Meer info
     

19/11/2010 Energiebesluit
Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid

Afdeling II Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen

Onderafdeling I Opmaak van het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen
Wetshistoriek
Opschrift onderafdeling I gewijzigd bij art. 13 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021).
Voorgeschiedenis
Opschrift gewijzigd bij art. 47 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
Artikel 9.2.6

§ 1

Het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type D en bevat minstens de volgende gegevens:
de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen;
de identificatie van de energiedeskundige;
de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van het kengetal niet-residentieel met vermelding van referentiewaarden;
de unieke code;
de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen.

§ 2 [

Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen heeft betrekking op één niet-residentiėle gebouweenheid.
Elke niet-residentiėle gebouweenheid wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
[...]
]

§ 3

De energiedeskundige type D maakt het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen op met de certificatiesoftware niet-residentieel. Voor energiedeskundigen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, kan de minister een alternatieve procedure vaststellen.
Om de nodige gegevens te verzamelen per type niet-residentieel gebouw en om die gegevens in te voeren in de certificatiesoftware niet-residentieel, volgt de energiedeskundige type D het inspectieprotocol niet-residentieel.
De minister bepaalt voor welk type van [...] niet-residentiėle gebouwen de certificatiesoftware niet-residentieel kan worden gebruikt.
[De minister kan de wijze bepalen waarop de energiedeskundige type D in het kader van de opmaak het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen aan de aanvrager van het energieprestatiecertificaat bezorgt, en kan hierbij bepalen dat delen of bijlagen bij het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiėle gebouwen door de energiedeskundige type D enkel op elektronische wijze aan die aanvrager ter beschikking wordt gesteld.]
[De minister kan verschillende berekeningsmethoden bepalen voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor niet-residentiėle gebouwen. Die berekeningsmethoden zijn gebaseerd op een berekend verbruik en op een gemeten energieverbruik.]

§ 4

Het energieprestatiecertificaat [grote] niet-residentiėle gebouwen heeft een geldigheidsduur van [vijf] jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat [grote] niet-residentiėle gebouwen. [Indien gedurende de geldigheidsduur van een energieprestatiecertificaat grote niet-residentiėle gebouwen voor hetzelfde gebouw of dezelfde gebouweenheid echter een nieuw energieprestatiecertificaat wordt opgemaakt, of indien het gebouw of die gebouweenheid van functie verandert, dan heeft dit als gevolg dat de resterende geldigheidsduur van het bestaande energieprestatiecertificaat grote niet-residentiėle gebouwen komt te vervallen.]

[§ 5

Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen kan alleen opgemaakt worden op verzoek van de eigenaar of de houder van een zakelijk recht en hun opdrachthouder, lasthebber of gevolmachtigde.
]
Wetshistoriek
§ 1, inleidende bepaling en 1° gewijzigd bij art. 14, 1° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021).
§ 2 vervangen bij art. 14, 2° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en gewijzigd bij art. 83 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 3 gewijzigd bij art. 48, 1° en 3° B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)), bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)), bij art. 14, 1° en 4° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en bij art. 14, 3° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
§ 4 gewijzigd bij art. 48, 1° B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)), bij art. 40, 2° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)) en bij art. 14, 1° en 5° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021).
§ 5 ingevoegd bij art. 14, 6° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 48, 1° B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
§ 2 gewijzigd bij art. 38 B.Vl.Reg. 15 juli 2016 (BS 15 september 2016), met ingang van 1 juli 2017 (art. 49) en bij art. 48, 1° en 2° B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).

