747
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 748
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 10 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 749
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 10 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).
Afdeling VI
Wetshistoriek
Afdeling VI (art. 750 - art. 755) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opschrift vervangen bij art. 11 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).
Artikel 750
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 751
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 752
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 71 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).

Artikel 753
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 47 W. 11 oktober 1919 (B.S., 29 oktober 1919).

Artikel 754
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 754/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 755
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 47 W. 11 oktober 1919 (B.S., 29 oktober 1919).

Hoofdstuk IV

Wetshistoriek
Hoofdstuk IV (art. 756 - art. 773) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 756 – 766) opgeheven bij art. 72 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Artikel 756 ? 766 (oud art. 756 - 766)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 72 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 767 - art. 773) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opschrift vervangen bij art. 14 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).
Artikel 767
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 768
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 15 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en gewijzigd bij art. 68 W. 5 augustus 1992 (B.S., 8 oktober 1992).

Artikel 769
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 16 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 770
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 17 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en bij art. 76 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 771
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 18 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 772
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 19 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 773
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 20 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Hoofdstuk V

Wetshistoriek
Hoofdstuk V (art. 774 - art. 814) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 774 - art. 783) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 774
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 775
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 776
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 29 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90), gewijzigd bij art. 6 W. 13 februari 2003 (B.S., 25 maart 2003) en bij art. 121 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Gewijzigd bij art. 7, § 3 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958), bij art. 1 W. 5 december 1963 (B.S., 17 december 1963) en bij art. 4 (art. 8) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 777
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 778
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 779
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 780
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 781
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 782
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 783
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 784 - art. 792) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 784
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 107, 1° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017) en gewijzigd bij art. 107, 2° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)).
Vervangen bij art. 141 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)) en gewijzigd bij art. 4 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014).

Artikel 784/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 82 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2020 (art. 91) en van toepassing vanaf zijn inwerkingtreding ongeacht het tijdstip waarop de nalatenschap is opengevallen (art. 90) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 785
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 786
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 26 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 787
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 27 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 788
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 789
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 790
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 791
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 2 W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).

Artikel 792
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 6 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 793 - art. 810bis) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 793
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 122 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 108, 1° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017) en gewijzigd bij art. 108, 2° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)).
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 1) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5), gewijzigd bij enig art. W. 3 januari 1983 (B.S., 21 januari 1983), bij art. 30 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90), bij art. 142, 1° en 2° Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)) en vervangen bij art. 5 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014).

Artikel 794
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 1) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 795
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 796
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 797
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 798
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 77 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 799
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 (art. 95, § 2) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 800
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 801
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 802
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5) en gewijzigd bij art. 4 Wet 5 mei 2014 (BS 8 juli 2014).

Artikel 803
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 803bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 78 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 804
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 805
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 125 Wet 5 mei 2019 (BS 19 juni 2019).
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 806
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 807
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 808
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 809
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 95, § 3) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 810
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 810bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 (art. 95, § 4) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 811 - art. 814) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 811
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 812
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 20) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Artikel 813
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 96) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), gewijzigd bij art. 49 W. 15 juli 1970 (B.S., 30 juli 1970) en bij art. 79 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274)

Artikel 814
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 20) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5).

Hoofdstuk VI

Wetshistoriek
Hoofdstuk VI (art. 815 - art. 892) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 815 - art. 842) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opschrift vervangen bij art. 12 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Artikel 815
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 97) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 31 oktober 1970 (art. 5) en gewijzigd bij art. 6 Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)).

Artikel 816
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 13 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 817
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 14 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 31 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90), bij art. 36, 10° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007) en vervangen bij art. 122 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 818
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 4 (art. 8) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en opnieuw opgenomen bij art. 15 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 819
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 16 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 3 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950), bij art. 2 W. 10 mei 1960 (B.S., 20 mei 1960), bij art. 32 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en bij art. 123 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 820
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 17 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 821
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 18 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Vervangen bij art. 3 (art. 98) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 15 maart 1968 (art. 2 K.B. 1 februari 1968 (B.S., 14 februari 1968)).

Artikel 822 (oud art. 822 - 825)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 2 (art. 21) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij art. 19 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 823
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 2 (art. 21) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij art. 20 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 824
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 2 (art. 21) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij art. 21 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 825
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 2 (art. 21) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)) en opnieuw opgenomen bij art. 22 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 826
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 23 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 3 (art. 99) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)), bij art. 21 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981), bij art. 14 W. 29 augustus 1988 (B.S., 24 september 1988), bij art. 78 W. 22 december 1998 (B.S., 15 januari 1999) en bij art. 80 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 827
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 24 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Vervangen bij art. 3 (art. 100) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 828
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opnieuw opgenomen bij art. 73 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).
Opgeheven bij W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 829
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 830
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 831
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 832
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 833
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 834 ? 835 (oud art. 834 - 835)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 21) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 836
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 837
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opnieuw opgenomen bij art. 74 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987) en opgeheven bij art. 24 W. 1 juli 2006 (B.S., 29 december 2006 (zesde uitg.)), met ingang van 1 juli 2007 (art. 26, zelf ingevoegd bij art. 373 W. 27 december 2006 (B.S., 28 december 2006 (derde uitg.))).
Opgeheven bij W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 838
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 26, 1° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Vervangen bij art. 3 (art. 101) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 3 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)), bij art. 14 W. 18 juli 1991 (B.S., 26 juli 1991), met ingang van 28 juli 1991 (art. 1 K.B. 19 juli 1991 (B.S., 26 juli 1991)) en gewijzigd bij art. 124 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 839
[...]
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 26, 2° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 840
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 26, 3° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 33 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en bij art. 36, 15° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007).

Artikel 841
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 842
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 843 - art. 869) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 843
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 27 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 843/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 28 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 60 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80), en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 844
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 29 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 845
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 30 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Vervangen bij art. 28 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 846
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 31 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 847
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 29 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013) en gewijzigd bij art. 32 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 848
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 30 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 849
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 33 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 850
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 851
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 852
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 34 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 853
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 35 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 854
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij enig art. W. 8 juli 1983 (B.S., 20 juli 1983).

Artikel 855
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 36 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 856
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 37 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 857
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 858
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 38 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 61, 1° tot 3° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 858bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 22 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en vervangen bij art. 39 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 62, 1° tot 4° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80), en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 81 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 858ter
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 39/1 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf ingevoegd bij art. 63 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80), en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 859
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 40 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 64 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 860
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 861
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 862
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 863
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 864
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 865
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 866
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 867
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 868
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 869
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 41 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 870 - art. 882) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 870
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 871
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 872
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 873
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 874
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 875
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 876
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 877
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 878
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 879
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 880
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 881
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 882
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 883 - art. 886) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 883
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 884
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 885
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 886
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 887 - art. 892) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 887
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 42 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 888
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 43 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 889
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 890
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 891
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 44 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 892
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 45 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Hoofdstuk VII

Wetshistoriek
Hoofdstuk VII (art. 892/1 tot 892/8) ingevoegd bij art. 109 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 892/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 110 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/2
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 111 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/3
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 112 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/4
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 113 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/5
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 114 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/6
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 115 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/7
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 116 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 892/8
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 117 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 maart 2018 (art. 12 KB 26 februari 2018 (BS 1 maart 2018 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Titel II

Wetshistoriek
Titel II (art. 893 - art. 1100) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Eerste hoofdstuk

Wetshistoriek
Eerste hoofdstuk (art. 893 - art. 900) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 893
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 894
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 895
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 896
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 28, 17° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 897
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 898
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 899
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 900
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 901 - art. 912) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 901
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 902
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 903
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 904
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 905
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 4 (art. 8) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en opnieuw opgenomen bij art. 125 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en gewijzigd bij art. 40 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Artikel 906
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 907
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 908
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 41 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Opgeheven bij art. 75 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987), opnieuw opgenomen bij art. 126 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)) en gewijzigd bij art. 199 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).

Artikel 909
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 1 gewijzigd bij art. 2, 1° W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).
Lid 2 ingevoegd bij art. 2, 2° W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).
Lid 3, 3° ingevoegd bij art. 2, 3° W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).
Lid 4 vervangen bij art. 2, 4° W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).

Artikel 910
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 21 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950), bij art. 69 W. 5 augustus 1992 (B.S., 8 oktober 1992) en bij art. 95 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017).

Artikel 911
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).

Artikel 912
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 6° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 86 W. 15 december 1980 (B.S., 31 december 1980).

Hoofdstuk III

Wetshistoriek
Hoofdstuk III (art. 913 - art. 930) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 913 - art. 919) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 913
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 46 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 76 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).

Artikel 914
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 47 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf vervangen bij art. 65 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Franse tekst gewijzigd bij art. 31 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 915
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 48 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 23 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en bij art. 8 W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)).

Artikel 915bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 24 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 49, 1° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 2 gewijzigd bij art. 49, 2° en 3° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 2/1 ingevoegd bij art. 49, 4° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 3 vervangen bij art. 49, 5° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
§ 4 opgeheven bij art. 49, 6° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf vervangen bij art. 66 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 5 ingevoegd bij art. 3 W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).
§ 3 gewijzigd bij art. 27 W. 20 mei 1997 (B.S., 27 juni 1997).

Artikel 916
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 25 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981) en gewijzigd bij art. 50 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 917
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 51 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 26 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 918
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 52 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 67 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Gewijzigd bij art. 27 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 919
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 1 gewijzigd bij art. 53, 1° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Lid 2 opgeheven bij art. 53, 2° Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 920 - art. 930) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 920
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1 genummerd en §§ 2 tot 4 ingevoegd bij art. 54 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 68, 1° en 2° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 921
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 922
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 55 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 79 W. 22 december 1998 (B.S., 15 januari 1999).

Artikel 922/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 56 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 923
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 924
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 57 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 925
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 58 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), zelf gewijzigd bij art. 69 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 926
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 927
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 928
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 59 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 929
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 60 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 930
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 60 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Hoofdstuk IV

Wetshistoriek
Hoofdstuk IV (art. 931 - art. 966) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 931 - art. 952) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 931
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 932
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 933
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 934
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 7, § 1 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).

Artikel 935
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 936
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 35 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en gewijzigd bij art. 82 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 937
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 70 W. 5 augustus 1992 (B.S., 8 oktober 1992).
Gewijzigd bij art. 22 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 938
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 939
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7 Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)).

Artikel 940
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 4 (art. 8) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 941
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 942
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 128 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Vervangen bij art. 4 (art. 9) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 943
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 944
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 945
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 946
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 947
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 948
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 949
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 950
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 951
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 952
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 953 - art. 966) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 953
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 32 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 954
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 955
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 956
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 957
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 2 vervangen bij art. 33, a) Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Lid 3 ingevoegd bij art. 33, b) Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 958
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 959
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 960 ? 966 (oud art. 960 - 966)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 77 W. 31 maart 1987 (B.S., 27 mei 1987).

Hoofdstuk V

Wetshistoriek
Hoofdstuk V (art. 967 - art. 1047) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 967 - art. 980) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 967
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 968
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 969
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 19 W. 2 februari 1983 (B.S., 11 oktober 1983).

Artikel 970
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 971
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922).

Artikel 972
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 75 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2020 (art. 76).
Gewijzigd bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922), bij art. 31 Wet 6 mei 2009 (BS 19 mei 2009) en bij art. 22 Wet 29 december 2010 (BS 31 december 2010 (ed. 3)).

Artikel 973
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 974
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 46 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 oktober 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 58).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922).

Artikel 975
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 46 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 oktober 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 58).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922).

Artikel 976
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 20 W. 2 februari 1983 (B.S., 11 oktober 1983).
Enig lid, 1° en 2° gewijzigd bij art. 124, a) en b) Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017).

Artikel 977
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922).

Artikel 978 ? 979 (oud art. 978 - 979)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 22 W. 2 februari 1983 (B.S., 11 oktober 1983).

Artikel 980
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij enig art. W. 3 juli 1974 (B.S., 18 juli 1974).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij enig art. W. 16 december 1922 (B.S., 22 december 1922).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 981 - art. 1001) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 981
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 982
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 23 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 983
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 984
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 985
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 83 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 986
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 987
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 988
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 989
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 4 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 990
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 991
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950) en bij art. 84 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 992
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7 en 24 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950) en bij art. 85 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Gewijzigd bij art. 5 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 993
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 86 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
Gewijzigd bij art. 5 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 994
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 995
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 996
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 997
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 998
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 999
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 139, 7° W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 2 W. 29 juli 1971 (B.S., 29 december 1971).

Artikel 1000
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 1001
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1002) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1002
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 1003 - art. 1009) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1003
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1004
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1005
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1006
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1007
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 22 W. 2 februari 1983 (B.S., 11 oktober 1983).

Artikel 1008
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 21 W. 2 februari 1983 (B.S., 11 oktober 1983), gewijzigd bij art. 87 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274) en bij art. 125, 1° en 2° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017).

Artikel 1009
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1010 - art. 1013) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1010
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1011
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1012
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1013
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling VI
Wetshistoriek
Afdeling VI (art. 1014 - art. 1024) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1014
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1015
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1016
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 28, 18° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 1017
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1018
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1019
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1020
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1021
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1022
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1023
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1024
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling VII
Wetshistoriek
Afdeling VII (art. 1025 - art. 1034) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1025
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1026
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1027
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1028
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1029
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 7, § 1 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).

Artikel 1030
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1031
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 129 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Gewijzigd bij art. 36, 11° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007).

Artikel 1032
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1033
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1034
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling VIII
Wetshistoriek
Afdeling VIII (art. 1035 - art. 1047) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1035
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1036
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1037
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1038
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1039
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1040
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1041
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1042
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1043
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1044
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1045
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1046
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 2 ingevoegd bij art. 34 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 1047
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 35 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Hoofdstuk VI

Wetshistoriek
Hoofdstuk VI (art. 1048 - art. 1074) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1048
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1049
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1050
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1051
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1052
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1053
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1054
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1055
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 36 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 1056
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 37 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Artikel 1057
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 38 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en bij art. 130 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 1058
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1059
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1060
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1061
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1062
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1063
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1064
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1065
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1066
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1067
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1068
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1069
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 8 Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)).

Artikel 1070
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 131 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 1071
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1072
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1073
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1074
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 39 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Hoofdstuk VII

Wetshistoriek
Hoofdstuk VII (art. 1075 - art. 1080) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1075
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1076
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 61 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 1077
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1078
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1079
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 62 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 1080
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Hoofdstuk VIII

Wetshistoriek
Hoofdstuk VIII (art. 1081 - art. 1090) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1081
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1082
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1083
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1084
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1085
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1086
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1087
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1088
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1089
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1090
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Hoofdstuk IX

Wetshistoriek
Hoofdstuk IX (art. 1091 - art. 1100) opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1091
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1092
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1093
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 37 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).

Artikel 1094
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 28 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 1095
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 34 W. 19 januari 1990 (B.S., 30 januari 1990), met ingang van 1 mei 1990 (art. 55) en gewijzigd bij art. 88 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1096
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7, § 1 W. 30 april 1958 (B.S., 15 mei 1958) en bij art. 29 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 1097
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 30 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 1098
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 31 W. 14 mei 1981 (B.S., 27 mei 1981).

Artikel 1099
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1100
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Titel IIbis

Wetshistoriek
Titel IIbis (art. 1100/1 - art. 1100/7) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Hoofdstuk I

Wetshistoriek
Hoofdstuk I (art. 1100/1 - art. 1100/2) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 3 vervangen en § 4 ingevoegd bij art. 70, 1° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1100/2
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 42 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 1100/3) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/3
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Lid 3 ingevoegd bij art. 70, 2° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Hoofdstuk III

Wetshistoriek
Hoofdstuk III (art. 1100/4) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/4
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 4 ingevoegd bij art. 70, 3° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Hoofdstuk IV

Wetshistoriek
Hoofdstuk IV (art. 1100/5) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/5
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 70, 4° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Hoofdstuk V

Wetshistoriek
Hoofdstuk V (art. 1100/6) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/6
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Hoofdstuk VI

Wetshistoriek
Hoofdstuk VI (art. 1100/7) ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Artikel 1100/7
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73) en opgeheven bij art. 58, 3° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 7 gewijzigd bij art. 70, 5° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Titel III Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen

Eerste hoofdstuk

Wetshistoriek
Eerste hoofdstuk (art. 1101 - art. 1107) opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1101
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1102
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1103
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1104
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1105
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1106
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1107
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Hoofdstuk II Voorwaarden die tot de geldigheid van de overeenkomsten vereist zijn

Artikel 1108
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 1109 - art. 1122) opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1109
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1110
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1111
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1112
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1113
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1114
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1115
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1116
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1117
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1118
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1119
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1120
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1121
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1122
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling II Bekwaamheid van de contracterende partijen
Artikel 1123
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 2° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1124
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 3° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 7, § 5 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958) en gewijzigd bij art. 132 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 1125
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 3° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 7, § 6 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958) en gewijzigd bij art. 133, 1° en 2° Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Afdeling III Voorwerp en inhoud van de contracten
Artikel 1126
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 4° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1127
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 4° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1128
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 4° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1129
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 4° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1130
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 5° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Lid 2 opgeheven bij art. 64 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).
Gewijzigd bij art. 4 W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).
Afdeling IV Oorzaak
Artikel 1131
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1132
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1133
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Hoofdstuk III Gevolgen van de verbintenissen

Eerste afdeling Algemene bepalingen
Artikel 1134
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1135
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling II Verbintenis om iets te geven
Artikel 1136
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1137
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 6° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1138
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 7° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 9 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 1139
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1140
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1141
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1142 - art. 1145) opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1142
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1143
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1144
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1145
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling IV Schadevergoeding wegens niet-nakoming van de verbintenis
Artikel 1146
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1147
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1148
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1149
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1150
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1151
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 8° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1152
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 5 W. 23 november 1998 (B.S., 13 januari 1999).

Artikel 1153
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 9° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 6 W. 1 mei 1913 (B.S., 2-3 mei 1913) en gewijzigd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 13 januari 1999).

Artikel 1154
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 10° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7 W. 1 mei 1913 (B.S., 2-3 mei 1913).

Artikel 1155
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 10° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7 W. 1 mei 1913 (B.S., 2-3 mei 1913).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1156 - art. 1164) opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1156
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1157
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1158
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1159
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1160
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1161
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1162
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1163
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1164
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling VI Gevolgen van de overeenkomsten ten aanzien van derden
Artikel 1165
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1166
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 11° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1167
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 12° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 4 (art. 10) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Hoofdstuk IV Verschillende soorten van verbintenissen

Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 1168 - art. 1184) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1168 - art. 1180) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1168
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1169
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1170
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1171
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1172
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1173
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1174
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1175
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1176
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1177
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1178
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1179
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1180
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1181 - art. 1182) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1181
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1182
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1183 - art. 1184) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1183
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1184
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1185 - art. 1188) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1185
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1186
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1187
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1188
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1189 - art. 1196) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1189
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1190
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1191
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1192
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1193
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1194
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1195
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1196
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 1197 - art. 1216) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1197 - art. 1199) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1197
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1198
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1199
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1200 - art. 1216) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1200
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1201
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1202
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1203
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1204
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1205
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1206
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1207
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1208
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1209
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1210
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1211
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1212
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1213
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1214
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1215
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1216
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1217 - art. 1225) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1217
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1218
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1219
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1220 - art. 1221) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1220
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1221
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1222 - art. 1225) opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1222
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1223
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1224
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1225
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 13° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling VI Verbintenissen onder strafbeding
Artikel 1226
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 14° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 W. 23 november 1998 (B.S., 13 januari 1999).

Artikel 1227
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 15° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1228
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 15° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1229
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 15° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1230
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 15° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1231
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 16° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 4 W. 23 november 1998 (B.S., 13 januari 1999).

Artikel 1232
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1233
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Hoofdstuk V Tenietgaan van de verbintenissen

Artikel 1234
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Eerste afdeling Betaling
§ 1 Betaling in het algemeen
Artikel 1235
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1236
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1237
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1238
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1239
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1240
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 17° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1240bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 13 Wet 6 mei 2009 (BS 19 mei 2009) en opgeheven bij art. 58, 4° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 9, 2° Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)) en bij art. 56, 1° Wet 11 februari 2019 (BS 22 maart 2019).
§ 3 gewijzigd bij art. 10 Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)) en bij art. 56, 2° Wet 11 februari 2019 (BS 22 maart 2019).
§ 4 gewijzigd bij art. 56, 3° Wet 11 februari 2019 (BS 22 maart 2019).
§ 5 gewijzigd bij art. 81, 3° Wet 13 december 2012 (BS 20 december 2012 (ed. 4)) en bij art. 11 Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)).
§ 1 gewijzigd bij art. 81, 1° Wet 13 december 2012 (BS 20 december 2012 (ed. 4)) en bij art. 9, 1° Wet 11 juli 2018 (BS 20 juli 2018 (ed. 2)).
§ 4 gewijzigd bij art. 162 Wet 29 maart 2012 (BS 6 april 2012 (ed. 3)), met ingang van 1 juli 2012 (art. 1 KB 27 juni 2012 (BS 29 juni 2012 (ed. 4))) en bij art. 81, 2° Wet 13 december 2012 (BS 20 december 2012 (ed. 4)).

Artikel 1240ter
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 Wet 28 juni 2009 (BS 21 augustus 2009 (ed. 2)) en opgeheven bij art. 58, 5° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1241
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 18° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1242
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 18° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1243
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 18° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1244
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 19° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 3 (art. 102) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 oktober 1969 (art. 4 K.B. 8 juni 1969 (B.S., 11 juni 1969)).

Artikel 1245
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1246
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1247
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1248
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1249 - art. 1252) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1249
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1250
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1251
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1252
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1253 - art. 1256) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1253
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1254
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1255
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1256
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 4
Wetshistoriek
§ 4 (art. 1257 - art. 1264) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1257
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1258
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1259
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1260
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1261
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1262
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1263
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1264
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 5
Wetshistoriek
§ 5 (art. 1265 - art. 1270) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1265
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1266
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1267
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1268
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1269
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1270
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1271 - art. 1281) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1271
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1272
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1273
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1274
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1275
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1276
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1277
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1278
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1279
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1280
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1281
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1282 - art. 1288) opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1282
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1283
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1284
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1285
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1286
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1287
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1288
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling IV Schuldvergelijking
Artikel 1289
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1290
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1291
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1292
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1293
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1294
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 20° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1295
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 21° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 6 W. 6 juli 1994 (B.S., 15 juli 1994).

Artikel 1296
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1297
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1298
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1299
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1300 - art. 1301) opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1300
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1301
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling VI
Wetshistoriek
Afdeling VI (art. 1302 - art. 1303) opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1302
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1303
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 22° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Afdeling VII Vordering tot nietigverklaring of tot vernietiging van de overeenkomsten
Artikel 1304
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 23° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 4 (art. 11) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en bij art. 134 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 1305
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 24° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1306
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 24° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1307
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 24° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1308
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 35 W. 19 januari 1990 (B.S., 30 januari 1990), met ingang van 1 mei 1990 (art. 55).

Artikel 1309
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 25° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 36 W. 19 januari 1990 (B.S., 30 januari 1990), met ingang van 1 mei 1990 (art. 55) en gewijzigd bij art. 89 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1310
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 26° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1311
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 26° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1312
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 27° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 7, § 7 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958) en gewijzigd bij art. 135 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Artikel 1313
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 28° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1314
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 29° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 136 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).

Hoofdstuk VI

Wetshistoriek
Hoofdstuk VI (art. 1315 - art. 1369) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75), met uitzondering van de artikelen 1321, 1338, 1339 en 1340.
Artikel 1315
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1316
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Eerste afdeling (art. 1317 - art. 1340) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75), met uitzondering van de artikelen 1321, 1338, 1339 en 1340.
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1317 - art. 1321) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75), met uitzondering van artikel 1321.
Artikel 1317
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 28 W. 11 maart 2003 (B.S., 17 maart 2003 (tweede uitg.)), bij art. 129, 1° en 2° Wet 4 mei 2016 (BS 13 mei 2016 (ed. 1)), met ingang van 31 december 2016 (art. 261) en bij art. 315, 1° en 2° Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017).

Artikel 1318
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1319
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 (art. 103) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 1320
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1321
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 30° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1322 - art. 1332) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1322
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 2 W. 20 oktober 2000 (B.S., 22 december 2000).

Artikel 1323
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1324
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1325
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1326
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1327
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1328
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1329
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1330
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1331
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1332
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1333) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1333
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 4
Wetshistoriek
§ 4 (art. 1334 - art. 1336) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1334
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Lid 2 ingevoegd bij art. 34 Wet 21 juli 2016 (BS 28 september 2016), met ingang van 28 september 2016 (art. 1 KB 14 september 2016 (BS 28 september 2016, err., BS 6 oktober 2016)).

Artikel 1335
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1336
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 5
Wetshistoriek
§ 5 (art. 1337 - art. 1340) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75), met uitzondering van de artikelen 1338, 1339 en 1340.
Artikel 1337
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1338
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 31° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1339
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 6° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1340
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 6° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1341 - art. 1348) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1341
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990) en bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948).

Artikel 1342
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1343
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1344
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1345
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1346
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1347
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1348
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Afdeling II/1
Wetshistoriek
Afdeling II/1 (art. 1348bis) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Opschrift afdeling II/1 ingevoegd bij art. 2 Wet 15 april 2018 (BS 27 april 2018 (ed. 2)), met ingang van 1 november 2018 (art. 260, leden 1 en 2).
Artikel 1348bis
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Ingevoegd bij art. 3 Wet 15 april 2018 (BS 27 april 2018 (ed. 2)), met ingang van 1 november 2018 (art. 260, leden 1 en 2).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1349 - art. 1353) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1349
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1350 - art. 1352) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1350
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1351
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 2 (art. 22) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967), met ingang van 1 januari 1969 (art. 4 K.B. 4 november 1968 (B.S., 13 november 1968)).

Artikel 1352
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1353) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1353
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 1354 - art. 1356) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1354
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1355
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1356
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1357 - art. 1369) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1357
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1358 - art. 1365) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1358
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1359
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1360
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1361
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1362
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1363
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1364
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1365
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1366 - art. 1369) opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).
Artikel 1366
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1367
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1368
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 1369
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 73 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Titel IV Verbintenissen buiten overeenkomst

Artikel 1370

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 32° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 40 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90).

Eerste hoofdstuk

Wetshistoriek
Eerste hoofdstuk (art. 1371 - art. 1381) opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Artikel 1371
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1372
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1373
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1374
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1375
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1376
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1377
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1378
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1379
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1380
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1381
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 33° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 1382 - art. 1386) opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).
Artikel 1382
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).

Artikel 1383
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).

Artikel 1384
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij enig art. W. 6 juli 1977 (B.S., 2 augustus 1977).

Artikel 1385
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).

Artikel 1386
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).

Titel IVbis

Wetshistoriek
Titel IVbis (art. 1386bis) opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).
Voorgeschiedenis
Titel IVbis (art. 1386bis) ingevoegd bij art. 1 W. 16 april 1935 (B.S., 18 april 1935).

Artikel 1386bis

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 42 Wet 7 februari 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 januari 2025 (art. 45).
Voorgeschiedenis
Ingevoegd bij art. 1 W. 16 april 1935 (B.S., 18 april 1935) en gewijzigd bij art. 86 Wet 5 mei 2014 (BS 9 juli 2014), met ingang van 1 oktober 2016 (art. 136, zelf gewijzigd bij art. 250 Wet 4 mei 2016 (BS 13 mei 2016 (ed. 1))).

Titel V

Wetshistoriek
Titel V (art. 1387 - art. 1474/1) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Titel V (oorspronkelijke art. 1387 – 1581) vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Hoofdstuk I

Wetshistoriek
Hoofdstuk I (art. 1387 - art. 1397/1) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1387
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1388
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 5 W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)), bij art. 7, 1° en 2° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en bij art. 10 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 1389
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 132 W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).

Artikel 1389/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1389/2
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 9 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1389/3
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 10 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1390
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1391
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 2 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013), met ingang van 1 september 2015 (art. 85).

Artikel 1392
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 78 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2015 (art. 85, lid 3 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013) juncto art. 87, 13°).

Artikel 1393
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 79 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2015 (art. 85, lid 3 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013) juncto art. 87, 13°).

Artikel 1394
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 18 juli 2008 (B.S., 14 augustus 2008 (derde uitg.)), met ingang van 1 november 2008 (art. 11).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976, err., B.S., 6 oktober 1977).
Gewijzigd bij art. 2 W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998) en bij art. 6, 1° en 2° W. 22 april 2003 (B.S., 22 mei 2003 (tweede uitg.)).

Artikel 1395
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 3 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013), met ingang van 1 september 2015 (art. 85).
§ 1/1 ingevoegd bij art. 11 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976, err., B.S., 6 oktober 1977) en bij art. 3 W. 18 juli 2008 (B.S., 14 augustus 2008 (derde uitg.)), met ingang van 1 november 2008 (art. 11).
§ 1 gewijzigd bij art. 3, a) tot f) W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998).
§ 2 gewijzigd bij art. 3, a) tot f) W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998).
§ 3 gewijzigd bij art. 3, a) tot f) W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998).
§ 4 vervangen bij art. 3, a) tot f) W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998).
§ 5 ingevoegd bij art. 3, a) tot f) W. 9 juli 1998 (B.S., 7 augustus 1998).
§ 6 ingevoegd bij art. 133 W. 16 juli 2004 (B.S., 27 juli 2004), met ingang van 1 oktober 2004 (art. 140).

Artikel 1396
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 4 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013), met ingang van 1 september 2015 (art. 85).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en bij art. 4 W. 18 juli 2008 (B.S., 14 augustus 2008 (derde uitg.)), met ingang van 1 november 2008 (art. 11).

Artikel 1397
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 37 W. 19 januari 1990 (B.S., 30 januari 1990), met ingang van 1 mei 1990 (art. 55), bij art. 5 W. 18 juli 2008 (B.S., 14 augustus 2008 (derde uitg.)), met ingang van 1 november 2008 (art. 11) en bij art. 90 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1397/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 137 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 43, 1° en 2° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 1398 - art. 1450) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling I
Wetshistoriek
Afdeling I (art. 1398 - art. 1408) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1398
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 17 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976, err., B.S., 6 oktober 1977).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1399 - art. 1401) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1399
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976, err., B.S., 6 oktober 1977).
Lid 3 gewijzigd bij art. 12 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1400
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Enig lid:
1. vervangen bij art. 13, a) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80);
2. opgeheven bij art. 13, b) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80);
6. en 7. vervangen bij art. 13, c) en d) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1401
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1 genummerd bij art. 14, a) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 1, enig lid:
5. ingevoegd bij enig art. W. 1 april 1987 (B.S., 22 april 1987) en vervangen bij art. 14, a) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80);
6. en 7. ingevoegd bij art. 14, b) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 2 ingevoegd bij art. 14, c) Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1402 - art. 1404) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1402
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1403
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1404
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 15 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1405) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1405
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 16 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 4
Wetshistoriek
§ 4 (art. 1406 - art. 1408) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1406
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 17 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1407
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1408
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1409 - art. 1414) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1409
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1410
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1411
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1412
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1413
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1414
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Afdeling III
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1415 - art. 1424) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1415
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1416
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1417
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 18 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1418
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Enig lid, 2°, e) gewijzigd bij art. 75 W. 24 maart 2003 (B.S., 2 mei 2003), met ingang van 1 juni 2003 (art. 86), en van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten (art. 85).

Artikel 1419
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Lid 2 opgeheven bij art. 19 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1420
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 91 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1421
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 92, 1° en 2° Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1422
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 93 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1423
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1424
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Afdeling IV
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 1425 - art. 1426) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1425
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1426
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1 gewijzigd bij art. 94 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).
§ 2 vervangen bij art. 69 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).
§ 3 gewijzigd bij art. 15 Wet 30 december 2009 (BS 15 januari 2010 (ed. 2)).
§ 4 gewijzigd bij art. 138 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), en gewijzigd bij art. 44 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).
Afdeling V
Wetshistoriek
Afdeling V (art. 1427 - art. 1450) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1427 - art. 1431) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1427
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1428
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 41 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90), bij art. 15 W. 27 april 2007 (B.S., 7 juni 2007), met ingang van 1 september 2007 (art. 44), bij art. 139 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)) en bij art. 69/1 Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018), zelf ingevoegd bij art. 172 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1)), met ingang van 31 maart 2019 (art. 118, zelf gewijzigd bij art. 186 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1))).

Artikel 1429
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 38 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 16 W. 27 april 2007 (B.S., 7 juni 2007), met ingang van 1 september 2007 (art. 44).

Artikel 1429bis
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 39 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 20 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1430
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1 genummerd en § 2 ingevoegd bij art. 21 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1431
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1432 - art. 1438) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1432
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Lid 2 ingevoegd bij art. 22 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1433
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1434
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1435
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1436
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1437
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1438
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1439 - art. 1441) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1439
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1440
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 23 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1441
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 4
Wetshistoriek
§ 4 (art. 1442 - art. 1444) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1442
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 95 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274) en bij art. 24 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1443
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 96 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1444
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 5
Wetshistoriek
§ 5 (art. 1445 - art. 1449) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1445
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1446
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 25 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1447
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 26 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976), gewijzigd bij art. 4 W. 28 januari 2003 (B.S., 12 februari 2003 (eerste uitg.)), bij art. 17 W. 27 april 2007 (B.S., 7 juni 2007), met ingang van 1 september 2007 (art. 44) en bij art. 97 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1448
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 27 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1449
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 6
Wetshistoriek
§ 6 (art. 1450) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1450
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Hoofdstuk III

Wetshistoriek
Hoofdstuk III (art. 1451 - art. 1465) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1451
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1
Wetshistoriek
§ 1 (art. 1452 - art. 1456) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1452
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 1 genummerd bij art. 28, 2° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§ 1, lid 2 opgeheven bij art. 28, 1° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
§§ 2 en 3 ingevoegd bij art. 28, 2° Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1453
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1454
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1455
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 29 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1456
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 2
Wetshistoriek
§ 2 (art. 1457 - art. 1460) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1457
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1458
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1459
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 40 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 18 W. 27 april 2007 (B.S., 7 juni 2007), met ingang van 1 september 2007 (art. 44).

Artikel 1460
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 3
Wetshistoriek
§ 3 (art. 1461 - art. 1464) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1461
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1462
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1463
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1464
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
§ 4
Wetshistoriek
§ 4 (art. 1465) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1465
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976
Gewijzigd bij art. 3 W. 10 mei 2007 (B.S., 3 augustus 2007) en bij art. 30 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Hoofdstuk IV

Wetshistoriek
Hoofdstuk IV opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Afdeling I
Wetshistoriek
Afdeling I (art. 1466 - art. 1469/13) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1466
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Gewijzigd bij art. 31 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).

Artikel 1467
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 32 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1468
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 33 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1469
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 34 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en gewijzigd bij art. 98 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274).

Artikel 1469/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/2
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 36 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/3
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 37 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/4
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/5
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 39 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/6
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 40 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/7
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 41 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/8
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 42 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/9
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 43 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/10
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 44 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/11
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 45 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/12
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 46 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1469/13
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 47 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Afdeling II
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1470 - art. 1474) opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1470
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 septembe 1976).

Artikel 1471
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1472
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1473
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1474
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Afdeling III
[...]
Wetshistoriek
Afdeling III opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).
Voorgeschiedenis
Opschrift afdeling III ingevoegd bij art. 48 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Wetshistoriek
Oorspronkelijke art. 1478 – 1581 opgeheven bij art. 2 W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Artikel 1474/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 49 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80) en opgeheven bij art. 58, 7° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Titel Vbis Wettelijke samenwoning

Wetshistoriek
Titel Vbis (art. 1475 tot 1479) ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).

Artikel 1475

§ 1

Onder “wettelijke samenwoning” wordt verstaan de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig artikel 1476.

§ 2

Om een verklaring van wettelijke samenwoning te kunnen afleggen, moeten beide partijen voldoen aan de volgende voorwaarden:
niet verbonden zijn door een huwelijk of door een andere wettelijke samenwoning;
bekwaam zijn om contracten aan te gaan overeenkomstig [de artikelen 5.40 tot 5.41].]
[De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 10°, uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter gemachtigd worden om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
Wetshistoriek
§ 2, lid 1, 2° gewijzigd bij art. 26 Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
§ 2, leden 2 tot 4 gewijzigd bij art. 140 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)) en gewijzigd bij art. 45 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Artikel 1476

§ 1

Een verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs [wordt door de partijen persoonlijk overhandigd] aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.
Dat geschrift bevat de volgende gegevens:
de datum van de verklaring;
de naam, de voornamen, de plaats en de datum van geboorte en de handtekening van beide partijen;
de gemeenschappelijke woonplaats;
de vermelding van de wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen;
de vermelding dat beide partijen vooraf kennis hebben genomen van de inhoud van de artikelen 1475 tot 1479;
[...].
De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat na of beide partijen voldoen aan de wettelijke voorwaarden inzake de wettelijke samenwoning en maakt in voorkomend geval melding van de verklaring in het bevolkingsregister.
[De partijen leggen ieder ander authentiek stuk of bewijs voor dat, in voorkomend geval, wordt gevraagd tot staving dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden, voor zover deze niet beschikbaar zijn in een andere authentieke bron.]
[De wettelijke samenwoning vangt aan op het ogenblik van de melding van de verklaring in het bevolkingsregister.
]

§ 2

De wettelijke samenwoning houdt op [wanneer de partijen met elkaar in het huwelijk treden, wanneer een van de partijen overlijdt] of wanneer er een einde aan wordt gemaakt overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf.
De wettelijke samenwoning kan worden beėindigd hetzij in onderlinge overeenstemming door de samenwonenden, hetzij eenzijdig door een van de samenwonenden door middel van een schriftelijke verklaring die tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals bepaald in het volgende lid. Dit geschrift bevat de volgende gegevens:
de datum van de verklaring;
de naam, de voornamen, de plaats en de datum van geboorte van beide partijen en de handtekening van beide partijen of van de partij die de verklaring aflegt;
de woonplaats van beide partijen;
de vermelding van de wil de wettelijke samenwoning te beėindigen.
[De verklaring van de beėindiging in onderlinge overeenstemming wordt door de partijen persoonlijk of via een bijzondere en authentieke volmacht overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van:
de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de partijen, of bij gebrek hieraan, van één van hen, of bij gebrek hieraan,
de laatste plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen-of wachtregister van de partijen, of bij gebrek hieraan, van één van hen.
]
[De eenzijdige verklaring van de beėindiging wordt persoonlijk of via een bijzondere en authentieke volmacht overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van:
de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de partijen, of bij gebrek hieraan, van de partij die de verklaring aflegt; of bij gebrek hieraan,
de laatste plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen-of wachtregister van de partijen, of bij gebrek hieraan, van één van hen.
]
[De ambtenaar van de burgerlijke stand betekent binnen acht dagen de eenzijdige verklaring van de beėindiging bij gerechtsdeurwaardersexploot aan de andere partij. In elk geval moeten de kosten van de betekening en de kennisgeving vooraf worden betaald door hen die de verklaring afleggen.]
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt melding van de beėindiging van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister.] [De wettelijke samenwoning eindigt op het ogenblik van de melding van de verklaring in het bevolkingsregister.]
[De persoon die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 10°, uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, kan, op zijn, verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter gemachtigd worden om de wettelijke samenwoning te beėindigen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
[...]

