Meer info
     

21/03/1804 BW
[Oud] Burgerlijk Wetboek

Artikel 2277

Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten;
[Schuldvorderingen wegens levering van goederen en diensten via distributienetten voor water, gas of elektriciteit of de levering van elektronische communicatiediensten of omroeptransmissie- en omroepdiensten via elektronische communicatienetwerken verjaren na verloop van vijf jaren;]
[Schuldvorderingen van buitengewone kosten bedoeld in artikel 203bis, § 3.]
Die van uitkeringen tot levensonderhoud;
Huren van huizen en pachten van landeigendommen;
Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen;
Verjaren door verloop van vijf jaren.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 48 Wet 6 juli 2017 (BS 24 juli 2017) en bij art. 126 Wet 21 december 2018 (BS 31 december 2018 (ed. 1)).
Toepasselijkheid (federaal)
Artikel 2277, in die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin het voorziet, niet van toepassing is op de periodieke schulden met betrekking tot de levering van leidingwater, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin zij voorziet, van toepassing is op de periodieke schulden met betrekking tot de levering van leidingwater, schendt dezelfde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 15/2005, 19 januari 2005 (prejudiciėle vraag) (B.S., 10 maart 2005)).
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin artikel 2277 voorziet niet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met het verstrekken van mobiele telefonie, schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin diezelfde bepaling voorziet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met het verstrekken van mobiele telefonie, schendt zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (Arbitragehof nr. 13/2007, 17 januari 2007 (prejudiciėle vraag (B.S., 13 maart 2007 (tweede uitg.))).
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin artikel 2277 voorziet, niet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
In die zin geļnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin diezelfde bepaling voorziet, van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet (GwH nr. 6/2011, 13 januari 2011 (prejudiciėle vraag) (BS 1 maart 2011)).
Artikel 2277 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
De ontstentenis van een wetsbepaling die voorziet in een verjaring van de vordering tot terugbetaling van wedden en toelagen daarop die ten onrechte werden betaald door de gemeenten die niet langer is dan de verjaringstermijn van vijf jaar bepaald in artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek of dan de verjaringstermijn die van toepassing is op de vordering tot terugbetaling van wedden en toelagen daarop gericht tegen de ambtenaren van de Staat, een gemeenschap, een gewest of een provincie die zich in dezelfde situatie bevinden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (GwH nr. 143/2017, 14 december 2017 (prejudiciėle vraag) (BS 4 april 2018)).