Artikel 9.2.6/1
De eigenaar[, houder van een zakelijk recht] of gebruiker van het gebouw [of de niet-residentiėle gebouweenheid] houdt alle meetgegevens van nutsmeters, elektriciteitsmeters, gasmeters, warmtemeters en brandstofdebietmeters bij die nodig zijn om het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen op te maken en stelt die gegevens [en alle gegevens die nodig zijn voor de bepaling van de energiescore,] ter beschikking van de energiedeskundige type D.
De meterstanden van nutsmeters, elektriciteitsmeters, gasmeters, warmtemeters en brandstofdebietmeters die nodig zijn om het hernieuwbare aandeel te bepalen, worden jaarlijks in een webapplicatie geregistreerd door de eigenaar, [de houder van een zakelijk recht,] de gebruiker of een energiedeskundige type D, aangesteld door de eigenaar[, de houder van een zakelijk recht] of gebruiker. De minister bepaalt op welke wijze de meterstanden opgenomen en geregistreerd moeten worden.
De minister kan nadere regels vaststellen over het gebruik van de meters in het kader van de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor niet-residentiėle gebouwen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), gewijzigd bij art. 42 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en bij art. 84, 1° tot 4° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).

Artikel 9.2.6/2
Alle grote niet-residentiėle eenheden beschikken continu over een geldig energieprestatiecertificaat voor niet-residentiėle gebouwen en dit vanaf de hierna volgende data:
[de publieke gebouwen en de gebouwen die geen publiek gebouw zijn maar worden gebruikt door de federale overheid, inclusief de parastatalen; de Vlaamse overheid, inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen; de provinciale overheden, inclusief de autonome provinciebedrijven en de extern verzelfstandigde agentschappen; de gemeentelijke overheden, inclusief de O.C.M.W.'s, autonome gemeentebedrijven, de extern verzelfstandigde agentschappen en verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn; de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden; de politiezones; de hulpverleningszones en de overheidsbedrijven: 1 januari 2024;]
de grote niet-residentiėle eenheden ander dan vermeld in punt 1°, met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan [of gelijk aan] 1000 m2: 1 januari 2025;
de grote niet-residentiėle eenheden ander dan vermeld in punt 1°, met een bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000 m2: 1 januari 2026.
[Aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan door de eigenaar, [de houder van een zakelijk recht] of als er een erfpacht of opstalrecht op het niet-residentiėle gebouw of de niet-residentiėle gebouweenheid bestaat door respectievelijk de erfpachter of de opstalhouder van de niet-residentiėle gebouwen en niet-residentiėle gebouweenheden, vermeld in het eerste lid.]
[In afwijking van het eerste lid hoeven grote niet-residentiėle eenheden die in hun geheel afgebroken worden niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, als cumulatief voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
voor de sloop van de grote niet-residentiėle eenheid is een omgevingsvergunning verleend dat het aspect afbraak bevat conform in artikel 4.2.1, 1°, c) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiėle eenheid meldt dat bij het VEKA uiterlijk één maand voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, in werking treedt, of in voorkomend geval, één maand voordat het energieprestatiecertificaat vernieuwd moet worden;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiėle eenheid bewijst uiterlijk binnen vijf jaar nadat de omgevingsvergunning is verleend als vermeld in 1°, het einde van de sloopwerken van de grote niet-residentiėle eenheid.
De melding, vermeld in het derde lid, 2°, bevat minstens en kopie van de verleende vergunning, de ligging en de gegevens van de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder. De minister kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de melding.
In afwijking van het eerste lid en met behoud van toepassing van het derde en vierde lid kan de eigenaar, de houder van een zakelijk recht of in voorkomend geval de erfpachter of de opstalhouder van een grote niet-residentiėle eenheid die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, dat slaat op het volledige grote niet-residentiėle gebouw of de gebouweenheid, het voormelde energieprestatiecertificaat gebruiken om te voldoen aan verplichting, vermeld in het eerste lid.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en vervangen bij art. 59 B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022).
Lid 1:
1° vervangen bij art. 85, 1° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023);
2° gewijzigd bij art. 43, 1° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
Lid 2 ingevoegd bij art. 43, 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en gewijzigd bij art. 85, 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Leden 3 tot 5 ingevoegd bij art. 85, 3° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).