[§ 3

De Koning kan de voorwaarden bepalen om de verklaring van wettelijke samenwoning en de verklaring van beėindiging van wettelijke samenwoning op elektronische wijze te overhandigen.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 5 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013), met ingang van 1 september 2015 (art. 85) en bij art. 60, 1° tot 3° Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).
§ 2 gewijzigd bij art. 141 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), gewijzigd bij art. 46 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98), bij art. 3 Wet 8 februari 2023 (BS 1 maart 2023 (ed. 1)) en bij art. 60, 4° tot 7° Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).
§ 3 ingevoegd bij art. 60, 8° Wet 13 september 2023 (BS 2 oktober 2023 (ed. 3)), met ingang van 1 januari 2024 (art. 83).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 4 ingevoegd bij art. 3 W. 3 december 2005 (B.S., 23 december 2005 (eerste uitg.)), met ingang van 1 februari 2006 (art. 6).

Artikel 1476bis

Er is geen wettelijke samenwoning wanneer, ondanks de geuite wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens een van beide partijen kennelijk enkel gericht is op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van wettelijk samenwonende.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013).

Artikel 1476ter

Er is evenmin een wettelijke samenwoning wanneer deze wordt aangegaan zonder vrije toestemming van beide wettelijk samenwonenden of de toestemming van minstens een van de wettelijk samenwonenden werd gegeven onder geweld of bedreiging.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 9 Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013).

Artikel 1476quater

De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning indien hij vaststelt dat de verklaring betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de verklaring betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de partijen voornemens zijn de verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de afgifte van het in artikel 1476, § 1 bedoelde ontvangstbewijs, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met hoogstens drie maanden. In dat geval, geeft hij van zijn beslissing kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.
Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in het tweede lid bepaalde termijn geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij onverwijld melding van de verklaring van wettelijke samenwoning te maken in het bevolkingsregister.
In geval van een in het eerste lid bedoelde weigering, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen. Terzelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, verzonden naar de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de beslissing tot weigering genomen werd en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om van de verklaring van wettelijke samenwoning melding te maken, kan door de belanghebbende partijen binnen de maand na de kennisgeving van deze beslissing beroep worden aangetekend bij de [familierechtbank].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 10 Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013) en gewijzigd bij art. 6 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014), met ingang van 1 september 2014 (art. 41).

Artikel 1476quinquies

§ 1

In de in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde gevallen, kan een vordering tot nietigverklaring worden ingesteld door de wettelijk samenwonenden zelf en door allen die daarbij belang hebben.
De procureur des Konings vordert de nietigheid van een dergelijke wettelijke samenwoning.
Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een wettelijke samenwoning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
Wanneer de nietigheid van de wettelijke samenwoning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van woonplaats van beide partijen of, indien de partijen geen woonplaats hebben in dezelfde gemeente, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van elk van hen en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister.

§ 2

De in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde wettelijke samenwoning, die nietig verklaard is, heeft niettemin gevolgen ten voordele van de partij die de wettelijke samenwoning te goeder trouw is aangegaan.
Ze heeft eveneens gevolgen ten voordele van de kinderen, ook al is geen van beide partijen te goeder trouw geweest.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 2 juni 2013 (BS 23 september 2013).

Artikel 1477

§ 1

De bepalingen van dit artikel die de rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de wettelijk samenwonenden regelen, zijn van toepassing door het enkele feit van de wettelijke samenwoning.

§ 2

De artikelen 215, 220, § 1, en 224, § 1, 1, zijn van overeenkomstige toepassing op de wettelijke samenwoning.

§ 3

De wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.

§ 4

Iedere schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, verbindt de andere samenwonende hoofdelijk. Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden, buitensporig zijn.]

[§ 5

De langstlevende wettelijk samenwonende is gehouden tot de verplichting gesteld in artikel 203, § 1, ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden wettelijk samenwonende van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij krachtens artikel 745octies, § 1, heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij schenking, testament of in de in artikel 1478 bedoelde overeenkomst.]
[Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden wettelijk samenwonende te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden.]

[§ 6

[...]
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
Wetshistoriek
§ 5 ingevoegd bij art. 9, 1° W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en gewijzigd bij art. 41 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
§ 6 ingevoegd bij art. 9, 2° W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en opgeheven bij art. 65 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).

Artikel 1478

Elk van de wettelijk samenwonenden behoudt de goederen waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten uit deze goederen en de opbrengsten uit arbeid.
De goederen waarvan geen van beide wettelijk samenwonenden de eigendom kan bewijzen en de inkomsten daarvan worden geacht in onverdeeldheid te zijn.
Indien de overlevende wettelijk samenwonende een erfgenaam is van de vooroverledene, wordt de in het vorige lid bedoelde onverdeeldheid ten aanzien van de erfgenamen met voorbehouden erfdeel als een schenking beschouwd, behoudens tegenbewijs.
Voorts regelen de samenwonenden hun wettelijke samenwoning naar goeddunken door middel van een overeenkomst, voor zover deze geen beding bevat dat strijdig is met artikel 1477, met de openbare orde of de goede zeden, noch met de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij, noch met de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen. Die overeenkomst wordt in authentieke vorm verleden voor de notaris [...].]
[De beschermde persoon die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 14/1°, onbekwaam werd verklaard om een overeenkomst zoals bedoeld in het vorige lid af te sluiten en te wijzigen, kan dergelijke overeenkomst afsluiten en wijzigen na hiertoe, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter, te zijn gemachtigd op basis van het door de notaris opgestelde ontwerp.
De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.
In bijzondere gevallen kan de vrederechter de bewindvoerder machtigen alleen op te treden of hem toestaan de beschermde persoon bij te staan. De bij artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde rechtspleging is van toepassing. Bij het verzoekschrift wordt een kopie gevoegd van de notariėle ontwerpakte.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 200 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221) en bij art. 6 Wet 14 januari 2013 (BS 1 maart 2013), met ingang van 1 september 2015 (art. 85).

Artikel 1479

Indien de verstandhouding tussen de wettelijk samenwonenden ernstig verstoord is, beveelt de familierechtbank, op verzoek van één van de partijen, de dringende maatregelen die analoog zijn met die waarin de artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6 van het Gerechtelijk Wetboek voorzien.
De rechtbank bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die zij oplegt. Hoe dan ook vervallen die maatregelen op de dag dat de wettelijke samenwoning, zoals bedoeld in artikel 1476, § 2, zesde lid, wordt beėindigd, behalve wanneer deze maatregelen de gemeenschappelijke kinderen van de wettelijk samenwonenden betreffen.
Na de beėindiging van het wettelijk samenwonen en voor zover de vordering binnen drie maanden na die beėindiging is ingesteld, gelast de rechtbank de dringende en voorlopige maatregelen die ingevolge de beėindiging gerechtvaardigd zijn. Zij bepaalt de geldigheidsduur van de maatregelen die zij oplegt. [...]
De rechtbank beschikt overeenkomstig de artikelen 1253ter tot 1253octies van het Gerechtelijk Wetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 99 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274) en gewijzigd bij art. 38 Wet 31 juli 2020 (BS 7 augustus 2020 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 5 W. 28 januari 2003 (B.S., 12 februari 2003 (eerste uitg.)).

Titel VI Koop

Eerste hoofdstuk Aard en vorm van de koop

Artikel 1582
Koop is een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren, en de andere om daarvoor een prijs te betalen.
Hij kan bij authentieke of bij onderhandse akte worden aangegaan.

Artikel 1583
Hij is tussen partijen voltrokken, en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom ten aanzien van de verkoper, zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs, hoewel de zaak nog niet geleverd en de prijs nog niet betaald is.

Artikel 1584
Koop kan worden aangegaan hetzij eenvoudig, hetzij onder een opschortende of onder een ontbindende voorwaarde.
Hij kan ook twee of meer alternatieve zaken tot voorwerp hebben.
In al die gevallen worden de gevolgen van de koop geregeld naar de algemene beginselen van de overeenkomsten.

Artikel 1585
Wanneer koopwaren niet bij de hoop, maar bij het gewicht, het getal of de maat verkocht zijn, is de koop nog niet voltrokken, in die zin dat het risico van de verkochte zaken voor de verkoper blijft totdat zij zijn gewogen, geteld of gemeten; maar de koper kan ofwel de levering ervan eisen, ofwel, in geval van niet-uitvoering van de verbintenis, schadevergoeding, indien daartoe grond bestaat.

Artikel 1586
Wanneer echter de koopwaren bij de hoop verkocht zijn, is de koop voltrokken, hoewel de koopwaren nog niet zijn gewogen, geteld of gemeten.

Artikel 1587
Ten aanzien van wijn, olie en andere zaken die men gewoon is te proeven alvorens ze te kopen, is er geen koop zolang de koper die niet heeft geproefd en aanvaard.

Artikel 1588
Koop op proef wordt altijd vermoed te zijn aangegaan onder een opschortende voorwaarde.

Artikel 1589
Verkoopbelofte geldt als koop, wanneer er wederzijdse toestemming van de partijen is omtrent de zaak en omtrent de prijs.

Artikel 1590
Indien bij de verkoopbelofte handgeld is gegeven, is ieder van de contractanten vrij van de verkoopbelofte af te zien:
Hij die het handgeld heeft gegeven, door het te laten behouden,
En hij die het handgeld heeft ontvangen, door het dubbel terug te geven.

Artikel 1591
De koopprijs moet bepaald zijn en door de partijen worden vastgesteld.

Artikel 1592
De bepaling van de koopprijs kan echter aan een derde worden overgelaten; indien de derde de waardering niet wil of niet kan doen, is er geen koop.

Artikel 1593
De kosten van de akten en andere bijkomende kosten van de koop komen ten laste van de koper.

Hoofdstuk II Wie kopen of verkopen kan

Artikel 1594
Al degenen aan wie de wet het niet verbiedt, kunnen kopen of verkopen.

Artikel 1595
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 50 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018), met ingang van 1 september 2018 (art. 80).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 79 Wet 22 juli 2018 (BS 27 juli 2018).
Voorgeschiedenis
Lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 4 (art. 13, § 1) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976);
4° vervangen bij art. 4 (art. 13, § 1) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976) en gewijzigd bij art. 100 Wet 30 juli 2013 (BS 27 september 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 274)
Lid 2 gewijzigd bij art. 4 (art. 13, § 1) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1596
Bij een openbare verkoping mogen, op straffe van nietigheid, noch door henzelf noch door tussenpersonen, kopers worden:
Voogden, wat betreft de goederen van hen over wie zij de voogdij hebben;
Lasthebbers, wat betreft de goederen met de verkoop waarvan zij belast zijn;
Bestuurders, wat betreft de goederen van de gemeenten of van de openbare instellingen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd;
Openbare ambtenaren, wat betreft de goederen van de Staat, waarvan de verkoop door hun tussenkomst geschiedt.

Artikel 1597
Rechters, rechters-plaatsvervangers, ambtenaren van het openbaar ministerie, [referendarissen, parketjuristen,] griffiers, [gerechtsdeurwaarders], [...] advocaten en notarissen mogen de processen, de betwiste rechten en rechtsvorderingen, die behoren tot de bevoegdheid van de rechtbank binnen wier rechtsgebied zij hun ambt uitoefenen, niet overnemen, op straffe van nietigheid, betaling van kosten en schadevergoeding.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 48, § 4 W. 5 juli 1963 (B.S., 17 juli 1963) en bij art. 2, A. en B. W. 17 juni 2008 (B.S., 13 augustus 2008).

Hoofdstuk III Zaken die verkocht kunnen worden

Artikel 1598
Alles wat in de handel is, kan verkocht worden wanneer geen bijzondere wetsbepalingen de vervreemding ervan verbieden.

Artikel 1599
De verkoop van eens anders zaak is nietig; hij kan grond tot schadevergoeding opleveren, wanneer de koper niet geweten heeft dat de zaak aan een ander toebehoorde.

Artikel 1600
De nalatenschap van een nog levend persoon kan niet verkocht worden, zelfs niet met zijn toestemming.

Artikel 1601
Wanneer de verkochte zaak op het ogenblik van de koop geheel was teniet gegaan, is de koop nietig.
Is slechts een gedeelte van de zaak teniet gegaan, dan heeft de koper de keus om van de koop af te zien, of het behouden gebleven gedeelte te eisen, mits hij de prijs bij vergelijkende waardering doet bepalen.

Hoofdstuk IV Verplichtingen van de verkoper

Afdeling I Algemene bepalingen
Artikel 1602
De verkoper is verplicht duidelijk te verklaren waartoe hij zich verbindt.
Ieder duister of dubbelzinnig beding wordt tegen de verkoper uitgelegd.

Artikel 1603
Hij heeft twee hoofdverplichtingen, de door hem verkochte zaak te leveren, en die te vrijwaren.
Afdeling II Levering
Artikel 1604
[De verkoper moet aan de koper een zaak leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is.]
Levering is de overdracht van de verkochte zaak in de macht en het bezit van de koper.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).

Artikel 1605
De verplichting om onroerende goederen te leveren is door de verkoper vervuld, wanneer hij de sleutels heeft afgegeven, indien het een gebouw betreft, of wanneer hij de titels van eigendom heeft afgegeven.

Artikel 1606
De levering van roerende goederen geschiedt:
Of door de werkelijke overgave,
Of door afgifte van de sleutels van de gebouwen waarin zij zich bevinden,
Of zelfs door de enkele toestemming van de partijen, indien de overgave niet kan geschieden op het ogenblik van de koop, of indien de koper de goederen reeds in een andere hoedanigheid in zijn macht had.

Artikel 1607
De overgave van onlichamelijke rechten geschiedt ofwel door de afgifte van de titels, ofwel door het gebruik dat de koper, met toestemming van de verkoper, daarvan maakt.

Artikel 1608
De kosten van de levering komen ten laste van de verkoper, en die van de afhaling komen ten laste van de koper, indien het tegendeel niet bedongen is.

Artikel 1609
De levering moet geschieden op de plaats waar het verkochte goed zich ten tijde van de koop bevond, indien daaromtrent niet anders is overeengekomen.

Artikel 1610
Wanneer de verkoper in gebreke blijft de levering te doen binnen de tussen partijen bedongen tijd, heeft de koper de keus om ontbinding van de koop ofwel inbezitstelling te vorderen, indien de vertraging alleen aan de verkoper te wijten is.

Artikel 1611
In elk geval moet de verkoper tot schadevergoeding veroordeeld worden, indien de koper schade lijdt doordat de levering niet op het bedongen tijdstip heeft plaatsgehad.

Artikel 1612
De verkoper is niet verplicht de zaak te leveren, indien de koper de prijs niet betaalt en de verkoper hem geen termijn voor de betaling heeft toegestaan.

Artikel 1613
Evenmin is hij tot levering verplicht, zelfs wanneer hij een termijn voor de betaling heeft toegestaan, indien de koper, sinds de koop, failliet gegaan is of in staat van onvermogen is geraakt, zodat de verkoper in het dreigend gevaar verkeert de prijs te verliezen; tenzij de koper borg stelt voor de betaling op het bepaalde tijdstip.

Artikel 1614
De zaak moet geleverd worden in de staat waarin zij zich op het ogenblik van de koop bevindt;
Van die dag af behoren alle vruchten aan de koper.

Artikel 1615
De verplichting om een zaak te leveren strekt zich uit tot haar toebehoren en tot alles wat voor haar blijvend gebruik bestemd is.

Artikel 1616
De verkoper is verplicht het verkochte te leveren in de omvang die bij de overeenkomst bedongen is, echter met inachtneming van de navolgende bepalingen.

Artikel 1617
Indien de verkoop van een onroerend goed geschied is met vermelding van de omvang, tegen een bepaalde prijs per maat, is de verkoper verplicht aan de koper, indien deze het eist, de bij de overeenkomst bepaalde grootte te leveren;
En indien hem dit onmogelijk is, of indien de koper het niet eist, moet de verkoper met een evenredige vermindering van de prijs genoegen nemen.

Artikel 1618
Indien daarentegen, in het geval van het vorige artikel, de omvang groter bevonden wordt dan in het contract is uitgedrukt, heeft de koper de keus om de prijs aan te vullen of van het contract af te zien, indien de overmaat een twintigste gedeelte bedraagt van de opgegeven omvang.

Artikel 1619
In alle andere gevallen,
Hetzij de koop een zekere en bepaalde zaak betreft,
Hetzij de koop afzonderlijke en afgescheiden erven tot voorwerp heeft,
Hetzij de koop begint met de opgave der maat, of met de aanduiding van de verkochte zaak gevolgd van de opgave der maat,
Levert de uitdrukking van die maat geen grond op tot enige aanvulling van de prijs ten voordele van de verkoper wegens overmaat, of tot enige vermindering van de prijs ten voordele van de koper wegens ondermaat, dan voor zover het verschil tussen de werkelijke maat en die welke in de overeenkomst is uitgedrukt, een twintigste meer of minder bedraagt, berekend naar de waarde van het geheel der verkochte zaken, behalve indien het tegendeel bedongen is.

Artikel 1620
Ingeval er, volgens het vorige artikel, grond bestaat tot vermeerdering van de prijs wegens overmaat, heeft de koper de keus om van het contract af te zien, of de prijs aan te vullen, en zulks met de interest, indien hij het onroerend goed behouden heeft.

Artikel 1621
In alle gevallen waarin de koper het recht heeft om van het contract af te zien, is de verkoper verplicht hem, benevens de prijs, zo hij die ontvangen heeft, ook de kosten van dat contract terug te geven.

Artikel 1622
De rechtsvordering van de verkoper tot aanvulling van de prijs, en die van de koper tot vermindering van de prijs of tot ontbinding van het contract, moeten, op straffe van verval, ingesteld worden binnen een jaar te rekenen van de dag waarop het contract is aangegaan.

Artikel 1623
Indien twee erven zijn verkocht bij een en hetzelfde contract, en voor een enkele prijs, met opgave van de maat van ieder erf, en indien bevonden wordt dat het ene minder en het andere meer omvang heeft, worden de verschillen tegen elkaar tot het passende beloop verrekend; en de vordering, hetzij tot aanvulling, hetzij tot vermindering van de koopprijs, heeft slechts plaats overeenkomstig de hierboven vastgestelde regels.

Artikel 1624
De vraag wie van beiden, de verkoper of de koper, het verlies of de beschadiging van de verkochte zaak, vóór de levering ontstaan, moet dragen, wordt beslist overeenkomstig de regels vastgesteld in de titel “Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen”.
Afdeling III Vrijwaring
Artikel 1625
De vrijwaring, waartoe de verkoper jegens de koper gehouden is, heeft een dubbel voorwerp: zij betreft ten eerste het ongestoord bezit van de verkochte zaak en, ten tweede, de verborgen gebreken van die zaak of de koopvernietigende gebreken.
§ 1 Vrijwaring voor uitwinning
Artikel 1626
Zelfs wanneer bij de koop geen beding omtrent de vrijwaring is gemaakt, is de verkoper van rechtswege verplicht de koper te vrijwaren voor de uitwinning die hij ondergaat op het geheel of op een gedeelte van de verkochte zaak, of voor de lasten die iemand beweert op die zaak te hebben, en die bij de koop niet zijn opgegeven.

Artikel 1627
Partijen kunnen, door bijzondere overeenkomsten, deze wettelijke verplichting uitbreiden of beperken; zij kunnen zelfs overeenkomen dat de verkoper tot geen vrijwaring zal zijn gehouden.

Artikel 1628
Zelfs wanneer bedongen is dat de verkoper tot geen vrijwaring zal zijn gehouden, blijft hij toch gehouden tot die welke volgt uit zijn eigen daad; elke hiermee strijdige overeenkomst is nietig.

Artikel 1629
In hetzelfde geval van een beding van niet-vrijwaring is, bij uitwinning, de verkoper verplicht de prijs terug te geven, tenzij de koper het gevaar van uitwinning heeft gekend ten tijde van de koop, of op eigen risico heeft gekocht.

Artikel 1630
Wanneer vrijwaring beloofd is, of wanneer dienaangaande niets is bedongen, heeft de koper, in geval van uitwinning, het recht om van de verkoper te vorderen:
Teruggave van de prijs;
Teruggave van de vruchten, wanneer hij verplicht is die aan de uitwinnende eigenaar uit te keren;
De kosten van de vordering tot vrijwaring door de koper ingesteld, en de kosten door de oorspronkelijke eiser gemaakt;
Eindelijk, schadevergoeding, alsook de wettig gemaakte kosten van het contract.

Artikel 1631
Wanneer de verkochte zaak ten tijde van de uitwinning blijkt in waarde verminderd of aanmerkelijk beschadigd te zijn, hetzij door de nalatigheid van de koper, hetzij door overmacht, is de verkoper niettemin verplicht de gehele prijs terug te geven.

Artikel 1632
Indien echter de koper uit de door hem aangerichte beschadiging voordeel heeft getrokken, heeft de verkoper het recht om van de prijs een bedrag, gelijk aan dat voordeel, af te houden.

Artikel 1633
Indien de verkochte zaak ten tijde van de uitwinning blijkt in waarde te zijn vermeerderd, zelfs buiten toedoen van de koper, is de verkoper verplicht aan de koper te betalen hetgeen de zaak boven de koopprijs waard is.

Artikel 1634
De verkoper is verplicht aan de koper alle herstellingen en nuttige verbeteringen die deze aan het goed heeft aangebracht, te vergoeden, of door de uitwinner te doen vergoeden.

Artikel 1635
Indien de verkoper te kwader trouw eens anders erf verkocht heeft, is hij verplicht aan de koper alle uitgaven te vergoeden, die deze aan het erf besteed heeft, zelfs uit weelde of tot verfraaiing.

Artikel 1636
Indien slechts een gedeelte van de zaak tegen de koper wordt uitgewonnen, en dat gedeelte, in verhouding tot het geheel, zo belangrijk is dat de koper zonder het uitgewonnen gedeelte niet zou hebben gekocht, kan hij de koop doen ontbinden.

Artikel 1637
Indien, bij uitwinning van een gedeelte van het verkochte erf, de koop niet wordt ontbonden, wordt het uitgewonnen gedeelte aan de koper vergoed volgens de geschatte waarde ten tijde van de uitwinning, en niet naar evenredigheid van de gehele koopprijs, onverschillig of de verkochte zaak in waarde vermeerderd of verminderd is.

Artikel 1638
Indien het verkochte erf blijkt bezwaard te zijn met niet zichtbare erfdienstbaarheden, zonder dat zulks was opgegeven, en die zo gewichtig zijn dat er reden is om te vermoeden dat de koper niet zou hebben gekocht ingeval hij die gekend had, kan hij de ontbinding van het contract vorderen, tenzij hij verkiest met schadevergoeding genoegen te nemen.

Artikel 1639
De overige vraagstukken betreffende de vergoeding van de schade die voor de koper ontstaat uit de niet-uitvoering van de koop, worden opgelost volgens de algemene regels bepaald in de titel Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen.

Artikel 1640
De vrijwaring voor uitwinning houdt op wanneer de koper, zonder de verkoper op te roepen, zich heeft laten veroordelen bij een vonnis dat in laatste aanleg is gewezen of waartegen geen hoger beroep meer ontvankelijk is, indien de verkoper bewijst dat er voldoende middelen aanwezig waren om de eis te doen afwijzen.
§ 2 Vrijwaring voor gebreken van de verkochte zaak
Artikel 1641
De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak, die deze ongeschikt maken tot het gebruik waartoe men ze bestemt, of die dit gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij de gebreken gekend had, de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou hebben gekocht.

Artikel 1642
De verkoper moet niet instaan voor de gebreken die zichtbaar zijn en die de koper zelf heeft kunnen waarnemen.

Artikel 1643
Hij moet instaan voor de verborgen gebreken, zelfs wanneer hij die niet gekend heeft, tenzij hij in dat geval bedongen heeft dat hij tot geen vrijwaring zal zijn gehouden.

Artikel 1644
In het geval van de artikelen 1641 en 1643, heeft de koper de keus om ofwel de zaak terug te geven en zich de prijs te doen terugbetalen, ofwel de zaak te behouden en zich een gedeelte van de prijs te doen terugbetalen, welk gedeelte door deskundigen zal worden bepaald.

Artikel 1645
Indien de verkoper de gebreken van de zaak gekend heeft, is hij niet alleen gehouden tot teruggave van de prijs die hij ervoor ontvangen heeft, maar bovendien tot vergoeding van alle schade aan de koper.

Artikel 1646
Indien de verkoper de gebreken van de zaak niet gekend heeft, is hij slechts gehouden tot teruggave van de prijs, en tot vergoeding aan de koper van de door de koop veroorzaakte kosten.

Artikel 1647
Indien de zaak welke gebreken had, is teniet gegaan ten gevolge van haar slechte hoedanigheid, is het verlies voor rekening van de verkoper, die jegens de koper gehouden is tot teruggave van de prijs, en tot de overige schadevergoedingen in de twee vorige artikelen bepaald.
Maar het verlies door toeval veroorzaakt is voor rekening van de koper.

Artikel 1648
De rechtsvordering op grond van koopvernietigende gebreken moet door de koper worden ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is.

Artikel 1649
Deze vordering kan niet worden ingesteld wat betreft verkopingen die op rechterlijk gezag geschieden.
Afdeling IV Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten
Wetshistoriek
Afdeling IV (art. 1649bis tot 1649octies) ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Artikel 1649bis

§ 1er

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
“consument”: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
“verkoper”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die handelt, mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
“producent”: een fabrikant van een consumptiegoed, een invoerder van een consumptiegoed naar de Unie, of elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of enig ander onderscheidend teken op het consumptiegoed aan te brengen;
“consumptiegoed”:
a)
elke roerende lichamelijke zaak; water, gas en elektriciteit zijn consumptiegoederen in de zin van deze afdeling wanneer zij gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid;
b)
elk goed met digitale elementen, zijnde elke roerende lichamelijke zaak waarin digitale inhoud of digitale diensten zijn verwerkt of die daarmee onderling verbonden is, op zodanige wijze dat het ontbreken van die digitale inhoud of die digitale dienst ertoe zou leiden dat het consumptiegoed zijn functies niet kan vervullen;
c)
[elk dier;]
“digitale inhoud”: gegevens die in digitale vorm worden geproduceerd en geleverd;
“digitale dienst”:
a)
een dienst die de consument in staat stelt gegevens in digitale vorm te creėren, te verwerken of op te slaan, of toegang tot die gegevens te krijgen, of
b)
een dienst die voorziet in de mogelijkheid tot het delen van gegevens in digitale vorm die door de consument of door andere gebruikers van die dienst worden geüpload of gecreėerd of die elke andere interactie met deze gegevens mogelijk maakt;
“compatibiliteit”: het vermogen van de consumptiegoederen om te draaien op hardware of software die doorgaans voor consumptiegoederen van hetzelfde type worden gebruikt, zonder dat die goederen, hardware of software moeten worden omgezet;
“functionaliteit”: het vermogen van de consumptiegoederen om hun functies te vervullen met betrekking tot het doel ervan;
“interoperabiliteit”: het vermogen van de consumptiegoederen om te functioneren met hardware of software die verschilt van die welke waarmee consumptiegoederen van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt;
10°
“duurzame gegevensdrager”: ieder hulpmiddel dat de consument of de verkoper in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die past bij het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
11°
“commerciėle garantie”: iedere verbintenis van de verkoper of een producent, ook de “garant” genoemd, om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of het consumptiegoed op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer dit niet voldoet aan de specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst;
12°
“duurzaamheid”: de geschiktheid van het consumptiegoed om zijn vereiste functies en prestaties bij normaal gebruik te behouden;
13°
“kosteloos”: vrij van de noodzakelijke kosten die zijn gemaakt om het consumptiegoed conform te maken, met name de kosten van verzending, vervoer, werkuren of materiaal[, waaronder, indien het consumptiegoed een dier is, medicatie];
14°
[“dier”: meercellig levend organisme dat in staat is om te bewegen en te reageren op zijn omgeving door middel van zintuigen en dat niet bestemd is voor humane consumptie, noch dient als aas of dierenvoer;]
15°
[“genezing”: een vorm van herstelling die de tussenkomst van een dierenarts vergt.]

§ 2

Deze afdeling is van toepassing op overeenkomsten voor de verkoop van consumptiegoederen gesloten tussen een consument en een verkoper.
Zij is eveneens van toepassing op digitale inhoud of digitale diensten die zijn verwerkt in of onderling verbonden met consumptiegoederen in de zin van paragraaf 1, 4°, b), en die worden meegeleverd met de consumptiegoederen op grond van een koopovereenkomst, ongeacht of die digitale inhoud of de digitale dienst wordt geleverd door de verkoper of een derde. Bij twijfel of de levering van verwerkte of onderling verbonden digitale inhoud of een verwerkte of onderling verbonden digitale dienst deel uitmaakt van de koopovereenkomst, wordt de digitale inhoud of digitale dienst geacht onder de koopovereenkomst te vallen.
Voor de toepassing van deze afdeling worden overeenkomsten tot levering van te vervaardigen of voort te brengen consumptiegoederen eveneens als koopovereenkomsten beschouwd.
[Voor de toepassing van deze afdeling worden overeenkomsten tot levering van ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet geboren dieren eveneens als overeenkomsten voor de verkoop van dieren beschouwd.]

§ 3

Deze afdeling is niet van toepassing op:
overeenkomsten voor het leveren van digitale inhoud of digitale diensten onder voorbehoud van paragraaf 2, tweede lid;
materiėle gegevensdragers die uitsluitend als drager van digitale inhoud dienen;
goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht;
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 3 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 1, enig lid:
4°, c) ingevoegd bij art. 2, 1° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
13° gewijzigd bij art. 2, 2° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
14° en 15° ingevoegd bij art. 2, 3° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 2, lid 4 ingevoegd bij art. 2, 4° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 3, enig lid, 4° opgeheven bij art. 2, 5° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649ter

§ 1

Voor de toepassing van artikel 1604, eerste lid, wordt het door de verkoper aan de consument geleverde consumptiegoed geacht slechts in overeenstemming met de koopovereenkomst te zijn indien het voldoet aan de in de [paragrafen 2 tot 9] gestelde eisen.

§ 2

Voor conformiteit met de koopovereenkomst, moet het consumptiegoed voldoen aan de subjectieve conformiteitsvereisten die in de koopovereenkomst zijn vastgesteld, met andere woorden, moet het met name, voor zover van toepassing:
wat betreft de beschrijving, het type, de hoeveelheid en kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken, [waaronder, indien het consumptiegoed een dier is, de leeftijd, het geslacht, het ras en de herkomst van het dier,] voldoen aan de koopovereenkomst;
geschikt zijn voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik dat de consument aan de verkoper uiterlijk bij de sluiting van de koopovereenkomst heeft meegedeeld en dat de verkoper heeft aanvaard;
worden geleverd samen met alle toebehoren en instructies, met inbegrip van installatie-instructies, als bepaald in de koopovereenkomst, en
van updates worden voorzien als bepaald in de koopovereenkomst.

§ 3

Naast het voldoen aan subjectieve conformiteitsvereisten die overeenkomstig paragraaf 2 in de koopovereenkomst zijn vastgesteld, moet het consumptiegoed voldoen aan de volgende objectieve conformiteitsvereisten:
geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor consumptiegoederen van hetzelfde type gewoonlijk zouden worden gebruikt, [of, indien het consumptiegoed een dier is, geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor dieren van dezelfde soort gewoonlijk zouden dienen,] rekening houdend, in voorkomend geval, met bestaand Unie- en nationaal recht, bestaande technische normen, of, bij ontstentenis van zulke technische normen, toepasselijke sectorspecifieke gedragscodes;
in voorkomend geval, beschikken over de kwaliteit van en beantwoorden aan de beschrijving van een monster of model, dat de verkoper aan de consument vóór de sluiting van de overeenkomst ter beschikking heeft gesteld;
in voorkomend geval, samen met de toebehoren, waaronder verpakking, installatie-instructies of andere instructies, [waaronder, indien het consumptiegoed een dier is, instructies met betrekking tot eventuele verdere vaccinaties, de leefruimte, voeding en verzorging van het dier,] die de consument redelijkerwijs mag verwachten, worden geleverd, en
de hoeveelheid hebben en de kwaliteiten en andere kenmerken bezitten, onder meer met betrekking tot duurzaamheid, functionaliteit, compatibiliteit en beveiliging die voor hetzelfde type consumptiegoederen normaal zijn en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van de consumptiegoederen en rekening houdend met publieke mededelingen die zijn gedaan door of namens de verkoper of andere personen in eerdere schakels van de overeenkomstenketen, waaronder de producent, in het bijzonder in reclameboodschappen of op de etikettering[, of, indien het consumptiegoed een dier is, de kwaliteiten en andere kenmerken bezitten, waaronder de afwezigheid van infectieziektes en aangeboren afwijkingen en, in voorkomend geval, de aanwezigheid van de door of krachtens de wet vereiste vaccinaties, die voor diezelfde soort dieren normaal zijn en die de consument redelijkerwijs mag verwachten gelet op de leeftijd, het geslacht, het ras en de herkomst van het dier].

§ 4

De verkoper is niet gebonden door de in paragraaf 3, 4°, bedoelde publieke mededelingen indien hij aantoont dat:
de bedoelde mededeling hem niet bekend was en hem redelijkerwijs niet bekend kon zijn;
de publieke mededeling ten tijde van de sluiting van de koopovereenkomst op dezelfde of vergelijkbare wijze was gerectificeerd als waarop ze was afgelegd, of
de beslissing tot aankoop van het consumptiegoed niet door de publieke mededeling beļnvloed kon zijn.

§ 5

In het geval van een goed met digitale elementen, zorgt de verkoper ervoor dat de updates, waaronder beveiligingsupdates, die nodig zijn om de conformiteit van het goed te behouden, aan de consument worden gemeld en geleverd, gedurende de periode:
die de consument redelijkerwijs kan verwachten, gezien de aard en het doel van de goederen en de digitale elementen, en rekening houdend met de omstandigheden en de aard van de overeenkomst, wanneer de koopovereenkomst voorziet in één enkele levering van de digitale inhoud of digitale dienst, of
die in artikel 1649quater, § 1, tweede lid, is bepaald, indien de koopovereenkomst voorziet in een continue levering van de digitale inhoud of de digitale dienst gedurende een periode.

§ 6

Wanneer de consument verzuimt de overeenkomstig paragraaf 5 verstrekte updates binnen een redelijke termijn te installeren, is de verkoper niet aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek als dat uitsluitend het gevolg is van de afwezigheid van de betrokken update, mits:
de verkoper de consument in kennis heeft gesteld van de beschikbaarheid van de update en de gevolgen indien de consument die niet installeert, en
het niet of verkeerd installeren door de consument van de update niet te wijten was aan tekortkomingen in de aan de consument verstrekte installatie-instructies.

§ 7

Er is geen sprake van een conformiteitsgebrek in de zin van de paragrafen 3 of 5 wanneer de consument ten tijde van de sluiting van de koopovereenkomst er uitdrukkelijk van in kennis werd gesteld dat een specifiek kenmerk van het consumptiegoed afweek van de in die paragrafen gestelde objectieve conformiteitsvereisten, en de consument die afwijking bij de sluiting van de koopovereenkomst uitdrukkelijk en afzonderlijk heeft aanvaard.

§ 8

Elk gebrek dat het gevolg is van een verkeerde installatie van het consumptiegoed, wordt beschouwd als een conformiteitsgebrek, wanneer:
de installatie van het goed deel uitmaakt van de koopovereenkomst en is uitgevoerd door de verkoper of onder diens verantwoordelijkheid, of
de installatie, die bestemd was om te worden uitgevoerd door de consument, door hem werd gedaan en de verkeerde installatie te wijten was aan tekortkomingen in de installatie-instructies die werden verstrekt door de verkoper, of, in geval van een goed met digitale elementen, door de verkoper of de leverancier van de digitale inhoud of digitale dienst.

[§ 9

Indien het consumptiegoed een dier is, wordt elk gebrek dat het gevolg is van verkeerde instructies, verstrekt door de verkoper, met betrekking tot eventuele verdere vaccinaties, de leefruimte, voeding en verzorging van het dier, beschouwd als een conformiteitsgebrek.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 4 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 1 gewijzigd bij art. 3, 1° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 2, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 3, 2° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 3, enig lid:
1° gewijzigd bij art. 3, 3° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
3° gewijzigd bij art. 3, 4° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
4° gewijzigd bij art. 3, 5° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 9 ingevoegd bij art. 3, 6° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649quater

§ 1

[De verkoper is jegens de consument aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek dat bestaat bij de levering van de consumptiegoederen en dat zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf voornoemde levering.] [Deze termijn bedraagt evenwel één jaar indien het consumptiegoed een dier is, tenzij de verkoper in voorkomend geval de door of krachtens de wet vereiste erkennings-, vergunnings-, quarantaine-, of kwekerijvoorwaarden niet heeft gerespecteerd.]
[In het geval van een goed met digitale elementen, wanneer de koopovereenkomst voorziet in continue levering van de digitale inhoud of de digitale dienst gedurende een periode, is de verkoper ook aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek van de digitale inhoud of de digitale dienst dat zich voordoet of aan het licht komt binnen twee jaar na het tijdstip waarop het goed met digitale elementen werd geleverd. Indien de overeenkomst voorziet in continue levering gedurende meer dan twee jaar, is de verkoper aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek van de digitale inhoud of digitale dienst dat zich voordoet of kenbaar wordt in de periode gedurende welke de digitale inhoud of digitale dienst volgens de koopovereenkomst moet worden geleverd.]
[De termijnen bedoeld in het eerste en tweede lid worden opgeschort] tijdens de periode vereist voor de herstelling of de vervanging van het goed of in geval van onderhandelingen tussen de verkoper en de consument met het oog op een minnelijke schikking.
[In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de verkoper en de consument voor de tweedehandsgoederen een kortere termijn overeenkomen zonder dat die termijn korter dan één jaar mag zijn.
De verkoper informeert de consument op duidelijke en ondubbelzinnige wijze over deze kortere termijn. Wanneer dit niet het geval is, is naargelang van het geval de in het eerste of tweede lid bedoelde termijn van toepassing. De bewijslast van deze verplichting rust op de verkoper.]

§ 2 [

De consument moet de verkoper op de hoogte brengen van het conformiteitsgebrek binnen de twee maanden vanaf de dag waarop de consument het gebrek heeft vastgesteld. De verkoper en de consument kunnen een langere termijn overeenkomen.
[In afwijking van het eerste lid moet de consument, indien het consumptiegoed een dier is, de verkoper onverwijld in kennis stellen van het conformiteitsgebrek zodra dit gebrek zich op een voldoende duidelijke wijze heeft gemanifesteerd.]
]

§ 3

De rechtsvordering van de consument verjaart na verloop van één jaar vanaf de dag waarop hij het [conformiteitsgebrek] heeft vastgesteld [...].

