21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek
Eerste hoofdstuk Aard en omvang van de borgtocht
Artikel 2011
Hij die zich voor een verbintenis borg stelt, verplicht zich jegens de schuldeiser, aan die verbintenis te voldoen, indien de schuldenaar niet zelf daaraan voldoet.
Artikel 2012
Borgtocht kan niet bestaan dan voor een geldige verbintenis.
Men kan zich niettemin borg stellen voor een verbintenis, al mocht die kunnen vernietigd worden door een exceptie die alleen de verbondene persoonlijk betreft; bij voorbeeld in geval van minderjarigheid.
Artikel 2013
Borgtocht kan niet worden aangegaan voor meer dan hetgeen de schuldenaar verschuldigd is, noch onder meer bezwarende voorwaarden.
Hij kan worden aangegaan voor slechts een gedeelte van de schuld, en onder minder bezwarende voorwaarden.
De borgtocht die voor meer dan de schuld of onder meer bezwarende voorwaarden is aangegaan, is niet nietig; hij kan alleen worden verminderd tot hetgeen in de hoofdverbintenis begrepen is.
Artikel 2014
Men kan zich borg stellen zonder opdracht van hem voor wie men zich verbindt, en zelfs buiten zijn weten.
Men kan zich eveneens borg stellen, niet alleen voor de hoofdschuldenaar, maar ook voor de persoon die zich voor hem heeft borg gesteld.
Artikel 2015
Borgtocht wordt niet vermoed; hij moet uitdrukkelijk zijn aangegaan, en men mag hem niet verder uitstrekken dan de perken waarbinnen hij is aangegaan.
Artikel 2016
Onbepaalde borgtocht voor een hoofdverbintenis strekt zich uit tot al hetgeen bij de schuld komt, zelfs tot de kosten van de eerste vordering, en tot alle kosten die gemaakt zijn nadat van deze vordering aan de borg is kennis gegeven.
Artikel 2017
De verbintenissen van de borgen gaan over op hun erfgenamen [...].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 28, 27° W. 15 december 1949 (B.S., 1-3 januari 1950).
Artikel 2018
De schuldenaar die verplicht is een borg te stellen, moet een borg aanbieden die bekwaam is om contracten aan te gaan, die genoegzaam gegoed is om aan de verbintenis te kunnen voldoen, en die zijn woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van het hof van beroep waar de borgstelling moet plaatshebben.
Artikel 2019
De gegoedheid van een borg wordt alleen beoordeeld naar zijn onroerende eigendommen, uitgenomen in zaken van koophandel of wanneer de schuld gering is.
Onroerende goederen waarover geschil bestaat of waarvan de uitwinning wegens hun verwijderde ligging te moeilijk zou zijn, komen niet in aanmerking.
Artikel 2020
Wanneer de borg, die door de schuldeiser vrijwillig is aangenomen of die de rechter hem heeft toegewezen, naderhand onvermogend geworden is, moet een andere borg gesteld worden.
Deze regel lijdt alleen uitzondering, ingeval de borg gesteld is ten gevolge van een overeenkomst waarbij de schuldeiser een bepaalde persoon tot borg geëist heeft.