De borg die de uitwinning vordert, moet aan de schuldeiser de goederen van de hoofdschuldenaar aanwijzen, en de nodige penningen voorschieten om de uitwinning te doen.
Hij mag geen aanwijzing doen van goederen van de hoofdschuldenaar, die gelegen zijn buiten [België], noch van goederen waarover geschil bestaat, noch van de voor de schuld gehypothekeerde goederen die zich niet meer in het bezit van de schuldenaar bevinden.
Gewijzigd bij art. 2 W. 3 juni 2007 (B.S., 27 juni 2007), met ingang van 1 december 2007 en van toepassing op de borgtochtovereenkomsten die zijn afgesloten na 1 december 2007 (art. 11).