§ 4

Manifesteert zich een [conformiteitsgebrek] binnen een termijn van [twee jaar] vanaf de levering van [het consumptiegoed], dan geldt tot bewijs van het tegendeel het vermoeden dat dit gebrek bestond op het tijdstip van levering, tenzij dit vermoeden onverenigbaar is met de aard van [het consumptiegoed] of met de aard van het [conformiteitsgebrek], door onder andere rekening te houden met het feit of [het consumptiegoed] nieuw dan wel tweedehands is.
[In afwijking van het eerste lid bedraagt deze termijn één jaar indien het consumptiegoed een dier is.]

[§ 4/1

In het geval van een goed met digitale elementen, indien de koopovereenkomst voorziet in de continue levering van de digitale inhoud of de digitale dienst gedurende een periode, ligt de bewijslast met betrekking tot de vraag of de digitale inhoud of digitale dienst conform was tijdens de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde periode, bij de verkoper wegens een conformiteitsgebrek dat aan het licht komt binnen die periode.
]

§ 5

De bepalingen in dit hoofdstuk met betrekking tot de vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak zijn van toepassing [na het verstrijken van de termijnen bedoeld in paragraaf 1].]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 5, 1° tot 4° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26) en bij art. 4, 1° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 2 vervangen bij art. 5, 5° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26) en gewijzigd bij art. 4, 2° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 3 gewijzigd bij art. 5, 6° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 4 gewijzigd bij art. 5, 7° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26) en bij art. 4, 3° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 4/1 ingevoegd bij art. 5, 8° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 5 gewijzigd bij art. 5, 9° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649quinquies

§ 1

Naast desgevallend schadevergoeding, heeft de consument het recht van de verkoper die met toepassing van artikel 1649quater aansprakelijk is voor een [conformiteitsgebrek] te eisen, hetzij de herstelling of de vervanging van het goed onder de voorwaarden bedoeld in [paragrafen 2, 3 en 3/1], hetzij een [evenredige] vermindering van de prijs of de ontbinding van de overeenkomst, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in [paragrafen 5 tot 7].
Desgevallend wordt er evenwel rekening gehouden met de verergering van de schade voortvloeiend uit het gebruik van het goed door de consument na het ogenblik waarop hij het [conformiteitsgebrek] heeft vastgesteld of zou hebben moeten vaststellen.
[Onverminderd het tweede lid is de verkoper, indien het consumptiegoed een dier is, niet verantwoordelijk voor de verergering van de schade die het gevolg is van het feit dat de consument:
heeft nagelaten de verkoper onverwijld nadat het gebrek zich op een voldoende duidelijke wijze heeft gemanifesteerd in kennis te stellen van het conformiteitsgebrek of;
heeft nagelaten het dier zo snel als mogelijk ter beschikking te stellen van de verkoper dan wel een dierenarts naar keuze te consulteren wanneer voor de gezondheid van het dier een onmiddellijke tussenkomst van een dierenarts duidelijk noodzakelijk was.
]

§ 2 [

In eerste instantie heeft de consument het recht om van de verkoper de kosteloze herstelling van het consumptiegoed of de kosteloze vervanging ervan te eisen, tenzij de gekozen remedie onmogelijk is of in vergelijking met de andere remedies voor de verkoper onevenredige kosten met zich mee zou brengen, rekening houdend met alle omstandigheden, zoals met name:
de waarde die het consumptiegoed zonder het conformiteitsgebrek zou hebben;
de omvang van het conformiteitsgebrek, en
de mogelijkheid om te kiezen voor de andere remedie zonder ernstige overlast voor de consument [of het dier indien het consumptiegoed een dier is].
[Onverminderd het eerste lid, kan de verkoper de herstelling als remedie weigeren indien dit manifest in strijd is met de gezondheid van het dier.]
]

§ 3 [

Elke herstelling of vervanging wordt verricht:
kosteloos,
binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de verkoper door de consument in kennis is gesteld van het conformiteitsgebrek, en
zonder ernstige overlast voor de consument, rekening houdend met de aard van het consumptiegoed en het doel waarvoor de consument het goed heeft gekocht.
Bij een herstelling of vervanging stelt de consument het consumptiegoed ter beschikking van de verkoper. De verkoper neemt het te vervangen goed op zijn kosten terug.
Wanneer een herstelling de verwijdering vergt van het goed dat op een wijze die in overeenstemming is met zijn aard en doel was geļnstalleerd voordat het conformiteitsgebrek duidelijk werd, of wanneer dit goed moet worden vervangen, omvat de verplichting tot herstelling of vervanging van het goed de verwijdering van het niet-conforme goed en de installatie van het vervangende goed of het herstelde goed, of het betalen van de kosten van die verwijdering of installatie.
De consument is niet gehouden om te betalen voor het normaal gebruik van het vervangen goed tijdens de periode die aan de vervanging voorafgaat.
]

[§ 3/1

In afwijking van paragraaf 3 wordt de herstelling of vervanging geregeld door deze paragraaf indien het consumptiegoed een dier is.
Elke herstelling of vervanging wordt verricht:
kosteloos, met dien verstande dat de kosten die door de verkoper in voorkomend geval moeten worden gedragen met het oog op de genezing van het dier niet meer kunnen bedragen dan:
driehonderd procent op de schijf van de aankoopprijs van het dier tussen 0,01 euro en 500 euro;
tweehonderd procent op de schijf van de aankoopprijs van het dier tussen 500,01 euro en 1500 euro;
honderd procent op de schijf van de aankoopprijs van het dier die meer bedraagt dan 1500,01 euro;
binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de verkoper door de consument in kennis is gesteld van het conformiteitsgebrek, met dien verstande dat de verkoper in voorkomend geval zo snel als mogelijk de nodige maatregelen dient te nemen met het oog op de genezing van het dier; en
zonder ernstige overlast voor de consument of het dier.
De verkoper wijst de consument zowel in de overeenkomst als bij de uitoefening van het recht op herstelling van het dier op het bestaan van de in het tweede lid, 1°, bedoelde beperking.
De in het tweede lid, 1°, bedoelde beperking is niet van toepassing indien de verkoper te kwader trouw was of in voorkomend geval de door of krachtens de wet vereiste erkennings-, vergunnings-, quarantaine-of kwekerijvoorwaarden niet heeft gerespecteerd.
Tenzij het dier is overleden als gevolg van een conformiteitsgebrek, stelt de consument het dier bij een herstelling of vervanging onverwijld ter beschikking van de verkoper. De verkoper neemt het te vervangen dier op zijn kosten terug.
In afwijking van het vijfde lid kan de consument, met het oog op de genezing van het dier, een dierenarts naar keuze consulteren indien diens onmiddellijke tussenkomst voor de gezondheid van het dier redelijkerwijze noodzakelijk is. In voorkomend geval heeft de consument recht op een schadevergoeding ten belope van de kosten die de verkoper redelijkerwijze zelf had moeten dragen met het oog op de genezing van het dier indien het dier hem ter beschikking zou zijn gesteld. Het komt aan de verkoper toe om, in voorkomend geval, de onredelijke aard van de ingeroepen kosten aan te tonen. De beperking en de uitzondering bedoeld in het tweede lid, 1°, zijn onverkort van toepassing.
De consument die zich op het zesde lid wenst te beroepen, maakt aannemelijk dat voor de gezondheid van het dier een onmiddellijke tussenkomst van een dierenarts redelijkerwijze noodzakelijk was. Hij stelt de verkoper onverwijld op de hoogte van de tussenkomst van de dierenarts. Op vraag van de verkoper, bezorgt de consument de relevante bewijsstukken die de gemaakte kosten staven.
De consument is niet gehouden om te betalen voor het normaal gebruik of genot van het vervangen dier tijdens de periode die aan de vervanging voorafgaat.
Een vervanging ontbindt automatisch de bestaande koopovereenkomst en doet een nieuwe koopovereenkomst ontstaan, met daarbij horende aansprakelijkheidsregeling zoals vervat in deze afdeling.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, overgaan tot de aanpassing van de bedragen of percentages van de beperking bedoeld in het tweede lid, 1°.
]

[§ 4

De verkoper kan weigeren om het consumptiegoed conform te maken overeenkomstig paragraaf 2 als herstelling en vervanging onmogelijk zijn of voor de verkoper onevenredige kosten met zich zouden brengen, rekening houdend met alle omstandigheden, zoals met name de waarde die het consumptiegoed zonder het conformiteitsgebrek zou hebben of de omvang van het conformiteitsgebrek.
]

[§ 5

De consument heeft het recht van de verkoper een evenredige prijsvermindering te eisen overeenkomstig paragraaf 6 dan wel de ontbinding van de koopovereenkomst overeenkomstig paragraaf 7 in elk van de volgende gevallen:
de verkoper heeft de herstelling of vervanging niet voltooid of, indien van toepassing, niet voltooid overeenkomstig paragraaf 3, tweede en derde lid[, of, indien het consumptiegoed een dier is, overeenkomstig paragraaf 3/1, tweede lid] , of de verkoper heeft geweigerd de goederen conform te maken overeenkomstig paragraaf 4;
er blijkt een conformiteitsgebrek te zijn ondanks de poging van de verkoper om de goederen conform te maken;
het conformiteitsgebrek is zo ernstig dat een onmiddellijke prijsvermindering of ontbinding van de koopovereenkomst gerechtvaardigd is;
de verkoper heeft verklaard of uit de omstandigheden blijkt duidelijk dat de verkoper de goederen door middel van herstelling of vervanging niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de consument[, of, in voorkomend geval, zonder ernstige overlast voor het dier,] conform de overeenkomst zal maken;
[het consumptiegoed is een dier en het dier is overleden als gevolg van een conformiteitsgebrek;]
[het consumptiegoed is een dier en de kostprijs om het dier te genezen is hoger dan de beperking bedoeld in paragraaf 3/1, tweede lid, 1°.]
In afwijking van het eerste lid heeft de consument niet het recht de koopovereenkomst te ontbinden indien het conformiteitsgebrek gering is. Het is aan de verkoper om te bewijzen dat het conformiteitsgebrek gering is.
]

[§ 6

De prijsvermindering moet evenredig zijn aan het verschil tussen de waarde van het door de consument ontvangen consumptiegoed en de waarde die het consumptiegoed zou hebben gehad indien dit conform de koopovereenkomst was geweest.
]

[§ 7

Het recht om de koopovereenkomst te ontbinden wordt uitgeoefend door middel van een eenzijdige wilsverklaring aan de verkoper.
In het geval van de verkoop van meerdere consumptiegoederen kan de consument, indien het conformiteitsgebrek slechts betrekking heeft op enkele ervan en indien er een grond is voor ontbinding van de koopovereenkomst krachtens dit artikel, zijn ontbindingsrecht alleen uitoefenen voor de niet-conforme goederen en de conforme goederen die hij op hetzelfde moment heeft verworven indien van de consument niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij alleen de conforme goederen zal willen houden.
Wanneer de consument een koopovereenkomst in haar geheel of, overeenkomstig het tweede lid, slechts ten aanzien van een deel van de krachtens de koopovereenkomst geleverde goederen ontbindt:
zendt de consument de goederen terug naar de verkoper op kosten van de verkoper, en
betaalt de verkoper de consument de voor de goederen betaalde prijs terug bij ontvangst van de goederen of bij ontvangst van het door de consument verstrekte bewijs dat hij de goederen heeft teruggezonden.
[In afwijking van het derde lid is de consument niet gehouden om het dier terug te bezorgen aan de verkoper indien het dier is overleden als gevolg van een conformiteitsgebrek.]
Voor de toepassing van paragraaf 6 en de huidige paragraaf kan elke terugbetaling aan de consument worden verminderd teneinde rekening te houden met het conforme gebruik dat deze van het goed heeft gehad sinds de levering ervan.
]

[§ 8

Indien het consumptiegoed een dier is, betaalt de verkoper, in geval van overlijden van het dier als gevolg van een conformiteitsgebrek, de kosten terug van een onafhankelijke autopsie die de consument heeft laten uitvoeren voor zover deze noodzakelijk is voor de vaststelling van een conformiteitsgebrek en deze daadwerkelijk heeft geleid tot de vaststelling van een conformiteitsgebrek waarvoor de verkoper aansprakelijk is met toepassing van artikel 1649quater. De consument die zich op deze paragraaf wil beroepen, stelt de verkoper vooraf in kennis van zijn voornemen een autopsie te laten uitvoeren en van de identiteit van de onafhankelijke expert die hij met de autopsie wil belasten.
]

[§ 9

De Koning kan, voor de consumptiegoederen of categorieėn van consumptiegoederen die Hij aanwijst, het gebruik van een gestandaardiseerd informatiedocument opleggen waarin de rechten en plichten van de consument zoals bepaald in deze afdeling worden toegelicht. Uiterlijk op het tijdstip van de levering van het consumptiegoed verstrekt de verkoper aan de consument, op een duurzame gegevensdrager, het gestandaardiseerde informatiedocument.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
§ 1, leden 1 en 2 gewijzigd bij art. 6, 1° en 2° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26) en bij art. 5, 1° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 1, lid 3 ingevoegd bij art. 5, 2° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 2 vervangen bij art. 6, 3° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 2, lid 1, 3° gewijzigd bij art. 5, 3° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 2, lid 2 ingevoegd bij art. 5, 4° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 3 vervangen bij art. 6, 3° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 3/1 ingevoegd bij art. 5, 5° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§ 4 ingevoegd bij art. 6, 4° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 5 ingevoegd bij art. 6, 4° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 5, lid 1:
1° gewijzigd bij art. 5, 6° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
4° gewijzigd bij art. 5, 7° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9);
5° en 6° ingevoegd bij art. 5, 8° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§§ 6 en 7 ingevoegd bij art. 6, 4° Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
§ 7, lid 4 ingevoegd bij art. 5, 9° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
§§ 8 en 9 ingevoegd bij art. 5, 10° Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024), met ingang van 1 mei 2024 (art. 9).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 en 8 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649sexies
Wanneer de verkoper jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een conformiteitsgebrek, met inbegrip van het nalaten om updates te verstrekken voor goederen met digitale elementen overeenkomstig artikel 1649ter, § 5, dat toe te schrijven is aan een persoon in een eerdere schakel van de overeenkomstenketen die tot de verkoop geleid heeft, kan hij tegen deze persoon verhaal doen op grond van zijn contractuele aansprakelijkheid met betrekking tot het consumptiegoed zonder dat een contractueel beding dat tot gevolg heeft die aansprakelijkheid te beperken of op te heffen, hem mag tegengeworpen worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 7 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649septies

§ 1

Een commerciėle garantie is bindend voor de garant onder de voorwaarden in het commerciėle garantiebewijs en in de daarmee samenhangende reclame die beschikbaar was ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst. Wanneer een producent de consument een commerciėle garantie van duurzaamheid voor een bepaald consumptiegoed gedurende een bepaalde periode biedt, is de producent rechtstreeks aansprakelijk jegens de consument tijdens de volledige duur van de commerciėle garantie van duurzaamheid, voor herstelling of vervanging van het consumptiegoed overeenkomstig artikel 1649quinquies, § 3, onder de in onderhavig artikel gestelde voorwaarden. Het staat de producent vrij de consument in het commerciėle duurzaamheidsgarantiebewijs gunstiger voorwaarden aan te bieden.
Indien de voorwaarden in het commerciėle garantiebewijs voor de consument minder gunstig zijn dan de voorwaarden in de desbetreffende reclame, is de commerciėle garantie bindend onder de voorwaarden die staan in de reclame betreffende de commerciėle garantie, tenzij die reclame voor de sluiting van de overeenkomst werd gecorrigeerd op dezelfde of vergelijkbare wijze waarop de reclame eerder was gemaakt.

§ 2

Het commerciėle garantiebewijs wordt aan de consument verstrekt op een duurzame gegevensdrager, uiterlijk op het tijdstip van de levering van het consumptiegoed. Het commerciėle garantiebewijs wordt in duidelijke en begrijpelijke taal opgesteld en in een taal die de consument begrijpt. Het garantiebewijs bevat:
een duidelijke verklaring dat de consument bij wet recht heeft op kosteloze remedies van de verkoper in geval van een conformiteitsgebrek van het consumptiegoed en dat die remedies niet worden aangetast door de commerciėle garantie;
de naam en het adres van de garant;
de procedure die de consument moet volgen om de uitvoering van de commerciėle garantie te verkrijgen;
de aanduiding van het onder de commerciėle garantie vallende consumptiegoed, en
de commerciėle garantievoorwaarden.

§ 3

Niet-naleving van paragraaf 2 heeft geen invloed op de bindende aard van de commerciėle garantie voor de garant.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 8 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 2 Wet 20 september 2018 (BS 10 oktober 2018).

Artikel 1649octies
Zijn nietig, contractuele bedingen of afspraken overeengekomen vooraleer het [conformiteitsgebrek] aan de verkoper door de consument ter kennis is gebracht, en waardoor, [ten nadele van laatstgenoemde, de rechten die de consument uit deze afdeling put, worden uitgesloten, ervan wordt afgeweken of de gevolgen ervan worden gewijzigd. De verkoper en de consument kunnen evenwel contractuele bedingen overeenkomen die verder gaan dan de wettelijke bescherming].
Een beding dat de wet van een Staat die geen lid is van de Europese Unie op een overeenkomst beheerst door deze afdeling toepasselijk verklaart, is nietig wat betreft de in deze afdeling geregelde aangelegenheden, wanneer bij gebreke van dat beding de wet van een lidstaat van de Europese Unie toepasselijk zou zijn en die wet de consument in genoemde aangelegenheden een hogere bescherming verleent.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met ingang van 1 januari 2005 (art. 10).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 9 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen:
art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022);
art. 7 Wet 21 februari 2024 (BS 20 maart 2024).

Artikel 1649nonies
De inbreuken op de bepalingen van deze afdeling en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig boek XV van het Wetboek van economisch recht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 10 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 24 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022).

Hoofdstuk V Verplichtingen van de koper

Artikel 1650
De hoofdverplichting van de koper bestaat in het betalen van de prijs op de dag en op de plaats bij de koop bepaald.

Artikel 1651
Indien bij het aangaan van de koop niets daaromtrent bedongen is, moet de koper betalen op de plaats en op het tijdstip voor de levering bepaald.

Artikel 1652
De koper is verplicht interest van de koopprijs te betalen tot aan de voldoening van het kapitaal, in de drie volgende gevallen:
Indien zulks bij het aangaan van de koop bedongen is;
Indien de verkochte en geleverde zaak vruchten of andere inkomsten oplevert;
Indien de koper is aangemaand om te betalen.
In dit laatste geval loopt de interest eerst te rekenen van de aanmaning.

Artikel 1653
Wanneer de koper wordt gestoord of gegronde vrees heeft te worden gestoord door een hypothecaire vordering of door een eigendomsvordering, kan hij de betaling van de prijs opschorten totdat de verkoper de stoornis heeft doen ophouden, tenzij deze verkiest borg te stellen of tenzij bedongen is dat de koper zal betalen niettegenstaande de stoornis.

Artikel 1654
Indien de koper de prijs niet betaalt, kan de verkoper de ontbinding van de koop vorderen.

Artikel 1655
De ontbinding van de verkoop van onroerende goederen wordt dadelijk uitgesproken, indien de verkoper gevaar loopt de zaak en de prijs te verliezen.
Indien dit gevaar niet bestaat, kan de rechter aan de koper een langer of korter uitstel verlenen naar gelang van de omstandigheden.
Gaat die tijd voorbij zonder dat de koper betaalt, dan wordt de ontbinding van de koop uitgesproken.

Artikel 1656
Wanneer bij een verkoop van onroerende goederen bedongen is dat, bij gebreke van betaling van de prijs binnen de overeengekomen tijd, de koop van rechtswege zal zijn ontbonden, kan de koper niettemin na verloop van de tijd alsnog betalen, zolang hij niet door een aanmaning is in gebreke gesteld; maar na die aanmaning kan de rechter hem geen uitstel verlenen.

Artikel 1657
Wat betreft de verkoop van waren en roerende goederen, heeft de ontbinding van de koop plaats van rechtswege en zonder aanmaning ten voordele van de verkoper, na verloop van de tijd die voor de afhaling is overeengekomen.

Hoofdstuk VI Nietigheid en ontbinding van de koop

Artikel 1658
Behalve op grond van de oorzaken van nietigheid of van ontbinding welke in deze titel reeds zijn opgegeven, en van die welke aan alle overeenkomsten gemeen zijn, kan de koop ook ontbonden worden door de uitoefening van het recht van wederinkoop en wegens het bedingen van een te geringe prijs.
Afdeling I Recht van wederinkoop
Artikel 1659
Het recht van wederinkoop is een beding waarbij de verkoper zich voorbehoudt de verkochte zaak terug te nemen, tegen de teruggave van de oorspronkelijke prijs en de vergoeding waarvan sprake is in artikel 1673.

Artikel 1660
Het recht van wederinkoop mag voor niet langer dan vijf jaren worden bedongen.
Het wordt tot die tijd beperkt, indien het voor langer bedongen is.

Artikel 1661
De bepaalde tijd is van strenge toepassing, en kan door de rechter niet verlengd worden.

Artikel 1662
Heeft de verkoper zijn recht van wederinkoop niet uitgeoefend binnen de voorgeschreven tijd, dan blijft de koper onherroepelijk eigenaar.

Artikel 1663
De termijn loopt tegen een ieder, zelfs tegen minderjarigen, behoudens hun verhaal op wie het aangaat, zo daartoe grond bestaat.

Artikel 1664
De verkoper onder beding van wederinkoop kan zijn recht tegen een tweede koper uitoefenen, zelfs wanneer het recht van wederinkoop in het tweede contract niet is vermeld.

Artikel 1665
De koper onder beding van wederinkoop oefent alle rechten van zijn verkoper uit; de verjaring loopt te zijnen voordele zowel tegen de ware eigenaar als tegen hen die zouden beweren rechten of hypotheken op de verkochte zaak te hebben.

Artikel 1666
Hij kan tegen de schuldeisers van zijn verkoper het voorrecht van uitwinning doen gelden.

Artikel 1667
Hij die een onverdeeld aandeel in een erf heeft verkregen onder beding van wederinkoop, kan, indien het gehele erf hem is toegewezen bij een tegen hem gevorderde veiling, de verkoper verplichten het gehele erf over te nemen, wanneer deze van het beding wil gebruik maken.

Artikel 1668
Indien verscheidene personen gezamenlijk en bij een en hetzelfde contract een erf verkocht hebben dat hun gemeenschappelijk toebehoorde, kan ieder van hen het recht van wederinkoop slechts uitoefenen voor het aandeel dat hij daarin had.

Artikel 1669
Hetzelfde geldt, wanneer iemand die alleen een erf verkocht heeft, verscheidene erfgenamen heeft achtergelaten.
Ieder van die medeėrfgenamen kan van het recht van wederinkoop slechts gebruik maken voor zijn aandeel in de nalatenschap.

Artikel 1670
Nochtans kan de koper, in het geval van de twee vorige artikelen, vorderen dat alle medeverkopers of alle medeėrfgenamen worden opgeroepen, ten einde zich met elkaar te verstaan omtrent de wederinkoop van het gehele erf; en, indien zij het niet eens worden, wordt de eis tegen de koper afgewezen.

Artikel 1671
Indien een erf dat aan verscheidene personen toebehoorde, niet verkocht is door allen gezamenlijk en voor het geheel, maar door ieder slechts voor het aandeel dat hij daarin had, kan ieder van hen afzonderlijk het recht van wederinkoop uitoefenen, voor het aandeel dat hem toebehoorde.
En de koper kan degene die het recht op die wijze uitoefent, niet verplichten het gehele erf over te nemen.

Artikel 1672
Indien de koper verscheidene erfgenamen heeft achtergelaten, kan het recht van wederinkoop tegen ieder van hen slechts worden uitgeoefend voor zijn aandeel, ingeval er nog onverdeeldheid is, alsook ingeval de verkochte zaak onder hen verdeeld is.
Indien echter de nalatenschap verdeeld is en de verkochte zaak aan een van de erfgenamen is toebedeeld, kan de vordering tot wederinkoop tegen deze voor het geheel worden ingesteld.

Artikel 1673
De verkoper die van het beding van wederinkoop gebruik maakt, moet niet alleen de koopprijs vergoeden, maar ook de wettig gemaakte kosten van de koop, de noodzakelijke herstellingen, alsmede de herstellingen die de waarde van het erf vermeerderd hebben, ten belope van die vermeerdering. Hij kan eerst in bezit treden nadat hij aan al die verplichtingen voldaan heeft.
Wanneer de verkoper, ten gevolge van het beding van wederinkoop, zijn erf terugbekomt, neemt hij dit terug, vrij van alle lasten en hypotheken waarmee de koper het mocht hebben bezwaard; de verhuringen die de koper zonder bedrog heeft aangegaan, moet hij gestand doen.
Afdeling II Vernietiging van de koop uit hoofde van benadeling
Artikel 1674
Indien de verkoper in de verkoopprijs van een onroerend goed voor meer dan zeven twaalfden is benadeeld, heeft hij het recht om de vernietiging van de koop te eisen, ook al had hij bij het contract uitdrukkelijk afstand gedaan van het recht om die vernietiging te vorderen, en al had hij verklaard de meerdere waarde te schenken.

Artikel 1675
Om te weten of er benadeling voor meer dan zeven twaalfden is, dient men het onroerend goed te schatten volgens zijn staat en zijn waarde op het ogenblik van de koop.

Artikel 1676
De eis is niet meer ontvankelijk na verloop van twee jaren te rekenen van de dag van de koop.
Die termijn loopt tegen [...][vermoedelijk afwezigen] en [personen beschermd krachtens artikel 492/1] en tegen minderjarigen die in de plaats komen van een meerderjarige verkoper.
Die termijn loopt eveneens en is niet geschorst gedurende de tijd bedongen voor het recht van wederinkoop.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 18 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23), bij art. 36, 12° W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007) en bij art. 142 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling:
art. 54 tot 58 W. 9 mei 2007 (B.S., 21 juni 2007);
art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).
.

Artikel 1677
Het bewijs van de benadeling kan alleen bij vonnis worden toegelaten, en slechts ingeval de gestelde feiten waarschijnlijk genoeg en gewichtig genoeg zijn om het bestaan van de benadeling te laten vermoeden.

Artikel 1678
Dat bewijs kan niet worden geleverd dan door een verslag van drie deskundigen, die een enkel gemeenschappelijk proces-verbaal moeten opmaken en slechts een enkel advies, bij meerderheid van stemmen, mogen uitbrengen.

Artikel 1679
Indien de adviezen verschillen, geeft het proces-verbaal de redenen daarvan op, zonder dat mag worden medegedeeld welk het advies van ieder der deskundigen is geweest.

Artikel 1680
De drie deskundigen worden ambtshalve benoemd, tenzij de partijen zich omtrent de benoeming van alle drie gezamenlijk verstaan hebben.

Artikel 1681
Ingeval de vordering tot vernietiging wordt toegewezen, heeft de koper de keus om ofwel de zaak terug te geven en de prijs die hij ervoor betaald heeft, terug te nemen, ofwel het erf te behouden, mits hij hetgeen aan de juiste prijs ontbreekt, aanvult, onder aftrek van een tiende van de gehele prijs.
De derde-bezitter heeft hetzelfde recht, onverminderd zijn verhaal op zijn verkoper.

Artikel 1682
Indien de koper verkiest de zaak te behouden, met aanvulling van de prijs, zoals in het vorige artikel is bepaald, is hij verplicht interest van het aanvullend bedrag te betalen, te rekenen van de dag waarop de eis tot vernietiging gedaan is.
Indien hij verkiest de zaak terug te geven en de prijs terug te ontvangen, geeft hij de vruchten terug, te rekenen van de dag waarop de eis gedaan is.
Ook de interest van de prijs die hij betaald heeft, wordt hem vergoed hetzij eveneens van de dag waarop die eis gedaan is, hetzij, indien hij geen vruchten genoten heeft, te rekenen van de dag van de betaling.

Artikel 1683
Vernietiging uit hoofde van benadeling heeft niet plaats ten voordele van de koper.

Artikel 1684
Zij heeft niet plaats ten aanzien van verkopingen die volgens de wet niet anders dan op rechterlijk gezag kunnen geschieden.

Artikel 1685
De regels in de vorige afdeling bepaald voor de gevallen dat verscheidene personen gezamenlijk of afzonderlijk verkocht hebben, en voor het geval dat de verkoper of de koper verscheidene erfgenamen heeft achtergelaten, worden mede in acht genomen voor het instellen van de rechtsvordering tot vernietiging.

Hoofdstuk VII Veiling van onverdeelde goederen

Artikel 1686
Indien een zaak die aan verscheidene personen gemeenschappelijk toebehoort, niet gevoeglijk en zonder verlies verdeeld kan worden,
Of indien, bij een minnelijke verdeling van gemeenschappelijke goederen, zich daaronder enkele goederen bevinden die geen van de deelgenoten kan of wil nemen,
Geschiedt de verkoop bij opbod en de prijs wordt onder de medeėigenaars verdeeld.

Artikel 1687
Ieder medeėigenaar kan eisen dat ook vreemden tot de veiling van onverdeelde goederen worden opgeroepen; zij moeten worden opgeroepen, wanneer een van de medeėigenaars minderjarig is.

Artikel 1688
De wijze en de vormen volgens welke de veiling van onverdeelde goederen moet geschieden, worden in de titel Erfenissen en in het [Gerechtelijk Wetboek] bepaald.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 Wet 5 mei 2014 (BS 8 juli 2014).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 26 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Hoofdstuk VIII Overdracht van schuldvorderingen en andere onlichamelijke rechten

Artikel 1689
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 34° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1690
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 35° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
§ 1 vervangen bij art. 4 W. 6 juli 1994 (B.S., 15 juli 1994), genummerd bij art. 26, 1° W. 20 juli 2006 (B.S., 28 juli 2006 (tweede uitg.)), met ingang van 30 januari 2007 (enig art. M.B. 23 november 2006 (B.S., 30 november 2006 (tweede uitg.))) en gewijzigd bij art. 11 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).
§ 2 ingevoegd bij art. 26, § 2 W. 20 juli 2006 (B.S., 28 juli 2006 (tweede uitg.)), met ingang van 30 januari 2007 (enig art. M.B. 23 november 2006 (B.S., 30 november 2006 (tweede uitg.))).

Artikel 1691
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 36° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 5 W. 6 juli 1994 (B.S., 15 juli 1994).

Artikel 1692
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 37° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1693
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 37° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1694
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 37° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1695
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 37° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1696
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 8° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1697
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 8° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1698
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 58, 8° Wet 19 januari 2022 (BS 14 maart 2022), met ingang van 1 juli 2022 (art. 66).

Artikel 1699
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 38° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1700
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 38° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 1701
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 38° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Titel VIbis Overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en digitale diensten

Wetshistoriek
Titel VIbis (art. 1701/1 - art. 1701/19) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 25 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022).

Hoofdstuk 1 Definities en toepassingsgebied

Wetshistoriek
Hoofdstuk 1 (art. 1701/1 - art. 1701/2) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/1
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
“digitale inhoud”: gegevens die in digitale vorm worden geproduceerd en geleverd;
“digitale dienst”:
a)
een dienst die de consument in staat stelt gegevens in digitale vorm te creėren, te verwerken of op te slaan, of toegang tot die gegevens te krijgen; of
b)
een dienst die voorziet in de mogelijkheid van het delen van gegevens in digitale vorm die door de consument of door andere gebruikers van die dienst worden geüpload of gecreėerd of die elke andere interactie met deze gegevens mogelijk maakt;
“goed met digitale elementen”: elke roerende lichamelijke zaak waarin digitale inhoud of een digitale dienst zijn verwerkt of die daarmee onderling verbonden is, op zodanige wijze dat het ontbreken van die digitale inhoud of digitale dienst ertoe zou leiden dat het goed zijn functies niet kan vervullen;
“integratie”: het koppelen van digitale inhoud of een digitale dienst aan de onderdelen van de digitale omgeving van de consument en het verwerken daarvan in die omgeving, zodat de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig de in deze titel vastgelegde conformiteitsvereisten kan worden gebruikt;
“handelaar”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die handelt, mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
“consument”: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;
“prijs”: geld dat of een digitale weergave van waarde die verschuldigd is in ruil voor de levering van digitale inhoud of een digitale dienst;
“persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG;
“digitale omgeving”: hardware, software en iedere netwerkverbinding die door de consument wordt gebruikt om toegang te krijgen tot of gebruik te maken van digitale inhoud of een digitale dienst;
10°
“compatibiliteit”: het vermogen van de digitale inhoud of digitale dienst om te functioneren met hardware of software waarmee digitale inhoud of digitale diensten van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt, zonder de noodzaak om de digitale inhoud of digitale dienst te converteren;
11°
“functionaliteit”: het vermogen van de digitale inhoud of digitale dienst om zijn functies te vervullen met betrekking tot het doel ervan;
12°
“interoperabiliteit”: het vermogen van de digitale inhoud of digitale dienst om te functioneren met hardware of software die verschilt van die waarmee digitale inhoud of digitale diensten van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt;
13°
“duurzame gegevensdrager”: ieder hulpmiddel dat de consument of de handelaar in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die past bij het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
14°
“kosteloos”: vrij van de noodzakelijke kosten die zijn gemaakt om de goederen conform te maken, met name de kosten van verzending, vervoer, werkuren of materiaal.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Artikel 1701/2

§ 1

Deze titel is van toepassing op alle overeenkomsten waarbij de handelaar digitale inhoud of een digitale dienst aan de consument levert of zich ertoe verbindt die te leveren en de consument een prijs betaalt of zich ertoe verbindt een prijs te betalen.

§ 2

Deze titel is ook van toepassing als de handelaar digitale inhoud of een digitale dienst aan de consument levert of zich ertoe verbindt die te leveren en de consument de handelaar persoonsgegevens verstrekt of zich ertoe verbindt die te verstrekken, behalve wanneer de door de consument verstrekte persoonsgegevens uitsluitend door de handelaar worden verwerkt om de digitale inhoud of digitale dienst te leveren overeenkomstig deze titel of om de handelaar in staat te stellen te voldoen aan de wettelijke vereisten waaraan hij is onderworpen, en de handelaar die gegevens niet voor andere doeleinden verwerkt.

§ 3

Deze titel is eveneens van toepassing wanneer de digitale inhoud of digitale dienst volgens de specificaties van de consument is ontwikkeld.

§ 4

Met uitzondering van de artikelen 1701/3 en 1701/9 is deze titel eveneens van toepassing op iedere materiėle gegevensdrager die uitsluitend dient als drager voor digitale inhoud.

§ 5

Deze titel is niet van toepassing op digitale inhoud of digitale diensten die verwerkt zijn in of onderling verbonden zijn met goederen in de zin van artikel 1701/1, 3°, en die worden meegeleverd met de goederen op grond van een koopovereenkomst met betrekking tot die goederen, ongeacht of die digitale inhoud of digitale dienst wordt geleverd door de verkoper of een derde. Bij twijfel of de levering van verwerkte of onderling verbonden digitale inhoud of een verwerkte of onderling verbonden digitale dienst deel uitmaakt van de koopovereenkomst, wordt de digitale inhoud of digitale dienst geacht onder de koopovereenkomst te vallen.

§ 6

Wanneer een overeenkomst tussen dezelfde handelaar en dezelfde consument in een bundel elementen omvat van de levering van digitale inhoud of een digitale dienst alsmede elementen van de levering van andere diensten of goederen, is deze titel, onverminderd paragraaf 5, alleen van toepassing op de elementen van de overeenkomst die betrekking hebben op de digitale inhoud of de digitale dienst.

§ 7

Deze titel is niet van toepassing op overeenkomsten inzake:
de verstrekking van andere diensten dan digitale diensten, ongeacht of digitale formaten of middelen worden gebruikt door de handelaar om het resultaat van de dienst te behalen of aan de consument te leveren of door te geven;
elektronische-communicatiediensten met uitzondering van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten bedoeld in artikel 2, 5/4°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiėnten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen het voorschrijven, het verstrekken en het leveren van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen;
kansspeldiensten, namelijk diensten die gepaard gaan met het aangaan van een weddenschap waarbij een geldbedrag wordt ingezet in kansspelen, waaronder die welke enige bekwaamheid vereisen zoals loterijen, casinospelen, poker en weddenschapstransacties en die worden aangeboden langs elektronische weg of met andere communicatietechnologie en op individueel verzoek van een afnemer van zulke diensten;
een financiėle dienst bedoeld in artikel I.8, 18°, van het Wetboek van economisch recht;
software die door de handelaar wordt aangeboden op basis van een vrije en open licentie waarvoor de consument geen prijs betaalt en wanneer de door de consument verstrekte persoonsgegevens alleen worden verwerkt door de handelaar om de beveiliging, compatibiliteit of interoperabiliteit van die specifieke software te verbeteren;
de levering van digitale inhoud waarbij de digitale inhoud op een andere wijze dan via het overbrengen van signalen aan het grote publiek beschikbaar wordt gesteld als onderdeel van een optreden of evenement, zoals digitale filmvertoningen;
digitale inhoud die wordt geleverd door overheidsorganen van de lidstaten overeenkomstig de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 2 Levering van de digitale inhoud of digitale dienst

Wetshistoriek
Hoofdstuk 2 (art. 1701/3) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/3

§ 1

De handelaar levert de digitale inhoud of digitale dienst aan de consument. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, levert de handelaar de digitale inhoud of digitale dienst onverwijld na de sluiting van de overeenkomst aan de consument.

