27/04/2007 KB inrichtingen en handel dieren
Koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren
Hoofdstuk III Voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen
Artikel 3
Dit hoofdstuk bepaalt de voorwaarden voor de aflevering en het behoud van een erkenning als bedoeld in artikel 5 van de wet.
Afdeling 1 Algemene voorwaarden
Onderafdeling 1 Uitrusting
Artikel 4
§ 1
De dieren worden op passende wijze gehuisvest. Ze hebben voldoende bewegingsruimte. Bij het ontwerpen en inrichten van de huisvesting wordt rekening gehouden met het soortspecifieke gedrag. [De inrichting van het verblijf is erop gericht om alle dieren voldoende afwisseling en stimulatie te geven.]
De constructie van de dierenverblijven is stevig en maakt ontsnappen onmogelijk. Indien de dierenverblijven zich buiten bevinden, zijn ze bestand tegen slechte weersomstandigheden. De gebruikte materialen worden zo gekozen en onderhouden dat de dieren er zich niet aan kunnen verwonden of zich er niet door vergiftigen.
§ 2
Indien de dieren voortdurend binnen gehuisvest worden, worden temperatuur en luchtvochtigheid aangepast aan de behoeften van de aanwezige dieren.
§ 3
Het voeder wordt op hygiënische wijze opgeslagen. Voor de opslag van vers vlees, vis of andere bederfbare voedingsmiddelen is een koelinstallatie nodig.
§ 4
Kadavers, afval, strooisel en uitwerpselen worden niet opgeslagen op plaatsen waar levende dieren of voedermiddelen worden ondergebracht. Bovendien worden ze opgeslagen en verwijderd op de wijze bepaald door de bevoegde overheid.
§ 5 [
De lokalen waarin de dieren gehuisvest worden, zijn uitgerust met een brandalarmsysteem dat in geval van brand een alarmcentrale verwittigt. Het telefoonnummer van de persoon die in geval van nood buiten de openingsuren gecontacteerd kan worden, is op leesbare wijze aangebracht aan de ingang van de inrichting.
In afwijking van het eerste lid kan het brandalarmsysteem vervangen worden door optische rookmelders in een occasionele kwekerij van katten en in een hobbykwekerij die op dezelfde plaats ligt als het woonhuis van de verantwoordelijke of dat van zijn personeel, of waar permanent toezicht aanwezig is. In dat geval is het aanbrengen van het telefoonnummer niet verplicht.
]
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 3, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 5 vervangen bij art. 3, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Voorgeschiedenis
§ 5 vervangen bij art. 4 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37).
Onderafdeling 2 Verzorging van de dieren en beheer van de inrichting
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 5 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 5
§ 1
Voor de verzorging van de dieren [en het beheer van de inrichting] is voldoende en bekwaam personeel ter beschikking. De Minister kan voorwaarden stellen wat aantal en opleiding van dit personeel betreft. Voor de hondenkwekerijen en kattenkwekerijen wordt de minimaal vereiste personeelsbezetting voor verzorging van de dieren vastgesteld in [artikel 19/1].
[Uitgezonderd in occasionele kwekerijen van katten en hobbykwekerijen is ten minste de verantwoordelijke of een vast personeelslid in het bezit van een van de volgende diploma's of getuigschriften:
- 1°
- een diploma dierenzorg, op het niveau van secundair onderwijs;
- 2°
- een diploma bachelor agro- en biotechnologie: dierenzorg;
- 3°
- een diploma bachelor diergeneeskunde;
- 4°
- een getuigschrift asielmedewerker, uitgereikt na het volgen van een opleiding georganiseerd door de Vlaamse overheid;
- 5°
- diploma's of getuigschriften die door de minister als evenwaardig zijn erkend als de diploma's of getuigschriften, vermeld in punt 1° tot en met 4°.
Om een opleiding als evenwaardig te laten erkennen, bezorgt de organisator een inhoudelijke samenvatting van het opleidingsprogramma aan de dienst. De minister beslist binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag over de erkenning.
De lijst van erkende opleidingen wordt gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving.