Artikel 9.2.6/3
Elke grote niet-residentiėle eenheid beschikt vanaf 1 januari 2030 altijd over een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen waaruit blijkt dat minimaal een label E behaald wordt.
In afwijking van het eerste lid voldoen [grote] niet-residentiėle eenheden in publieke gebouwen en gebouwen die geen publiek gebouw zijn maar worden gebruikt door de federale overheid, inclusief de parastatalen; de Vlaamse overheid, inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen; de provinciale overheden, inclusief de autonome provinciebedrijven en de extern verzelfstandigde agentschappen; de gemeentelijke overheden, inclusief de OCMW's, de autonome gemeentebedrijven, extern verzelfstandigde agentschappen, en verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn; de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden; de politiezones, de hulpverleningszones en de overheidsbedrijven; met uitzondering van gebouweenheden in gebouwen voor gemeenschapsonderwijs en gesubsidieerd onderwijs, al vanaf 1 januari 2028 aan deze verplichting.
Aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan door de eigenaar, of als er een erfpacht of opstalrecht op het niet-residentiėle gebouw of de niet-residentiėle gebouweenheid bestaat door respectievelijk de erfpachter of de opstalhouder van de niet-residentiėle gebouwen en de niet-residentiėle gebouweenheden, vermeld in het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid hoeven grote niet-residentiėle eenheden die in hun geheel afgebroken worden niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, als cumulatief voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
voor de sloop van de grote niet-residentiėle eenheid is een omgevingsvergunning verleend dat het aspect afbraak bevat conform in artikel 4.2.1, 1°, c) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiėle eenheid meldt dat bij het VEKA uiterlijk één maand voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, in werking treedt, of in voorkomend geval, één maand voordat het energieprestatiecertificaat vernieuwd moet worden;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de grote niet-residentiėle eenheid bewijst uiterlijk binnen vijf jaar nadat de omgevingsvergunning is verleend als vermeld in 1°, het einde van de sloopwerken van de grote niet-residentiėle eenheid.
De melding, vermeld in het vierde lid, 2°, bevat minstens en kopie van de verleende vergunning, de ligging en de gegevens van de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder. De minister kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de melding.
[In afwijking van het eerste en tweede lid en met behoud van toepassing van het vierde en vijfde lid, is de eigenaar, de houder van een zakelijk recht of in voorkomend geval de erfpachter of de opstalhouder van een grote niet-residentiėle eenheid die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, tijdens de geldigheid van dit energieprestatiecertificaat vrijgesteld van de verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende eisen:
uit het energieprestatiecertificaat blijkt dat het gebouw of de gebouweenheid voldoet aan de E-peileis;
het energieprestatiecertificaat heeft betrekking op het volledige grote niet-residentiėle gebouw of de gebouweenheid.
]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 86 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Lid 2 gewijzigd bij art. 73, 1° B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 73, 2° B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).

Artikel 9.2.7
Een energiedeskundige type D heeft alleen toegang tot de [energieprestatiecertificatendatabank] voor de gebouwen [en niet-residentiėle gebouweenheden] die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type D een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen [en niet-residentiėle gebouweenheden] waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.
Het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen, dat uit de [energieprestatiecertificatendatabank] kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type D [ondertekend en] ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat [...] niet-residentiėle gebouwen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 25 B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011), bij art. 16, 1° en 2° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en bij art. 44, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
Onderafdeling  I/1 Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen
Wetshistoriek
Onderafdeling I/1 (art. 9.2.7/1 - art. 9.2.7/2) ingevoegd bij art. 50 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
Artikel 9.2.7/1

[§ 1

In afwijking van artikel 9.2.6 tot en met 9.2.6/1 kan voor kleine niet-residentiėle eenheden een energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen opgemaakt worden.
]

[§ 1/1 ]

Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens:
de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen;
de identificatie van de energiedeskundige;
de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een of meer kengetallen niet-residentieel met vermelding van referentiewaarden;
een of meer unieke codes;
de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen.
[De minister kan verschillende berekeningsmethoden bepalen voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat voor kleine niet-residentiėle gebouwen. Die berekeningsmethoden kunnen gebaseerd zijn op een berekend verbruik of op een gemeten verbruik.]