§ 2

De handelaar heeft aan de leveringsverbintenis voldaan wanneer:
de digitale inhoud of een middel dat geschikt is om toegang te verschaffen tot de digitale inhoud of die te downloaden, beschikbaar is gesteld aan of toegankelijk is gemaakt voor de consument of voor een daartoe door de consument gekozen fysieke of virtuele faciliteit;
de digitale dienst toegankelijk wordt gemaakt voor de consument of voor een daartoe door de consument gekozen fysieke of virtuele faciliteit.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 3 Conformiteit van de digitale inhoud of digitale dienst

Wetshistoriek
Hoofdstuk 3 (art. 1701/4 - art. 1701/7) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 1 Conformiteitsvereisten
Wetshistoriek
Afdeling 1 (art. 1701/4) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/4
De handelaar levert aan de consument digitale inhoud of een digitale dienst die, naargelang het geval, voldoet aan de vereisten van de artikelen 1701/5, 1701/6 en 1701/7.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 2 Subjectieve conformiteitsvereisten
Wetshistoriek
Afdeling 2 (art. 1701/5) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/5
Voor conformiteit met de overeenkomst, moet de digitale inhoud of de digitale dienst met name, voor zover van toepassing:
wat betreft de beschrijving, hoeveelheid en kwaliteit, functionaliteit, compatibiliteit, interoperabiliteit en andere kenmerken, voldoen aan de overeenkomst;
geschikt zijn voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik dat de consument aan de handelaar uiterlijk bij de sluiting van de overeenkomst heeft meegedeeld en dat de handelaar heeft aanvaard;
worden geleverd samen met alle toebehoren, instructies, met inbegrip van installatie-instructies, en klantenservice, als vereist in de overeenkomst; en
van updates zijn voorzien als bepaald in de overeenkomst.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 3 Objectieve conformiteitsvereisten
Wetshistoriek
Afdeling 3 (art. 1701/6) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/6

§ 1

Naast het voldoen aan subjectieve conformiteitsvereisten moet de digitale inhoud of de digitale dienst:
geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor digitale inhoud of digitale diensten van hetzelfde type gewoonlijk zouden worden gebruikt, rekening houdend, in voorkomend geval, met bestaand Unie-en nationaal recht, bestaande technische normen, of, bij ontstentenis van zulke technische normen, toepasselijke sectorspecifieke gedragscodes;
beschikken over de hoeveelheid, kwaliteit en prestatiekenmerken, – onder meer met betrekking tot functionaliteit, compatibiliteit, toegankelijkheid, continuļteit en veiligheid – waarover digitale inhoud of digitale diensten van hetzelfde type gewoonlijk beschikken en die de consument gezien de aard van de digitale inhoud of digitale dienst redelijkerwijs mag verwachten, en rekening houdend met publieke mededelingen die zijn gedaan door of namens de handelaar of andere personen in eerdere schakels van de overeenkomstenketen, in het bijzonder in reclameboodschappen of op etikettering, tenzij de handelaar aantoont dat:
a)
de handelaar niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend kon zijn met de betrokken publieke mededeling;
b)
de publieke mededeling ten tijde van de sluiting van de overeenkomst op dezelfde of vergelijkbare wijze was gerectificeerd als waarop deze was afgelegd; of
c)
de beslissing tot aankoop van de digitale inhoud of digitale dienst niet door de publieke mededeling beļnvloed kon zijn;
in voorkomend geval, samen met andere toebehoren en instructies die de consument redelijkerwijs mag verwachten, worden geleverd; en
overeenstemmen met de proefversie of de preview van de digitale inhoud of digitale dienst die door de handelaar ter beschikking werd gesteld voordat de overeenkomst werd gesloten.

§ 2

De handelaar zorgt ervoor dat de updates, waaronder beveiligingsupdates, die nodig zijn om de conformiteit van de digitale inhoud of de digitale dienst te handhaven aan de consument worden gemeld en geleverd gedurende de periode:
waarin de digitale inhoud of digitale dienst moet worden geleverd volgens de overeenkomst, wanneer de overeenkomst voorziet in continue levering gedurende een periode; of
die de consument redelijkerwijs kan verwachten, gezien de aard en het doel van de digitale inhoud of digitale dienst en rekening houdend met de omstandigheden en de aard van de overeenkomst, wanneer de overeenkomst voorziet in één levering of in een reeks afzonderlijke leveringen.

§ 3

Wanneer de consument verzuimt, binnen een redelijke termijn, de overeenkomstig paragraaf 2 door de handelaar verstrekte updates te installeren, is de handelaar niet aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek als dat uitsluitend het gevolg is van de afwezigheid van de betrokken update, mits:
de handelaar de consument in kennis heeft gesteld van de beschikbaarheid van de update en de gevolgen indien de consument die niet installeert; en
het niet of verkeerd installeren van de update door de consument niet te wijten was aan tekortkomingen in de door de handelaar verstrekte installatie-instructies.

§ 4

Wanneer de overeenkomst voorziet in continue levering van digitale inhoud of een digitale dienst gedurende een periode, is de digitale inhoud of digitale dienst gedurende die gehele periode conform.

§ 5

Er is geen sprake van een conformiteitsgebrek in de zin van de paragrafen 1 of 2 wanneer de consument er ten tijde van de sluiting van de overeenkomst uitdrukkelijk van in kennis werd gesteld dat een specifiek kenmerk van de digitale inhoud of de digitale dienst afweek van de in die paragrafen gestelde objectieve conformiteitsvereisten, en de consument die afwijking bij de sluiting van de overeenkomst uitdrukkelijk en afzonderlijk heeft aanvaard.

§ 6

Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, wordt digitale inhoud of een digitale dienst geleverd in de meest recente versie die ten tijde van de sluiting van de overeenkomst beschikbaar was.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 4 Verkeerde integratie van de digitale inhoud of digitale dienst
Wetshistoriek
Afdeling 4 (art. 1701/7) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/7
Elk conformiteitsgebrek dat het gevolg is van de verkeerde integratie van de digitale inhoud of digitale dienst in de digitale omgeving van de consument wordt beschouwd als een conformiteitsgebrek van de digitale inhoud of digitale dienst indien:
de digitale inhoud of digitale dienst door de handelaar of onder diens verantwoordelijkheid werd geļntegreerd; of
de digitale inhoud of digitale dienst bestemd was om door de consument te worden geļntegreerd en de verkeerde integratie te wijten was aan tekortkomingen in de door de handelaar verstrekte integratie-instructies.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 4 Aansprakelijkheid van de handelaar

Wetshistoriek
Hoofdstuk 4 (art. 1701/8) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/8

§ 1

De handelaar is aansprakelijk voor elk verzuim om de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig artikel 1701/3 te leveren.
De bewijslast met betrekking tot de vraag of de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig artikel 1701/3 werd geleverd rust op de handelaar.

§ 2

Wanneer een overeenkomst voorziet in een enkele levering of in een reeks afzonderlijke leveringen, is de handelaar aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek uit hoofde van de artikelen 1701/5, 1701/6 en 1701/7 waarvan sprake is ten tijde van de levering en dat zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf voornoemde levering, onverminderd artikel 1701/6, § 2, 2°.
Voor de in het eerste lid bedoelde gevallen rust de bewijslast met betrekking tot de vraag of de geleverde digitale inhoud of digitale dienst ten tijde van de levering conform was, op de handelaar voor zover het een conformiteitsgebrek betreft dat kenbaar wordt binnen één jaar vanaf het tijdstip waarop de digitale inhoud of digitale dienst werd geleverd.
De termijn van twee jaar bedoeld in het eerste lid wordt opgeschort tijdens de periode vereist om de digitale inhoud of digitale dienst conform te laten maken of in geval van onderhandelingen tussen de handelaar en de consument met het oog op een minnelijke schikking.
De rechtsvorderingen van de consument verjaren na verloop van een jaar vanaf de dag waarop hij het conformiteitsgebrek heeft vastgesteld.

§ 3

Wanneer de overeenkomst voorziet in continue levering gedurende een periode, is de handelaar aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek uit hoofde van de artikelen 1701/5, 1701/6 en 1701/7 dat zich voordoet of kenbaar wordt in de periode waarin de digitale inhoud of digitale dienst volgens de overeenkomst moet worden geleverd.
Voor de in het eerste lid bedoelde gevallen rust de bewijslast met betrekking tot de vraag of de digitale inhoud of digitale dienst conform was gedurende de periode waarin de digitale inhoud of digitale dienst volgens de overeenkomst moet worden geleverd, op de handelaar, voor zover het een conformiteitsgebrek betreft dat gedurende die periode duidelijk wordt.
De periode bedoeld in het eerste lid wordt opgeschort tijdens de periode vereist om de digitale inhoud of digitale dienst conform te laten maken of in geval van onderhandelingen tussen de handelaar en de consument met het oog op een minnelijke schikking.
De rechtsvorderingen van de consument verjaren na verloop van een jaar vanaf de dag waarop hij het conformiteitsgebrek heeft vastgesteld.

§ 4

Paragraaf 2, tweede lid, en paragraaf 3, tweede lid, zijn niet van toepassing wanneer de handelaar aantoont dat de digitale omgeving van de consument niet compatibel is met de technische vereisten van de digitale inhoud of digitale dienst en wanneer de handelaar de consument vóór de sluiting van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte heeft gesteld van deze vereisten.
De consument werkt samen met de handelaar voor zover dit redelijkerwijs mogelijk en noodzakelijk is om na te gaan of de oorzaak van het conformiteitsgebrek van de digitale inhoud of digitale dienst op het tijdstip zoals bepaald in paragraaf 2, eerste lid, of paragraaf 3, eerste lid, naargelang het geval, toe te schrijven is aan de digitale omgeving van de consument. De medewerkingsplicht wordt beperkt tot de technisch beschikbare middelen die voor de consument het minst ingrijpend zijn. Indien de consument verzuimt samen te werken en wanneer de handelaar de consument voor de sluiting van de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze van deze vereiste op de hoogte heeft gesteld, draagt de consument de bewijslast met betrekking tot de vraag of het conformiteitsgebrek bestond op het tijdstip zoals bepaald in paragraaf 2, eerste lid, of paragraaf 3, eerste lid, naargelang het geval.

§ 5

In voorkomend geval, zijn de bepalingen met betrekking tot de vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak van toepassing na het verstrijken van de termijnen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, en paragraaf 3, eerste lid.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 5 Remedies in geval van leveringsverzuim en van conformiteitsgebrek

Wetshistoriek
Hoofdstuk 5 (art. 1701/9 - art. 1701/12) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 1 Remedies in geval van leveringsverzuim
Wetshistoriek
Afdeling 1 (art. 1701/9) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/9

§ 1

Wanneer de handelaar heeft verzuimd de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig artikel 1701/3 te leveren, maant de consument de handelaar aan de digitale inhoud of digitale dienst alsnog te leveren. Indien de handelaar dan verzuimt de digitale inhoud of digitale dienst onverwijld of binnen een door de partijen uitdrukkelijk overeengekomen aanvullende termijn te leveren, heeft de consument het recht de overeenkomst te ontbinden.

§ 2

Paragraaf 1 is niet van toepassing en de consument heeft het recht de overeenkomst onmiddellijk te ontbinden wanneer:
de handelaar heeft verklaard of uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat de handelaar de digitale inhoud of digitale dienst niet zal leveren;
de consument en de handelaar zijn overeengekomen of uit de omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst duidelijk blijkt dat een specifiek leveringstijdstip essentieel is voor de consument en de handelaar heeft verzuimd de digitale inhoud of digitale dienst ten laatste op dat tijdstip te leveren.

§ 3

Wanneer de consument de overeenkomst ontbindt op grond van paragraaf 1 of 2, zijn de artikelen 1701/12, § 3, tweede lid, 1701/13, 1701/14 en 1701/15 van toepassing.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Afdeling 2 Remedies in geval van conformiteitsgebrek
Wetshistoriek
Afdeling 2 (art. 1701/10 - art. 1701/12) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/10
In geval van een conformiteitsgebrek heeft de consument het recht de digitale inhoud of digitale dienst conform te laten maken, een evenredige prijsvermindering te krijgen, of de overeenkomst te ontbinden volgens de in de artikelen 1701/11 en 1701/12 bepaalde voorwaarden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Artikel 1701/11

§ 1

De consument heeft het recht de digitale inhoud of digitale dienst conform te laten maken, tenzij dat onmogelijk is of voor de handelaar onevenredige kosten met zich meebrengt, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder:
de waarde die de digitale inhoud of digitale dienst zou hebben wanneer er geen conformiteitsgebrek zou zijn geweest; en
de omvang van het conformiteitsgebrek.

§ 2

Binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de handelaar door de consument in kennis is gesteld van het conformiteitsgebrek, maakt de handelaar de digitale inhoud of digitale dienst, kosteloos en zonder ernstige overlast voor de consument conform, overeenkomstig paragraaf 1, rekening houdend met de aard van de digitale inhoud of digitale dienst en het doel waarvoor de consument de digitale inhoud of digitale dienst nodig had.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Artikel 1701/12

§ 1

De consument heeft recht op een evenredige prijsvermindering overeenkomstig paragraaf 2 wanneer de digitale inhoud of digitale dienst wordt geleverd tegen betaling van een prijs, dan wel op ontbinding van de overeenkomst overeenkomstig paragraaf 3, in elk van de volgende gevallen:
de remedie om de digitale inhoud of digitale dienst conform te maken, is onmogelijk of onevenredig overeenkomstig artikel 1701/11, § 1;
de handelaar heeft de digitale inhoud of digitale dienst niet conform gemaakt overeenkomstig artikel 1701/11, § 2;
er blijkt een conformiteitsgebrek te zijn ondanks de poging van de handelaar om de digitale inhoud of digitale dienst conform te maken;
het conformiteitsgebrek is zo ernstig dat een onmiddellijke prijsvermindering of de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is, of
de handelaar heeft verklaard, of uit de omstandigheden blijkt duidelijk dat de handelaar de digitale inhoud of digitale dienst niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de consument conform zal maken.

§ 2

De prijsvermindering moet evenredig zijn aan het verschil tussen de waarde van de aan de consument geleverde digitale inhoud of digitale dienst en de waarde die de digitale inhoud of digitale dienst zou hebben gehad indien deze conform was geweest.
Wanneer in de overeenkomst is bepaald dat de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een periode tegen betaling van een prijs wordt geleverd, is de prijsvermindering van toepassing op dat deel van de periode waarin de digitale inhoud of digitale dienst niet conform was.

§ 3

Wanneer de digitale inhoud of digitale dienst wordt geleverd tegen betaling van een prijs, mag de consument de overeenkomst enkel ontbinden wanneer het conformiteitsgebrek niet gering is. Het is aan de handelaar om te bewijzen dat het conformiteitsgebrek gering is.
De consument oefent het recht om de overeenkomst te ontbinden uit door middel van een verklaring aan de handelaar waarin het besluit tot ontbinding van de overeenkomst tot uitdrukking komt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de handelaar bij ontbinding

Wetshistoriek
Hoofdstuk 6 (art. 1701/13) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/13

§ 1

Bij ontbinding van de overeenkomst betaalt de handelaar de consument alle uit hoofde van de overeenkomst betaalde bedragen terug.
In gevallen waarin de overeenkomst voorziet in de levering van de digitale inhoud of de digitale dienst tegen betaling van een prijs en gedurende een periode, en de digitale inhoud of digitale dienst gedurende een periode vóór de ontbinding van de overeenkomst conform was, betaalt de handelaar aan de consument evenwel slechts het evenredige deel van de betaalde prijs terug dat overeenkomt met de periode waarin de digitale inhoud of digitale dienst niet conform was, en elk deel van de prijs dat vooraf door de consument is betaald voor de contractperiode die zou zijn overgebleven indien de overeenkomst niet zou zijn ontbonden.

§ 2

Met betrekking tot de persoonsgegevens van de consument voldoet de handelaar aan de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.

§ 3

De handelaar ziet af van het gebruik van andere inhoud dan persoonsgegevens die was verstrekt of gecreėerd door de consument bij het gebruik van de door de handelaar geleverde digitale inhoud of digitale dienst, behalve indien die inhoud:
geen nut heeft buiten de context van de door de handelaar geleverde digitale inhoud of digitale dienst;
enkel verband houdt met de activiteit van de consument bij het gebruik van de door de handelaar geleverde digitale inhoud of digitale dienst;
door de handelaar met andere gegevens is samengevoegd en niet of alleen met bovenmatige inspanningen kan worden ontvlochten; of
door de consument en anderen gezamenlijk is gegenereerd, en andere consumenten die inhoud kunnen blijven gebruiken.

§ 4

Behalve in de in paragraaf 3, 1° tot 3°, bedoelde situaties maakt de handelaar op verzoek van de consument alle andere inhoud dan persoonsgegevens beschikbaar die was verstrekt of gecreėerd door de consument bij het gebruik van de door de handelaar geleverde digitale inhoud of digitale dienst.
De consument heeft het recht die digitale inhoud kosteloos, binnen een redelijke termijn, en in een gangbaar en machinaal leesbaar gegevensformaat op te vragen, zonder belemmeringen van de kant van de handelaar.

§ 5

De handelaar kan elk verder gebruik van de digitale inhoud of de digitale dienst door de consument beletten, met name door de digitale inhoud of digitale dienst ontoegankelijk te maken voor de consument of door het gebruikersaccount van de consument onbruikbaar te maken, onverminderd paragraaf 4.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 7 Verbintenissen van de consument bij ontbinding

Wetshistoriek
Hoofdstuk 7 (art. 1701/14) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/14

§ 1

Na de ontbinding van de overeenkomst ziet de consument af van het gebruik van de digitale inhoud of digitale dienst en van de terbeschikkingstelling daarvan aan derden.

§ 2

Wanneer de digitale inhoud op een materiėle gegevensdrager werd geleverd, geeft de consument deze op verzoek en op kosten van de handelaar onverwijld terug. Indien de handelaar besluit te verzoeken om teruggave van de materiėle gegevensdrager, moet dit verzoek worden ingediend binnen 14 dagen vanaf de dag waarop de handelaar in kennis wordt gesteld van de beslissing van de consument om de overeenkomst te ontbinden.

§ 3

De consument hoeft niet te betalen voor het gebruik van de digitale inhoud of digitale dienst in de periode voorafgaand aan de ontbinding van de overeenkomst waarin de digitale inhoud of digitale dienst niet conform was.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 8 Termijnen en middelen voor terugbetaling door de handelaar

Wetshistoriek
Hoofdstuk 8 (art. 1701/15) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/15

§ 1

Alle terugbetalingen die de handelaar aan de consument verschuldigd is op grond van artikel 1701/12, § 1, § 2 en § 3, eerste lid, of artikel 1701/13, § 1, als gevolg van een prijsvermindering of de ontbinding van de overeenkomst, worden onverwijld verricht, en in elk geval binnen 14 dagen vanaf de datum waarop de handelaar in kennis wordt gesteld van de beslissing van de consument om zich te beroepen op zijn recht op prijsvermindering dan wel op ontbinding van de overeenkomst.

§ 2

De handelaar gebruikt voor de terugbetaling hetzelfde betaalmiddel als waarmee de consument voor de digitale inhoud of digitale dienst heeft betaald, tenzij de consument uitdrukkelijk met het gebruik van een ander betaalmiddel instemt en op voorwaarde dat de consument als gevolg van deze terugbetaling geen extra kosten hoeft te maken.

§ 3

De handelaar brengt de consument generlei vergoeding in rekening in verband met die terugbetaling.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 9 Recht op verhaal

Wetshistoriek
Hoofdstuk 9 (art. 1701/16) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/16
Wanneer de handelaar jegens de consument aansprakelijk is wegens verzuim om de digitale inhoud of digitale dienst te leveren of wegens een conformiteitsgebrek dat voortvloeit uit een handelen of nalaten van een persoon in een eerdere schakel van de overeenkomstenketen, kan de handelaar verhaal nemen op de in de overeenkomstenketen aansprakelijke persoon of personen op grond van hun contractuele aansprakelijkheid zonder dat een contractueel beding dat tot gevolg heeft die aansprakelijkheid te beperken of uit te sluiten, hem mag tegengeworpen worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 10 Wijziging van de digitale inhoud of digitale dienst

Wetshistoriek
Hoofdstuk 10 (art. 1701/17) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/17

§ 1

Wanneer in de overeenkomst is bepaald dat de digitale inhoud of digitale dienst moet worden geleverd of beschikbaar moet worden gesteld aan de consument gedurende een periode, kan de handelaar de digitale inhoud of digitale dienst slechts onderwerpen aan wijzigingen die verder gaan dan wat nodig is om de conformiteit van de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig de artikelen 1701/5 en 1701/6 te handhaven, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de overeenkomst staat dergelijke wijzigingen toe en geeft er een gegronde reden voor;
dergelijke wijzigingen worden aangebracht zonder extra kosten voor de consument;
de consument is op duidelijke en begrijpelijke wijze van de wijziging in kennis gesteld; en
de consument wordt in de in paragraaf 2 bedoelde gevallen binnen een redelijke termijn van tevoren op een duurzame gegevensdrager in kennis gesteld van de kenmerken en het tijdstip van de wijziging, en van zijn recht om de overeenkomst te ontbinden overeenkomstig paragraaf 2 of van de mogelijkheid waarover hij beschikt om de digitale inhoud of digitale dienst zonder wijziging te behouden overeenkomstig paragraaf 4.

§ 2

De consument heeft het recht de overeenkomst te ontbinden indien de wijziging negatieve gevolgen heeft voor de toegang van de consument tot of het gebruik door de consument van de digitale inhoud of digitale dienst, tenzij die negatieve gevolgen slechts gering zijn. In dat geval heeft de consument het recht de overeenkomst kosteloos en binnen dertig dagen na ontvangst van de informatie, of vanaf het tijdstip waarop de digitale inhoud of digitale dienst door de handelaar is gewijzigd, indien dat later is, te ontbinden.

§ 3

Indien de consument de overeenkomst ontbindt overeenkomstig paragraaf 2, zijn de artikelen 1701/12, § 3, tweede lid, 1701/13, 1701/14 et 1701/15 van overeenkomstige toepassing.

§ 4

De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de handelaar de consument de mogelijkheid heeft geboden om zonder extra kosten de digitale inhoud of digitale dienst zonder de wijziging te behouden, en de digitale inhoud of digitale dienst conform blijft.

§ 5

Dit artikel is niet van toepassing wanneer een bundel elementen van een internettoegangsdienst omvat of een nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 11 Dwingend karakter

Wetshistoriek
Hoofdstuk 11 (art. 1701/18) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/18
Tenzij in deze titel anders is bepaald, zijn nietig, alle bedingen van een overeenkomst die, ten nadele van de consument, de toepassing uitsluiten van de bepalingen van deze titel of van deze bepalingen afwijken of de gevolgen ervan wijzigen voordat het leveringsverzuim of het conformiteitsgebrek door de consument ter kennis van de handelaar is gebracht of voordat de wijziging van de digitale inhoud of digitale dienst overeenkomstig artikel 1701/17 door de handelaar ter kennis van de consument is gebracht. De handelaar en de consument kunnen evenwel contractuele bedingen overeenkomen die verder gaan dan de wettelijke bescherming.
Een beding dat de wet van een Staat die geen lid is van de Europese Unie op een overeenkomst beheerst door deze titel toepasselijk verklaart, is nietig wat betreft de in deze titel geregelde aangelegenheden, wanneer bij gebreke van dat beding de wet van een lidstaat van de Europese Unie toepasselijk zou zijn en die wet de consument in genoemde aangelegenheden een hogere bescherming verleent.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Hoofdstuk 12 Sancties

Wetshistoriek
Hoofdstuk 12 (art. 1701/19) ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).
Artikel 1701/19
De inbreuken op de bepalingen van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig boek XV van het Wetboek van economisch recht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 Wet 20 maart 2022 (BS 31 maart 2022), met ingang van 1 juni 2022 (art. 26).

Titel VII Ruil

Artikel 1702

Ruil is een contract waarbij de partijen aan elkaar een zaak in de plaats van een andere zaak geven.

Artikel 1703

Ruil komt tot stand door de enkele toestemming van de partijen, op dezelfde wijze als koop.

Artikel 1704

Indien een van de ruilers de zaak die hem in ruil gegeven wordt, reeds heeft ontvangen, en nadien bewijst dat de andere contractant geen eigenaar is van die zaak, kan hij niet genoodzaakt worden tot levering van de zaak die hij beloofd heeft daarvoor te zullen ruilen, maar alleen tot teruggave van die welke hij ontvangen heeft.

Artikel 1705

De ruiler die de zaak welke hij in ruil ontvangen heeft, door uitwinning verliest, heeft de keus om ofwel schadevergoeding, ofwel de teruggave van zijn zaak te vorderen.

Artikel 1706

Vernietiging uit hoofde van benadeling vindt geen toepassing op het ruilcontract.

Artikel 1707

De overige regels die omtrent het koopcontract zijn voorgeschreven, zijn mede van toepassing op het ruilcontract.

Titel VIII Huur

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1708
Er zijn twee soorten van huur:
De huur van goederen,
En de huur van werk.

Artikel 1709
Huur van goederen is een contract waarbij de ene partij zich verbindt om de andere het genot van een zaak te doen hebben gedurende een zekere tijd, en tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt te betalen.

Artikel 1710
Huur van werk is een contract waarbij de ene partij zich verbindt om iets voor de andere te verrichten, tegen betaling van een tussen hen bedongen prijs.

Artikel 1711
Die twee soorten van huur worden nog verder onderverdeeld:
Onder huishuur wordt verstaan de huur van huizen en die van meubelen;
Onder pacht, de huur van landeigendommen;
Onder huur van werk, de huur van arbeid of van diensten;
Onder veepacht, de huur van dieren, waarbij de winst verdeeld wordt tussen de eigenaar en degene aan wie hij de dieren toevertrouwt.
Een bestek, een aanneming of vast akkoord betreffende het uitvoeren van een werk tegen betaling van een bepaalde prijs, is ook huur, wanneer de grondstof geleverd wordt door hem voor wie het werk wordt uitgevoerd.
Voor de laatste drie soorten gelden bijzondere regels.

Artikel 1712
De verhuring van de goederen van de Staat, van de gemeenten en van de openbare instellingen is aan bijzondere reglementen onderworpen.

Hoofdstuk II Huur van goederen

Artikel 1713
Men kan alle soorten van goederen, zo roerende als onroerende, verhuren.
Afdeling I Algemene bepalingen betreffende de huur van onroerende goederen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Artikel 1714
[...][Behalve tegenstrijdige wettelijke bepalingen] kan men huren bij geschrift of mondeling.
[Elke schriftelijke huurovereenkomst moet, afgezien van alle andere modaliteiten, het volgende inhouden:
voor de natuurlijke personen, hun naam, hun eerste twee voornamen, hun woonplaats en hun datum en plaats van geboorte;
voor de rechtspersonen, hun maatschappelijke naam en, in voorkomend geval, hun ondernemingsnummer bedoeld in artikel 5 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen; bij gebrek aan toekenning van het voormelde identificatienummer, wordt dit vervangen door hun maatschappelijke zetel.
Indien aan een partij bij een dergelijke akte nog geen ondernemingsnummer is toegekend, bevestigt die partij dit in de akte of in een ondertekende aanvullende verklaring onderaan de akte.
De partij die zijn verplichting tot identificatie met het in het tweede lid beoogde nummer niet nakomt, draagt alle gevolgen van het gebrek aan registratie van de huurovereenkomst.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 13, § 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18), bij art. 97 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)) en bij art. 41 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 februari 2014 (art. 87, 2°).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 111 Wet 21 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)).

Artikel 1714bis
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 88 Decr.Vl. 21 april 2023 (BS 30 mei 2023).
Voorgeschiedenis
Ingevoegd bij art. 98 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)).

Artikel 1715
[...] Indien een huur die zonder geschrift is aangegaan, nog op generlei wijze is ten uitvoer gebracht, en een van de partijen die ontkent, kan het bewijs door getuigen niet worden toegelaten, hoe gering de huurprijs ook is, en hoewel men aanvoert dat er handgeld is gegeven.
Alleen de eed kan worden opgedragen aan hem die de huur ontkent.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 13, § 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1716
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 89 Decr.Vl. 21 april 2023 (BS 30 mei 2023).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18) en opnieuw opgenomen bij art. 99 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)).

Artikel 1716bis
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 7 juli 1951 (B.S., 29 juli 1951) en opgeheven bij art. 2 W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969).

Artikel 1717
[De huurder mag onderverhuren en zelfs zijn huur aan anderen overdragen, indien dit recht hem niet is ontzegd.
[Onverminderd artikel 11bis van de afdeling IIbis van dit hoofdstuk, kan de huurder die het gehuurde goed niet tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt, het goed niet geheel of gedeeltelijk onderverhuren opdat het voor de onderhuurder als hoofdverblijfplaats kan dienen.
Indien de huurder echter een gemeente is, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut onderworpen aan de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, ofwel een vennootschap met een sociaal oogmerk, kan hij het goed aan een of meer natuurlijke personen geheel onderverhuren, op voorwaarde dat deze personen minder gegoed zijn of zich in een behartenswaardige sociale situatie bevinden en dat zij het goed uitsluitend tot hun hoofdverblijfplaats bestemmen, en voor zover de verhuurder ingestemd heeft met de mogelijkheid om het goed te dien einde onder te verhuren.]
[De huurder] kan zijn huurovereenkomst evenmin overdragen indien het gehuurde goed moet dienen tot hoofdverblijfplaats voor de overnemer.]
Het kan hem worden ontzegd voor het geheel of voor een gedeelte.
Zodanig beding is altijd van strenge toepassing.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969), bij art. 4 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18) en bij art. 2 W. 13 april 1997 (B.S., 21 mei 1997), van toepassing op de huurovereenkomsten gesloten of vernieuwd na 31 mei 1997 (art. 15).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 2 W. 7 juli 1951 (B.S., 29 juli 1951).

Artikel 1718
[Artikel 595, betreffende de verhuring door de vruchtgebruiker, is mede van toepassing op de verhuring van de goederen van minderjarigen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 (art. 14) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 1719
De verhuurder is, uit de aard van het contract, en zonder dat daartoe enig bijzonder beding nodig is, verplicht:
Het verhuurde goed aan de huurder te leveren;
Dat goed in zodanige staat te onderhouden dat het kan dienen tot het gebruik waartoe het verhuurd is;
De huurder het rustig genot daarvan te doen hebben zolang de huur duurt.

Artikel 1720
De verhuurder is verplicht het goed in alle opzichten in goede staat van onderhoud te leveren.
Hij moet daaraan gedurende de huurtijd alle herstellingen doen, die nodig mochten worden, behalve de herstellingen ten laste van de huurder.

Artikel 1721
Vrijwaring is verschuldigd aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huur niet hebben gekend.
Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen.

Artikel 1722
Indien het verhuurde goed gedurende de huurtijd door toeval geheel is teniet gegaan, is de huur van rechtswege ontbonden; indien het goed slechts ten dele is teniet gegaan, kan de huurder, naar gelang van de omstandigheden, ofwel vermindering van de prijs, ofwel zelfs ontbinding van de huur vorderen. In geen van beide gevallen is schadeloosstelling verschuldigd.

Artikel 1723
De verhuurder mag gedurende de huurtijd de gedaante van het verhuurde goed niet veranderen.

Artikel 1724
Indien het verhuurde goed gedurende de huurtijd dringende herstellingen nodig heeft, die niet tot na het eindigen van de huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder die gedogen, welke ongemakken hem daardoor ook mochten worden veroorzaakt, en al zou hij gedurende de herstellingen het genot van een gedeelte van het verhuurde goed moeten derven.
Indien echter die herstellingen langer dan veertig dagen duren, wordt de huurprijs verminderd naar evenredigheid van de tijd en van het gedeelte van het verhuurde goed waarvan hij het genot heeft moeten derven.
Indien de herstellingen van dien aard zijn dat hetgeen noodzakelijk is voor de huisvesting van de huurder en van zijn gezin, daardoor onbewoonbaar wordt, kan hij de huur doen ontbinden.

Artikel 1725
De verhuurder is niet verplicht de huurder te vrijwaren voor de stoornis die derden hem door feitelijkheden toebrengen in zijn genot, zonder dat zij overigens beweren enig recht op het verhuurde goed te hebben; onverminderd het recht van de huurder om hen in eigen naam te vervolgen.

Artikel 1726
Indien daarentegen de huurder of de pachter in zijn genot is gestoord ten gevolge van een rechtsvordering betreffende de eigendom van het erf, heeft hij recht op een evenredige vermindering van de huurprijs of de pachtprijs, mits van de stoornis en de belemmering aan de eigenaar is kennis gegeven.

Artikel 1727
Indien zij die de feitelijkheden hebben begaan, beweren enig recht op het verhuurde goed te hebben, of indien de huurder zelf in rechte gedagvaard wordt om te worden verwezen tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van het goed, of om de uitoefening van enige erfdienstbaarheid te gedogen, moet de huurder de verhuurder in vrijwaring oproepen, en, indien hij het eist, zal hij buiten het geding gesteld worden, mits hij de verhuurder noemt, voor wie hij bezit.

Artikel 1728
De huurder is tot twee hoofdverplichtingen gehouden:
Het gehuurde te gebruiken als een goed huisvader, en volgens de bestemming welke bij het huurcontract daaraan gegeven is, of volgens die welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang van de omstandigheden vermoed wordt;
De huurprijs op de bepaalde termijn te voldoen.

Artikel 1728bis

§ 1

Indien een aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud is bedongen, is deze slechts één maal per huurjaar toegelaten en ten vroegste op de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst. Deze aanpassing geschiedt op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aangepaste huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag verkregen door toepassing van de hiernavolgende formule: basishuurprijs vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
De basishuurprijs is de huurprijs die volgt uit de overeenkomst of uit een vonnis, met uitsluiting van alle kosten en lasten, uitdrukkelijk door de huurovereenkomst ten laste van de huurder gelegd.
[Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer daartoe berekend en benoemd, van de maand voorafgaand aan die van de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst.]
[Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de overeenkomst is afgesloten.
Voor de overeenkomsten afgesloten vanaf 1 februari 1994, is het aanvangsindexcijfer echter het indexcijfer daartoe berekend en benoemd van de maand die voorafgaat aan de maand tijdens welke de overeenkomst is afgesloten.]

§ 2

Contractuele bepalingen welker uitvoering verder gaat dan de aanpassing waarin dit artikel voorziet, kunnen tot die aanpassing ingekort worden.

§ 3

[...]]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 1 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).
§ 1 gewijzigd bij art. 16 K.B. 24 december 1993 (B.S., 31 december 1993 (tweede uitg.)), met ingang van 1 januari 1994 (art. 17) en bij art. 3 W. 13 april 1997 (B.S., 21 mei 1997), van toepassing op de overeenkomsten die lopen op 31 mei 1997 (art. 15).
§ 3 opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Toepasselijkheid (Vlaams Gewest)
Afwijkende bepalingen om de gevolgen van de energiecrisis te verlichten: art. 3 en 4 Decr. Vl. 3 oktober 2022 (BS 4 oktober 2022 (ed. 2))).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 10 en 11 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 5 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991).

Artikel 1728ter

§ 1

Behalve wanneer uitdrukkelijk overeengekomen is dat de aan de huurder opgelegde kosten en lasten in vaste bedragen worden bepaald, moeten ze met werkelijke uitgaven overeenkomen.
Deze kosten en lasten moeten in een afzonderlijke rekening worden opgegeven.
De stukken die van deze uitgaven doen blijken, moeten worden overgelegd.
In het geval van een onroerend goed bestaande uit meerdere appartementen, waarvan het beheer wordt waargenomen door éénzelfde persoon, wordt aan de verplichting voldaan zodra de verhuurder aan de huurder een opgave van de kosten en de lasten doet toekomen en aan de huurder of aan zijn bijzondere gemachtigde de mogelijkheid is geboden de stukken in te zien ten huize van de natuurlijke persoon of op de zetel van de rechtspersoon die het beheer waarneemt.

§ 2

De contractuele bepalingen welke in strijd zijn met paragraaf 1 zijn nietig.

§ 3

Dit artikel is niet van toepassing op de pacht.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).

Artikel 1728quater

§ 1

Indien de huurder meer betaald heeft dan hij in toepassing van de wet of de overeenkomst verschuldigd is, moet hem het teveel betaalde op zijn verzoek worden terugbetaald. Dit verzoek dient aan de verhuurder te worden verzonden bij ter post aangetekende brief.
De teruggave kan evenwel slechts geėist worden voor de bedragen die vervallen zijn en betaald werden tijdens de 5 jaar die aan dit verzoek voorafgaan.
De vordering tot teruggave verjaart door verloop van een termijn van één jaar, zoals bepaald in artikel 2273.

§ 2

De contractuele bepalingen welke in strijd zijn met paragraaf 1 zijn nietig.

§ 3

Dit artikel is niet van toepassing op de pacht.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).

Artikel 1729
Indien de huurder het gehuurde voor een ander gebruik bezigt dan waarvoor het bestemd was, of voor een gebruik waaruit enig nadeel kan ontstaan voor de verhuurder, kan deze, naar gelang van de omstandigheden, de huur doen ontbinden.

Artikel 1730

[§ 1

[De partijen zijn verplicht een omstandige plaatsbeschrijving op te stellen, op tegenspraak en voor gezamenlijke rekening. Deze plaatsbeschrijving wordt opgesteld ofwel tijdens de periode dat de ruimtes onbewoond zijn, ofwel tijdens de eerste maand van bewoning. Hij wordt gevoegd bij de geschreven huurovereenkomst in de zin van artikel 1bis van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2 en zal eveneens onderworpen zijn aan de registratie.]
Bereiken de partijen geen overeenstemming, dan wijst de vrederechter, bij wie de zaak aanhangig wordt gemaakt, met een verzoekschrift ingediend vóór het verstrijken van de termijn van één maand of van vijftien dagen naargelang van het geval, een deskundige aan die de plaatsbeschrijving opmaakt. Het vonnis is uitvoerbaar niettegenstaande verzet en is niet vatbaar voor hoger beroep.

§ 2

Indien in de gehuurde plaatsen belangrijke wijzigingen zijn aangebracht nadat de plaatsbeschrijving is opgemaakt kan elke partij eisen dat op tegenspraak en voor gemeenschappelijke rekening een bijvoegsel bij de plaatsbeschrijving wordt opgemaakt.
Wordt geen overeenstemming bereikt, dan is de in § 1 voorgeschreven procedure van toepassing, behalve wat de termijnen betreft.

§ 3

De contractuele bepalingen welke in strijd zijn met de §§ 1 en 2 zijn nietig.

§ 4

Dit artikel is niet van toepassing op de pacht.]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 4 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).
§ 1 gewijzigd bij art. 100 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)).

Artikel 1731

[§ 1

Indien geen omstandige plaatsbeschrijving is opgemaakt, wordt vermoed dat de huurder het gehuurde goed ontvangen heeft in dezelfde staat als waarin het zich bevindt op het einde van de huurovereenkomst, behoudens tegenbewijs, dat door alle middelen kan worden geleverd.

§ 2

Indien tussen verhuurder en huurder een omstandige plaatsbeschrijving is opgemaakt, moet de huurder het goed teruggeven zoals hij het, volgens die beschrijving, ontvangen heeft, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of overmacht is teniet gegaan of beschadigd.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 5 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).

Artikel 1732
Hij is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad.

Artikel 1733
[Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 7 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1734
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1735
De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders.

Artikel 1736
[Onverminderd het bepaalde in artikel 1758, wordt de voor onbepaalde duur gesloten huurovereenkomst geacht te zijn aangegaan per maand.
De overeenkomst kan slechts worden beėindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 8 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1737
Indien de huur bij geschrift is aangegaan, eindigt zij van rechtswege wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat een opzegging is vereist.

Artikel 1738
[Indien de huurder, na beėindiging van een voor een bepaalde duur bij geschrift gesloten overeenkomst, het goed zonder verzet van de verhuurder verder blijft bewonen, is er wederinhuring tegen dezelfde voorwaarden, ook wat de duur betreft.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 9 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1739
Wanneer een opzegging is betekend, kan de huurder, hoewel hij in het genot gebleven is, zich niet beroepen op een stilzwijgende wederinhuring.