De verantwoordelijke zorgt ervoor dat de personen die betrokken zijn bij de verzorging van de dieren en die niet in het bezit zijn van een van de diploma's of getuigschriften, vermeld in het tweede lid, een interne opleiding krijgen. De minister kan de inhoud van die opleiding en de opleidingsfrequentie bepalen.]
§ 2
[De dieren beschikken permanent over drinkbaar water.] Er wordt hen voldoende voeder verstrekt dat aangepast is aan hun leeftijd, gewicht en activiteitsniveau, evenals aan hun specifieke behoeften.
Niet opgenomen en bevuild voeder wordt regelmatig verwijderd en drinkwater wordt geregeld ververst.
§ 3
De dieren worden niet voortdurend in de duisternis of in het licht gehouden. Het natuurlijke dag- en nachtritme wordt gerespecteerd zelfs op de sluitingsdagen van de inrichting. Daartoe wordt er voor passend dag- of kunstlicht gezorgd.
§ 4
De dieren worden tenminste tweemaal per dag gecontroleerd. Indien de dieren niet gezond lijken te zijn of gedragsstoornissen vertonen, neemt de verantwoordelijke onmiddellijk de nodige stappen om de oorzaak vast te stellen en dit te verhelpen. Indien nodig doet hij een beroep op de contractdierenarts.
§ 5
De verantwoordelijke treft de nodige voorzorgen en schikkingen om een goede gezondheid van de dieren te waarborgen. Deze omvatten in het bijzonder:
- 1°
- het op passende wijze isoleren van zieke dieren;
- 2°
- een adequaat toezicht op de nieuw binnengekomen dieren die, indien nodig, afgezonderd gehouden worden;
- 3°
- de regelmatige reiniging en ontsmetting van de dierenverblijven en lokalen en van de materialen waarmee de dieren in contact komen;
- 4°
- maatregelen tegen het binnendringen van dieren die ongewenst zijn en ziekten overbrengen;
- 5°
- de bestrijding van inwendige en uitwendige parasieten;
- 6°
- het van elkaar gescheiden houden van soorten of dieren die elkaar, al dan niet van nature, vijandig gezind zijn.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1 gewijzigd bij art. 6, a), 1° en 2° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 1, leden 2 tot 5 ingevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2024 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 3°).
§ 2 gewijzigd bij art. 6, b) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 6
§ 1
De beheerder sluit een contract af met een erkende dierenarts waarin deze wordt belast met de regelmatige controle op het welzijn, de gezondheidstoestand, de verzorging en de huisvesting van de dieren evenals met de noodzakelijke vaccinaties. Het model van contract is in bijlage V opgenomen.
[De verantwoordelijke ontbiedt de contractdierenarts voor de controlebezoeken, met de volgende minimale frequentie:
- 1°
- in honden- en kattenkwekerijen:
- a)
- hobbykweker: ten minste twee bezoeken per geboren nestje;
- b)
- beroepskweker: één bezoek per maand, met een minimum van twee bezoeken per geboren nestje;
- c)
- kweker-handelaar: ten minste één bezoek per maand, met een minimum van twee bezoeken per geboren nestje voor de nestjes die hij zelf kweekt;
- 2°
- in dierenasielen:
- a)
- één bezoek per maand als er honden, katten of paarden worden gehouden;
- b)
- één bezoek per trimester in de andere gevallen, dan het geval, vermeld in punt a);
- 3°
- in dierenpensions:
- a)
- één bezoek per trimester tot twintig plaatsen voor honden of katten;
- b)
- één bezoek per maand als er meer dan twintig plaatsen voor honden of katten zijn;
- 4°
- in handelszaken voor dieren:
- a)
- één bezoek per jaar in handelszaken die alleen vissen houden;
- b)
- één bezoek per trimester in handelszaken die zoogdieren, vogels, reptielen of amfibieën houden.
]
§ 2 [
De contractdierenarts vult bij elk bezoek een bezoekrapport in. Het bezoekrapport bevat de volgende informatie:
- 1°
- de datum van het controlebezoek en de handtekening van de contractdierenarts;
- 2°
- de diersoort, met het identificatieteken als dat van toepassing is, en de diagnose en de behandeling van elk dier dat hij behandelt;
- 3°
- als dat van toepassing is, het identificatieteken van de dieren die de dierenarts heeft geëuthanaseerd en de reden van de euthanasie;
- 4°
- als dat van toepassing is, afwijkend gedrag als dat voorkomt bij honden of katten, met vermelding van het identificatieteken en het vastgestelde gedrag;
- 5°
- de eventuele aanbeveling van de contractdierenarts over het welzijn, de gezondheid, de hygiëne, het gedrag en de socialisatie van de dieren.