§ 2 [

Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen heeft betrekking op één kleine niet-residentiėle eenheid.
Elke kleine niet-residentiėle eenheid wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
[...]
]

§ 3

De energiedeskundige type A maakt het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen op met de certificatiesoftware residentieel. Voor energiedeskundigen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, kan de minister een alternatieve procedure vaststellen.
Om de nodige gegevens te verzamelen per type [niet-]klein residentieel gebouw [en per type kleine niet-residentiėle eenheiden] om die gegevens in te voeren in de certificatiesoftware residentieel, volgt de energiedeskundige type A het inspectieprotocol residentieel. Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen.
De minister bepaalt voor welk type van kleine niet-residentiėle gebouwen [en type kleine niet-residentiėle eenheiden] de certificatiesoftware residentieel kan worden gebruikt.
[De minister kan de wijze bepalen waarop de energiedeskundige type A in het kader van de opmaak het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen aan de aanvrager van het energieprestatiecertificaat bezorgt, en kan hierbij bepalen dat delen of bijlagen bij het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen door de energiedeskundige type A enkel op elektronische wijze aan die aanvrager ter beschikking wordt gesteld.]

§ 4

Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen [Indien gedurende de geldigheidsduur van een energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen voor hetzelfde gebouw of dezelfde gebouweenheid echter een nieuw energieprestatiecertificaat wordt opgemaakt, of indien het gebouw of die gebouweenheid van functie verandert, dan heeft dit als gevolg dat de resterende geldigheidsduur van het bestaande energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen komt te vervallen.].

[§ 5

Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen kan alleen opgemaakt worden op verzoek van de eigenaar of de houder van een zakelijk recht en hun opdrachthouder, lasthebber of gevolmachtigde.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 50 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 ingevoegd bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2023 (art. 8 MB Vl.Reg. 18 juli 2022 (BS 27 juli 2022)).
Oorspronkelijke § 1 vernummerd tot § 1/1 bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2023 (art. 8 MB Vl.Reg. 18 juli 2022 (BS 27 juli 2022)).
§ 1/1, lid 3 ingevoegd bij art. 17, 2° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2022 (art. 27, lid 3).
§ 2 vervangen bij art. 17, 3° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en gewijzigd bij art. 87 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 3 gewijzigd bij art. 41, 2° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)), bij art. 17, 4° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en bij art. 45, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
§ 4 gewijzigd bij art. 41, 3° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)).
§ 5 ingevoegd bij art. 17, 5° B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)).

Artikel 9.2.7/2
Een energiedeskundige type A heeft alleen toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gebouwen [en niet-residentiėle gebouweenheden] die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type A een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen [en niet-residentiėle gebouweenheden] waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.
In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.
Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A [ondertekend en] ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 50 B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021) en bij art. 46, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).

Artikel 9.2.7/3
Elk klein niet-residentieel gebouw of elke kleine niet-residentiėle eenheid beschikt vanaf 1 januari 2030 altijd over een geldig energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiėle gebouwen waaruit blijkt dat, afhankelijk van het type bebouwing, het volgende minimale label behaald is:
 
2030
2035
2040
kleine niet-residentiėle eenheid (kNR) in gebouw met meerdere eenheden of kNR in een gesloten bebouwing
D
C
C
kNR in open of half open bebouwing
E
D
C
In afwijking van het eerste lid kunnen kleine niet-residentiėle eenheden er ook voor kiezen om vanaf 1 januari 2030 te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 9.2.6/3, die wordt opgelegd aan grote niet-residentiėle eenheden.
Aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan door de eigenaar of als er een erfpacht of opstalrecht op het kleine niet-residentiėle gebouw of de kleine niet-residentiėle gebouweenheid bestaat, door respectievelijk de erfpachter of de opstalhouder van de kleine niet-residentiėle gebouwen en de kleine niet-residentiėle gebouweenheden, vermeld in het eerste lid.
[In afwijking van het eerste lid dienen kleine niet-residentiėle eenheden die in hun geheel afgebroken worden, niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, als cumulatief voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
voor de sloop van de kleine niet-residentiėle eenheid is een omgevingsvergunning verleend dat het aspect afbraak bevat conform artikel 4.2.1, 1°, c) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de kleine niet-residentiėle eenheid meldt dat bij het VEKA uiterlijk één maand voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, in werking treedt, of in voorkomend geval, één maand voordat het energieprestatiecertificaat vernieuwd moet worden;
de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de kleine niet-residentiėle eenheid bewijst uiterlijk binnen vijf jaar nadat de omgevingsvergunning is verleend als vermeld in 1°, het einde van de sloopwerken van de kleine niet-residentiėle eenheid.
De melding, vermeld in het vierde lid, 2°, bevat minstens een kopie van de verleende vergunning, de ligging en de gegevens van de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder. De minister kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de melding.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 88 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023) en gewijzigd bij art. 74 B.Vl.Reg. 3 mei 2024 (BS 25 juni 2024).
Onderafdeling II Overdracht van het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen bij notariėle overdracht in volle eigendom, verhuur en de vestiging van een erfpacht of opstalrecht
Voorgeschiedenis
Opschrift onderafdeling II vervangen bij art. 60 B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022), met ingang van 1 april 2022 (art. 66) en gewijzigd bij art. 40 B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)).
Artikel 9.2.8