Artikel 1740
[In het geval van de artikelen 1738 en 1739, strekken de verplichtingen van de borgtocht zich niet uit tot de verplichtingen die uit de wederinhuring ontstaan.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 10 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1741
Het huurcontract wordt ontbonden door het tenietgaan van het verhuurde goed, en door de niet-nakoming van hun verplichtingen door de verhuurder of de huurder.

Artikel 1742
[...] Het huurcontract wordt niet ontbonden door de dood van de verhuurder, noch door de dood van de huurder.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969) en bij art. 13, § 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 7 maart 1929 (B.S., 20 maart 1929) en bij art. 3 W. 7 juli 1951 (B.S., 29 juli 1951).

Artikel 1743
[...] Indien de verhuurder het verhuurde goed verkoopt, kan de pachter of de huurder, die een authentieke huur of een huur met vaste dagtekening heeft, niet uit het gehuurde gezet worden door de koper, tenzij de verhuurder zich dit recht bij het huurcontract heeft voorbehouden.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 13, § 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. II W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969).

Artikel 1744
Indien bij het aangaan van de huur is overeengekomen dat, in geval van verkoop, de pachter of de huurder uit het gehuurde kan worden gezet door de koper, en geen beding gemaakt is omtrent de schadevergoeding, is de verhuurder verplicht de pachter of de huurder schadeloos te stellen op de volgende wijze.

Artikel 1745
Indien het een huis, een appartement of een winkel betreft, betaalt de verhuurder aan de uit het gehuurde gezette huurder, als schadevergoeding, een bedrag gelijk aan de huurprijs voor de tijd die [volgens de wet of de overeenkomst] gelaten wordt tussen de opzegging en het vertrek.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 11 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1746
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1747
De vergoeding wordt door deskundigen bepaald, indien het werkhuizen, fabrieken of andere inrichtingen betreft, die grote voorschotten vereisen.

Artikel 1748
[...] De koper die gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij het huurcontract voorbehouden, om, in geval van verkoop, [...] de huurder uit het gehuurde te zetten, is bovendien verplicht de huurder [te waarschuwen binnen de termijnen bepaald door de wet of de overeenkomst.]
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 7 maart 1929 (B.S., 25 maart 1929), bij art. 2 W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969) en bij art. 12 en 13, § 3 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 3 W. 7 maart 1929 (B.S., 25 maart 1929) en bij art. 4 W. 7 juli 1951 (B.S., 29 juli 1951).

Artikel 1749
Pachters of huurders kunnen niet uit het gehuurde gezet worden, tenzij de verhuurder of, zo niet, de nieuwe koper hun de hierboven bepaalde schadevergoedingen betaalt.

Artikel 1750
Indien de huur niet bij authentieke akte is aangegaan, of geen vaste dagtekening heeft, is de koper niet tot schadevergoeding gehouden.

Artikel 1751
De koper onder beding van wederinkoop kan geen gebruik maken van de bevoegdheid om de huurder uit het gehuurde te zetten, voordat hij, door het verstrijken van de tijd voor de wederinkoop bepaald, onherroepelijk eigenaar is geworden.

Artikel 1752
De huurder die het huis niet van genoegzaam huisraad voorziet, kan eruit worden gezet, tenzij hij voldoende zekerheid stelt voor de betaling van de huur.

Artikel 1752bis
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15) en opgeheven bij art. 13 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Zie Woninghuurwet, art. 10.

Artikel 1753
De onderhuurder is jegens de eigenaar slechts gehouden ten belope van de prijs, die hij als onderhuurder verschuldigd is op het ogenblik van het beslag, en zonder dat hij zich op bij voorraad gedane betalingen kan beroepen.
Betalingen die de onderhuurder gedaan heeft, hetzij krachtens een beding van zijn huurcontract, hetzij overeenkomstig het plaatselijk gebruik, worden niet geacht bij voorraad te zijn gedaan.

Artikel 1754
Herstellingen ten laste van de huurder, of geringe herstellingen tot onderhoud, waartoe, behoudens andersluidend beding, de huurder gehouden is, zijn die welke door het plaatselijk gebruik als zodanig beschouwd worden en, onder andere, de herstellingen:
Aan haarden, haardplaten, lijsten en mantels van schoorstenen;
Aan de bepleistering van de muren van appartementen en andere woonplaatsen, onderaan tot op een meter hoogte;
Aan vloerstenen en tegels van kamers, wanneer er slechts enkele gebroken zijn;
Aan ruiten, tenzij die gebroken zijn door hagel of andere buitengewone en door overmacht veroorzaakte voorvallen waarvoor de huurder niet aansprakelijk is;
Aan deuren, vensterramen, planken dienende tot afschutting of tot sluiting van winkels, hengsels, grendels en sloten.

Artikel 1755
Geen van de herstellingen die geacht worden herstellingen ten laste van de huurder te zijn, komt voor rekening van de huurder, wanneer alleen ouderdom of overmacht daartoe aanleiding hebben gegeven.

Artikel 1756
Het ruimen van putten en van sekreten komt ten laste van de verhuurder, indien niet het tegendeel bedongen is.

Artikel 1757
De huur van meubelen om een geheel huis, een gehele woning, een winkel of enig ander appartement daarmee te stofferen, wordt geacht voor zolang te zijn aangegaan als de huizen, woningen, winkels en andere appartementen volgens plaatselijk gebruik doorgaans verhuurd worden.

Artikel 1758
De huur van een gemeubileerd appartement wordt geacht te zijn aangegaan bij het jaar, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per jaar;
Bij de maand, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per maand;
Bij de dag, wanneer zij is aangegaan tegen zoveel per dag.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1758bis
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 22 januari 1985 (B.S., 24 januari 1985) en opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1758ter
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 W. 22 januari 1985 (B.S., 24 januari 1985) en opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1759
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1759bis
[...]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15) en opgeheven bij art. 13 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 14, § 2, derde lid W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 8 W. 22 januari 1985 (B.S., 24 januari 1985), met ingang van 1 januari 1985 (art. 176).

Artikel 1760
In geval van ontbinding van de huur door de schuld van de huurder, is deze verplicht de huurprijs te betalen gedurende de tijd die voor de wederverhuring nodig is, onverminderd de vergoeding van de schade die door het wangebruik mocht zijn veroorzaakt.

Artikel 1761 ? 1762 (oud art. 1761 - 1762)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, § 1 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).

Artikel 1762bis
De uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde wordt voor niet geschreven gehouden.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 30 mei 1931 (B.S., 1-2 juni 1931).
Afdeling II Regels betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder
Opheffing (Vlaams Gewest)
Opgeheven, voor het Vlaamse Gewest, bij art. 79 Decr.Vl. 9 november 2018 (BS 7 december 2018), met ingang van 1 januari 2019, met uitzondering van artikel 10 dat wordt opgeheven op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum (art. 84).
Wetshistoriek
Afdeling II (art. 1 tot 12) ingevoegd bij art. 2 W. 20 februari 1991 (B.S., 22 februari 1991), met ingang van 28 februari 1991 (art. 18).
Afdeling IIbis Regels betreffende de handelshuur in het bijzonder
Wetshistoriek
Afdeling IIbis (art. 1-32) ingevoegd bij art. 2 W. 30 mei 1931 (B.S., 1-2 juni 1931) en vervangen bij art. 1 W. 30 april 1951 (B.S., 10 mei 1951).
Afdeling III Regels betreffende de pacht in het bijzonder
Wetshistoriek
Afdeling III (art. 1-58) ingevoegd bij art. 1 W. 4 november 1969 (B.S., 25 november 1969).

Hoofdstuk III Huur van werk en van diensten

Artikel 1779
Er zijn drie hoofdsoorten van huur van werk en van diensten:
De huur van werklieden die in iemands dienst treden;
Die van vervoerders te land en te water, die zich belasten met het vervoer van personen of van koopwaren;
Die van aannemers van werken die handelen ingevolge bestekken of aannemingen.
Afdeling I Huur van dienstboden en werklieden
Artikel 1780
Men kan zijn diensten slechts voor een tijd of voor een bepaalde onderneming verbinden.

Artikel 1781
Deze afdeling is niet van toepassing op vervoerovereenkomsten die worden beheerst door het Belgisch Scheepvaartwetboek.
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 1 W. 10 juli 1883 (B.S., 11 juli 1883) en opnieuw opgenomen bij art. 5 Wet 8 mei 2019 (BS 1 augustus 2019), met ingang van 1 september 2020 (art. 141).
Afdeling II Ondernemers van vervoer te land en te water
Artikel 1782
Vervoerders te land en te water hebben, ten aanzien van de bewaring en het behoud van de zaken die hun zijn toevertrouwd, dezelfde verplichtingen als logementhouders, van wie sprake in de titel Bewaargeving en sekwester.

Artikel 1783
Zij zijn verantwoordelijk niet alleen voor hetgeen zij reeds in hun vaartuig of voertuig hebben geladen, maar ook voor hetgeen hun op de wal of in de stapelplaats is afgegeven om in hun vaartuig of voertuig te worden geplaatst.

Artikel 1784
Zij zijn aansprakelijk voor het verlies en de beschadiging van de zaken die hun zijn toevertrouwd, tenzij zij bewijzen dat deze zijn verloren gegaan of beschadigd door toeval of overmacht.

Artikel 1785
Ondernemers van openbaar personenvervoer te land en te water, en ondernemers van openbaar goederenvervoer, moeten een register houden van het geld, de voorwerpen en de pakketten met het vervoer waarvan zij zich belasten.

Artikel 1786
Ondernemers en bestuurders van openbaar personen- en goederenvervoer, en gezagvoerders van schuiten en schepen zijn bovendien onderworpen aan bijzondere reglementen, die tussen hen en de andere burgers tot wet strekken.
Afdeling III Bestekken en aannemingen
Artikel 1787
Wanneer men iemand belast met het maken van een werk, kan men overeenkomen dat hij alleen zijn arbeid of zijn diensten, ofwel dat hij ook de stof zal verstrekken.

Artikel 1788
Ingeval de werkman de stof verstrekt en de zaak op welke wijze ook teniet gaat voordat zij geleverd is, komt het verlies voor rekening van de werkman, tenzij de opdrachtgever in gebreke was om de zaak te ontvangen.

Artikel 1789
Ingeval de werkman alleen zijn arbeid of zijn diensten verstrekt en de zaak teniet gaat, is hij slechts voor zijn schuld aansprakelijk.

Artikel 1790
Indien, in het geval van het vorige artikel, de zaak teniet gaat, zelfs buiten enige schuld van de werkman, voordat het werk ontvangen is en zonder dat de opdrachtgever in gebreke was het werk goed te keuren, kan de werkman geen aanspraak maken op loon, tenzij de zaak is teniet gegaan door een gebrek in de stof.

Artikel 1791
Wanneer een werk bij het stuk of bij de maat vervaardigd wordt, kan de goedkeuring ervan bij gedeelten geschieden; zij wordt geacht te zijn gedaan voor al de betaalde gedeelten, indien de opdrachtgever de werkman telkens betaalt naar verhouding van hetgeen is afgewerkt.

Artikel 1792
Indien een gebouw dat tegen vaste prijs is opgericht, geheel of gedeeltelijk teniet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door de ongeschiktheid van de grond, zijn de architect en de aannemer daarvoor gedurende tien jaren aansprakelijk.

Artikel 1793
Wanneer een architect of een aannemer het oprichten van een gebouw op zich heeft genomen tegen vaste prijs, volgens een met de eigenaar van de grond vastgelegd en overeengekomen plan, kan hij geen vermeerdering van de prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering van de arbeidslonen of van de bouwstoffen, noch onder voorwendsel van verandering of vergrotingen die in het plan zijn aangebracht, tenzij voor die veranderingen of vergrotingen schriftelijke toestemming is verleend, en de prijs ervan met de eigenaar is overeengekomen.

Artikel 1794
De opdrachtgever kan de aanneming tegen vaste prijs door zijn enkele wil verbreken, ook al is het werk reeds begonnen, mits hij de aannemer schadeloos stelt voor al zijn uitgaven, al zijn arbeid, en alles wat hij bij die aanneming had kunnen winnen.

Artikel 1795
Huur van werk wordt ontbonden door de dood van de werkman, de architect of de aannemer.

Artikel 1796
Maar de eigenaar is gehouden aan hun nalatenschap de waarde van het gedane werk en die van de in gereedheid gebrachte bouwstoffen te betalen, naar evenredigheid van de bij de overeenkomst bedongen prijs, doch alleen indien die werken of die bouwstoffen hem van nut kunnen zijn.

Artikel 1797
De aannemer is aansprakelijk voor de daad van de personen die hij bezigt.

Artikel 1798
[Metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, hebben tegen de bouwheer een rechtstreekse vordering ten belope van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering wordt ingesteld.
De onderaannemer wordt als aannemer en de aannemer als bouwheer beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde.]
[In geval van betwisting tussen de onderaannemer en de aannemer, kan de bouwheer het bedrag storten in de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de aannemer en onderaannemer bij een financiėle instelling. De bouwheer is hiertoe verplicht indien hij hiertoe schriftelijk wordt verzocht door de hoofdaannemer of de onderaannemer.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 19 februari 1990 (B.S., 24 maart 1990) en gewijzigd bij art. 90 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Voorgeschiedenis
In die zin geļnterpreteerd dat het de rechtstreekse vordering enkel toekent aan de onderaannemer in de eerste graad ten aanzien van de bouwheer en aan de onderaannemer in de tweede graad ten aanzien van de hoofdaannemer, en niet aan de onderaannemers in de derde graad en verder, schendt artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat het de rechtstreekse vordering toekent aan alle onderaannemers ten aanzien van de schuldenaar van hun schuldenaar, schendt artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 12/2012, 2 februari 2012 (prejudiciėle vraag) (BS 30 maart 2012 (ed. 2))).

Artikel 1799
Metselaars, timmerlieden, slotenmakers en andere werklieden die rechtstreeks werken aannemen tegen vaste prijs, zijn gehouden aan de regels in deze afdeling voorgeschreven: zij zijn aannemers voor het werk dat zij uitvoeren.

Hoofdstuk IV Veepacht

Afdeling I Algemene bepalingen
Artikel 1800
Veepacht is een contract waarbij de ene partij aan de andere vee geeft om het te bewaken, te voeden en te verzorgen, onder zodanige voorwaarden als tussen hen is overeengekomen.

Artikel 1801
Er zijn verschillende soorten van veepacht:
Eenvoudige of gewone veepacht,
Veepacht bij helften,
Veepacht gegeven aan de pachter of aan de deelpachter.
Er is nog een vierde soort van contract, oneigenlijk “veepacht” genoemd.

Artikel 1802
Men kan alle soorten van dieren in veepacht geven, die voor de aanfok geschikt zijn of die voor de landbouw of de handel voordeel kunnen opleveren.

Artikel 1803
Bij ontstentenis van bijzondere overeenkomsten worden die contracten naar de hiernavolgende beginselen geregeld.
Afdeling II Eenvoudige veepacht
Artikel 1804
Eenvoudige veepacht is een contract waarbij men aan een ander dieren geeft om die te bewaken, te voeden en te verzorgen, onder voorwaarde dat de pachter de helft zal ontvangen van de aanfok, en dat hij ook de helft zal dragen van het verlies.

Artikel 1805
Schatting van het vee in het contract van veepacht draagt de eigendom van het vee niet over op de pachter; zij dient alleen om het verlies of de winst bij het eindigen van de veepacht te bepalen.

Artikel 1806
De pachter is verplicht voor het behoud van het gepachte vee als een goed huisvader te zorgen.

Artikel 1807
Voor het toeval is hij alleen dan aansprakelijk indien er tevoren zijnerzijds enige schuld is geweest, zonder welke het verlies niet zou hebben plaatsgehad.

Artikel 1808
In geval van geschil dienaangaande moet de pachter het bewijs leveren van het toeval, en de verpachter het bewijs van de schuld die volgens hem aan de pachter te wijten is.

Artikel 1809
De pachter die, als gevolg van het toeval, van zijn verplichting ontslagen is, moet niettemin de huiden van de dieren verantwoorden.

Artikel 1810
Indien het vee geheel teniet gaat buiten de schuld van de pachter, komt het verlies daarvan voor rekening van de verpachter.
Indien slechts een gedeelte teniet gaat, wordt het verlies gemeenschappelijk gedragen, volgens de schatting die gedaan is bij de aanvang, en die welke zal worden gedaan bij het eindigen van de veepacht.

Artikel 1811
Men mag niet bedingen:
Dat de pachter het gehele verlies van het vee zal dragen, ook wanneer het door toeval en buiten zijn schuld is ontstaan,
Of dat hij in het verlies een groter aandeel zal hebben dan in de winst,
Of dat de verpachter, bij het einde van de veepacht, iets meer zal voorafnemen dan het door hem geleverde vee.
Alle zodanige overeenkomsten zijn nietig.
De pachter alleen geniet het voordeel van het zuivel, de mest en het werk van de in veepacht gegeven dieren.
De wol en de aanfok worden verdeeld.

Artikel 1812
De pachter mag over geen enkel dier, hetzij van de oorspronkelijke kudde, hetzij van de aanfok, beschikken zonder toestemming van de verpachter, die evenmin erover mag beschikken zonder toestemming van de pachter.

Artikel 1813
Wanneer het vee in pacht gegeven wordt aan de pachter van een ander eigenaar, moet deze laatste daarvan in kennis worden gesteld; anders kan hij op het vee beslag leggen en het doen verkopen voor hetgeen zijn pachter hem verschuldigd is.

Artikel 1814
De pachter mag de schapen niet scheren zonder de verpachter daarvan vooraf te verwittigen.

Artikel 1815
Indien de duur van de veepacht niet bij de overeenkomst bepaald is, wordt zij geacht te zijn aangegaan voor drie jaren.

Artikel 1816
De verpachter kan de ontbinding ervan eerder vorderen, indien de pachter zijn verplichtingen niet nakomt.

Artikel 1817
Bij het einde van de pacht, of bij de ontbinding ervan, wordt het vee opnieuw geschat.
De verpachter kan dieren van elke soort voorafnemen, ten belope van de eerste schatting; de overige worden verdeeld.
Indien er niet genoeg dieren zijn om de eerste schatting te bereiken, neemt de verpachter hetgeen over is, en de partijen vergoeden elkaar het verlies.
Afdeling III Veepacht bij helften
Artikel 1818
Veepacht bij helften is een vennootschap waarbij ieder contractant de helft van het vee verstrekt, dat gemeen blijft wat winst en verlies betreft.

Artikel 1819
De pachter alleen geniet, zoals bij eenvoudige veepacht, het voordeel van het zuivel, de mest en het werk van de dieren.
De verpachter heeft enkel recht op de helft van de wol en van de aanfok.
Iedere daarmee strijdige overeenkomst is nietig, tenzij de verpachter eigenaar is van de boerderij waarvan de pachter huurder of deelpachter is.

Artikel 1820
Alle overige regels betreffende de eenvoudige veepacht zijn van toepassing op de veepacht bij helften.
Afdeling IV Veepacht door de eigenaar toegestaan aan zijn pachter of zijn deelpachter
§ 1 Veepacht aan de pachter toegestaan
Artikel 1821
Deze veepacht (ook “ijzeren veepacht” genoemd) is die waarbij de eigenaar van een boerderij deze in pacht geeft, onder verplichting voor de pachter om, bij het eindigen van de pacht, dieren achter te laten van gelijke waarde als de geschatte waarde van de dieren die hij ontvangen heeft.

Artikel 1822
De schatting van het aan de pachter gegeven vee draagt hem de eigendom daarvan niet over, maar brengt niettemin het risico te zijnen laste.

Artikel 1823
Alle voordelen komen toe aan de pachter zolang zijn pacht duurt, behoudens daarmee strijdige overeenkomst.

Artikel 1824
Bij veepacht aan de pachter toegestaan, is de mest niet begrepen in de persoonlijke voordelen van de pachter, maar behoort aan de boerderij en moet uitsluitend voor de exploitatie daarvan aangewend worden.

Artikel 1825
Het verlies, ook al is het volledig en door toeval veroorzaakt, komt voor het geheel ten laste van de pachter, behoudens daarmee strijdige overeenkomst.

Artikel 1826
Bij het einde van de pacht kan de pachter het vee niet behouden tegen betaling van de prijs van de oorspronkelijke schatting; hij moet vee achterlaten van gelijke waarde als het vee dat hij ontvangen heeft.
Indien er een tekort is, moet hij dit vergoeden; en alleen het meerdere behoort hem toe.
§ 2 Veepacht aan de deelpachter toegestaan
Artikel 1827
Indien het in pacht gegeven vee geheel teniet gaat buiten de schuld van de deelpachter, draagt de verpachter het verlies.

Artikel 1828
Men mag bedingen dat de deelpachter aan de verpachter zijn aandeel in de wol zal overlaten tegen een prijs beneden de normale waarde;
Dat de verpachter een groter aandeel in de winst zal hebben;
Dat hij de helft zal hebben van het zuivel;
Maar men mag niet bedingen dat de deelpachter het gehele verlies zal dragen.

Artikel 1829
Deze veepacht eindigt tegelijk met de deelpacht.

Artikel 1830
Zij is verder aan alle regels van de gewone veepacht onderworpen.
Afdeling V Contract oneigenlijk veepacht genoemd
Artikel 1831
Wanneer een of meer koeien gegeven worden om die te stallen en te voeden, behoudt de verhuurder de eigendom daarvan; geen ander voordeel dan de kalveren die van de koeien voortkomen, komt hem toe.

Titel IX

Wetshistoriek
Titel IX (art. 1832 tot 1873) opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Opschrift vervangen bij art. 1 W. 14 juli 1987 (B.S., 30 juli 1987), met ingang van 1 september 1987 (art. 15).

Eerste hoofdstuk

Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1832
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 101 W. 13 april 1995 (B.S., 17 juni 1995), met ingang van 1 juli 1996 (art. 113).

Artikel 1833
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1834
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1835
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1836
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1837
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1838
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1839
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1840
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Afdeling II
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1841
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1842
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Hoofdstuk III

Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Eerste afdeling
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1843
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1844
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1845
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1846
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1847
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1848
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1849
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1850
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1851
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1852
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1853
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1854
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1855
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1856
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1857
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1858
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1859
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1860
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1861
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Afdeling II
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1862
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 102 W. 13 april 1995 (B.S., 17 juni 1995), met ingang van 1 juli 1996 (art. 113).

Artikel 1863
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 103 W. 13 april 1995 (B.S., 17 juni 1995), met ingang van 1 juli 1996 (art. 113).

Artikel 1864
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Hoofdstuk IV

Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1865
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Voorgeschiedenis
Lid 1, 4° gewijzigd bij art. 28, 24° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 1866
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1867
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1868
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1869
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1870
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1871
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Artikel 1872
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).
Artikel 1873
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 W. 7 mei 1999 (B.S., 6 augustus 1999 (tweede uitg.)), met ingang van 6 februari 2001 (art. 25).

Titel X Lening

Artikel 1874

Er zijn twee soorten van lening:
De lening van zaken die niet teniet gaan door het gebruik dat men ervan maakt;
En de lening van zaken die teniet gaan door het gebruik dat men ervan maakt.
De eerste soort heet bruiklening of commodaat;
De tweede heet verbruiklening of eenvoudig lening.

Eerste hoofdstuk Bruiklening of commodaat

Eerste afdeling Aard van de bruiklening
Artikel 1875
Bruiklening of commodaat is een contract waarbij de ene partij aan de andere een zaak afgeeft om daarvan gebruik te maken, onder verplichting voor degene die de zaak ontvangt, die terug te geven na daarvan gebruik te hebben gemaakt.

Artikel 1876
Deze lening is essentieel een overeenkomst om niet.

Artikel 1877
De uitlener blijft eigenaar van de geleende zaak.

Artikel 1878
Alles wat in de handel is, en niet door het gebruik teniet gaat, kan het voorwerp zijn van deze overeenkomst.

Artikel 1879
De verbintenissen die uit de bruiklening ontstaan, gaan over op de erfgenamen van degene die te leen geeft, en op de erfgenamen van degene die te leen ontvangt.
Indien men echter de lening alleen gedaan heeft uit aanmerking van de lener, en aan zijn persoon in het bijzonder, kunnen zijn erfgenamen het genot van de geleende zaak niet blijven behouden.
Afdeling II Verplichtingen van de lener
Artikel 1880
De lener is gehouden als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van de geleende zaak te zorgen. Hij mag zich slechts ervan bedienen voor het gebruik dat door de aard der zaak of door de overeenkomst bepaald is; een en ander op straffe van schadevergoeding, indien daartoe grond bestaat.

Artikel 1881
Indien de lener zich van de zaak bedient voor een ander gebruik, of gedurende een langere tijd dan hij mocht, is hij voor het verlies aansprakelijk, al is dit ook door toeval ontstaan.

Artikel 1882
Indien de zaak teniet gaat door een toeval waarvoor de lener die had kunnen behoeden door zijn eigen zaak te gebruiken, of indien hij, ingeval hij slechts een van beide kon behouden, de voorkeur aan de zijne heeft gegeven, is hij voor het verlies van de andere aansprakelijk.

Artikel 1883
Indien de zaak bij het te leen geven geschat is, komt het verlies, al ontstaat het ook door toeval, voor rekening van de lener, zo er geen daarmee strijdige overeenkomst bestaat.

Artikel 1884
Indien de zaak in waarde vermindert alleen ten gevolge van het gebruik waarvoor zij geleend is, en buiten enige schuld van de lener, moet deze voor de waardevermindering niet instaan.

Artikel 1885
De lener mag de zaak niet voor zich houden bij wijze van schuldvergelijking met hetgeen de uitlener hem verschuldigd is.

Artikel 1886
Indien de lener, om van de zaak gebruik te kunnen maken, enige uitgave heeft gedaan, kan hij die niet terugvorderen.

Artikel 1887
Indien verscheidene personen gezamenlijk dezelfde zaak te leen hebben ontvangen, zijn zij daarvoor jegens de uitlener hoofdelijk aansprakelijk.
Afdeling III Verplichtingen van degene die in bruikleen geeft
Artikel 1888
De uitlener kan de geleende zaak niet terugnemen dan nadat de overeengekomen tijd verlopen is, of bij gebreke van overeenkomst dienaangaande, nadat zij gediend heeft voor het gebruik waarvoor zij was uitgeleend.

Artikel 1889
Indien evenwel, gedurende die tijd, of voordat de behoefte van de lener heeft opgehouden, de uitlener zijn zaak dringend en onvoorziens nodig heeft, kan de rechter, naar gelang van de omstandigheden, de lener verplichten hem die terug te geven.

Artikel 1890
Indien, gedurende de lening, de lener, voor het behoud van de zaak, enige buitengewone, noodzakelijke uitgave heeft moeten doen, die zo dringend was dat hij daarvan tevoren aan de uitlener geen kennis heeft kunnen geven, is deze verplicht hem de uitgave te vergoeden.

Artikel 1891
Wanneer de geleende zaak zodanige gebreken heeft dat zij aan hem die zich ervan bedient, schade kan veroorzaken, is de uitlener aansprakelijk, indien hij de gebreken kende en de lener daarvan niet op de hoogte heeft gebracht.

Hoofdstuk II Verbruiklening of eenvoudige lening

Eerste afdeling Aard van de verbruiklening
Artikel 1892
Verbruiklening is een contract waarbij de ene partij een zekere hoeveelheid zaken die door het gebruik teniet gaan, aan de andere partij afgeeft, onder verplichting voor deze om aan de eerstgenoemde evenzoveel van gelijke soort en hoedanigheid terug te geven.

Artikel 1893
Uit kracht van deze lening wordt de lener eigenaar van de geleende zaak; en indien deze, op welke wijze ook, teniet gaat, is het verlies ervan voor zijn rekening.

Artikel 1894
Zaken die, hoewel van dezelfde soort, individueel verschillen, zoals dieren, kan men niet als verbruiklening te leen geven: dat is dan bruiklening.

Artikel 1895
De verbintenis die voortvloeit uit een lening van geld, is steeds bepaald door de numerieke geldsom die in het contract is uitgedrukt.
Indien er vóór het tijdstip van de betaling vermeerdering of vermindering van de waarde van de muntspeciėn heeft plaatsgehad, moet de schuldenaar de geleende numerieke geldsom teruggeven en moet hij slechts die som teruggeven in de muntspeciėn die gangbaar zijn op het ogenblik van de betaling.

Artikel 1896
De in het vorige artikel gestelde regel geldt niet, indien de lening in staven geschied is.

Artikel 1897
Indien staven of waren zijn te leen gegeven, moet de schuldenaar, hoezeer de waarde daarvan ook vermeerderd of verminderd mocht zijn, altijd een gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en niets anders, teruggeven.
Afdeling II Verplichtingen van de uitlener
Artikel 1898
Bij verbruiklening is de uitlener aansprakelijk op de wijze die bij artikel 1891 voor de bruiklening bepaald is.

Artikel 1899
De uitlener kan de geleende zaken niet terugvorderen voordat de overeengekomen tijd verstreken is.

Artikel 1900
Indien voor de teruggave geen tijd bepaald is, kan de rechter aan de lener uitstel toestaan, naar gelang van de omstandigheden.

Artikel 1901
Indien enkel is overeengekomen dat de lener zal betalen wanneer hij dit zal kunnen, of wanneer hij de nodige middelen daartoe zal bezitten, bepaalt de rechter een tijd voor de betaling, naar gelang van de omstandigheden.
Afdeling III Verplichtingen van de lener
Artikel 1902
De lener is gehouden de geleende zaken in dezelfde hoeveelheid en hoedanigheid en op de overeengekomen tijd terug te geven.

Artikel 1903
Indien het hem niet mogelijk is daaraan te voldoen, moet hij de waarde van het geleende betalen, gelet op de tijd en de plaats waarop de zaak volgens de overeenkomst moest worden teruggegeven.
Indien die tijd en die plaats niet zijn bepaald, geschiedt de betaling volgens de prijs ten tijde en ter plaatse van de lening.

Artikel 1904
Indien de lener de geleende zaken of de waarde ervan niet op de overeengekomen tijd teruggeeft, is hij daarvan interest verschuldigd te rekenen van de dag van de [aanmaning].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 7 W. 1 mei 1913 (B.S., 2-3 mei 1913).

Hoofdstuk III Lening op interest

Artikel 1905
Het is geoorloofd interest te bedingen voor eenvoudige leningen, hetzij van geld, hetzij van waren of andere roerende zaken.

Artikel 1906
De lener die interest betaald heeft welke niet bedongen was, kan die niet terugvorderen, noch op het kapitaal in mindering brengen.

Artikel 1907
[De interest is of wettelijk of bij overeenkomst bedongen. De wettelijke interest wordt bij de wet bepaald. De bedongen interest mag de wettelijke te boven gaan, in alle gevallen waarin de wet dit niet verbiedt.
In de overeenkomsten van geldlening terugbetaalbaar door middel van annuļteiten, moeten de rentevoet van de lening en de voor de wederherstelling van het kapitaal bedongen rentevoet, vastgesteld worden door afzonderlijke bepalingen van de akte.
In geen geval mag de verhoging van de interest wegens vertraging in de betaling, een half t.h. per jaar op het verschuldigd gebleven kapitaal overschrijden.
Indien de rentevoet van de lening niet is vastgesteld door een bijzondere bepaling der overeenkomst van lening, zal de wettelijke interest worden toegepast en de lener zal niets verschuldigd zijn als commissie of als bijkomende vergelding.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 27 juli 1934 (B.S., 29 juli 1934).

Artikel 1907bis
Bij gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een lening op interest kan in geen geval van de schuldenaar, buiten het terugbetaalde kapitaal en de vervallen interest, een vergoeding voor wederbelegging worden gevorderd, groter dan zes maanden interest, berekend over de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst bepaalde rentevoet.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 2 W. 27 juli 1934 (B.S., 29 juli 1934).

Artikel 1907ter
Onverminderd de toepassing van de bepalingen tot bescherming der onbekwamen of betreffende de geldigheid der overeenkomsten, indien de uitlener, met misbruik van de behoeften, van de zwakheden, van de hartstochten of van de onwetendheid van de lener, zich, voor zichzelf of voor anderen, een interest of andere voordelen heeft doen beloven, die klaarblijkelijk de normale interest en de dekking van het risico van de lening overschrijden, vermindert de rechter, op vordering van de lener, diens verplichtingen tot de terugbetaling van het geleende kapitaal en de betaling van de wettelijke interest.
De vermindering is van toepassing op de door de lener gedane betalingen, mits de vordering wordt ingesteld binnen drie jaren te rekenen van de dag van de betaling.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 3 K.B. nr. 148, 18 maart 1935 (B.S., 20 maart 1935).

Artikel 1908
Kwijting voor het kapitaal, gegeven zonder voorbehoud van de interest, doet vermoeden dat deze betaald is en heeft bevrijding ervan ten gevolge.

Artikel 1909
Men kan interest bedingen tegen betaling van een kapitaal dat de uitlener zich verbindt niet te zullen terugvorderen.
In dit geval wordt de lening vestiging van rente genoemd.

Artikel 1910
Deze rente kan gevestigd worden op twee wijzen, als altijddurende rente of als lijfrente.

Artikel 1911
De altijddurende rente is essentieel aflosbaar.
Partijen kunnen slechts overeenkomen dat de aflossing niet zal geschieden dan na verloop van een zekere tijd, die tien jaren niet mag te boven gaan, of zonder dat de schuldeiser vooraf zal zijn gewaarschuwd met inachtneming van de door hen bepaalde termijn.

Artikel 1912
De schuldenaar van een altijddurende rente kan tot aflossing genoodzaakt worden:
Indien hij gedurende twee jaren ophoudt zijn verplichtingen na te komen;
Indien hij verzuimt ten behoeve van de uitlener de bij het contract beloofde zekerheid te stellen.

Artikel 1913
Het kapitaal van de altijddurende rente wordt ook opeisbaar in geval van faillissement of van kennelijk onvermogen van de schuldenaar.

Artikel 1914
De regels betreffende de lijfrente worden bepaald in de titel Kanscontracten.

Titel XI Bewaargeving en sekwester

Eerste hoofdstuk Bewaargeving in het algemeen en verschillende soorten van bewaargeving

Artikel 1915
Bewaargeving in het algemeen is een handeling waarbij men de zaak van een ander aanneemt, onder verplichting om die te bewaren en in natura terug te geven.

Artikel 1916
Er zijn twee soorten van bewaargeving: de eigenlijke bewaargeving en het sekwester.

Hoofdstuk II Eigenlijke bewaargeving

Eerste afdeling Aard en wezen van het contract van bewaargeving
Artikel 1917
De eigenlijke bewaargeving is essentieel een contract om niet.

Artikel 1918
Zij kan slechts roerende goederen tot voorwerp hebben.

Artikel 1919
Zij is niet voltrokken dan door de werkelijke of de fictieve overgave van de in bewaring gegeven zaak.
Fictieve overgave is voldoende, wanneer de bewaarnemer reeds uit enigen anderen hoofde in het bezit is van de zaak die men hem op grond van de bewaargeving laat behouden.

Artikel 1920
Bewaargeving geschiedt vrijwillig of uit noodzaak.
Afdeling II Vrijwillige bewaargeving
Artikel 1921
Vrijwillige bewaargeving komt tot stand door de wederzijdse toestemming van de bewaargever en de bewaarnemer.

Artikel 1922
Vrijwillige bewaargeving kan slechts wettig gedaan worden door de eigenaar van de in bewaring gegeven zaak, of met zijn uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming.

Artikel 1923
Vrijwillige bewaargeving moet door geschrift bewezen worden. Het bewijs door getuigen wordt niet toegelaten voor een waarde die [375 EUR] te boven gaat.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1924
Wanneer een bewaargeving die [375 EUR] te boven gaat, niet door geschrift bewezen is, wordt hij die als bewaarnemer wordt aangesproken, op zijn woord geloofd, hetzij betreffende het feit van de bewaargeving zelf, hetzij betreffende de zaak die het voorwerp ervan uitmaakte, hetzij betreffende de teruggave daarvan.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1925
Vrijwillige bewaargeving kan alleen plaatshebben tussen personen die bekwaam zijn om contracten aan te gaan.
Wanneer evenwel iemand die bekwaam is om contracten aan te gaan, iets in bewaring aanneemt van een onbekwame, is hij gehouden tot alle verplichtingen van een werkelijke bewaarnemer; hij kan vervolgd worden door de voogd of de bewindvoerder van de persoon die de zaak in bewaring gegeven heeft.

Artikel 1926
Indien de bewaargeving aan een onbekwame gedaan is door iemand die bekwaam is, heeft de bewaargever een vordering tot teruggave van de in bewaring gegeven zaak slechts zolang deze nog in handen van de bewaarnemer is, of een vordering tot vergoeding ten belope van het voordeel dat de bewaarnemer uit de zaak getrokken heeft.
Afdeling III Verplichtingen van de bewaarnemer
Artikel 1927
De bewaarnemer moet aan de bewaring van de in bewaring gegeven zaak dezelfde zorg besteden als hij aan de bewaring van zijn eigen zaken besteedt.

Artikel 1928
De bepaling van het vorige artikel wordt strenger toegepast:
indien de bewaarnemer zichzelf heeft aangeboden om de zaak in bewaring te nemen;
indien hij een loon voor de bewaring bedongen heeft;
indien de bewaargeving uitsluitend in het belang van de bewaarnemer geschied is;
indien uitdrukkelijk is overeengekomen dat de bewaarnemer voor om het even welke schuld aansprakelijk zal zijn.

Artikel 1929
In geen geval is de bewaarnemer aansprakelijk voor gevallen van overmacht, behalve indien hij in gebreke gesteld is de in bewaring gegeven zaak terug te geven.

Artikel 1930
Hij mag zich van de in bewaring gegeven zaak niet bedienen, zonder uitdrukkelijk of stilzwijgend verlof van de bewaargever.

Artikel 1931
Hij mag niet onderzoeken waarin de zaken bestaan, die hem in bewaring zijn gegeven, wanneer die hem in een gesloten kist of onder verzegelde omslag zijn toevertrouwd.

Artikel 1932
De bewaarnemer moet de zaak zelf, die hij ontvangen heeft, teruggeven.
Aldus moet in bewaring gegeven gemunt geld in dezelfde speciėn worden teruggegeven, hetzij de waarde ervan vermeerderd of verminderd is.

Artikel 1933
De bewaarnemer behoeft de in bewaring ontvangen zaak slechts terug te geven in de staat waarin zij zich bevindt op het tijdstip van de teruggave. De beschadiging die zij buiten zijn toedoen heeft ondergaan, komt voor rekening van de bewaargever.

Artikel 1934
De bewaarnemer aan wie de zaak door overmacht ontnomen is, en die daarvoor een prijs of iets anders in de plaats ontvangen heeft, moet het aldus ontvangene teruggeven.

