§ 1
De bepalingen van dit artikel die de rechten, verplichtingen en bevoegdheden van de wettelijk samenwonenden regelen, zijn van toepassing door het enkele feit van de wettelijke samenwoning.
§ 2
De artikelen 215, 220, § 1, en 224, § 1, 1, zijn van overeenkomstige toepassing op de wettelijke samenwoning.
§ 3
De wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden.
§ 4
Iedere schuld die door een der wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden, verbindt de andere samenwonende hoofdelijk. Deze is echter niet aansprakelijk voor schulden die, gelet op de bestaansmiddelen van de samenwonenden, buitensporig zijn.]
[§ 5
De langstlevende wettelijk samenwonende is gehouden tot de verplichting gesteld in artikel 203, § 1, ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden wettelijk samenwonende van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij krachtens artikel 745octies, § 1, heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij schenking, testament of in de in artikel 1478 bedoelde overeenkomst.]
[Deze verplichting vervalt ten aanzien van het kind dat onwaardig is om van de vooroverleden wettelijk samenwonende te erven. De rechter schort zijn uitspraak op tot de beslissing die tot onwaardigheid leidt in kracht van gewijsde is getreden.]
[§ 6
[...]
]
Ingevoegd bij art. 2 W. 23 november 1998 (B.S., 12 januari 1999), met ingang van 1 januari 2000 (art. 1 K.B. 14 december 1999 (B.S., 23 december 1999 (tweede uitg.))).
§ 5 ingevoegd bij art. 9, 1° W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en gewijzigd bij art. 41 Wet 10 december 2012 (BS 11 januari 2013).
§ 6 ingevoegd bij art. 9, 2° W. 28 maart 2007 (B.S., 8 mei 2007 (tweede uitg.)) en opgeheven bij art. 65 Wet 31 juli 2017 (BS 1 september 2017 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2018 (art. 73).