De bezoekrapporten worden in de inrichting bewaard en worden ten minste twee jaar ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.
]
§ 3
Wanneer de beheerder en/of de verantwoordelijke, de contractdierenarts niet ontbieden voor de regelmatige controle van de inrichting of geen gepast gevolg geven aan zijn opmerkingen en adviezen meldt de contractdierenarts dit schriftelijk aan de Dienst.
§ 4
De erelonen van de contractdierenarts zijn ten laste van de beheerder.
§ 5
Bij verbreking van het in § 1 bedoelde contract wordt de andere partij hiervan bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht met een kopie aan de Dienst. Het lopende contract blijft gelden tot aan de ondertekening van een nieuw contract en ten hoogste dertig dagen na de verbreking. Een kopie van het nieuwe contract wordt binnen de acht dagen na zijn sluiting gezonden aan de Dienst.
[§ 6
Paragraaf 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op occasionele kwekers van katten.
Occasionele kwekers van katten raadplegen ten minste een keer per geboren nestje een dierenarts. Die dierenarts wordt belast met een controle van het welzijn, de gezondheid, de verzorging en de huisvesting, en met de noodzakelijke vaccinaties, de identificatie en de registratie van de dieren.
]
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 vervangen bij art. 5, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
§ 2 vervangen bij art. 5, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
§ 6 ingevoegd bij art. 5, 3° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 2:
- –
- 1° tot 3° vervangen bij art. 7 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37);
- –
- 4° ingevoegd bij art. 7 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37).
§ 2, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 25 januari 2019 (BS 18 maart 2019), met ingang van 25 mei 2018 (art. 69).
Afdeling 2 Bijzondere voorwaarden voor het houden van honden en katten
Onderafdeling 1 Uitrusting
Artikel 7
§ 1
De afmetingen van de verblijven voor honden en katten zijn aangepast aan de grootte van dieren. De vereiste minimumnormen zijn opgenomen in bijlage II. [Voor de berekening van de afmetingen van de werphokken wordt alleen rekening gehouden met de grootte van het moederdier. Deze verblijven mogen worden gebruikt door het moederdier vanaf één week vóór het werpen en door de jongen en hun moeder tot aan het spenen. Een honden- of kattenjong jonger dan zeven weken mag niet alleen in een hok worden ondergebracht.]
[Op voorwaarde dat de dienst een schriftelijke toelating geeft, mag in dierenasielen in uitzonderlijke gevallen van overbevolking afgeweken worden van de minimumnormen, die opgenomen zijn in bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd. De dieren mogen daarbij niet in hun welzijn geschaad worden en ze moeten dagelijks voldoende lichaamsbeweging krijgen. De periode mag in elk geval niet meer dan twee maanden per dier per jaar bedragen.]
[...]
§ 2
De vloer van het hok is effen, goed gedraineerd en makkelijk schoon te maken. Hij zuigt geen water op. Een houten vloer is verboden behalve op de rustplaats. [Er worden geen roostervloeren gebruikt. Geperforeerde vloerprofielen mogen gebruikt worden, op voorwaarde dat de profielen:
- 1°
- voldoende steun geven aan de poten;
- 2°
- maar voor een beperkt deel van de hokoppervlakte worden gebruikt;
- 3°
- gemakkelijk volledig verwijderd kunnen worden;
- 4°
- niet boven een mestkelder liggen.
]
Het strooisel wordt geregeld ververst.
Na gunstig advies van de Dienst, kan een bijkomende ruimte bedekt met gras, grind of een ander adequaat materiaal toegelaten worden.
De dieren beschikken over een droge en comfortabele rustplaats.
[§ 2/1
Honden hebben toegang tot een vast buitenbeloop. Als een permanente toegang niet mogelijk is, worden de honden ten minste twee uur per dag gedurende vijf dagen per week uitgelaten. De verantwoordelijke toont dat op vraag van de dienst aan, bijvoorbeeld aan de hand van camerabeelden of chipregistratie.