§ 1

[Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een niet-residentieel gebouw bij een notariėle overdracht in volle eigendom overdraagt, moet over een energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen beschikken.]
[Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen moet beschikbaar zijn:
als er publiciteit wordt gemaakt: ten laatste bij de eerste bekendmaking van die publiciteit;
als er geen publiciteit wordt gemaakt: ten laatste voorafgaand aan het sluiten van de onderhandse akte, of indien er geen onderhandse akte is voor het verlijden van de authentieke akte.
]
[De overdrager legt op eenvoudig verzoek van een kandidaat-tegenpartij bij de overdracht in volle eigendom aan de kandidaat-tegenpartij een geldig energieprestatiecertificaat niet- residentiėle gebouwen voor. Bij de notariėle overdracht in volle eigendom van een niet-residentieel gebouw draagt de eigenaar [of de houder van een zakelijk recht] een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen over aan de partij aan wie het niet-residentiėle gebouw wordt overgedragen.]

§ 2 [

Iedereen die, in voorkomend geval, een onderhandse akte voor de overdracht in volle eigendom van een niet-residentieel gebouw opmaakt, moet vermelden of er voor het gebouw een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen bestaat en of het ter kennis werd gebracht van de tegenpartij.
]

§ 3 [

In alle authentieke akten voor de notariėle overdracht in volle eigendom van niet-residentiėle gebouwen neemt de instrumenterende ambtenaar in de verklaring van de eigenaar [of de houder van een zakelijk recht] en de tegenpartij of hun gemandateerden op of de tegenpartij voor het verlijden van de authentieke akte op de hoogte is gebracht van het bestaan en de inhoud van het geldige energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen. De instrumenterende ambtenaar vermeldt in de authentieke akte of het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen aan de tegenpartij ter beschikking is gesteld en neemt de datum en de unieke code van het geldige energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen in de authentieke akte op.]
In het kader van de uitoefening van zijn functie als instrumenterende ambtenaar bij de [notariėle overdracht in volle eigendom] van niet-residentiėle gebouwen heeft de instrumenterende ambtenaar leesrecht in de [energieprestatiecertificatendatabank].
Als de instrumenterende ambtenaar bij het verlijden van de authentieke akte vaststelt dat er voor het bewuste niet-residentiėle gebouw [of de bewuste niet-residentiėle gebouweenheid] geen geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen beschikbaar is, brengt hij het [VEKA] daarvan onmiddellijk op de hoogte.

§ 4

In afwijking van paragraaf 1 tot en met 3, hoeft bij een onteigening, [afgehandeld door de afdeling, bevoegd voor vastgoedtransacties binnen de Vlaamse Belastingdienst] geen energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen beschikbaar te zijn.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 vervangen bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)).
§ 1, lid 2 ingevoegd bij art. 61, 2° B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022), met ingang van 1 april 2022 (art. 66).
§ 1, lid 3 vervangen bij art. 41, 2° B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)) en gewijzigd bij art. 89, 1° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 2 vervangen bij art. 41, 3° B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)).
§ 3 gewijzigd bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011), bij art. 42, 1° en 2° B.Vl.Reg. 9 oktober 2020 (BS 28 oktober 2020 (ed. 2)), bij art. 141 B.Vl.Reg. 11 december 2020 (BS 17 december 2020), met ingang van 1 januari 2021 (art. 221), bij art. 47, 4° en 5° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022), bij art. 41, 4° en 5° B.Vl.Reg. 2 december 2022 (BS 27 januari 2023 (ed. 3)) en bij art. 89, 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 4 gewijzigd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011) en bij art. 47, 6° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 61, 1° B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022), met ingang van 1 april 2022 (art. 66) en bij art. 47, 1° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
§ 1, lid 3 gewijzigd bij art. 47, 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
§ 2 gewijzigd bij art. 47, 3° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).

