Meer info
     

14/12/2007 Vlarebo
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Titel VI Slotbepalingen

Hoofdstuk I Opheffingsbepalingen

Artikel 225

Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 1998, 9 februari 1999, 12 oktober 2001, 7 december 2001, 14 juni 2002, 28 november 2003, 5 december 2003, 9 januari 2004, 23 april 2004, 22 september 2006, 15 december 2006 en 7 september 2007, wordt opgeheven.

Hoofdstuk II Overgangsbepalingen

Artikel 226

Artikel 45, eerste lid, is alleen van toepassing op bodemsaneringsdeskundigen die krachtens dit besluit werden erkend.
Bodemsaneringsdeskundigen die krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering werden erkend, moeten binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de volgende erkenningsvoorwaarden:
voor een bodemsaneringsdeskundige van type 1:
a)
natuurlijk persoon: de voorwaarden, vermeld in artikel 30, § 1, 1° tot en met 3°, en 5°;
b)
rechtspersoon: de voorwaarden, vermeld in artikel 30, § 2, 3° tot en met 5° en 7°;
voor een bodemsaneringsdeskundige van type 2: de voorwaarden, vermeld in artikel 31, § 1, 3°, 5° tot en met 9°.

Artikel 227

De formaliteit, vermeld in artikel 19, § 3, van het Bodemdecreet, hoeft niet te worden vervuld voor de gronden die krachtens artikel 30, § 2, van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering door de Vlaamse Regering of bij delegatie door de minister werden aangewezen als gronden met historische bodemverontreiniging waar bodemsanering moet plaatsvinden en waarop bij de inwerkingtreding van het Bodemdecreet bodemsanering of nazorg in uitvoering was voor die historische bodemverontreiniging.

Artikel 228

Voor de bodemverontreiniging die in het kader van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering door de OVAM werd gekwalificeerd als een niet te onderscheiden gemengde bodemverontreiniging, blijven uitsluitend de bepalingen voor nieuwe bodemverontreiniging gelden tot wanneer de OVAM, op initiatief van de saneringsplichtige op basis van een gemotiveerd voorstel van een bodemsaneringsdeskundige in een verslag van bodemonderzoek, een uitspraak heeft gedaan over een verdeling als vermeld in artikel 27, § 1, van het Bodemdecreet.

Artikel 229

Bodemonderzoeken, bodemsaneringsprojecten en eindevaluatieonderzoeken die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend en die na de inwerkingtreding ervan door de OVAM worden beoordeeld, worden getoetst aan de decretale bepalingen en aan de standaardprocedures of codes van goede praktijk die golden op het ogenblik dat het bodemonderzoek, bodemsaneringsproject of eindevaluatieonderzoek werd ingediend.

Artikel 230

De meldingen van de overdracht van een risicogrond, van de onteigening van een grond en van de sluiting van een risico-inrichting die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend, worden door de OVAM beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de melding werd ingediend.

Artikel 231

De technische verslagen die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij een erkende bodembeheerorganisatie of bij een tussentijdse opslagplaats of grondreinigingscentrum voor uitgegraven bodem werden ingediend, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de procedures en normen die van toepassing waren op het ogenblik dat het technisch verslag werd ingediend, voor zover de uitgegraven bodem wordt gebruikt binnen hondertachtig dagen na de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 232

De ontvankelijkheid van de administratieve beroepen die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit werden ingediend, wordt beoordeeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat het administratief beroep werd ingediend.

Artikel 233

De aanvragen voor een bodemattest die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit bij de OVAM werden ingediend, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de aanvraag voor een bodemattest werd ingediend.

Artikel 234

Met behoud van de toepassing van artikelen 61 en 62 zijn de exploitanten die hun periodieke onderzoeksplicht als bepaald in artikel 2 en 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering nog niet zijn nagekomen voor de inwerkingtreding van dit besluit, ertoe gehouden om die verplichting alsnog uit te voeren binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 235

De aanvragen tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige, als bodembeheerorganisatie, als tussentijdse opslagplaats, als grondreinigingscentrum of als bodemsaneringsorganisatie die voor de inwerkingtreding van het Bodemdecreet en dit besluit werden ingediend en waarover nog geen beslissing genomen werd, worden beoordeeld en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op het ogenblik dat de aanvraag werd ingediend.

Hoofdstuk III Inwerkingstredingsbepalingen

Artikel 236

Het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, met uitzondering van artikel 176, § 2, en dit besluit treden in werking op 1 juni 2008.

Hoofdstuk IV Uitvoeringsbepaling

Artikel 237

De Minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.