Artikel 1935
De erfgenaam van de bewaarnemer, die, niet wetende dat de zaak in bewaring gegeven was, deze te goeder trouw verkocht heeft, is slechts verplicht de door hem ontvangen prijs terug te geven, of indien hij de prijs nog niet ontvangen heeft, zijn vordering tegen de koper af te staan.

Artikel 1936
Indien de in bewaring gegeven zaak vruchten heeft opgeleverd, die door de bewaarnemer ontvangen zijn, is hij verplicht die terug te geven. Van geld dat in bewaring is gegeven, is hij geen interest verschuldigd dan van de dag waarop hij in gebreke gesteld is het terug te geven.

Artikel 1937
De bewaarnemer moet de in bewaring gegeven zaak slechts teruggeven aan degene die ze hem heeft toevertrouwd, of aan hem in wiens naam de bewaargeving gedaan is, of aan hem die aangewezen is om ze terug te ontvangen.

Artikel 1938
Hij kan van hem die de zaak in bewaring gegeven heeft, het bewijs niet vorderen, dat hij eigenaar was van die zaak.
Indien hij niettemin ontdekt dat de zaak gestolen is, en wie daarvan de ware eigenaar is, moet hij aan de eigenaar kennis geven dat de zaak bij hem in bewaring is gegeven, met aanmaning om ze binnen een bepaalde en genoegzame tijd op te eisen. Indien degene aan wie de kennisgeving gedaan is, verzuimt de in bewaring gegeven zaak op te eisen, is de bewaarnemer wettig ontslagen door de overgave van de zaak aan hem van wie hij die ontvangen heeft.

Artikel 1939
In geval van [...] overlijden van de bewaargever kan de in bewaring gegeven zaak slechts aan zijn erfgenaam worden teruggegeven.
Indien er verscheidene erfgenamen zijn, moet de zaak teruggegeven worden aan ieder van hen voor zijn aandeel.
Indien de in bewaring gegeven zaak ondeelbaar is, moeten de erfgenamen zich met elkaar verstaan omtrent de overneming van de zaak.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 25° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 1940
[Indien de bewaargever van staat veranderd is, bijvoorbeeld indien tegen een meerderjarige bewaargever onbewaamverklaring is uitgesproken en in alle soortgelijke gevallen, kan de in bewaring gegeven zaak slechts teruggegeven worden aan hem die het beheer heeft over de rechten en de goederen van de bewaargever.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 19 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 7, § 8 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).

Artikel 1941
Indien de zaak in bewaring gegeven is door de voogd [...] of door een bewindvoerder, in hun onderscheiden hoedanigheid, en hun beheer of bestuur geėindigd is, kan zij slechts teruggegeven worden aan de persoon die door die voogd [...] of die bewindvoerder vertegenwoordigd werd.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 20 W. 13 februari 2003 (B.S., 28 februari 2003 (derde uitg.)), met ingang van 1 juni 2003 (art. 23).

Artikel 1942
Indien het contract van bewaargeving de plaats aanwijst waar de teruggave moet geschieden, is de bewaarnemer gehouden de in bewaring gegeven zaak aldaar te brengen. Indien er kosten van vervoer zijn, komen deze ten laste van de bewaargever.

Artikel 1943
Indien het contract de plaats voor de teruggave niet aanwijst, moet deze gedaan worden op de plaats zelf waar de in bewaring gegeven zaak zich bevindt.

Artikel 1944
De in bewaring gegeven zaak moet aan de bewaargever teruggegeven worden zodra hij zulks vordert, al is ook bij het contract een bepaalde tijd voor de teruggave vastgesteld; tenzij er, in handen van de bewaarnemer, beslag onder derden gelegd is of verzet gedaan is tegen de teruggave en tegen de verplaatsing van de in bewaring gegeven zaak.

Artikel 1945
Het voorrecht van boedelafstand komt niet toe aan de ontrouwe bewaarnemer.

Artikel 1946
Alle verplichtingen van de bewaarnemer houden op, indien hij ontdekt en bewijst dat hij zelf eigenaar is van de in bewaring gegeven zaak.
Afdeling IV Verplichtingen van de bewaargever
Artikel 1947
De bewaargever is verplicht aan de bewaarnemer de kosten te vergoeden die deze voor het behoud van de in bewaring gegeven zaak gemaakt heeft, en hem schadeloos te stellen voor alle verliezen die de bewaargeving hem mocht hebben veroorzaakt.

Artikel 1948
De bewaarnemer kan de in bewaring gegeven zaak terughouden tot de gehele voldoening van hetgeen hem wegens de bewaargeving verschuldigd is.
Afdeling V Bewaargeving uit noodzaak
Artikel 1949
Bewaargeving uit noodzaak is de bewaargeving waartoe men wordt gedwongen door enig ongeval, zoals brand, instorting, plundering, schipbreuk, of een andere onvoorziene gebeurtenis.

Artikel 1950
Het bewijs door getuigen kan toegelaten worden voor de bewaargeving uit noodzaak, zelfs wanneer het een waarde betreft van meer dan [375 EUR].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948) en bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990).

Artikel 1951
Voor het overige is de bewaargeving uit noodzaak aan al de hierboven bepaalde regels onderworpen.

Artikel 1952
[De hotelhouder is als bewaarnemer aansprakelijk voor beschadiging, vernieling of ontvreemding van zaken welke een gast die in het hotel zijn intrek neemt en er logeert, naar het hotel meebrengt; de bewaargeving van die zaken moet worden beschouwd als een bewaargeving uit noodzaak.
Als meegebrachte zaken worden aangemerkt de zaken:
a)
welke zich in het hotel bevinden gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft;
b)
welke de hotelhouder of een persoon die hem zijn diensten verleent, buiten het hotel onder zijn toezicht neemt gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft;
c)
welke de hotelhouder of een persoon die hem zijn diensten verleent, binnen of buiten het hotel onder zijn toezicht neemt gedurende een redelijke tijd vóór of na de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft.
De in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid is per schadegeval beperkt tot 100 maal de logiesprijs per dag van de slaapgelegenheid. De Koning kan, in voorkomend geval, de gegevens voor het vaststellen van die prijs bepalen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 1 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Artikel 1953
[De aansprakelijkheid van de hotelhouder is onbeperkt:
a)
wanneer de zaken in handen van de hotelhouder of van personen die hem hun diensten verlenen, ter bewaring zijn gegeven;
b)
wanneer hij heeft geweigerd zaken in bewaring te nemen, ten aanzien waarvan hij tot bewaarneming verplicht is;
c)
wanneer de beschadiging, de vernieling of de ontvreemding van de in artikel 1952 bedoelde zaken het gevolg is van schuld van hem zelf of van personen die hem hun diensten verlenen.
De hotelhouder is verplicht waardepapieren, geld en waardevolle zaken in bewaring te nemen; hij mag de inbewaarneming daarvan alleen weigeren, indien zij gevaarlijk zijn of indien zij, de grootte van het hotel en de omstandigheden in aanmerking genomen, een buitensporige handelswaarde hebben of overlast veroorzaken.
Hij kan verlangen dat het hem toevertrouwde voorwerp is opgeborgen in een afgesloten of verzegelde verpakking.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Artikel 1954
[De hotelhouder is niet aansprakelijk voor zover de beschadiging, de vernieling of de ontvreemding te wijten is aan:
a)
de gast of een persoon die hem vergezelt, bij hem in dienst is of hem bezoekt;
b)
overmacht;
c)
gewapenderhand gepleegde diefstal;
d)
de aard of het gebrek van de zaak.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Artikel 1954bis
De rechten van de gast gaan teniet indien hij niet onmiddellijk na de vaststelling van de opgelopen schade kennis daarvan geeft, behoudens wanneer de schade veroorzaakt is door de schuld van de hotelhouder of van de personen die hem diensten verlenen.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 4 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Artikel 1954ter
Iedere verklaring of beding, waarbij de aansprakelijkheid van de hotelhouder vóór het schadelijk feit wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Artikel 1954quater
De artikelen 1952, 1953 en 1954bis zijn niet van toepassing op voertuigen, noch op zaken die tot hun lading behoren en ter plaatse zijn achtergelaten, noch op levende dieren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 W. 4 juli 1972 (B.S., 19 augustus 1972).

Hoofdstuk III Sekwester

Eerste afdeling Verschillende soorten van sekwester
Artikel 1955
Men onderscheidt het bij overeenkomst bedongen sekwester en het gerechtelijk sekwester.
Afdeling II Bij overeenkomst bedongen sekwester
Artikel 1956
Het bij overeenkomst bedongen sekwester is de bewaargeving, door een of meer personen, van een zaak waarover geschil bestaat, in handen van een derde, die zich verbindt de zaak, nadat het geschil zal zijn uitgemaakt, terug te geven aan degene aan wie zij krachtens de beslissing zal toekomen.

Artikel 1957
Het sekwester geschiedt niet noodzakelijk om niet.

Artikel 1958
Wanneer het om niet geschiedt, is het onderworpen aan dezelfde regels als de eigenlijke bewaargeving, behoudens de hierna bepaalde verschillen.

Artikel 1959
Het sekwester kan niet alleen roerende goederen, maar ook onroerende goederen tot voorwerp hebben.

Artikel 1960
De bewaarnemer die met het sekwester belast is, kan daarvan niet worden ontslagen voordat het geschil is uitgemaakt, behalve met toestemming van alle belanghebbende partijen, of om een wettig geoordeelde reden.
Afdeling III Gerechtelijk sekwester of gerechtelijke bewaargeving
Artikel 1961
De rechter kan het sekwester bevelen:
Van roerende goederen die onder een schuldenaar in beslag genomen zijn;
Van een onroerend goed of van een roerend goed waarvan de eigendom of het bezit tussen twee of meer personen in geschil is;
Van zaken die een schuldenaar tot kwijting van zijn schuld aanbiedt.

Artikel 1962
De aanstelling van een gerechtelijke bewaarder doet tussen de beslaglegger en de bewaarder wederzijdse verplichtingen ontstaan. De bewaarder moet voor het behoud van de in beslag genomen zaken zorgen als een goed huisvader.
Hij moet deze overgeven, hetzij ter ontlasting van de beslaglegger, in geval van verkoop, hetzij aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging heeft plaatsgehad, in geval van opheffing van het beslag.
De verplichting van de beslaglegger bestaat in de betaling van het bij de wet bepaalde loon aan de bewaarder.

Artikel 1963
Het gerechtelijk sekwester wordt opgedragen, hetzij aan een persoon omtrent wie de belanghebbende partijen zijn overeengekomen, hetzij aan een persoon die door de rechter ambtshalve benoemd wordt.
In beide gevallen is hij aan wie de zaak is toevertrouwd, onderworpen aan alle verplichtingen die het bedongen sekwester medebrengt.

Titel XII Kanscontracten

Artikel 1964

Een kanscontract is een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen.
Van dien aard zijn:
Het verzekeringscontract,
[...]
Spel en weddenschap,
Het contract van lijfrente.
[...]
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 6, 1° Wet 8 mei 2019 (BS 1 augustus 2019), met ingang van 1 september 2020 (art. 141).
Lid 3 opgeheven bij art. 6, 2° Wet 8 mei 2019 (BS 1 augustus 2019), met ingang van 1 september 2020 (art. 141).

Eerste hoofdstuk Spel en weddenschap

Artikel 1965
De wet staat geen rechtsvordering toe voor een speelschuld of voor de betaling van een weddenschap.

Artikel 1966
De spelen die geschikt zijn tot oefening in de wapenhandel, de wedlopen te voet of te paard, de wedrennen met wagens, het kaatsspel, en andere soortgelijke spelen waarmee behendigheid en geoefendheid van het lichaam zijn gemoeid, [alsook de kansspelen die zijn toegestaan ingevolge de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers,] zijn van de vorige bepaling uitgezonderd.
Evenwel kan de rechter de eis afwijzen, wanneer het bedrag hem buitensporig voorkomt.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 46 Wet 10 januari 2010 (BS 1 februari 2010), met ingang van 1 januari 2011 (art. 61).

Artikel 1967
In geen geval kan de verliezer terugeisen wat hij vrijwillig betaald heeft, tenzij er van de kant van de winner bedrog, list of oplichting heeft plaatsgehad.

Hoofdstuk II Contract van lijfrente

Eerste afdeling Voorwaarden die voor de geldigheid van het contract vereist zijn
Artikel 1968
Lijfrente kan gevestigd worden onder bezwarende titel, tegen betaling van een som geld of tegen afstand van een geldswaardig roerend goed, of van een onroerend goed.

Artikel 1969
Zij kan ook geheel om niet gevestigd worden, bij schenking onder de levenden of bij testament. Alsdan moeten de bij de wet voorgeschreven vormen worden in acht genomen.

Artikel 1970
In het geval van het vorige artikel kan de lijfrente ingekort worden, indien zij het beschikbaar gedeelte overschrijdt; zij is nietig, indien zij gevestigd wordt ten behoeve van een persoon die onbekwaam is om bij schenking of bij testament te verkrijgen.

Artikel 1971
Lijfrente kan gevestigd worden hetzij op het leven van hem die de prijs daarvoor verstrekt, hetzij op het leven van een derde die op het genot van de lijfrente geen recht heeft.

Artikel 1972
Zij kan op het leven van een of meer personen gevestigd worden.

Artikel 1973
Zij kan gevestigd worden ten behoeve van een derde, hoewel de prijs ervan door een ander persoon verstrekt wordt.
In dit laatste geval is de lijfrente, al heeft zij de kenmerken van een gift, niet onderworpen aan de voor de schenkingen vereiste vorm, behoudens de gevallen van inkorting en van nietigheid, in artikel 1970 bepaald.

Artikel 1974
Ieder contract van lijfrente, gevestigd op het leven van iemand die overleden was op de dag waarop het contract is aangegaan, is zonder gevolg.

Artikel 1975
Hetzelfde geldt voor het contract, waarbij de rente gevestigd is op het leven van iemand die reeds was aangetast door de ziekte waaraan hij binnen twintig dagen na de dagtekening van het contract is overleden.

Artikel 1976
Lijfrente kan worden gevestigd tegen een rentevoet die de contracterende partijen goedvinden te bepalen.
Afdeling II Gevolgen van het contract tussen de contracterende partijen
Artikel 1977
De persoon te wiens behoeve een lijfrente onder bezwarende titel gevestigd is, kan de ontbinding van het contract vorderen, indien de renteplichtige hem de zekerheid die voor de uitvoering ervan bedongen is, niet bezorgt.

Artikel 1978
De enkele wanbetaling van de rentetermijnen geeft de persoon te wiens behoeve de lijfrente gevestigd is, niet het recht om de terugbetaling van het kapitaal of de teruggave van het door hem afgestane goed te vorderen; hij kan slechts op de goederen van zijn schuldenaar beslag leggen en die doen verkopen, en doen bevelen of doen toestaan dat uit de opbrengst van de verkoop een voldoende bedrag voor de uitkering van de termijnen wordt belegd.

Artikel 1979
De renteplichtige kan zich van de uitkering van de rente niet bevrijden, door de teruggave van het kapitaal aan te bieden, en door af te zien van de terugvordering van de betaalde rentetermijnen; hij is verplicht de rente uit te keren gedurende het gehele leven van de persoon of van de personen op wier leven de rente gevestigd is, hoe lang deze ook in leven blijven, en hoe bezwarend de uitkering van de rente ook mocht zijn geworden.

Artikel 1980
De eigenaar van een lijfrente verkrijgt deze slechts naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij geleefd heeft.
Indien echter bedongen is, dat zij vooruit betaald moet worden, is het recht op de verschenen termijn verkregen van de dag waarop de betaling moest geschieden.

Artikel 1981
Het beding, dat de lijfrente niet vatbaar is voor beslag, is slechts toegelaten wanneer zij om niet is gevestigd.

Artikel 1982
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 1983
De eigenaar van een lijfrente kan de termijnen ervan niet vorderen dan door te doen blijken van zijn bestaan, of van het bestaan van hem op wiens leven zij gevestigd is.

Titel XIII Lastgeving

Eerste hoofdstuk Aard en vorm van de lastgeving

Artikel 1984
Lastgeving of volmacht is een handeling, waarbij een persoon aan een ander de macht geeft om iets voor de lastgever en in zijn naam te doen.
Het contract komt slechts tot stand door de aanneming van de lasthebber.

Artikel 1984bis
De persoon die werd gelast met een gerechtelijke lastgeving, kan, in uitvoering van deze lastgeving, een volmacht verlenen aan een derde louter met het oog op de ondertekening van een authentieke akte waarvan de inhoud reeds door deze persoon werd vastgelegd. Deze volmacht vermeldt uitdrukkelijk dat deze beperkt is tot de loutere ondertekening van de authentieke akte die erin wordt vermeld.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 36 Wet 15 mei 2024 (BS 28 mei 2024).

Artikel 1985
Lastgeving kan verleend worden of bij een openbare akte, of bij een onderhands geschrift, zelfs bij een brief. Zij kan ook mondeling verleend worden; maar het bewijs ervan door getuigen wordt alleen toegelaten overeenkomstig de titel Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen.
De aanneming van de lastgeving kan ook stilzwijgend geschieden, en blijken uit de uitvoering ervan door de lasthebber.

Artikel 1986
Lastgeving geschiedt om niet, tenzij het tegendeel bedongen is.

Artikel 1987
Lastgeving is of bijzonder en betreft slechts een zaak of bepaalde zaken, of algemeen en betreft alle zaken van de lastgever.

Artikel 1988
Lastgeving, in algemene bewoordingen uitgedrukt, omvat alleen de daden van beheer.
Om goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwaren, of om enige andere daad van eigendom te verrichten, is een uitdrukkelijke lastgeving vereist.

Artikel 1989
De lasthebber mag niets doen buiten hetgeen in zijn lastgeving begrepen is; de macht om een dading te treffen omvat niet de macht om een compromis aan te gaan.

Artikel 1990
[Ontvoogde minderjarigen kunnen tot lasthebber gekozen worden, maar de lastgever heeft geen vordering tegen zodanige lasthebber dan overeenkomstig de algemene regels betreffende de verbintenissen van minderjarigen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 (art. 15) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 7, § 9 W. 30 april 1958 (B.S., 10 mei 1958).

Hoofdstuk II Verplichtingen van de lasthebber

Artikel 1991
De lasthebber is gehouden de lastgeving te volbrengen, zolang hij daarvan niet ontheven is, en hij is verantwoordelijk voor de schade die uit het niet uitvoeren ervan zou kunnen ontstaan.
Eveneens is hij gehouden de zaak waarmee ten tijde van het overlijden van de lastgever een aanvang was gemaakt, ten einde te brengen, indien de aangelegenheid geen uitstel gedoogt.

Artikel 1992
De lasthebber is niet alleen aansprakelijk voor zijn opzet, maar ook voor zijn schuld in de uitvoering van zijn opdracht.
Niettemin wordt de aansprakelijkheid wegens schuld minder streng toegepast ten aanzien van degene die de lastgeving om niet op zich neemt, dan ten aanzien van hem die daarvoor loon ontvangt.

Artikel 1993
Ieder lasthebber is gehouden rekenschap te geven van de uitvoering van zijn opdracht, en aan de lastgever verantwoording te doen van al hetgeen hij krachtens zijn volmacht ontvangen heeft, al was ook het door hem ontvangene aan de lastgever niet verschuldigd.

Artikel 1994
De lasthebber is aansprakelijk voor hem die hij bij de uitvoering van zijn opdracht in zijn plaats gesteld heeft:
wanneer hij de macht om iemand in zijn plaats te stellen niet heeft bekomen;
wanneer hem die macht wel is verleend, maar zonder aanwijzing van een bepaalde persoon, en degene die hij daartoe gekozen heeft, blijkbaar onbevoegd of onvermogend was.
In alle gevallen kan de persoon die door de lasthebber in zijn plaats is gesteld, door de lastgever rechtstreeks worden aangesproken.

Artikel 1995
Wanneer verscheidene gevolmachtigden of lasthebbers bij een zelfde akte zijn aangesteld, bestaat er tussen hen geen hoofdelijkheid, dan voor zover zulks uitdrukkelijk bepaald is.

Artikel 1996
De lasthebber is van de geldsommen die hij voor zijn eigen gebruik heeft besteed, interest verschuldigd te rekenen van het tijdstip waarop hij van die sommen gebruik heeft gemaakt; en van het door hem verschuldigde saldo, te rekenen van de dag dat hij in gebreke gesteld is.

Artikel 1997
De lasthebber die aan de partij, met wie hij in zijn hoedanigheid van lasthebber handelt, voldoende kennis van zijn volmacht gegeven heeft, is niet aansprakelijk voor hetgeen daarbuiten gedaan is, behalve indien hij zich daartoe persoonlijk heeft verbonden.

Hoofdstuk III Verplichtingen van de lastgever

Artikel 1998
De lastgever is gehouden de verbintenissen na te komen, die de lasthebber overeenkomstig de hem verleende macht heeft aangegaan.
Hij is niet gehouden tot hetgeen daarbuiten mocht zijn gedaan, dan voor zover hij zulks uitdrukkelijk of stilzwijgend bekrachtigd heeft.

Artikel 1999
De lastgever moet de lasthebber de voorschotten en kosten vergoeden, die deze tot uitvoering van de lastgeving gedaan heeft, en hem zijn loon betalen wanneer er loon beloofd is.
Indien de lasthebber geen schuld te wijten is, kan de lastgever zich aan deze teruggave en betaling niet onttrekken, al mocht de zaak ook mislukt zijn, noch het bedrag van de kosten en voorschotten doen verminderen, onder voorgeven dat zij geringer konden zijn.

Artikel 2000
De lastgever moet de lasthebber ook schadeloos stellen voor de verliezen die deze ter gelegenheid van de uitvoering van zijn opdracht geleden heeft, indien hem geen onvoorzichtigheid te wijten is.

Artikel 2001
De lastgever is aan de lasthebber voor gedane voorschotten interest verschuldigd, te rekenen van de dag waarop de voorschotten blijken te zijn gedaan.

Artikel 2002
Wanneer verscheidene personen een lasthebber hebben aangesteld voor een gemeenschappelijke zaak, is ieder van hen hoofdelijk jegens hem verbonden voor alle gevolgen van de lastgeving.

Hoofdstuk IV Verschillende wijzen waarop lastgeving eindigt

Artikel 2003
Lastgeving eindigt:
Door herroeping van de volmacht van de lasthebber,
Door opzegging van de lastgeving door de lasthebber,
Door de [...] dood, [...] of het kennelijk onvermogen, hetzij van de lastgever, hetzij van de lasthebber,
[Ingeval de lastgever komt te verkeren in een staat bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 en de lastgeving niet voldoet aan de eisen bepaald in de artikelen 490 en 490/1, § 1.]
[[Wat betreft de algemene lastgevingen bedoeld in artikel 1987 of de lastgevingen bedoeld in artikel 489], ingeval de lastgever] komt te verkeren in een staat bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 en de lastgeving niet voldoet aan de eisen bepaald in de artikelen 490 en 490/1, § 1. [Van het voorgaande kan worden afgeweken indien dit uitdrukkelijk werd bedongen in een contract van discretionair vermogensbeheer, een hypothecair mandaat of een burgerlijk maatschap.]
[De Koning kan de lijst met uitzonderingen, bedoeld in het tweede lid, uitbreiden.
De lastgeving eindigt in alle gevallen indien de lasthebber komt te verkeren in een staat bedoeld in de artikelen 488/1 of 488/2.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 26° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950), bij art. 143, 1° en 2° Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)), bij art. 201 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221) en bij art. 47, 1° tot 3° Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018), met ingang van 1 maart 2019 (art. 98).

Artikel 2004
De lastgever kan zijn volmacht herroepen wanneer hem zulks goeddunkt, en in voorkomend geval de lasthebber noodzaken hem terug te geven, hetzij het onderhands geschrift dat de lastgeving bevat, hetzij het origineel van de volmacht, indien deze in brevet is afgegeven, hetzij de uitgifte, indien een minuut ervan gehouden is.

Artikel 2005
De herroeping waarvan alleen aan de lasthebber is kennis gegeven, kan niet worden tegengeworpen aan derden die, daarvan onkundig zijnde, met hem gehandeld hebben, onverminderd het verhaal van de lastgever op de lasthebber.
[De staat van de lastgever bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 kan niet worden tegengeworpen aan derden die, daarvan onkundig zijnde, met de lasthebber gehandeld hebben, onverminderd het verhaal van de lastgever op de lasthebber]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 202 Wet 25 april 2014 (BS 14 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 221).

Artikel 2006
De aanstelling van een nieuwe lasthebber voor dezelfde zaak, brengt de herroeping van de volmacht van de eerste mede, te rekenen van de dag waarop hem van deze aanstelling is kennis gegeven.

Artikel 2007
De lasthebber kan de lastgeving opzeggen door kennisgeving van zijn ontslag aan de lastgever.
Indien evenwel dit ontslag de lastgever benadeelt, moet de lasthebber hem daarvoor schadeloos stellen, tenzij hij zich in de onmogelijkheid bevindt om de lastgeving verder te volbrengen, zonder daardoor zelf een aanmerkelijke schade te lijden.

Artikel 2008
Indien de lasthebber geen kennis draagt van het overlijden van de lastgever of van het bestaan van enige andere oorzaak die de lastgeving doet eindigen, is hetgeen hij in die onwetendheid verricht heeft, geldig.

Artikel 2009
In de hierboven bedoelde gevallen moeten de verbintenissen, door de lasthebber aangegaan, nagekomen worden ten aanzien van derden die te goeder trouw zijn.

Artikel 2010
Ingeval de lasthebber overlijdt, moeten zijn erfgenamen daarvan aan de lastgever kennis geven, en inmiddels alles doen wat de omstandigheden in het belang van de lastgever vereisen.

Titel XIV Borgtocht

Eerste hoofdstuk Aard en omvang van de borgtocht

Artikel 2011
Hij die zich voor een verbintenis borg stelt, verplicht zich jegens de schuldeiser, aan die verbintenis te voldoen, indien de schuldenaar niet zelf daaraan voldoet.

Artikel 2012
Borgtocht kan niet bestaan dan voor een geldige verbintenis.
Men kan zich niettemin borg stellen voor een verbintenis, al mocht die kunnen vernietigd worden door een exceptie die alleen de verbondene persoonlijk betreft; bij voorbeeld in geval van minderjarigheid.

Artikel 2013
Borgtocht kan niet worden aangegaan voor meer dan hetgeen de schuldenaar verschuldigd is, noch onder meer bezwarende voorwaarden.
Hij kan worden aangegaan voor slechts een gedeelte van de schuld, en onder minder bezwarende voorwaarden.
De borgtocht die voor meer dan de schuld of onder meer bezwarende voorwaarden is aangegaan, is niet nietig; hij kan alleen worden verminderd tot hetgeen in de hoofdverbintenis begrepen is.

Artikel 2014
Men kan zich borg stellen zonder opdracht van hem voor wie men zich verbindt, en zelfs buiten zijn weten.
Men kan zich eveneens borg stellen, niet alleen voor de hoofdschuldenaar, maar ook voor de persoon die zich voor hem heeft borg gesteld.

Artikel 2015
Borgtocht wordt niet vermoed; hij moet uitdrukkelijk zijn aangegaan, en men mag hem niet verder uitstrekken dan de perken waarbinnen hij is aangegaan.

Artikel 2016
Onbepaalde borgtocht voor een hoofdverbintenis strekt zich uit tot al hetgeen bij de schuld komt, zelfs tot de kosten van de eerste vordering, en tot alle kosten die gemaakt zijn nadat van deze vordering aan de borg is kennis gegeven.

Artikel 2017
De verbintenissen van de borgen gaan over op hun erfgenamen [...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 27° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 2018
De schuldenaar die verplicht is een borg te stellen, moet een borg aanbieden die bekwaam is om contracten aan te gaan, die genoegzaam gegoed is om aan de verbintenis te kunnen voldoen, en die zijn woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van het hof van beroep waar de borgstelling moet plaatshebben.

Artikel 2019
De gegoedheid van een borg wordt alleen beoordeeld naar zijn onroerende eigendommen, uitgenomen in zaken van koophandel of wanneer de schuld gering is.
Onroerende goederen waarover geschil bestaat of waarvan de uitwinning wegens hun verwijderde ligging te moeilijk zou zijn, komen niet in aanmerking.

Artikel 2020
Wanneer de borg, die door de schuldeiser vrijwillig is aangenomen of die de rechter hem heeft toegewezen, naderhand onvermogend geworden is, moet een andere borg gesteld worden.
Deze regel lijdt alleen uitzondering, ingeval de borg gesteld is ten gevolge van een overeenkomst waarbij de schuldeiser een bepaalde persoon tot borg geėist heeft.

Hoofdstuk II Gevolgen van borgtocht

Eerste afdeling Gevolgen van borgtocht tussen de schuldeiser en de borg
Artikel 2021
De borg is jegens de schuldeiser niet tot betaling gehouden dan bij gebreke van de schuldenaar, wiens goederen vooraf moeten worden uitgewonnen, tenzij de borg afstand heeft gedaan van het voorrecht van uitwinning, of tenzij hij zich hoofdelijk met de schuldenaar heeft verbonden; in welk geval de gevolgen van zijn verbintenis worden geregeld naar de beginselen die ten opzichte van hoofdelijke schulden zijn vastgesteld.

Artikel 2022
De schuldeiser is slechts tot uitwinning van de hoofdschuldenaar verplicht, ingeval de borg zulks vordert, op de eerste tegen hem gerichte vervolging.

Artikel 2023
De borg die de uitwinning vordert, moet aan de schuldeiser de goederen van de hoofdschuldenaar aanwijzen, en de nodige penningen voorschieten om de uitwinning te doen.
Hij mag geen aanwijzing doen van goederen van de hoofdschuldenaar, die gelegen zijn buiten [Belgiė], noch van goederen waarover geschil bestaat, noch van de voor de schuld gehypothekeerde goederen die zich niet meer in het bezit van de schuldenaar bevinden.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2024
Wanneer de borg de bij het vorige artikel toegelaten aanwijzing van goederen heeft gedaan en de nodige penningen voor de uitwinning heeft voorgeschoten, is de schuldeiser ten belope van de aangewezen goederen ten opzichte van de borg aansprakelijk voor het onvermogen van de hoofdschuldenaar, dat door het nalaten van vervolgingen mocht ontstaan.

Artikel 2025
Wanneer verscheidene personen zich hebben borg gesteld voor dezelfde schuldenaar en voor dezelfde schuld, is ieder van hen voor de gehele schuld verbonden.

Artikel 2026
Niettemin kan ieder van hen, zo hij geen afstand heeft gedaan van het voorrecht van schuldsplitsing, vorderen dat de schuldeiser vooraf zijn vordering verdeelt en die vermindert tot het aandeel van elke borg.
Wanneer, ten tijde dat een van de borgen de schuldsplitsing heeft doen uitspreken, een of meer onder hen onvermogend waren, is die borg, naar evenredigheid van zijn aandeel, voor die onvermogenden verbonden; maar hij is niet aansprakelijk voor het onvermogen dat zich na de schuldsplitsing voordoet.

Artikel 2027
Indien de schuldeiser zelf en vrijwillig zijn vordering verdeeld heeft, kan hij tegen die verdeling niet opkomen, al waren er onvermogende borgen reeds vóór de tijd dat hij aldus schuldsplitsing heeft aangenomen.
Afdeling II Gevolgen van borgtocht tussen de schuldenaar en de borg
Artikel 2028
De borg die betaald heeft, heeft verhaal op de hoofdschuldenaar, hetzij de borgstelling met of buiten diens medeweten is geschied.
Dit verhaal heeft plaats zowel ten aanzien van de hoofdsom als ten aanzien van de interesten en de kosten; nochtans heeft de borg slechts verhaal voor de kosten die hij gemaakt heeft nadat hij aan de hoofdschuldenaar van de tegen hem gerichte vervolgingen heeft kennis gegeven.
De borg heeft ook verhaal tot vergoeding van schade, indien daartoe gronden bestaan.

Artikel 2029
De borg die de schuld betaald heeft, treedt in alle rechten die de schuldeiser had tegen de schuldenaar.

Artikel 2030
Wanneer verscheidene hoofdschuldenaars van een zelfde schuld hoofdelijk verbonden waren, heeft de borg die zich voor allen heeft borg gesteld, verhaal op ieder van hen, tot terugvordering van al hetgeen hij betaald heeft.

Artikel 2031
De borg die een eerste maal betaald heeft, heeft geen verhaal op de hoofdschuldenaar die een tweede maal betaald heeft, wanneer hij de laatstgenoemde van de door hem gedane betaling geen kennis heeft gegeven; behoudens zijn recht op terugvordering tegen de schuldeiser.
Wanneer de borg betaald heeft zonder te zijn vervolgd en zonder de hoofdschuldenaar daarvan kennis te hebben gegeven, heeft hij geen verhaal op hem, ingeval die schuldenaar op het ogenblik van de betaling gronden mocht hebben gehad om te doen verklaren dat de schuld teniet was; behoudens zijn recht op terugvordering tegen de schuldeiser.

Artikel 2032
De borg kan, zelfs voordat hij betaald heeft, de schuldenaar in rechte aanspreken om door hem schadeloos gesteld te worden:
Indien hij tot betaling in rechte vervolgd wordt;
Indien de schuldenaar failliet gegaan is, of in staat van kennelijk onvermogen verkeert;
Indien de schuldenaar zich verbonden heeft om hem binnen een bepaalde tijd het ontslag van zijn borgtocht te bezorgen;
Indien de schuld opeisbaar is geworden door het verschijnen van de termijn waarop zij betaalbaar was gesteld;
Na verloop van tien jaren, indien de hoofdverbintenis geen bepaalde vervaltijd heeft, tenzij de hoofdverbintenis van dien aard is dat zij, zoals bij voorbeeld een voogdij, niet vóór een bepaalde tijd kan vervallen.
Afdeling III Gevolgen van borgtocht tussen de borgen onderling
Artikel 2033
Wanneer verscheidene personen zich hebben borg gesteld voor dezelfde schuldenaar en voor dezelfde schuld, heeft de borg die de schuld voldaan heeft, verhaal op de overige borgen, ieder voor zijn aandeel;
Doch dit verhaal heeft alleen plaats, wanneer de borg betaald heeft in een van de gevallen in het vorige artikel vermeld.
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2033, in samenhang gelezen met artikel 80, zesde lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat het verzoek tot bevrijding van de personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld zonder voorwerp wordt wanneer een borg die de gewaarborgde schuld heeft voldaan, verhaal uitoefent op de overige borgen.
Artikel 2033, in samenhang gelezen met artikel 80, zesde lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in de interpretatie dat het verzoek tot bevrijding van de personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld niet zonder voorwerp wordt wanneer een borg die de gewaarborgde schuld heeft voldaan, verhaal uitoefent op de overige borgen (GwH nr. 75/2010, 23 juni 2010 (prejudiciėle vraag) (BS 20 augustus 2010 (ed. 3))).

Hoofdstuk III Tenietgaan van borgtocht

Artikel 2034
De verbintenis uit borgtocht gaat teniet door dezelfde oorzaken als de overige verbintenissen.

Artikel 2035
Schuldvermenging in de persoon van de hoofdschuldenaar en van zijn borg, wanneer de ene erfgenaam wordt van de andere, doet geenszins de vordering teniet van de schuldeiser tegen hem die zich heeft borg gesteld voor de borg.

Artikel 2036
De borg kan zich tegen de schuldeiser beroepen op alle excepties die aan de hoofdschuldenaar toekomen en die tot de schuld zelf behoren;
Maar hij kan zich niet beroepen op excepties die alleen de schuldenaar persoonlijk betreffen.

Artikel 2037
De borg is ontslagen, wanneer hij door toedoen van de schuldeiser niet meer in de rechten, hypotheken en voorrechten van die schuldeiser kan treden.

Artikel 2038
Wanneer de schuldeiser een onroerend goed of enig ander goed vrijwillig aanneemt in betaling van de hoofdschuld, is de borg ontslagen, al wordt dat goed naderhand tegen de schuldeiser uitgewonnen.

Artikel 2039
Eenvoudige termijnverlenging, door de schuldeiser aan de hoofdschuldenaar toegestaan, ontslaat de borg niet, die in dat geval de schuldenaar kan vervolgen, om hem tot betaling te noodzaken.

Hoofdstuk IV Wettelijke borgtocht en gerechtelijke borgtocht

Artikel 2040
Wanneer iemand krachtens de wet of krachtens een veroordeling verplicht is een borg te stellen, moet de aangeboden borg voldoen aan de bij de artikelen 2018 en 2019 voorgeschreven vereisten.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 28° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 2041
Hij die geen borg kan vinden, is gerechtigd voldoende pand in de plaats te geven.

Artikel 2042
De gerechtelijke borg kan de uitwinning van de hoofdschuldenaar niet vorderen.

Artikel 2043
Hij die zich enkel voor een gerechtelijke borg heeft borg gesteld, kan de uitwinning van de hoofdschuldenaar noch van de borg vorderen.

Hoofdstuk V Kosteloze borgtocht

Wetshistoriek
Opschrift ingevoegd bij art. 3 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).
Artikel 2043bis
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a)
kosteloze borgtocht: de handeling waarmee een natuurlijke persoon kosteloos een hoofdschuld verzekert ten gunste van een schuldeiser. De kosteloze aard van de borgtocht slaat op het ontbreken van enig economisch voordeel, zowel rechtstreeks als indirect, dat de borg kan genieten dankzij de borgstelling;
b)
schuldeiser: iedere verkoper in de zin van artikel 1 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument;
c)
schuldenaar: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 4 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2043ter
De bewijslast om aan te tonen dat de borgtocht niet kosteloos werd verstrekt, ligt bij de schuldeiser. In dat geval zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2043quater
Op de borgtocht bedoeld in artikel 2043bis zijn, met uitzondering van de artiklen 2014, eerste lid, 2018 en 2019, de hoofdstukken I tot IV van toepassing, tenzij als de regels die zij bevatten onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2043quinquies

§ 1

Op straffe van nietigheid moet de borgtocht in de zin van dit hoofdstuk het voorwerp uitmaken van een geschreven overeenkomst die verschilt van de hoofdovereenkomst.

§ 2

De duur van de hoofdverplichting moet worden vermeld in de borgtochtovereenkomst, en in het geval van een borgtocht voor een hoofdverplichting die werd afgesloten voor onbepaalde duur, mag de duur van de borgtochtovereenkomst vijf jaar niet overschrijden.

§ 3

Op straffe van nietigheid moet de borgtochtovereenkomst ten minste de volgende vermeldingen bevatten, door de borg met de hand geschreven:
door me borg te stellen voor ... voor de som beperkt tot ... (in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en interesten voor een duur van ..., verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van ... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien, en in de mate dat, ... er niet zelf aan heeft voldaan”.

§ 4

Na advies van de [bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen] bedoeld in de artikelen 35 en 36 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, kan de Koning bepalen welke vermeldingen moeten voorkomen in de overeenkomst, alsook de informatie met betrekking tot de hoofdverplichting die het voorwerp uitmaakt van de borgtocht.