In afwijking van het eerste lid is toegang tot een buitenbeloop niet verplicht voor:
- 1°
- de honden die niet-gespeende jongen hebben;
- 2°
- de zieke honden;
- 3°
- de honden die in quarantaine of in het afzonderingslokaal verblijven.
]
§ 3
Met uitzondering van de hokken waar de dieren werpen, laat tenminste toe één zijde van het hok het dier naar buiten te kijken. Deze opening bedraagt minstens 1/4 van de oppervlakte van deze kant en bevindt zich op ooghoogte van de dieren.
De afscheiding tussen de hokken is zodanig dat de dieren elkaar niet kunnen verwonden.
§ 4
Hoogdrachtige dieren en vrouwelijke dieren met niet-gespeende jongen beschikken over geschikt nestmateriaal. Tevens is hun verblijf uitgerust met een gepaste verwarmingsbron. Bovendien hebben pups [vanaf de leeftijd van vier weken] manipuleerbare voorwerpen ter beschikking teneinde hun omgeving te verrijken.
§ 5
[Voor katten zijn voorwerpen aanwezig waarop zij kunnen klimmen en voorwerpen waaraan zij hun nagels kunnen scherpen. Er zijn op meerdere niveaus rustplaatsen aanwezig.]
Katten in hokken beschikken steeds over een kattenbak met voldoende absorberende vulling.
§ 6
In de inrichtingen waar de dieren binnen gehouden worden is er voldoende natuurlijke lichtinval voor de ontwikkeling van een normaal dag- en nachtritme. De lokalen worden voldoende verlucht en geventileerd om condensatie, te hoge luchtvochtigheid en te hoge concentratie van schadelijke gassen te vermijden.
§ 7
Dieren die buiten gehouden worden, beschikken over een beschaduwde plek gedurende periodes van hoge temperaturen en volle zon, evenals over een tochtvrij schuilhok dat beschutting biedt tegen koude, neerslag en vochtigheid van de bodem. Het schuilhok is voldoende groot opdat het dier er zich vlot in kan bewegen. De opening is voldoende groot opdat het dier er ongehinderd door kan.
§ 8
[Inrichtingen voor meer dan vijftig volwassen dieren beschikken over een lokaal voor onderzoek, verzorging en kleinere diergeneeskundige ingrepen.
Dit lokaal moet uitgerust zijn met:
- –
- een aftappunt voor stromend water;
- –
- ontsmettingsproducten;
- –
- voldoende verlichting om ingrepen te kunnen uitvoeren;
- –
- een onderzoekstafel;
- –
- een isoleerkooi;
- –
- een stopcontact;
- –
- muren en een vloer die kunnen afgewassen en ontsmet worden.
Deze inrichtingen beschikken eveneens over een lokaal dat afzondering van bepaalde dieren toelaat. Het afzonderingslokaal is gescheiden van het [verzorgingslokaal] en van de andere dieren en is gelegen buiten de plaatsen waar er veel passage is.
De muren en de vloer van dit lokaal kunnen afgewassen en ontsmet worden.]
§ 9
Indien op hetzelfde adres verschillende erkenningsplichtige inrichtingen zijn gelegen, is er een dusdanige scheiding tussen de inrichtingen dat geen enkel rechtstreeks contact plaatsheeft tussen de dieren van dezelfde soort en van verschillende inrichtingen.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 8, a), 1° en 3° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)) en bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 6, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2024 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 3°).
§ 2/1 ingevoegd bij art. 6, 3° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2024 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 3°).
§ 4 gewijzigd bij art. 8, b) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 5 gewijzigd bij art. 8, c) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 8 vervangen bij art. 1 KB 15 november 2010 (BS 29 november 2010), met ingang van 1 februari 2011 (art. 7) en gewijzigd bij art. 6, 4° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 8, a), 2° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 8 vervangen bij art. 8, d) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37).
Onderafdeling 2 Verzorging van honden en katten
Artikel 8
Het personeel behandelt dieren met zachtheid en bekwaamheid. Tussen zonsopgang en zonsondergang is een minimale interactieve aanwezigheid verzekerd om gewenning van de dieren aan mensen te bevorderen.