Artikel 9.2.8/1

§ 1

[Een eigenaar die een opstalrecht of een erfpachtrecht op een niet-residentieel gebouw of op een niet-residentiėle gebouweenheid vestigt of overdraagt, beschikt over een energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen.]
Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen moet beschikbaar zijn:
als er publiciteit wordt gemaakt: ten laatste bij de eerste bekendmaking van publiciteit;
als er geen publiciteit wordt gemaakt: ten laatste voorafgaand aan het sluiten van de onderhandse akte, of indien er geen onderhandse akte is voor het verlijden van de authentieke akte.
De eigenaar moet op eenvoudig verzoek van een kandidaat-opstalhouder of kandidaat-erfpachter hem een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen kunnen voorleggen. Bij de vestiging [of de overdracht] van het opstalrecht of de erfpacht op een niet-residentieel gebouw [of op een niet-residentiėle gebouweenheid] draagt de eigenaar aan de opstalhouder of erfpachter een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen over.

§ 2

Iedereen die een onderhandse akte voor de vestiging [of de overdracht] van het opstalrecht of de erfpacht op een niet-residentieel gebouw [of op een niet-residentiėle gebouweenheid] opmaakt, moet vermelden of er voor het gebouw [of de niet-residentiėle gebouweenheid] een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen bestaat en of het ter kennis werd gebracht van de opstalhouder of erfpachthouder.

§ 3

In alle authentieke akten voor de vestiging [of de overdracht] van het opstalrecht of de erfpacht op niet-residentiėle gebouwen [of niet-residentiėle gebouweenheden] neemt de instrumenterende ambtenaar in de verklaring van de eigenaar of hun gemandateerden op of de opstalhouder of erfpachter voor het verlijden van de authentieke akte op de hoogte is gebracht van het bestaan en de inhoud van het geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen. De instrumenterende ambtenaar vermeldt in de authentieke akte of het geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen aan de opstalhouder of erfpachter ter beschikking werd gesteld en neemt de datum en de unieke code van het geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen in de authentieke akte op.
In het kader van de uitoefening van zijn functie als instrumenterende ambtenaar bij de vestiging van een opstalrecht of erfpacht bij niet-residentiėle gebouwen [of de bewuste niet-residentiėle gebouweenheid] heeft de instrumenterende ambtenaar leesrecht in de energieprestatiecertificatendatabank.
Als de instrumenterende ambtenaar bij het verlijden van de authentieke akte vaststelt dat er voor het bewuste niet-residentiėle gebouw [en bij niet-residentiėle gebouweenheden] geen geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen beschikbaar is, brengt hij het VEKA daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 4 februari 2022 (BS 29 maart 2022), met ingang van 1 april 2022 (art. 66).
§ 1 gewijzigd bij art. 48, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en bij art. 90, 1° en 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 2 gewijzigd bij art. 48, 3° en 4° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en bij art. 90, 3° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
§ 3 gewijzigd bij art. 48, 5° tot 7° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en bij art. 90, 4° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).