§ 5

Artikel [8.21 van het Burgerlijk Wetboek] is niet van toepassing.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 7 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).
§ 4 gewijzigd bij art. 9 KB 13 december 2017 (BS 28 december 2017), met ingang van 1 januari 2018 (art. 12).
§ 5 gewijzigd bij art. 10 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 2043sexies

§ 1

Op straffe van nietigheid en wanneer de borg in de zin van artikel 2043bis een bepaalde schuld verzekert, wordt de omvang van de borgtocht beperkt tot de som die is vermeld in de overeenkomst, verhoogd met interesten tegen de wettelijke of conventionele rente zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50 % van de hoofdsom.

§ 2

Op straffe van nietigheid kan er geen borgtocht worden afgesloten waarvan het bedrag kennelijk niet in verhouding is tot de terugbetalingsmogelijkheden van de borg, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van de roerende en onroerende goederen en inkomsten van deze laatste.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2043septies
In geval van regelmatige uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar brengt de schuldeiser de borg daar op zijn minst eenmaal per jaar van op de hoogte.
Elke mededeling inzake niet uitvoering die wordt gedaan aan de schuldenaar door de schuldeiser met betrekking tot de betaling van de schuld moet gelijktijdig en in dezelfde vorm worden gedaan aan de borg. Bij gebrek daaraan kan de schuldeiser zich niet beroepen op de aangroei van de schuld, vanaf de datum waarop hij ter zake in gebreke blijft.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 9 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Artikel 2043octies
De verbintenissen van de erfgenamen van een borg inzake de borgtocht zijn beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt.
Niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst bestaat er geen hoofdelijkheid tussen de erfgenamen van een borg voor de verbintenissen van de borg.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 10 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).

Titel XV Dading

Artikel 2044

Dading is een contract, waarbij partijen een gerezen geschil beėindigen, of een toekomstig geschil voorkomen.
Dit contract moet schriftelijk opgemaakt worden.

Artikel 2045

Om een dading aan te gaan, moet men bekwaam zijn om te beschikken over de voorwerpen die in de dading begrepen zijn.
[De voogd kan voor de minderjarige [...] alleen met inachtneming van de vormen omschreven in artikel 410, § 1, een dading aangaan en hij kan met de meerderjarig geworden minderjarige over de voogdijrekening alleen overeenkomstig artikel 416, eerste lid, een dading aangaan.]
[De bewindvoerder kan voor de persoon die krachtens artikel 492/1 onbekwaam werd verklaard om een dading af te sluiten alleen met inachtneming van de vormen voorgeschreven in artikel 499/7, § 2, eerste lid, 10°, een dading aangaan en hij kan na de beėindiging van zijn opdracht alleen overeenkomstig artikel 499/18 een dading over de bewindsrekening aangaan.]
De gemeenten en de openbare instellingen kunnen geen dading aangaan [dan met de machtiging voorgeschreven bij artikel 49 van de organieke wet van 10 maart 1925 op de openbare onderstand.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 27 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950), bij art. 42 W. 29 april 2001 (B.S., 31 mei 2001 (tweede uitg.)), met ingang van 1 augustus 2001 (art. 90) en bij art. 144, 1° en 2° Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).

Artikel 2046

Dading kan worden aangegaan over de burgerlijke belangen die uit een misdrijf ontstaan.
Zij verhindert de vervolging van het openbaar ministerie niet.

Artikel 2047

Aan een dading kan een strafbeding worden toegevoegd tegen hem die mocht in gebreke blijven de dading na te komen.

Artikel 2048

Dadingen blijven beperkt tot hun voorwerp: wordt daarbij afstand gedaan van alle rechten, vorderingen en eisen, dan geldt zulks alleen voor hetgeen betrekking heeft op het geschil dat tot de dading aanleiding heeft gegeven.

Artikel 2049

Dadingen regelen slechts de geschillen die daarin zijn begrepen, hetzij partijen hun bedoeling in bijzondere of in algemene bewoordingen hebben uitgedrukt, hetzij die bedoeling als een noodzakelijk gevolg wordt afgeleid van hetgeen is uitgedrukt.

Artikel 2050

Hij die een dading heeft aangegaan over een recht dat hem uit eigen hoofde toebehoorde, en die vervolgens een dergelijk recht van een ander verkrijgt, is, met betrekking tot het nieuw verkregen recht, door de vorige dading geenszins gebonden.

Artikel 2051

Een dading, door een van de belanghebbenden aangegaan, verbindt de overige belanghebbenden niet, en kan door hen niet worden ingeroepen.

Artikel 2052

Dadingen hebben tussen partijen kracht van gewijsde in hoogste aanleg.
Men kan er niet tegen opkomen uit hoofde van dwaling omtrent het recht of uit hoofde van benadeling.

Artikel 2053

Niettemin kan een dading vernietigd worden, wanneer er dwaling heeft plaatsgehad in de persoon of omtrent het voorwerp van het geschil.
Zij kan vernietigd worden in alle gevallen waarin bedrog of geweld heeft plaatsgehad.

Artikel 2054

Vernietiging van een dading kan eveneens gevorderd worden, wanneer de dading is aangegaan ter uitvoering van een titel die nietig was, behalve in het geval dat partijen uitdrukkelijk over de nietigheid een dading hebben aangegaan.

Artikel 2055

Een dading, aangegaan op grond van stukken die naderhand vals bevonden zijn, is geheel nietig.

Artikel 2056

Een dading over een geding dat reeds beėindigd is door een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en waarvan partijen of een van hen geen kennis droegen, is nietig.
Indien het vonnis waarvan partijen onkundig waren, voor hoger beroep vatbaar was, is de dading geldig.

Artikel 2057

Wanneer partijen een dading hebben aangegaan in het algemeen over alle zaken die zij met elkaar uitstaande mochten hebben, leveren de titels die hun toen onbekend waren en die naderhand ontdekt zijn, geen grond op tot vernietiging, tenzij die titels door toedoen van een der partijen waren achtergehouden.
Maar de dading is nietig, indien zij slechts een enkele zaak betreft en uit naderhand ontdekte titels blijkt dat een van de partijen daarop niet het minste recht had.

Artikel 2058

Een rekenfout, bij een dading gemaakt, moet verbeterd worden.

Titel XVI

Wetshistoriek
Titel XVI (art. 2059-2070) opgeheven bij art. 48 W. 21 maart 1859 (B.S., 22 maart 1859).

Artikel 2059 ? 2070 (oud art. 2059 - 2070)

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 48 W. 21 maart 1859 (B.S., 22 maart 1859).

Titel XVII Zakelijke zekerheden op roerende goederen

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 2 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Voorgeschiedenis
Artikel 2071 gewijzigd bij art. 2 W. 18 maart 1999 (B.S., 29 mei 1999).
Artikel 2074 gewijzigd bij art. 1 W. 20 maart 1948 (B.S., 26 maart 1948), bij art. 2 W. 10 december 1990 (B.S., 22 december 1990) en bij art. 1 K.B. 20 juli 2000 (B.S., 30 augustus 2000 (eerste uitg.)), met ingang van 1 januari 2002 (art. 17).
Artikel 2075 gewijzigd bij art. 7 W. 6 juli 1994 (B.S., 15 juli 1994) en vervangen bij art. 21 W. 12 december 1996 (B.S., 14 februari 1997).

(oud art. 2071)

[...]
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2071 opgeheven bij art. 3 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

(oud art. 2072)

[...]
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2072 opgeheven bij art. 3 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Hoofdstuk 1 Pandrecht

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 4 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 1 Algemeen
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 1 ingevoegd bij art. 5 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 1 Doelstelling
Het pandrecht verleent aan de pandhouder het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald uit de bezwaarde goederen.
[
Dit recht van voorrang geldt als een voorrecht zoals bedoeld in artikel 12 van de Hypotheekwet.
]
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2073 vernummerd tot art. 1 en vervangen bij art. 6 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 2 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 2 Totstandkoming
Onder voorbehoud van artikel 4, tweede lid, komt het pandrecht tot stand door de overeenkomst tussen pandgever en pandhouder.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2074 vernummerd tot art. 2 en vervangen bij art. 7 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 3 Vertegenwoordiging
Een pandovereenkomst die wordt gesloten door een vertegenwoordiger voor rekening van één of meer begunstigden is geldig en tegenwerpelijk aan derden wanneer de identiteit van de begunstigden kan worden vastgesteld aan de hand van de overeenkomst. Alle daaruit voortvloeiende rechten behoren tot het vermogen van die begunstigden.
De vertegenwoordiger kan alle rechten uitoefenen die normaal toekomen aan de pandhouder. Hij is, behoudens andersluidende overeenkomst, met de begunstigde hoofdelijk aansprakelijk.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2075 vernummerd tot art. 3 en vervangen bij art. 8 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 4 Bewijs
De inpandgeving wordt bewezen door een geschrift dat de door het pand bezwaarde goederen, de gewaarborgde schuldvorderingen en het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, nauwkeurig aanduidt.
Is de pandgever een consument [in de zin van artikel I.1, 2°, van boek I van het Wetboek van economisch recht], dan dient voor de geldigheid van de overeenkomst een geschrift te worden opgesteld dat, naargelang het geval, voldoet aan het vereiste [van artikel 8.20 of artikel 8.21 van het Burgerlijk Wetboek].
Het in het tweede lid bedoelde geschrift vermeldt, voor de toepassing van artikel 7, vierde lid, de waarde van het verpande goed of van de verpande goederen.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2076 vernummerd tot art. 4 en vervangen bij art. 9 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 3 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))) en gewijzigd bij art. 13, 1° Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 5 Derde-pandgever
Het pandrecht kan door een derde worden gegeven voor de schuldenaar.
Behoudens anders overeengekomen, kan, indien voor eenzelfde schuldvordering zowel goederen van de schuldenaar als van een derde zijn verpand, de derde-pandgever vorderen dat eerst de goederen van de schuldenaar worden uitgewonnen.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2077 vernummerd tot art. 5 en vervangen bij art. 10 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 6 Bevoegdheid van de pandgever
De inpandgeving is slechts geldig indien de pandgever bevoegd is de goederen te verpanden.
Heeft de pandgever die bevoegdheid niet, dan verkrijgt de pandhouder niettemin een pandrecht indien hij bij het sluiten van de overeenkomst redelijkerwijze mocht veronderstellen dat de pandgever tot verpanding bevoegd was.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2078 vernummerd tot art. 6 en vervangen bij art. 11 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 7 Voorwerp
[Het pandrecht kan een roerend lichamelijk of onlichamelijk goed, een goed dat roerend is uit zijn aard maar onroerend is geworden door bestemming of een bepaald geheel van dergelijke goederen tot voorwerp hebben met uitzondering van zeeschepen en teboekgestelde schepen en vaartuigen in de zin van boek II van het Wetboek van Koophandel.]
Behoudens beperkende bepalingen in de pandovereenkomst, omvat het pandrecht dat een handelszaak tot voorwerp heeft het geheel der goederen die de handelszaak uitmaken.
Behoudens beperkende bepalingen in de pandovereenkomst, omvat het pandrecht dat een landbouwexploitatie tot voorwerp heeft het geheel der goederen die tot de exploitatie dienen.
Is de pandgever een consument [in de zin van artikel I.1, 2°, van boek I van het Wetboek van economisch recht], dan mag de waarde van het verpande goed of de verpande goederen het dubbel van de omvang van het pandrecht zoals bepaald in artikel 12, niet overschrijden.
Enkel goederen die krachtens de wet vatbaar zijn voor overdracht kunnen in pand worden gegeven.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op pandrechten die intellectuele eigendomsrechten tot voorwerp hebben voor zover zij niet onverenigbaar zijn met andere bepalingen waarin dergelijke pandrechten specifiek worden geregeld.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2079 vernummerd tot art. 7 en vervangen bij art. 12 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 4 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 8 Toekomstige goederen
Het pand kan toekomstige goederen tot voorwerp hebben.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2080 vernummerd tot art. 8 en vervangen bij art. 13 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 9 Zakelijke subrogatie
Het pandrecht strekt zich uit tot alle schuldvorderingen die in de plaats komen van de bezwaarde goederen, waaronder de schuldvorderingen uit de overdracht ervan en deze tot vergoeding wegens tenietgaan, beschadiging of waardeverlies van het bezwaarde goed.
Behoudens anders overeengekomen, strekt het pandrecht zich uit tot de vruchten die de bezwaarde goederen voortbrengen.
De pandgever en in voorkomend geval de pandhouder zijn hierover rekenschap verschuldigd aan de andere partij.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2081 vernummerd tot art. 9 en vervangen bij art. 14 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 10 Gewaarborgde schuldvordering
Een pandrecht kan gevestigd worden tot zekerheid van een of meer bestaande of toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald of bepaalbaar zijn.
De pandovereenkomst vermeldt het maximumbedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2082 vernummerd tot art. 10 en vervangen bij art. 15 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 11 Duur
De pandovereenkomst kan worden aangegaan voor een bepaalde of een onbepaalde duur.
Is de overeenkomst aangegaan voor een onbepaalde duur, dan kan de pandgever de overeenkomst beėindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van minimaal drie en maximaal zes maanden.
Behoudens andersluidende overeenkomst, wanneer de pandovereenkomst wordt beėindigd door het verstrijken van de termijn of door een opzegging, strekt het pandrecht enkel tot waarborg van de schuldvorderingen die bestaan op het tijdstip van het einde van de overeenkomst.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2083 vernummerd tot art. 11 en vervangen bij art. 16 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 12 Omvang
Het pandrecht strekt zich, binnen het overeengekomen bedrag, uit tot de hoofdsom van de gewaarborgde schuldvordering en tot de bijhorigheden zoals de interest, het schadebeding en de kosten van uitwinning.
Is de pandgever een consument [in de zin van artikel I.1, 2°, van boek I van het Wetboek van economisch recht] dan mogen die bijhorigheden echter niet groter zijn dan 50 % [van de hoofdsom op het ogenblik van de verdeling of de toerekening].
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2084 vernummerd tot art. 12 en vervangen bij art. 17 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 5 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 13 Ondeelbaarheid
Het pandrecht is ondeelbaar, niettegenstaande de schuld onder de algemene rechtsopvolgers of de rechtsopvolgers onder algemene titel van de schuldenaar of onder die van de schuldeiser deelbaar is.
De algemene rechtsopvolger of de rechtsopvolger onder algemene titel van de schuldenaar, die zijn aandeel in de schuld betaald heeft, kan zijn aandeel in het pandrecht niet terugvorderen, zolang de schuld niet ten volle voldaan is.
Zijnerzijds kan de algemene rechtsopvolger of de rechtsopvolger onder algemene titel van de schuldeiser, die zijn aandeel in de schuld ontvangen heeft, het pandrecht niet teruggeven ten nadele van degenen onder zijn algemene mede-rechtsopvolgers of mede-rechtsopvolgers onder algemene titel, die niet betaald zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 18 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 14 Herverpanding
De pandhouder is niet bevoegd tot het bezwaren van het goed[, tenzij de pandgever zijn toestemming geeft].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 19 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 6 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 15 Tegenwerpelijkheid
Het pandrecht is tegenwerpelijk aan derden door een overeenkomstig [artikel 29, § 1, eerste lid], uitgevoerde registratie in het pandregister.
[De registratie in het pandregister is uitgesloten voor een verpanding van schuldvorderingen.]
De onjuiste identificatie van de pandgever ontneemt elk gevolg aan de registratie, behalve indien een opzoeking in het register aan de hand van het juiste element van identificatie toelaat de inschrijving terug te vinden, onverminderd [artikel 29, § 1, tweede lid].
De onjuiste identificatie van de pandhouder of van [zijn vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 3] of de onjuiste aanduiding van de door het pandrecht bezwaarde goederen ontnemen elk gevolg aan de registratie, behalve indien zij een redelijke persoon die een opzoeking doet niet ernstig op een dwaalspoor brengen, onverminderd [artikel 29, § 1, tweede lid].
De onjuiste aanduiding van de gewaarborgde schuldvorderingen of van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, ontneemt geen gevolg aan de registratie, onverminderd [artikel 29, § 1, tweede lid].
De rang van het pandrecht wordt bepaald volgens de chronologische volgorde van de registratie ervan.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 20 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 7 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 202, a) en b) Wet 18 juni 2018 (BS 2 juli 2018).

Artikel 16 Verplichtingen van de pandgever
De pandgever dient als goed pandgever voor de bezwaarde goederen zorg te dragen.
De pandhouder is gerechtigd om op ieder ogenblik de bezwaarde goederen te inspecteren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 21 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 17 Gebruiksrecht
De pandgever is gerechtigd tot een redelijk gebruik van de in pand gegeven goederen overeenkomstig hun bestemming.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 22 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 18 Verwerking
Behoudens anders overeengekomen, is de pandgever gerechtigd tot verwerking van goederen die bestemd zijn voor verwerking.
Ontstaat door die toegestane verwerking een nieuw goed, dan bezwaart het pandrecht dit nieuw tot stand gekomen goed, behoudens anders overeengekomen. In geval van niet toegestane verwerking zijn [de artikelen 3.11 en 3.56 van het Burgerlijk Wetboek] van toepassing.
Werden voor de verwerking goederen van derden aangewend en is de afscheiding van deze goederen onmogelijk of economisch niet verantwoord, dan bezwaart het pandrecht het nieuw totstandgekomen goed indien dit goed [het hoofdgoed is in de zin van artikel 3.57 van het Burgerlijk Wetboek] of, desgevallend, indien dit goed de grootste waarde heeft. In dat geval heeft de derde op de pandhouder een vordering wegens verrijking zonder oorzaak.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 12, 1° en 2° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 19 Onroerendmaking
De onroerendmaking van de bezwaarde goederen laat het recht van de pandhouder om bij voorrang uit de opbrengst van deze goederen te worden voldaan onverlet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 24 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 20 Vermenging
De vermenging van vervangbare goederen die volledig of gedeeltelijk met een pandrecht zijn bezwaard door een of meer pandgevers, laat het pandrecht onverlet.
Zijn er meerdere pandhouders, dan kunnen zij hun pandrecht op de vermengde goederen doen gelden in verhouding tot hun rechten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 25 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 21 Beschikking
Behoudens anders overeengekomen, kan de pandgever vrij over de bezwaarde goederen beschikken binnen een normale bedrijfsvoering.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 26 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 22 Sanctie
Het beding op grond waarvan de bezwaarde goederen op eenvoudig verzoek van de pandhouder volledig of gedeeltelijk aan laatstgenoemde moeten worden afgegeven, wordt als niet geschreven beschouwd.
Indien de pandgever in ernstige mate aan zijn verplichtingen tekortschiet, kan de rechter op vordering van de pandhouder bevelen dat de bezwaarde goederen aan hem worden afgegeven of onder een gerechtelijk sekwester worden gesteld.
De bedrieglijke vervreemding of de bedrieglijke verplaatsing van de bezwaarde goederen is strafbaar met de straffen voorzien in artikel 491 van het Strafwetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 27 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 23 Overgang van pandrecht
De overdracht van de gewaarborgde schuldvordering heeft de overgang van het pandrecht tot gevolg.
Laatstgenoemde overgang is tegenwerpelijk aan derden door de registratie ervan in het pandregister of door de overdracht van het bezit van de bezwaarde goederen aan de overnemer.
De gewaarborgde schuldvordering mag gedeeltelijk worden overgedragen. In dat geval is de overgang van het pandrecht evenredig met de omvang van de overdracht van de schuldvordering.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 28 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 24 Beschikking van verpande goederen
Het pandrecht volgt de bezwaarde goederen, in welke handen zij ook overgaan. De overnemer geldt als pandgever vanaf het ogenblik van de overdracht.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de pandgever overeenkomstig artikel 21 gerechtigd was tot beschikking over de bezwaarde goederen, indien de pandhouder had ingestemd met de beschikking of indien de verkrijger zich kan beroepen op artikel [3.28 van het Burgerlijk Wetboek].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 29 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 12, 3° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 25 Derde-verkrijgers
De registratie in het pandregister sluit de toepassing van artikel [3.28 van het Burgerlijk Wetboek] uit ten aanzien van rechtverkrijgers onder bijzondere titel van de pandgever die handelen in het raam van hun bedrijf of beroep.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 30 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 12, 4° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).
Afdeling 2 Publiciteit
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 2 ingevoegd bij art. 31 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 26 Pandregister
[De registratie van een pandrecht en van een eigendomsvoorbehoud gebeurt in het Nationaal Pandregister, pandregister genoemd, dat wordt bewaard bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiėn.]
[Het pandregister is een geļnformatiseerd systeem dat bestemd is voor het registreren en het raadplegen van pandrechten en eigendomsvoorbehouden, het wijzigen, vernieuwen, overdragen of verwijderen van de registratie van pandrechten of eigendomsvoorbehouden en het afstaan van rang van een geregistreerd pandrecht.]
De Koning is bevoegd om de werking van het pandregister te regelen.
De [Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiėn] is de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en wordt belast met de uitvoering van de bepalingen van die wet.
[De artikelen 27, 28, 32, 33, 34, 35, 36 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing op de registratie van het eigendomsvoorbehoud.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 32 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 8 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 27 Authenticatie
[Elke registratie, raadpleging, wijziging, vernieuwing, rangafstand of overdracht van een pand of verwijdering van geregistreerde panden vereist de authenticatie van de gebruiker van het pandregister.]
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels inzake die [authenticatie].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 33 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 9 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 28 Kosten
De registratie, raadpleging, wijziging, [vernieuwing en verwijdering van gegevens, en de rangafstand of overdracht van een pand] kunnen elk aanleiding geven tot de betaling van een retributie waarvan het bedrag door de Koning wordt bepaald.
De raadpleging van het pandregister is kosteloos voor de pandgever en voor de categorieėn van personen of instellingen die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 34 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 10 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 29 Registratie

[§ 1 ]

De pandhouder is krachtens de pandovereenkomst gerechtigd zijn pand te registreren door de in artikel 30 bedoelde gegevens zoals deze in het in artikel 4 bedoelde geschrift voorkomen, in overeenstemming met de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het pandregister in te voeren.
De pandhouder is tot schadevergoeding gehouden voor iedere schade ten gevolge van de [registratie] van onjuiste gegevens.
De pandhouder brengt de pandgever schriftelijk op de hoogte van de registratie.

[§ 2

De verkoper is krachtens de overeenkomst waarin het beding van eigendomsvoorbehoud is opgenomen, gerechtigd dit eigendomsvoorbehoud te registeren door invoering in het pandregister van de in artikel 30 bedoelde gegevens zoals die in het in artikel 69 bedoelde geschrift voorkomen, conform de nadere regels die de Koning bepaalt na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De verkoper is aansprakelijk voor alle schade ten gevolge van de registratie van onjuiste gegevens.
De verkoper brengt de koper schriftelijk op de hoogte van de registratie.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 11 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 30 Te vermelden gegevens

§ 1

De registratie van het pandrecht vermeldt de volgende gegevens:
de identiteit van de pandhouder of van de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 3:
a)
indien het een natuurlijk persoon betreft, zijn naam, zijn eerste voornaam of de eerste twee voornamen, het land, de postcode en de gemeente van zijn hoofdverblijfplaats en, wanneer hij er een heeft, zijn ondernemingsnummer; bij gebreke van een ondernemingsnummer zijn rijksregisternummer, indien de gebruiker gemachtigd is dit nummer te gebruiken in het kader van dit hoofdstuk, en zijn geboortedatum;
b)
indien het een rechtspersoon betreft, zijn naam, rechtsvorm, land, postcode en gemeente van zijn maatschappelijke zetel en, wanneer hij er een heeft, zijn ondernemingsnummer;
de identiteit van de pandgever:
de gegevens opgesomd in de bepaling onder 1°, a) of b), naargelang het geval;
in voorkomend geval, de identiteit van de lasthebber van de pandhouder of van de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 3:
de gegevens opgesomd in de bepaling onder 1°, a) of b), naargelang het geval;
de aanwijzing van de door het pandrecht bezwaarde goederen waarvoor registratie plaatsvindt;
de aanwijzing van de gewaarborgde schuldvorderingen waarvoor registratie plaatsvindt;
het maximale bedrag ten belope waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn en waarvoor registratie plaatsvindt;
de verklaring van de pandhouder, de vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 3 of hun lasthebber dat de pandhouder of vertegenwoordiger aansprakelijk is voor alle schade ten gevolge van de registratie van onjuiste gegevens.

§ 2

De registratie van het eigendomsvoorbehoud vermeldt de volgende gegevens:
de identiteit van de verkoper:
de gegevens opgesomd in § 1, 1°, a) of b), naargelang het geval;
de identiteit van de koper:
de gegevens opgesomd in § 1, 1°, a) of b), naargelang het geval;
in voorkomend geval de identiteit van de lasthebber van de verkoper:
de gegevens opgesomd in § 1, 1°, a) of b), naargelang het geval;
de aanwijzing van de verkochte goederen waarvoor registratie plaatsvindt;
de aanwijzing van de onbetaalde koopprijs waarvoor registratie plaatsvindt;
de verklaring van de verkoper of van diens lasthebber dat de verkoper aansprakelijk is voor alle schade ten gevolge van de registratie van onjuiste gegevens.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 36 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf vervangen bij art. 12 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 31 Raadplegen
[

§ 1

Met betrekking tot een geregistreerd pand kunnen de volgende gegevens worden geraadpleegd:
het registratienummer;
de identiteit van de pandhouder of de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 3;
de identiteit van de pandgever;
in voorkomend geval, de identiteit van de lasthebber van de pandhouder of van de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 3;
de aanwijzing van de door het pandrecht bezwaarde goederen waarvoor registratie heeft plaatsgevonden;
de aanwijzing van de gewaarborgde schuldvorderingen waarvoor registratie heeft plaatsgevonden;
het maximale bedrag ten belope waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn waarvoor registratie heeft plaatsgevonden;
de verklaring van de pandhouder, de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 3 of hun lasthebber dat de pandhouder of vertegenwoordiger aansprakelijk is voor iedere schade ten gevolge van de registratie van onjuiste gegevens;
de datum van registratie.

§ 2

Met betrekking tot een geregistreerd eigendomsvoorbehoud kunnen de volgende gegevens worden geraadpleegd:
het registratienummer;
de identiteit van de verkoper;
de identiteit van de koper;
in voorkomend geval, de identiteit van de lasthebber van de verkoper;
de aanwijzing van de verkochte goederen waarvoor registratie heeft plaatsgevonden;
de aanwijzing van de onbetaalde koopprijs waarvoor registratie heeft plaatsgevonden;
de verklaring van de verkoper of diens lasthebber dat de verkoper aansprakelijk is voor alle schade ten gevolge van de registratie van onjuiste gegevens;
de datum van de registratie.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 37 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf vervangen bij art. 13 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 32 Wijziging
In geval van wijziging van de pandovereenkomst of in geval van onjuiste gegevens is de pandhouder gerechtigd de geregistreerde gegevens te wijzigen, overeenkomstig de overeenkomst en de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
In geval van een wijziging, geeft het register zowel de oorspronkelijke [registratie] als de wijziging weer.
De pandhouder brengt schriftelijk de pandgever op de hoogte van de wijziging van de registratie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 14 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 33 Onjuiste gegevens
De pandgever is gerechtigd om van de pandhouder de verwijdering of de wijziging te vorderen van onjuiste gegevens.
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 39 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 15 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 34 Toegang tot het register
[
Eenieder heeft toegang tot het pandregister volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 40 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf vervangen bij art. 16 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 35 Termijn en vernieuwing
De registratie van het pandrecht vervalt na verloop van tien jaar. Vanaf dat tijdstip is het pandrecht niet meer raadpleegbaar in het pandregister.
Deze termijn is niettemin vatbaar voor herhaalde vernieuwing voor een nieuwe termijn van tien jaar.
De [vernieuwing] geschiedt door middel van een [registratie] in het register voorafgaand aan het verstrijken van de termijn van tien jaar en volgens de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
[
Deze vernieuwing kan geheel of gedeeltelijk zijn, en kan in voorkomend geval gepaard gaan met een vermindering van het maximaal gewaarborgd bedrag en/of van de omvang van de in pand gegeven goederen.
De vernieuwing vermeldt het registratienummer van de te vernieuwen registratie.
De weergave van een vernieuwde registratie vermeldt eveneens de datum van de oorspronkelijke registratie.
]
De pandhouder brengt de pandgever schriftelijk op de hoogte van de [vernieuwing] van de registratie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 41 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 17 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 36 Gehele of gedeeltelijke verwijdering van de registratie

§ 1

De pandhouder moet in geval van betaling van de gewaarborgde schuld ervoor zorgen dat de registratie van het pandrecht wordt verwijderd.
Deze verplichting tot verwijdering geldt eveneens voor de verkoper die een eigendomsvoorbehoud heeft laten registreren, wanneer de koper de prijs van het verkochte goed heeft betaald.
Zo de pandhouder, bedoeld in het eerste lid, of de verkoper, bedoeld in het tweede lid, in gebreke blijft tot deze verwijdering over te gaan, kan de verwijdering in rechte gevorderd worden, onverminderd eventuele schadevergoeding.

§ 2

De pandhouder kan de registratie van het pandrecht gedeeltelijk verwijderen, dit zowel door de vermindering van het geregistreerde maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn als door verwijdering van een deel van de goederen waarop het pandrecht slaat en waarvoor registratie werd genomen.
De verkoper kan de registratie van het eigendomsvoorbehoud gedeeltelijk verwijderen door verwijdering van een deel van de goederen waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft en waarvoor registratie werd genomen.
In geval van een gedeeltelijke verwijdering geeft het register bij raadpleging zowel de oorspronkelijke registratie als deze houdende de gedeeltelijke verwijdering weer.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 42 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf vervangen bij art. 18 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), zelf vervangen bij art. 318 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 37 Overdracht van schuldvordering
De registratie van de overdracht van het pandrecht bij overdracht van de gewaarborgde schuldvordering gebeurt volgens door de Koning nader bepaalde regels, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tot dat tijdstip behoudt de registratie zijn uitwerking krachtens de [registratie] van de overdrager.
De registratie van de overdracht vermeldt de identiteit van de overnemer. [De identiteit van de overnemer wordt eveneens bij raadpleging weergegeven.]
De registratie van de overdracht dient te gebeuren door de overdrager.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 43 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 19 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 38 Rangafstand
Een afstand van rang is slechts tegenwerpelijk aan derden door de registratie ervan volgens de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
[
De registratie van de rangafstand gebeurt door diegene die zijn rang afstaat of zijn vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 3 of hun lasthebber.
De raadpleging van het pandregister met betrekking tot een geregistreerd pandrecht vermeldt in voorkomend geval een geregistreerde rangafstand.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 44 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 20 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 3 Tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling van lichamelijke goederen
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 3 ingevoegd bij art. 45 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 39 Inbezitstelling
Het pandrecht van een lichamelijk goed is eveneens tegenwerpelijk aan derden wanneer het goed in de feitelijke macht van de schuldeiser of van een overeengekomen derde wordt gesteld.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 46 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 40 Bewijs
De pandovereenkomst kan worden bewezen door alle rechtsmiddelen.
Is de pandgever een consument [in de zin van artikel I.1, 2°, van boek I van het Wetboek van economisch recht], dan dient als bewijs van de overeenkomst een geschrift te worden opgesteld dat naargelang het geval voldoet aan het vereiste [van artikel 8.20 of artikel 8.21 van het Burgerlijk Wetboek].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 47 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 21 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))) en gewijzigd bij art. 13, 2° Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 41 Gevolgen
Tot aan de uitwinning van het pand blijft de pandgever eigenaar van het pand, dat in handen van de pandhouder niets meer is dan een bewaargeving tot waarborg van zijn pandrecht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 48 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 42 Gebruiksrecht
De pandhouder is niet gerechtigd tot het gebruik van de bezwaarde goederen tenzij en voor zover dit noodzakelijk is voor hun behoud.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 49 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 43 Verplichtingen van de pandhouder
De pandhouder dient voor verpande goederen als een goed pandhouder zorg te dragen.
De pandhouder is, volgens de regels gesteld in de titel “Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen”, aansprakelijk voor het verlies of de beschadiging van het pand, die het gevolg zijn van zijn nalatigheid.
Door de pandhouder betaalde nuttige kosten tot behoud en tot onderhoud, met inbegrip van de door hem aan het goed verbonden lasten, moeten hem door de pandgever worden terugbetaald.
De pandgever is gerechtigd om op ieder ogenblik de goederen te inspecteren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 50 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 44 Segregatieplicht
Heeft het pandrecht betrekking op soortzaken, dan rust, behoudens andersluidende overeenkomst, op de pandhouder of op de overeengekomen derde de verplichting ze gescheiden te houden van soortgelijke zaken.
Als de goederen werden vermengd, moet de pandhouder bij de beėindiging van de pandovereenkomst aan de pandgever dezelfde hoeveelheid van soortgelijke zaken teruggeven.
Na beslag, faillissement of een andere situatie van samenloop die het vermogen van de pandhouder of de overeengekomen derde betreft, kan de pandgever zijn rechten uitoefenen op de afgescheiden goederen. Als de goederen werden vermengd, worden de op dat tijdstip voorhanden zijnde goederen geacht de verpande goederen te zijn ten belope van de verpande hoeveelheid. Als er meerdere pandgevers zijn, doen zij hun aanspraken op de vermengde goederen gelden in verhouding tot hun rechten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 51 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 45 Sanctie
Behalve indien de pandhouder of de overeengekomen derde in ernstige mate aan zijn verplichtingen verzuimt, kan de pandgever het pand niet terugvorderen voordat hij de schuld tot zekerheid waarvan et pand gegeven is ten volle betaald heeft, zowel wat de hoofdsom als de bijhorigheden betreft.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 52 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 4 Uitwinning
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 4 ingevoegd bij art. 53 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 46 Pandgever consument
Indien de pandgever een consument is [in de zin van artikel I.1, 2° van boek I van het Wetboek van economisch recht], mag de pandhouder, bij niet-betaling, niet over het pand beschikken; maar hij kan door de rechter doen bevelen dat dit pand aan hem zal verblijven, in betaling en ten belope van de schuld, volgens een schatting door deskundigen, of dat het pand in het openbaar of per onderhandse akte zal worden verkocht.
De pandhouder is niet gerechtigd om op te treden als koper bij een onderhandse verkoop.
Elk beding waarbij de pandhouder zou worden gemachtigd zich het pand toe te eigenen of erover te beschikken zonder inachtneming van de hiervoor bepaalde vormen, is nietig.
De artikelen 50 en 55 zijn van toepassing.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 54 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 22 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 47 Pandgever niet-consument
Indien de pandgever geen consument is [in de zin van artikel I.1, 2° van boek I van het Wetboek van economisch recht], is de pandhouder, bij niet-betaling, gerechtigd om overeenkomstig de artikelen 48 tot 56 zijn pandrecht uit te oefenen door de verpande goederen geheel of gedeeltelijk te verkopen of te verhuren ter voldoening van de gewaarborgde schuldvordering.
Indien de schuldenaar tekortschiet, heeft de pandhouder het recht over het door het pandrecht bezwaarde goed te beschikken. Indien de pandgever of enige persoon die over het bezwaarde goed beschikt zich ertegen verzet, moet de pandhouder zich tot de rechter wenden overeenkomstig artikel 54.
De uitwinning dient te gebeuren te goeder trouw en op een economisch verantwoorde wijze.
De pandhouder kan zijn aansprakelijkheid in dit verband niet beperken of uitsluiten.
De bewijslast van een tekortkoming van de pandhouder berust bij de pandgever.
De partijen kunnen bij de totstandkoming van de pandovereenkomst of op een later tijdstip overeenkomen over de wijze van uitwinning.
[Indien binnen de termijn voorzien in het eerste lid van artikel 48 of in voorkomend geval in artikel 49 de uitwinning niet wordt opgeschort overeenkomstig artikel 54 is de pandhouder gerechtigd een gerechtsdeurwaarder te gelasten om bezit te nemen van de verpande goederen en is de pandgever gehouden tot afgifte van de verpande goederen.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 55 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 23 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 162 Wet 2 mei 2019 (BS 21 mei 2019).

Artikel 48 Kennisgeving
De pandhouder die tot uitwinning wenst over te gaan, moet daarvan ten minste tien dagen vooraf [bij aangetekende zending met ontvangstbewijs of gerechtsdeurwaardersexploot] kennisgeven aan de schuldenaar en in voorkomend geval aan de derdepandgever.
De kennisgeving dient ook te worden gedaan [bij aangetekende zending] aan de andere pandhouders en aan hen die op de bezwaarde goederen beslag hebben gelegd.
De kennisgeving maakt melding van het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering op het tijdstip van deze kennisgeving, een omschrijving van de bezwaarde goederen, de voorgenomen wijze van uitwinning en het recht van de schuldenaar of de pandgever om de goederen te bevrijden door de betaling van de gewaarborgde schuldvordering.
[Tegelijk met de kennisgeving aan de schuldenaar en de derde-pandgever kan de pandhouder, zonder toelating van de rechter, via een gerechtsdeurwaarder beslag laten leggen op de verpande goederen.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 56 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 163, 1° tot 3° Wet 2 mei 2019 (BS 21 mei 2019).

Artikel 49 Bederfbare goederen
De in artikel 48, eerste lid, bedoelde termijn voor de kennisgeving wordt beperkt tot drie dagen voor goederen die vatbaar zijn voor bederf of die onderhevig zijn aan snelle waardevermindering.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 50 Betaling van de schuld
Tot op het tijdstip van de uitwinning is de pandgever of iedere belanghebbende derde gerechtigd de bevrijding van het pand te verkrijgen tegen betaling van de gewaarborgde schuldvordering en de reeds gemaakte uitwinningskosten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 51 Verkoop
De pandhouder kan een gerechtsdeurwaarder gelasten met de openbare of onderhandse verkoop of met de verhuur van de bezwaarde goederen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 52 Verkoop aan de pandhouder
De pandhouder is niet gerechtigd om op te treden als koper bij een onderhandse verkoop.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 53 Toe-eigening door de pandhouder
Indien de schuldenaar in gebreke is te betalen, kan de pandgever toestemming geven voor de toe-eigening van de verpande goederen door de pandhouder.
Een dergelijke overeenkomst kan ook gesloten worden bij de totstandkoming van de pandovereenkomst of op een later tijdstip, wanneer de overeenkomst bepaalt dat de waarde van de goederen op de dag van de toe-eigening zal worden vastgesteld door een deskundige en, voor goederen die verhandeld worden op een markt, volgens de marktprijs.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 61 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 54 Rechterlijke controle
[Indien de pandgever geen consument is, kunnen de pandgever en in geval van een derde-pandgever, de schuldenaar van de gewaarborgde verbintenissen, zich binnen de toepasselijke termijn bepaald in de artikelen 48 en 49 tot de rechter wenden om zich te verzetten tegen de uitwinning.]
[Ter beslechting van ieder ander geschil dat bij de uitwinning kan rijzen of indien de pandgever een consument is in de zin van artikel I, 1, 2°, van boek I van het Wetboek van economisch recht, kunnen de pandhouder, de pandgever en belanghebbende derden zich op ieder ogenblik tot de rechter wenden.]
De vordering schort de uitwinning van het pand op.
De zaak wordt ingeleid bij dagvaarding of bij verzoekschrift op tegenspraak overeenkomstig artikel 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
De rechter doet uitspraak bij voorrang boven alle zaken.
Hij doet bij voorraad uitspraak en zijn beschikking heeft dan ook geen gezag van gewijsde.
De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.
Zij wordt onmiddellijk bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de partijen. Deze kennisgeving doet de termijn lopen voor het cassatieberoep.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 62 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))), en gewijzigd bij art. 164, 1° en 2° Wet 2 mei 2019 (BS 21 mei 2019).