[...]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 9 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 9
§ 1
Indien meerdere dieren in eenzelfde hok zitten, moeten ze gelijktijdig kunnen eten.
Het voeder wordt verstrekt in een aangepast en schoon recipiënt.
Behalve in geval van droogvoeder wordt niet opgenomen voeder uit het hok verwijderd alvorens nieuw voeder te verstrekken.
Er is steeds drinkbaar water ter beschikking.
§ 2
Volwassen honden beschikken permanent over een geschikt voorwerp om op te knagen. Wanneer ze in groep gehouden worden, wordt dergelijk voorwerp regelmatig, maar enkel onder toezicht, verstrekt.
§ 3
Vanaf het einde van hun derde levensweek hebben de dieren toegang tot niet-vloeibaar voeder. [Tenzij de contractdierenarts een tegengesteld advies geeft, gebeurt het volledige spenen:
- 1°
- van honden niet voor de leeftijd van acht weken;
- 2°
- van katten niet voor de leeftijd van twaalf weken.
]
Wetshistoriek
§ 3, enig lid gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 10 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 10
De contractdierenarts schrijft de door hem uitgevoerde vaccinaties in, in het officiële paspoort voor die dieren die daarover moeten beschikken of in het gepersonaliseerd vaccinatieboekje voor de andere dieren, met vermelding van de naam van het vaccin, het lotnummer en de datum van toediening, en dit na verificatie of aanvulling van de identificatiegegevens van het dier. Hij brengt er zijn naam en handtekening in aan.
Artikel 11
Wanneer dieren samen in een hok geplaatst worden, worden de nodige voorzorgen genomen om agressie te vermijden.
Artikel 12
§ 1
De nagels van honden worden regelmatig gecontroleerd en indien nodig geknipt.
§ 2
De vacht van de dieren wordt onderhouden en, indien nodig, getrimd, geknipt of geschoren.
Afdeling 2/1 Bijzondere voorwaarden voor het houden van paarden
Wetshistoriek
Afdeling 2/1 (art. 12/1 - art. 12/5) ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Onderafdeling 1 Uitrusting
Wetshistoriek
Onderafdeling 1 (art. 12/1 - art. 12/4) ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Artikel 12/1
Voor alle paarden is een stal en een onverharde buitenbeloop aanwezig.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Artikel 12/2
De bodem van de verblijven waar de paarden worden gehouden, voorkomt uitglijden. Er wordt geen prikkeldraad of ander materiaal waaraan de dieren zich kunnen kwetsen, gebruikt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Artikel 12/3
De stallen voldoen aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- de afmetingen van de stal zijn aangepast aan de grootte van het paard. Het paard kan gemakkelijk gaan liggen en rechtstaan en kan zich zonder moeilijkheden draaien;
- 2°
- de deuropening is aangepast aan de grootte van het paard;
- 3°
- de stal is voldoende verlucht;
- 4°
- de vloer is effen en schoon;
- 5°
- de vloer is bedekt met een voldoende dikke laag droog, kwalitatief strooisel;
- 6°
- er is een degelijke drinkbak aanwezig;
- 7°
- als het paard krachtvoer krijgt, is een degelijke voederbak aanwezig die beschut is tegen vuil.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Artikel 12/4
Het buitenbeloop voldoet aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- het buitenbeloop is voldoende groot zodat alle paarden tegelijkertijd kunnen neerliggen op een droge ondergrond;
- 2°
- het buitenbeloop wordt regelmatig onderhouden. De mest wordt regelmatig verwijderd;
- 3°
- er is een drinkbak aanwezig;
- 4°
- de omheining is goed onderhouden, veilig en zichtbaar voor de paarden;
- 5°
- de omheining is ten minste 1,2 meter hoog. Als er pony's in het buitenbeloop gehouden worden, bevindt het onderste niveau van de afsluiting zich op een hoogte van maximaal 40 centimeter.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Onderafdeling 2 Verzorging van paarden
Wetshistoriek
Onderafdeling 2 (art. 12/5) ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Artikel 12/5
De bodem en de wanden van de stallen worden schoon gehouden. De mest wordt dagelijks verwijderd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 januari 2021 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 2°).