Artikel 9.2.9
[Een eigenaar of de houder van een zakelijk recht die een niet-residentieel gebouw of een niet-residentiėle gebouweenheid verhuurt, beschikt over een energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen.]
[Het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen moet beschikbaar zijn:
als er publiciteit wordt gemaakt: ten laatste bij de eerste bekendmaking van die publiciteit;
als er geen publiciteit wordt gemaakt: ten laatste voorafgaand aan het sluiten van de nieuwe huurovereenkomst.
]
De eigenaar [of de houder van een zakelijk recht] moet op eenvoudig verzoek van een kandidaathuurder hem een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen kunnen voorleggen. Bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst verstrekt de eigenaar [of de houder van een zakelijk recht] van het gebouw de huurder een kopie van een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen.
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 91, 1° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Lid 2 ingevoegd bij art. 91, 2° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023), met ingang van 1 oktober 2023 (art. 119).
Lid 3 gewijzigd bij art. 91, 3° en 4° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).

Artikel 9.2.10
In afwijking van artikel 9.2.6/3, eerste lid, artikel 9.2.8, § 1, eerste lid, artikel 9.2.8/1, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.9, eerste lid, kan de eigenaar of de houder van een zakelijk recht van een niet-residentieel gebouw of een niet-residentiėle gebouweenheid die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, dat slaat op het hele gebouw of de hele niet-residentiėle gebouweenheid, het voormelde energieprestatiecertificaat gebruiken om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.6/3, artikel 9.2.8, § 1, tweede en derde lid, § 2 en § 3, artikel 9.2.8/1, § 1, tweede en derde lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.9, tweede en derde lid.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 92 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 51, 1° en 2° B.Vl.Reg. 30 november 2018 (BS 27 december 2018 (ed. 1)) en bij art. 50, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).

Artikel 9.2.10/0
De verplichting, vermeld in artikel 9.2.8, § 1, eerste lid en artikel 9.2.8/1, § 1, eerste lid, is niet van toepassing op authentieke akten met een declaratieve werking.
In geval een rechtspersoon wordt gesplitst of indien een rechtspersoon fusioneert met, of wordt overgenomen door een andere rechtspersoon, dan ontstaat door die splitsing, fusie of overneming voor de gebouwen van die rechtspersonen echter geen verplichting, vermeld in artikel 9.2.8, § 1, eerste lid en artikel 9.2.8/1, § 1, eerste lid.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 93 B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).

Artikel 9.2.10/1
De minister bepaalt per type niet-residentieel gebouw [en per type niet-residentiėle gebouweenheid] de datum vanaf wanneer een energieprestatiecertificaat beschikbaar dient te zijn om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.8 en 9.2.9.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 20 mei 2011 (BS 29 augustus 2011) en gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022).
Onderafdeling III Het afficheren van het energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen voor publieke gebouwen
Wetshistoriek
Onderafdeling III (art. 9.2.10/2) ingevoegd bij art. 19 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2023 (art. 19 MB Vl.Reg. 15 november 2022 (BS 9 december 2022 (ed. 1))).
Artikel 9.2.10/2
De gebruiker van een publiek gebouw met een bruikbare vloeroppervlakte van minstens 250 m2 hangt het voorblad van een geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen op een plaats die voor het publiek zichtbaar is in het gebouw [of de niet-residentiėle gebouweenheid] waarop het betrekking heeft.
[Als de gebruiker van het publieke gebouw, vermeld in het eerste lid, niet tegelijkertijd ook de eigenaar, [of de houder van een zakelijk recht] de erfpachter of de opstalhouder ervan is, dan wordt door de eigenaar, [of de houder van een zakelijk recht] of als er een erfpacht of opstalrecht op het publieke gebouw bestaat door respectievelijk de erfpachter of de opstalhouder, een kopie van het geldig energieprestatiecertificaat niet-residentiėle gebouwen aan de gebruiker bezorgd.]
[In afwijking van het eerste en tweede lid, kan de gebruiker, eigenaar of de houder van een zakelijk recht die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, dat slaat op het volledige gebouw of de gebouweenheid, het voormelde energieprestatiecertificaat gebruiken om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 19 B.Vl.Reg. 9 juli 2021 (BS 10 augustus 2021), met ingang van 1 januari 2023 (art. 19 MB Vl.Reg. 15 november 2022 (BS 9 december 2022 (ed. 1))).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 52, 1° en 2° B.Vl.Reg. 8 juli 2022 (BS 31 augustus 2022) en bij art. 94, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 16 juni 2023 (BS 28 augustus 2023).