Artikel 55 Verdeling
Het bedrag dat voortvloeit uit de uitwinning wordt toegerekend op de gewaarborgde schuldvordering en de redelijke kosten van uitwinning.
Zijn er meerdere pandhouders dan wordt de netto-opbrengst tussen hen verdeeld volgens hun rang overeenkomstig artikelen 57 en 58.
Het eventueel saldo komt toe aan de pandgever.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 56 Rechterlijke controle a posteriori
Na de voltooiing van de uitwinning kan iedere belanghebbende partij zich tot de rechter wenden bij betwisting over de wijze van uitwinning of de aanwending van de opbrengst.
De vordering wordt ingesteld uiterlijk binnen [een termijn van een maand] vanaf de kennisgeving van het einde van de uitwinning door de pandhouder aan de in artikel 48, eerste en tweede lid, bedoelde personen.
De kennisgeving geschiedt bij een aangetekende zending.
[
De belanghebbenden aan wie geen kennis wordt gegeven in de zin van het tweede lid, stellen hun vordering uiterlijk in binnen een termijn van drie maanden vanaf het einde van de uitwinning.
]
De zaak wordt ingeleid bij dagvaarding of bij verzoekschrift op tegenspraak overeenkomstig artikel 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 24 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 5 Rangconflicten
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 5 ingevoegd bij art. 65 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 57 Anterioriteitsregel
[Het pandrecht heeft voorrang op alle jongere rechten op de verpande goederen, onverminderd de artikelen 21 tot 26 van Titel XVIII van Boek III van dit Wetboek.]
Zijn er meerdere pandhouders, dan wordt hun rangorde bepaald naar de datum van de registratie of van de bezitsverkrijging.
Pandhouders die op dezelfde dag hebben geregistreerd of het bezit hebben verkregen, staan in gelijke rang.
Indien de verpande goederen onroerend zijn geworden, wordt de rangorde tussen de pandhouder en een hypothecaire of een op de onroerende goederen bevoorrechte schuldeiser bepaald volgens de datum van de registratie en die van de inschrijving van de hypotheek of het voorrecht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 25 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 58 Superprioriteit
Een pandrecht dat gebaseerd is op een retentierecht voor een schuldvordering tot behoud van de zaak gaat boven alle pandhouders.
Onder voorbehoud van het eerste lid, gaan de onbetaalde verkoper die zich de eigendom heeft voorbehouden, de bevoorrechte verkoper en het voorrecht van de onderaannemer voor op de pandhouders op deze goederen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 6 Pandrecht op geldsom
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 6 ingevoegd bij art. 68 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 59 Pandrecht op geldsom
Bestaat het pand uit een geldsom en heeft bij de pandhouder vermenging plaatsgevonden, dan geldt de pandhouder als eigenaar die bij de beėindiging van de pandovereenkomst gehouden is tot de restitutie aan de pandgever van een gelijk bedrag van dezelfde valuta.
Behoudens anders overeengekomen, is de pandhouder geen interest verschuldigd dan na zijn ingebrekestelling.
Komt de pandgever in verzuim, dan is de pandhouder gerechtigd tot schuldvergelijking over te gaan met de gewaarborgde schuldvordering en dient hij het saldo aan de pandgever te restitueren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 69 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Afdeling 7 Pandrecht op schuldvorderingen
Wetshistoriek
Opschrift afdeling 7 ingevoegd bij art. 70 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf vervangen bij art. 26 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 60 Bezitvereiste (?controle?)
De pandhouder verkrijgt het bezit van een in pand gegeven schuldvordering door het sluiten van de pandovereenkomst op voorwaarde dat hij bevoegd is tot kennisgeving van het pandrecht aan de schuldenaar van de verpande schuldvordering.
De verpanding kan slechts aan de schuldenaar van de in pand gegeven schuldvordering worden tegengeworpen nadat zij hem ter kennis werd gebracht of door hem is erkend.
[De artikelen 3.28, § 2, 5.179, derde lid en 5.181, tweede en derde lid] zijn van toepassing.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))) en gewijzigd bij art. 27 Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).

Artikel 61 Bewijs
De pandovereenkomst wordt bewezen door een geschrift dat de door het pandrecht bezwaarde schuldvorderingen en de gewaarborgde schuldvorderingen nauwkeurig aanduidt. De bepalingen uit afdeling 1 met betrekking tot de vermelding in het geschrift van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen zijn gewaarborgd, zijn van toepassing.
Is de pandgever een consument [in de zin van artikel I.1, 2° van boek I van het Wetboek van economisch recht], dan dient het geschrift als bewijs van de overeenkomst te voldoen aan de vereisten, naar gelang het geval, [van artikel 8.20 of artikel 8.21 van het Burgerlijk Wetboek] en dient tevens nauwkeurig melding te worden gemaakt van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen zijn gewaarborgd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 27 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))) en gewijzigd bij art. 13, 3° Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).

Artikel 62 Fiduciaire overdracht tot zekerheid
Een overdracht van een schuldvordering tot zekerheid verleent aan de overnemer enkel een pandrecht [op de overgedragen schuldvordering en zulks ongeacht of deze overdracht beantwoordt aan het bepaalde in artikel 61, behoudens wanneer de overdrager een consument is in de zin van artikel I.1, 2° van boek I van het Wetboek economisch recht].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 28 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 63 Toekomstige schuldvorderingen
Het pandrecht kan gevestigd worden op één of meer toekomstige schuldvorderingen op voorwaarde dat zij bepaalbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 74 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 64 Beding om niet over te dragen of niet te verpanden
Een tussen de pandgever en de schuldenaar van de verpande schuldvordering gesloten overeenkomst waarbij de schuldvordering die de betaling van een geldsom tot voorwerp heeft niet vatbaar is voor overdracht of verpanding is niet tegenwerpelijk aan derden, behoudens indien deze zich hebben schuldig gemaakt aan derdemedeplichtigheid aan de schending van dit beding.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 75 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 65 Voorwerp
Het pandrecht strekt zich uit tot de verpande schuldvordering in hoofdsom, interest en schadebeding en tot haar andere bijhorigheden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 76 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 66 Gedeeltelijke verpanding
Het pandrecht kan gevestigd worden op een gedeelte van een schuldvordering, behoudens indien deze ondeelbaar is.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 67 Inningsrecht pandhouder
Behoudens anders overeengekomen, is de pandhouder bevoegd om in en buiten rechte de nakoming te eisen van de verpande schuldvordering. De pandhouder kan daarbij alle nevenrechten van de schuldvordering uitoefenen.
De pandhouder verrekent de geļnde bedragen op de gewaarborgde schuldvordering wanneer die opeisbaar is en draagt het saldo af aan de pandgever.
Zijn er meerdere pandhouders, dan komt de in het eerste en tweede lid verleende bevoegdheid enkel toe aan de hoogst gerangschikte pandhouder.
In geval van gedwongen tenuitvoerlegging of bewarend beslag op de verpande schuldvordering, is de derde-schuldenaar gehouden te betalen in handen van de gerechtsdeurwaarder die handelt overeenkomstig de artikelen 1627 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Indien de gewaarborgde schuldvordering nog niet opeisbaar is, stort de pandhouder de geļnde bedragen op een daartoe geopende afgescheiden bankrekening onder de verplichting het saldo aan de pandgever af te dragen wanneer de gewaarborgde schuldvordering werd nagekomen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 78 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 68 Schuldvordering tot levering van goederen
Heeft de verpande schuldvordering de levering van goederen tot voorwerp en gaat de pandhouder tot invordering ervan over, dan komt het pandrecht op deze goederen te rusten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 79 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Hoofdstuk 2 Eigendomsvoorbehoud

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 80 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 69 Geschrift
Roerende goederen, verkocht met een beding dat de eigendomsoverdracht opschort tot de volledige betaling van de prijs, kunnen worden teruggevorderd wanneer de koper in gebreke blijft de koopprijs te betalen voor zover dit schriftelijk is opgesteld uiterlijk op het ogenblik van de levering van het goed.
Is de koper een consument [in de zin van artikel I.1, 2° van boek I van het Wetboek van economisch recht], dan dient de instemming van de koper uit het geschrift te blijken.
Het terugvorderingsrecht krachtens een beding van eigendomsvoorbehoud kan worden uitgeoefend ongeacht de juridische aard van de overeenkomst waarin het is opgenomen.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2085 vernummerd tot art. 69 en vervangen bij art. 81 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 29 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 70 Zakelijke subrogatie, verwerking en vermenging
De artikelen 9, 18[, 20 en 23, lid 1] zijn van toepassing.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2086 vernummerd tot art. 70 en vervangen bij art. 82 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), zelf gewijzigd bij art. 30 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 71 Onroerendmaking
Zijn de verkochte goederen onroerend door incorporatie geworden, dan blijft het eigendomsvoorbehoud behouden op voorwaarde van registratie in het pandregister.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2087 vernummerd tot art. 71 en vervangen bij art. 83 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 72 Verrijkingsverbod
De verkoper verrekent de waarde van het teruggevorderde goed met zijn schuldvordering. Overtreft deze waarde het bedrag van de schuldvordering dan is de verkoper tot afdracht aan de koper verplicht van het saldo.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2088 vernummerd tot art. 72 en vervangen bij art. 84 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Hoofdstuk 3 Retentierecht

Wetshistoriek
Opschrift hoofdstuk 3 ingevoegd bij art. 85 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).
Artikel 73 Begrip
Het retentierecht verleent aan de schuldeiser het recht om de teruggave van een goed dat hem door zijn schuldenaar werd overhandigd of bestemd is voor zijn schuldenaar, op te schorten zolang zijn schuldvordering die verband houdt met dat goed niet is voldaan.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2089 vernummerd tot art. 73 en vervangen bij art. 86 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 74 Feitelijke macht
Het retentierecht eindigt van zodra de schuldeiser de feitelijke macht over het goed vrijwillig prijsgeeft, tenzij de schuldeiser deze feitelijke macht herkrijgt krachtens dezelfde rechtsverhouding.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2090 vernummerd tot art. 74 en vervangen bij art. 87 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 75 Tegenwerpelijkheid
Het retentierecht dat betrekking heeft op een roerend lichamelijk goed is tegenwerpelijk aan andere schuldeisers van de schuldenaar en aan derden die een recht op het goed hebben verkregen nadat de schuldeiser de feitelijke macht over het goed heeft verworven.
Het retentierecht dat betrekking heeft op een roerend lichamelijk goed is eveneens tegenwerpelijk aan derden met een ouder recht, op voorwaarde dat de schuldeiser bij de inontvangstneming van het goed mocht aannemen dat de schuldenaar bevoegd was om dit goed aan een retentierecht te onderwerpen.
Wetshistoriek
Oorspronkelijk art. 2091 vernummerd tot art. 75 en vervangen bij art. 88 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Artikel 76 Pandrecht
Het retentierecht geeft aanleiding tot een in artikel 1 bedoeld preferentieel recht van pandhouder.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 89 Wet 11 juli 2013 (BS 2 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2018 (art. 109, zelf gewijzigd bij art. 36 Wet 25 december 2016 (BS 30 december 2016 (ed. 1))).

Titel XVIII Voorrechten en hypotheken

Wetshistoriek
Titel XVIII (art. 2092-2203) vervangen bij art. 1 W. 16 december 1851 (B.S., 22 december 1851).

Titel XIX

Wetshistoriek
Titel XIX (art. 2204-2218) opgeheven bij art. 2 (art. 24) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Voorgeschiedenis
Titel XIX (art. 2204-2218) vervangen bij art. 1 tot 13 W. 15 augustus 1854.

Artikel 2204 ? 2218 (oud art. 2204 - 2218)

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 2 (art. 24) W. 10 oktober 1967 (B.S., 31 oktober 1967).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 1 tot 13 W. 15 augustus 1854.

Titel XX Verjaring

Eerste hoofdstuk Algemene bepalingen

Artikel 2219
Verjaring is een middel om, door verloop van een zekere tijd en onder de voorwaarden die de wet bepaalt, iets te verkrijgen of van een verbintenis bevrijd te worden.

Artikel 2220
Men kan vooraf geen afstand doen van de verjaring; men kan wel afstand doen van een verkregen verjaring.

Artikel 2221
Afstand van verjaring geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend; de stilzwijgende afstand wordt afgeleid uit een daad die doet veronderstellen dat men zijn verkregen recht heeft laten varen.

Artikel 2222
Hij die niet kan vervreemden, kan geen afstand doen van een verkregen verjaring.

Artikel 2223
De rechter mag het middel van verjaring niet ambtshalve toepassen.
[
In afwijking van het eerste lid mag de rechter het middel van verjaring ambtshalve toepassen in het kader van de rechtsplegingen met betrekking tot betaling van een geldschuld ingesteld door een onderneming als bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht, tegen een consument als bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van economisch recht.
]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 Wet 15 mei 2024 (BS 1 juli 2024), met ingang van 1 oktober 2024 (art. 19).

Artikel 2224
Men kan zich op verjaring beroepen in elke staat van het geding, zelfs voor het hof van beroep, tenzij de omstandigheden doen vermoeden dat de partij die zich op het middel van verjaring niet heeft beroepen, daarvan afstand heeft gedaan.

Artikel 2225
Schuldeisers, of alle andere personen die er belang bij hebben dat de verjaring verkregen is, kunnen zich daarop beroepen, hoewel de schuldenaar of de eigenaar ervan afstand doet.

Artikel 2226
Men kan door verjaring de eigendom niet verkrijgen van zaken die buiten de handel zijn.

Artikel 2227
De Staat, de openbare instellingen en de gemeenten zijn aan dezelfde verjaringen onderworpen als bijzondere personen en kunnen zich eveneens daarop beroepen.

Hoofdstuk II

Wetshistoriek
Hoofdstuk II (art. 2228 - art. 2235) opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 37 Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020).
Artikel 2228
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2229
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2230
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2231
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2232
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2233
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2234
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2235
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 5° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Hoofdstuk III Oorzaken die de verjaring verhinderen

Artikel 2236
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 6° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2237
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 6° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2238
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 6° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2239
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 6° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2240
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 6° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2241
Men kan verjaring verkrijgen in strijd met zijn titel, in die zin dat men zich door verjaring bevrijdt van de verbintenis die men heeft aangegaan.

Hoofdstuk IV Oorzaken die de verjaring stuiten of schorsen

Eerste afdeling Oorzaken die de verjaring stuiten
Artikel 2242
Stuiting van de verjaring kan of natuurlijk of burgerlijk zijn.

Artikel 2243
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 7° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2244

[§ 1 ]

Een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, [, een aanmaning tot betaling als bedoeld in artikel 1394/21 van het Gerechtelijk Wetboek] of een beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen, vormen burgerlijke stuiting.
[Een dagvaarding voor het gerecht stuit de verjaring tot het tijdstip waarop een definitieve beslissing wordt uitgesproken.
Voor de toepassing van deze afdeling heeft een beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State [of een door de Staat, Gemeenschappen of Gewesten opgericht administratief rechtscollege] dezelfde gevolgen ten opzichte van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de [...] administratieve handeling als een dagvaarding voor het gerecht.]

[§ 2

Onverminderd [de artikelen 5.231 en 5.233], stuit een ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs verzonden door de advocaat van de schuldeiser, de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de schuldeiser of de persoon die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen namens de schuldeiser, naar de schuldenaar met woonplaats, verblijfplaats of maatschappelijke zetel in Belgiė, tevens de verjaring en doet zij een nieuwe termijn van een jaar ingaan, evenwel zonder dat de vordering vóór de vervaldag van de initiėle verjaringstermijn kan verjaren. De stuitende werking van deze ingebrekestelling is slechts eenmalig, onverminderd andere stuitingsoorzaken.
Indien de door de wet bepaalde verjaringstermijn minder dan één jaar bedraagt, is de duur van de verlenging dezelfde als deze van de verjaringstermijn.
De verjaring wordt gestuit op het ogenblik van de verzending van de ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs. De advocaat van de schuldeiser, de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de schuldeiser of de persoon die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen namens de schuldeiser vergewist zich van de juiste gegevens van de schuldenaar aan de hand van een administratief document van minder dan een maand oud. Ingeval de bekende verblijfplaats verschilt van de woonplaats, zendt de advocaat van de schuldeiser, de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de schuldeiser of de persoon die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen namens de schuldeiser, een kopie van zijn aangetekende zending naar die verblijfplaats.
Om een verjaringsstuitende werking te hebben, moet de ingebrekestelling volledig en uitdrukkelijk de volgende vermeldingen bevatten:
de gegevens van de schuldeiser: voor een natuurlijke persoon, de naam, de voornaam en het adres van de woonplaats, of, in voorkomend geval, van de verblijfplaats of van de gekozen woonplaats, overeenkomstig de artikelen 36 en 39 van het Gerechtelijk Wetboek; voor een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming en het adres van de maatschappelijke zetel of, in voorkomend geval, van de administratieve zetel, overeenkomstig artikel 35 van het Gerechtelijk Wetboek;
de gegevens van de schuldenaar: voor een natuurlijke persoon, de naam, de voornaam en het adres van de woonplaats, of, in voorkomend geval, van de verblijfplaats of van de gekozen woonplaats, overeenkomstig de artikelen 36 en 39 van het Gerechtelijk Wetboek; voor een rechtspersoon, de juridische vorm, de benaming en het adres van de maatschappelijke zetel of, in voorkomend geval, van de administratieve zetel, overeenkomstig artikel 35 van het Gerechtelijk Wetboek;
de beschrijving van de verbintenis die de schuldvordering heeft doen ontstaan;
indien de schuldvordering betrekking heeft op een geldsom, de verantwoording van alle bedragen die van de schuldenaar worden geėist, met inbegrip van de schadevergoeding en de verwijlinteresten;
de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verbintenissen kan nakomen alvorens bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;
de mogelijkheid in rechte op te treden met het oog op de uitwerking van andere invorderingsmaatregelen indien de schuldenaar niet binnen de vastgestelde termijn reageert;
de verjaringsstuitende werking van deze ingebrekestelling;
de handtekening van de advocaat van de schuldeiser, van de gerechtsdeurwaarder daartoe aangesteld door de schuldeiser of van de persoon die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen namens de schuldeiser.
]
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 2 W. 25 juli 2008 (B.S., 22 augustus 2008), van toepassing op beroepen tot vernietiging die bij de Raad van State zijn ingediend vóór 1 september 2008 (art. 4, lid 1), genummerd bij art. 2 Wet 23 mei 2013 (BS 1 juli 2013 (ed. 1)), gewijzigd bij art. 160 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017), bij arrest GwH nr. 40/2019, 28 februari 2019 (BS 25 maart 2019) en bij art. 2 Wet 24 februari 2022 (BS 16 januari 2024).
§ 2 ingevoegd bij art. 2 Wet 23 mei 2013 (BS 1 juli 2013 (ed. 1)).
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 28 Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2244, § 1, derde lid, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het geen verjaringstuitende werking toekent aan de bij de Raad van State ingestelde beroepen die niet tot een vernietigingsarrest leiden (GwH nr. 148/2018, 8 november 2018 (prejudiciėle vraag) (BS 7 maart 2019) en GwH nr. 175/2018, 6 december 2018 (prejudiciėle vraag) (BS 15 maart 2019)).
Artikel 2244, § 1, derde lid, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de verjaringstuitende werking verbonden aan de beroepen die worden ingesteld voor de Raad van State niet ten goede komt aan de personen die worden benadeeld door de nietigverklaring van de bestreden administratieve handeling (GwH nr. 21/2021, 11 februari 2021 (prejudiciėle vraag) (Website Grondwettelijk Hof)).
Artikel 2244, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn niet stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Dezelfde bepaling, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 44/2021, 11 maart 2021 (prejudiciėle vragen) (Website Grondwettelijk Hof)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 3 Wet 24 februari 2022 (BS 16 januari 2024).

Artikel 2245
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).

Artikel 2246
Ook de dagvaarding voor een onbevoegde rechter stuit de verjaring.
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2246, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn niet stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Dezelfde bepaling, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 44/2021, 11 maart 2021 (prejudiciėle vragen) (Website Grondwettelijk Hof)).

Artikel 2247
[...]
Indien de eiser afstand doet van zijn eis,
[...]
Of indien zijn eis wordt afgewezen.
Wordt de stuiting voor niet bestaande gehouden.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 29° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950) en bij art. 2 Wet 16 juli 2012 (BS 3 augustus 2012).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2247, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn niet stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Dezelfde bepaling, geļnterpreteerd in die zin dat een onregelmatig bevel tot betaling of een handeling die ermee is gelijkgesteld, zoals een onregelmatig dwangbevel, de verjaringstermijn stuit, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 44/2021, 11 maart 2021 (prejudiciėle vragen) (Website Grondwettelijk Hof)).

Artikel 2248
De erkenning van het recht van hem tegen wie de verjaring loopt, door de schuldenaar of de bezitter gedaan, stuit de verjaring.

Artikel 2249
De ingebrekestelling van een der hoofdelijke schuldenaars, overeenkomstig de bovenstaande artikelen, of de erkenning van de schuld door hem gedaan, stuit de verjaring tegen alle overige, zelfs tegen hun erfgenamen.
De ingebrekestelling van een der erfgenamen van een hoofdelijke schuldenaar, of de erkenning van de schuld door die erfgenaam stuit de verjaring niet ten aanzien van de overige medeėrfgenamen, zelfs niet in het geval van een hypothecaire schuld, tenzij de verbintenis ondeelbaar is.
Die ingebrekestelling of die erkenning stuit de verjaring ten aanzien van de overige medeschuldenaars slechts voor het aandeel waarvoor die erfgenaam verbonden is.
Om de verjaring ten aanzien van de overige medeschuldenaars te stuiten voor het geheel, is vereist de ingebrekestelling van alle erfgenamen van de overleden schuldenaar, of de erkenning door al die erfgenamen.

Artikel 2250
De ingebrekestelling van de hoofdschuldenaar, of de erkenning van de schuld door hem gedaan, stuit de verjaring tegen de borg.
Afdeling II Oorzaken die de loop van de verjaring schorsen
Artikel 2251
De verjaring loopt tegen alle personen, behalve tegen hen voor wie de wet uitzondering maakt.

Artikel 2252
De verjaring loopt niet tegen minderjarigen en [beschermde personen wat betreft de handelingen waarvoor zij krachtens artikel 492/1 onbekwaam werden verklaard], behoudens hetgeen in artikel 2278 bepaald is, en met uitzondering van de andere bij de wet bepaalde gevallen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 145 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).

Artikel 2253
De verjaring loopt niet tussen echtgenoten.

Artikel 2254
[De verjaring loopt tegen de echtgenoot aan wie het bestuur van zijn goederen is ontnomen, behoudens zijn verhaal op de andere echtgenoot of op de lasthebber, in geval van nalatigheid.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 (art. 17) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 2255 ? 2256 (oud art. 2255 - 2256)
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 4 (art. 18) W. 14 juli 1976 (B.S., 18 september 1976).

Artikel 2257
De verjaring loopt niet:
Ten aanzien van een schuldvordering die van een voorwaarde afhangt, zolang die voorwaarde niet vervuld is;
Ten aanzien van een vordering tot vrijwaring, zolang de uitwinning niet heeft plaatsgehad;
Ten aanzien van een schuldvordering die op een bepaalde dag vervalt, zolang die dag niet verschenen is.

Artikel 2258
De verjaring loopt niet tegen de erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving, ten aanzien van zijn schuldvorderingen ten laste van de nalatenschap.
Zij loopt tegen een onbeheerde nalatenschap, hoewel er geen curator is aangesteld.

Artikel 2259
Zij loopt eveneens gedurende de drie maanden die voor het opmaken van de boedelbeschrijving en de veertig dagen die voor het beraad zijn verleend.

Hoofdstuk V Tijd die voor de verjaring vereist is

Eerste afdeling Algemene bepalingen
Artikel 2260
De verjaring wordt gerekend bij dagen, niet bij uren.

Artikel 2261
Zij is verkregen, wanneer de laatste dag van de vereiste tijd verlopen is.
Afdeling II Algemene termijnen van verjaring
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 7 W. 10 juni 1998 (B.S., 17 juli 1998).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: zie art. 10-12 W. 10 juni 1998 (B.S., 17 juli 1998).
Artikel 2262
[Alle zakelijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van dertig jaar, zonder dat hij die zich op deze verjaring beroept, verplicht is daarvan enige titel te vertonen of dat men hem de exceptie van kwade trouw kan tegenwerpen.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 4 W. 10 juni 1998 (B.S., 17 juli 1998).

Artikel 2262bis

§ 1

Alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar.
In afwijking van het eerste lid verjaren alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.
De in het tweede lid vermelde vorderingen verjaren in ieder geval door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft voorgedaan.

§ 2

Indien een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een vordering tot vergoeding van schade enig voorbehoud heeft erkend, dan is de eis die strekt om over het voorwerp van dat voorbehoud vonnis te doen wijzen, ontvankelijk gedurende twintig jaar na de uitspraak.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 W. 10 juni 1998 (B.S., 17 juli 1998).
Toepasselijkheid (federaal)
In de interpretatie volgens welke verschillende verjaringstermijnen van toepassing zijn op de vordering tot vergoeding van schade die de cliėnt van een notaris is berokkend wegens een fout van die laatste naargelang die fout is begaan naar aanleiding van het opstellen van een onderhandse akte of van een authentieke akte, schendt artikel 2262bis, § 1, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 2276quinquies ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In de interpretatie volgens welke eenzelfde verjaringstermijn van tien jaar van toepassing is op de vordering tot vergoeding van schade die de cliėnt van een notaris is berokkend wegens een fout van die laatste wanneer die fout is begaan naar aanleiding van het opstellen van een onderhandse akte of van een authentieke akte, schendt artikel 2262bis, § 1, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 2276quinquies ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 150/2012, 13 december 2012 (prejudiciėle vraag) (BS 29 januari 2013)).
Artikel 2262bis, § 1, eerste lid, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het als gevolg kan hebben dat de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen uit derdenbedingen verstrijkt vooraleer de begunstigde van het derdenbeding kennis ervan heeft of redelijkerwijze ervan dient te hebben. (GwH nr. 164/2014, 6 november 2014 (prejudiciėle vraag) (BS 15 januari 2015)).
Artikel 2262bis schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de burgerlijke rechtsvordering tot vergoeding van de schade die uit een mededingingsinbreuk voortvloeit, kan verjaren vooraleer een in kracht van gewijsde gegane uitspraak het bestaan van een mededingingsinbreuk vaststelt (GwH nr. 38/2016, 10 maart 2016 (prejudiciėle vraag) (BS 24 mei 2016)).
Artikel 2262bis, § 1, eerste lid, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het tot gevolg kan hebben dat, in geval van veinzing, de verjaringstermijn die van toepassing is op de vorderingen tot nietigverklaring die zijn gericht tegen de tegenbrief, verstrijkt vooraleer de belanghebbende derde kennis van het bestaan ervan heeft of redelijkerwijze kennis ervan kon hebben (GwH nr. 117/2024, 7 november 2024 (Website Grondwettelijk Hof)).

Artikel 2263
Na verloop van [acht] jaren, te rekenen van de dagtekening van de laatste titel, kan de schuldenaar van een rente genoodzaakt worden om op zijn kosten aan zijn schuldeiser of aan diens rechtverkrijgenden een nieuwe titel te verschaffen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 W. 10 juni 1998 (B.S., 17 juli 1998).

Artikel 2264
De regels van de verjaring met betrekking tot andere onderwerpen dan die in deze titel vermeld zijn, worden bepaald in de titels die daarover in het bijzonder handelen.
Afdeling III Tienjarige en twintigjarige verjaring
Artikel 2265
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 8° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2266
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 8° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2267
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 8° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2268
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 8° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2269
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 8° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Artikel 2270
Na verloop van tien jaren zijn architecten en aannemers ontslagen van hun aansprakelijkheid met betrekking tot de grote werken die zij hebben uitgevoerd of geleid.
Afdeling IV Enige bijzondere verjaringen
Artikel 2271
De rechtsvordering van meesters en onderwijzers in kunsten en wetenschappen, wegens de lessen die zij bij de maand geven;
Die van hotelhouders en tafelhouders, wegens het verschaffen van woning en kost;
Die van arbeiders en werklieden, tot betaling van hun daghuur, hun leveringen en hun loon,
Verjaren door verloop van zes maanden.
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 15 W. 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (B.S., 22 augustus 1978).

Artikel 2272
[...]
[De rechtsvordering] van [gerechtsdeurwaarders] tot betaling van hun loon voor de akten die zij betekenen, en voor de opdrachten die zij uitvoeren;
Die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen die geen koopman zijn;
Die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen; en van andere meesters, tot betaling van het leergeld;
Die van dienstboden die zich bij het jaar verhuren, tot betaling van hun loon,
verjaren door verloop van een jaar.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 48, § 4 W. 5 juli 1963 (B.S., 17 juli 1963) en bij art. 63 W. 6 augustus 1993 (B.S., 9 augustus 1993).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2272, tweede lid schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat die bepaling niet van toepassing is op de rechtsvordering van een autonoom overheidsbedrijf voor de levering van “koopwaren” in de zin van die bepaling.
Diezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in de interpretatie dat die bepaling van toepassing is op de rechtsvorderingen van een autonoom overheidsbedrijf voor de levering van “koopwaren” in de zin van de voormelde bepaling.
Diezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre zij uitsluitend van toepassing is op rechtsvorderingen voor de levering van “koopwaren” en niet op rechtsvorderingen voor de levering van diensten (Grondwettelijk Hof nr. 88/2007, 20 juni 2007 (prejudiciėle vraag) (B.S., 31 juli 2007)).

Artikel 2273
[De rechtsvordering van de verhuurders tot betaling van het bedrag dat volgt uit de aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud verjaart door verloop van een jaar.
De rechtsvordering van de huurders tot teruggave van het te veel betaalde verjaart door verloop van een jaar vanaf de verzending van het verzoek bepaald bij artikel 1728quater.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 8 W. 29 december 1983 (B.S., 30 december 1983), met ingang van 1 januari 1984 (art. 15).

Artikel 2274
De verjaring, in de voorgaande gevallen bepaald, heeft plaats, hoewel men met de verstrekkingen, leveringen, diensten en werken is voortgegaan.
Zij houdt slechts op te lopen, indien er een afgesloten rekening, een onderhandse of authentieke schuldbekentenis bestaat, ofwel een dagvaarding voor het gerecht, waarop geen verval van instantie is gevolgd.

Artikel 2275
Niettemin kunnen zij tegen wie men zich op de verjaringen beroept, aan hen die zich erop beroepen, de eed opdragen omtrent de vraag of de zaak werkelijk betaald is.
De eed kan worden opgedragen aan de weduwen en aan de erfgenamen, of aan de voogden van de laatstgenoemden, indien deze minderjarig zijn, opdat zij verklaren dat zij niet weten dat de zaak verschuldigd is.

Artikel 2276
Rechters en pleitbezorgers zijn niet meer verantwoordelijk voor de stukken, wanneer vijf jaren zijn verlopen sinds het geding is uitgewezen.
Eveneens zijn gerechtsdeurwaarders daarvoor niet meer verantwoordelijk na verloop van twee jaren sinds de uitvoering van hun opdracht of de betekening van de akten waarmee zij belast waren.

Artikel 2276bis

§ 1

De advocaten zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en zijn niet meer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken vijf jaar na het beėindigen van hun taak.
Deze verjaring is niet van toepassing wanneer de advocaat uitdrukkelijk met het bewaren van bepaalde stukken is belast.

§ 2

De vordering van de advocaten tot betaling van kosten en ereloon verjaart na verloop van vijf jaar na het beėindigen van hun taak.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 8 augustus 1985 (B.S., 14 september 1985).

Artikel 2276ter

§ 1

Deskundigen zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid en zijn niet meer verantwoordelijk voor de bewaring van de stukken tien jaar na het beėindigen van hun taak of, als deze hun krachtens de wet werd opgedragen, vijf jaar na de indiening van hun verslag.
Deze verjaring is niet van toepassing wanneer een deskundige uitdrukkelijk met het bewaren van bepaalde stukken is belast.

§ 2

De vordering van deskundigen tot betaling van kosten en ereloon verjaart na verloop van vijf jaar.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 1 W. 19 februari 1990 (B.S., 30 mei 1990).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 2 W. 19 februari 1990 (B.S., 30 mei 1990).

Artikel 2276quater
De schuldbemiddelaars zijn ontlast van hun beroepsaansprakelijkheid vijf jaar na het beėindigen van hun taak.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 15 W. 5 juli 1998 (B.S., 31 juli 1998), met ingang van 1 januari 1999 (art. 21).

Artikel 2276quinquies
Voor de beroepsaansprakelijkheid van de notarissen gelden de gemeenrechtelijke verjaringstermijnen, behoudens voor de beroepsaansprakelijkheid betreffende de laatste wilsbeschikkingen en de contractuele erfstellingen waarvoor de verjaringstermijn begint te lopen vanaf het overlijden van de betrokkene die de laatste wilsbeschikking of de contractuele erfstelling deed.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 47 W. 4 mei 1999 (B.S., 1 oktober 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 58).

Artikel 2277
Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten;
[Schuldvorderingen wegens levering van goederen en diensten via distributienetten voor water, gas of elektriciteit of de levering van elektronische communicatiediensten of omroeptransmissie- en omroepdiensten via elektronische communicatienetwerken verjaren na verloop van vijf jaren;]
[Schuldvorderingen van buitengewone kosten bedoeld in artikel 203bis, § 3.]
Die van uitkeringen tot levensonderhoud;
Huren van huizen en pachten van landeigendommen;
Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen;
Verjaren door verloop van vijf jaren.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 48 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017) en bij art. 126 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1)).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2277, in die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin het voorziet, niet van toepassing is op de periodieke schulden met betrekking tot de levering van leidingwater, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin zij voorziet, van toepassing is op de periodieke schulden met betrekking tot de levering van leidingwater, schendt dezelfde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 15/2005, 19 januari 2005 (prejudiciėle vraag) (B.S., 10 maart 2005)).
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin artikel 2277 voorziet niet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met het verstrekken van mobiele telefonie, schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin diezelfde bepaling voorziet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met het verstrekken van mobiele telefonie, schendt zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 13/2007, 17 januari 2007 (prejudiciėle vraag (B.S., 13 maart 2007 (tweede uitg.))).
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin artikel 2277 voorziet, niet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin diezelfde bepaling voorziet, van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 6/2011, 13 januari 2011 (prejudiciėle vraag) (BS 1 maart 2011)).
Artikel 2277 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
De ontstentenis van een wetsbepaling die voorziet in een verjaring van de vordering tot terugbetaling van wedden en toelagen daarop die ten onrechte werden betaald door de gemeenten die niet langer is dan de verjaringstermijn van vijf jaar bepaald in artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek of dan de verjaringstermijn die van toepassing is op de vordering tot terugbetaling van wedden en toelagen daarop gericht tegen de ambtenaren van de Staat, een gemeenschap, een gewest of een provincie die zich in dezelfde situatie bevinden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (GwH nr. 143/2017, 14 december 2017 (prejudiciėle vraag) (BS 4 april 2018)).

Artikel 2277bis
De rechtsvordering van verzorgingsverstrekkers met betrekking tot de door hen geleverde geneeskundige verstrekkingen, diensten en goederen, daar inbegrepen de vordering wegens bijkomende kosten, verjaart ten overstaan van de patiėnt door verloop van een termijn van 2 jaar te rekenen vanaf het einde van de maand waarin deze zijn verstrekt.
Dezelfde bepaling is van toepassing voor geneeskundige verstrekkingen, diensten, goederen en bijkomende kosten welke door de verplegings- en verzorgingsinstelling of door derden werden geleverd of gefaktureerd.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 W. 6 augustus 1993 (B.S., 9 augustus 1993).

Artikel 2277ter

§ 1

Rechtsvorderingen ingesteld door publieke overheden tot vergoeding van de kosten voor maatregelen tot voorkoming en tot het herstel van milieuschade verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de dag waarop de maatregelen geheel zijn voltooid of waarop de aansprakelijke persoon is geļdentificeerd, indien die laatstgenoemde datum later is.
De in het eerste lid vermelde rechtsvorderingen verjaren in ieder geval door verloop van dertig jaar vanaf de dag volgend op die waarop het feit dat tot milieuschade heeft geleid, heeft plaatsgevonden.

§ 2

Milieuschade ten gevolge van nucleaire activiteiten of ten gevolge van activiteiten die hoofdzakelijk de landsverdediging of de internationale veiligheid dienen, alsook milieuschade ten gevolge van oorlogshandelingen, vijandelijkheden, burgeroorlog, oproer of milieuschade ten gevolge van een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is, of milieuschade ten gevolge van activiteiten die uitsluitend tot doel hebben bescherming te bieden tegen natuurrampen, valt niet onder het toepassingsgebied van dit artikel.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 216 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepaling: art. 219 W. 25 april 2007 (B.S., 8 mei 2007 (derde uitg.)).

Artikel 2278
De verjaringen waarover in de artikelen van deze afdeling gehandeld wordt, lopen tegen minderjarigen en [personen beschermd krachtens artikel 492/1]; behoudens hun verhaal op hun [voogd of bewindvoerder].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 146 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)), met ingang van 1 september 2014 (art. 233, zelf vervangen bij art. 22 Wet 12 mei 2014 (BS 19 mei 2014)).
Overgangsbepaling(en)
Overgangsbepalingen: art. 227 tot 230 Wet 17 maart 2013 (BS 14 juni 2013 (ed. 2)).

Artikel 2279
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 9° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij enig art. W. 22 juni 1953 (B.S., 13-14 juli 1953).

Artikel 2280
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29, 10° Wet 4 februari 2020 (BS 17 maart 2020), met ingang van 1 september 2021 (art. 39).

Titel XXI Kennisgeving

Wetshistoriek
Opschrift ingevoegd bij art. 3 W. 20 oktober 2000 (B.S., 22 december 2000).

Artikel 2281

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62, 39° Wet 28 april 2022 (BS 1 juli 2022 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2023 (art. 65).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 29 W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950), opnieuw opgenomen bij art. 3 W. 20 oktober 2000 (B.S., 22 december 2000) en gewijzigd bij art. 11 Wet 13 april 2019 (BS 14 mei 2019), met ingang van 1 november 2020 (art. 75).