Afdeling 3 Bijzondere voorwaarden voor het houden van andere dieren
Onderafdeling 1 Kleine zoogdieren
Artikel 13
§ 1
De kooien zijn voorzien van voldoende strooisel aangepast aan de gehouden diersoort. Het strooisel wordt geregeld ververst teneinde voldoende droog te zijn.
§ 2
De minimumnormen voor kooien voor kleine knaagdieren en konijnen worden bepaald in bijlage IV, tabel 1.
[Kleine knaagdieren en konijnen beschikken over een knaagvoorwerp en een mogelijkheid om zich te verstoppen.]
§ 3
Voor fretten worden de minimumnormen voor kooien bepaald in bijlage IV, tabel 2.
Het personeel behandelt de dieren met zachtheid en bekwaamheid om gewenning van de dieren aan mensen te bevorderen.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Onderafdeling 2 Vogels
Artikel 14
§ 1
Kooien hebben tenminste dusdanige afmetingen dat de vogels ongehinderd met de vleugels kunnen klappen en hun veren kunnen verzorgen.
De minimumnormen die gelden voor het houden van sommige kooi- en volièrevogels zijn opgenomen in bijlage IV, tabel 3. Deze normen gelden niet voor jonge vogels die nog afhankelijk zijn van hun ouders of met de hand gevoed worden.
§ 2
Kooien en volières zijn voorzien van zitstokken waarvan de diameter aangepast is aan de soort en de lengte aan het aantal vogels en die hen toelaten alle gelijktijdig te zitten. Deze zitstokken zijn niet boven het drinkwater of het voeder aangebracht.
§ 3
Aan de vogels wordt de mogelijkheid geboden om een zand – of een waterbad te nemen. Watervogels beschikken over water om in te baden. [Andere toestellen zoals verstuivers kunnen toegelaten worden indien de beheerder of de verantwoordelijke kan aantonen dat het gebruik ervan aangepast is aan de diersoort.]
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 11 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Onderafdeling 3 Reptielen en Amfibieën
Artikel 15
§ 1
Vivaria voor amfibieën en reptielen worden [verrijkt], naargelang de behoeften van de soort, met rotspartijen, takken, planten, en een waterpartij. Zij worden goed geventileerd en zijn uitgerust met een adequaat bevochtigings- en verwarmingssysteem naargelang de behoeften van de soort. [[Bij reptielen, met uitzondering van slangen, wordt UV-verlichting voorzien.] Slangen beschikken over de mogelijkheid om zich te verstoppen of om zich enigszins aan het zicht te onttrekken.] Waterschildpadden beschikken over een landoppervlakte. Alle vivaria voor landdieren beschikken over een permanent droog landsgedeelte. Het water van de drinkbakjes wordt minstens dagelijks vervangen en de drinkbakjes worden minstens eens per week ontsmet.
§ 2
De dieren beschikken over een gepast substraat dat schoon en vrij van parasieten gehouden wordt. Het substraat wordt minstens één keer per maand volledig vervangen alsmede bij elke vervanging van de soort in het vivarium.
§ 3
[Een functionerend druppeldrinkwatersysteem is aanwezig in vivaria waarin kameleons worden gehouden.]
§ 4
Stress bij de dieren wordt zoveel mogelijk beperkt, in het bijzonder bij het schoonmaken van vivariums.
§ 5
De soorten die verschillende ecologische voorwaarden vereisen, worden niet samen gehouden.
§ 6
Het lokaal waarin de vivaria staan, is schoon en goed geventileerd.
§ 7
Het verstrekte voedsel is aan de behoeften van de soort aangepast. Met uitzondering van ongewervelden en van vissen wordt, indien mogelijk, geen enkel dier levend als voedsel aan reptielen gegeven.
§ 8
Als het nodig is om dieren in winterslaap te laten gaan, gebeurt dit in een aangepaste plaats weg van het publiek.
§ 9
[Territoriale dieren] worden afzonderlijk gehouden teneinde conflicten te vermijden.
§ 10
De minimumnormen voor vivaria voor hagedissen, schildpadden, slangen en amfibieën zijn opgenomen in tabel 4 van bijlage IV.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 12, a), 1° en 2° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)) en bij art. 10, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
§ 3 vervangen bij art. 12, b) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 9 gewijzigd bij art. 10, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Onderafdeling 4 Aquariumvissen
Artikel 16
§ 1
De minimumnormen voor aquaria worden bepaald in bijlage IV, tabel 5.
