Meer info
     

13/02/2006 Wet milieueffectbeoordeling
Wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu

Artikel 6

§ 1

[milieueffectenbeoordeling], is vereist bij:
het opstellen van de volgende plannen en programma's:
[...]
plannen en programma's ter uitvoering van artikel 6 § 2 [“, eerste lid, 2° en 3°,] van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
het plan voor de ontwikkeling van het transmissienet voorzien in artikel 13, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
[...]
het algemeen programma voor het beheer op lange termijn van het radioactief afval, voorzien in artikel 2, § 3, van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de openbare instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen;
plannen en programma's ter uitvoering van [artikel 3, § 2] van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet -levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
[het marien ruimtelijk plan, voorzien in artikel 24, § 2, van de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden;
plannen en programma's ter uitvoering van artikel 6/1, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
de Nationale Beleidsmaatregelen, voorzien in artikel 179, § 6, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;]
het uitwerken van plannen of programma's waarvoor gelet op de mogelijke gevolgen ervan op gebieden een beoordeling is vereist krachtens artikel 6 en 7 van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
het opstellen van ieder ander plan of programma dat het kader bepaalt waarin de uitvoering van projecten kan worden toegestaan en dat aanzienlijke effecten kan hebben op het milieu;
[het wijzigen, het herzien of het intrekken] van de in 1°, 2° en 3° bedoelde plannen en programma's.

§ 2 [

Overeenkomstig de bepalingen van § 3, kan een kleine wijziging van een plan of een programma bedoeld in § 1, 1°, worden vrijgesteld van de vereiste aan een milieueffectenbeoordeling te worden onderworpen indien het geen aanzienlijke effecten kan hebben op het milieu.
]

§ 3

[De opsteller van het plan of programma bepaalt], rekening houdend met de in bijlage I bepaalde criteria en [op basis van het advies van het Comité], of:
de in § 1, 2°, bedoelde plannen en programma's significante gevolgen voor een gebied kunnen hebben overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
de in § 1, 3°, bedoelde plannen en programma's aanzienlijke effecten kunnen hebben op het milieu;
de in § 2 bedoelde plannen en programma's geen aanzienlijke effecten kunnen hebben op het milieu.
Daartoe raadpleegt de opsteller van het plan of programma vooraf het Comité dat zijn advies uitbrengt binnen dertig dagen na ontvangst van het verzoek. Bij ontstentenis [van advies van het Comité binnen de opgelegde termijn] wordt de procedure door de opsteller van het plan of van het programma verder gezet.
[De opsteller van het plan of programma motiveert in het bijzonder zijn beslissing als deze afwijkt van het advies van het Comité.]
[De beslissing van de opsteller van het plan of het programma wordt gepubliceerd, samen met de motivatie en het advies van het Comité op de Federale Portaalsite en op de website van de opsteller van het plan of het programma.]

[§ 4

De Koning kan bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een lijst vaststellen van plannen en programma's die in elk geval dienen te worden voorgelegd ter advies aan het Comité door de opsteller van het plan of programma om te bepalen of het gaat om plannen of programma's zoals bedoeld in § 1, 2° en 3°.
]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 9, a) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 27);
1° gewijzigd bij art. 9, b) tot e) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 27);
4° gewijzigd bij art. 9, f° Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 27).
§ 2 vervangen bij art. 10 Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 27).
§ 3, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 11, a) en b) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024, en niet van toepassing op plannen en programma’s waarvoor een advies bedoeld in artikel 6, § 3 werd aangevraagd voor 1 juli 2024 (art. 26 en 27).
§ 3, lid 2 gewijzigd bij art. 11, c) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024, en niet van toepassing op plannen en programma’s waarvoor een advies bedoeld in artikel 6, § 3 werd aangevraagd voor 1 juli 2024 (art. 26 en 27).
§ 3, lid 3 ingevoegd bij art. 11, d) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024, en niet van toepassing op plannen en programma’s waarvoor een advies bedoeld in artikel 6, § 3 werd aangevraagd voor 1 juli 2024 (art. 26 en 27).
§ 3, lid 4 vervangen bij art. 11, e) Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024, en niet van toepassing op plannen en programma’s waarvoor een advies bedoeld in artikel 6, § 3 werd aangevraagd voor 1 juli 2024 (art. 26 en 27).
§ 4 ingevoegd bij art. 12 Wet 15 mei 2024 (BS 18 juni 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 27).