§ 2 [
Het water van elk aquarium wordt gezuiverd door een individueel of gecentraliseerd filtersysteem. Daarnaast is elk aquarium uitgerust met een individuele luchtvoorziening of een ander efficiënt verluchtingssysteem.
Het gehalte aan nitrieten (NO2) in het water is lager dan 0,3 milligram per liter.
Het niveau van filtratie en verluchting is aangepast aan het aantal vissen in het aquarium.
]
§ 3
Het materiaal gebruikt voor de manipulatie van de vissen behoort specifiek tot één aquarium of tot een geheel van aquaria in serie of wordt na elk gebruik schoongemaakt en in een ontsmettingsvloeistof bewaard.
Wetshistoriek
§ 2 vervangen bij art. 11 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Onderafdeling 5 Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 17
De Minister kan nadere regels vaststellen voor wat betreft de voorwaarden voor het houden en de verzorging van de verschillende diersoorten bedoeld in onderafdelingen 1, 2, 3 en 4.
Afdeling 4 Bijzondere uitbatingvoorwaarden
Onderafdeling 1 Beroeps- en hobby- honden- en kattenkwekerijen
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 13 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
Artikel 18
§ 1
De verantwoordelijke houdt een inventaris bij waarin de gegevens van alle voor het fokken bestemde vrouwelijke dieren zijn opgenomen [vanaf de eerste dekking].
De vrouwelijke honden geboren vóór 1 september 1998 worden eveneens geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig de wettelijke procedure voorzien voor identificatie en registratie van honden.
Bijlage VI A stelt het model van deze inventaris vast.
§ 2
Daarnaast houdt de verantwoordelijke voor elke worp, een foksteekkaart bij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage VI B.
De verwerver van een dier kan de gegevens over de worp raadplegen, met uitzondering van de gegevens van de andere verwervers.
§ 3
De gegevens vermeld in §§ 1 en 2 worden binnen de 48 uren na een eventuele wijziging aangepast. Ze worden op elk moment ter beschikking gehouden van de controlerende overheid. Ze worden bewaard tot [...] 2 jaar nadat het vrouwelijke dier, of het laatste vermelde vrouwelijke dier, de kwekerij heeft verlaten. Deze documenten mogen op geïnformatiseerde wijze worden bijgehouden, op voorwaarde dat de gegevens integraal beschikbaar blijven gedurende de bovenvermelde termijn van 2 jaar.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 14 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 3 gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 25 januari 2019 (BS 18 maart 2019), met ingang van 25 mei 2018 (art. 69).
Artikel 19
§ 1 [
Het is verboden vrouwelijke dieren meer dan driemaal per 24 maanden te laten werpen.
]
§ 2 [
Bij de selectie van kweekdieren wordt rekening gehouden met hun anatomische, fysiologische en gedragskenmerken, zodat het welzijn, met inbegrip van de gezondheid, van het ouderdier en de nakomelingen niet in het gedrang komen door het kweken.
[Het is verboden te kweken met kweekdieren die een erfelijke aandoening vertonen die niet kan worden verholpen via oordeelkundige paringscombinaties tussen kweekdieren binnen de raspopulatie, en die de minister bepaalt conform artikel 27, § 1.]
]
§ 3
Het fokken door het kruisen van verschillende rassen is verboden behoudens uitzonderingen die schriftelijk toegestaan werden door de Minister op advies van de Raad voor Dierenwelzijn of van de maatschappijen ter verbetering van de honden- en kattenrassen.
[§ 4
[...]
]
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
§ 2 vervangen bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°) en gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 12 februari 2021 (BS 10 maart 2021).
§ 4 ingevoegd bij art. 13, 3° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (
BS 11 april 2019), zelf vernietigd bij
arrest RvS nr. 247.721, 8 juni 2020 (
Website Raad van State), met ingang van 15 februari 2019.
Artikel 19/1
Bekwaam personeel houdt zich bezig met de verzorging en de socialisatie van de dieren. Per schijf van vijf volwassen honden of katten wordt daaraan het equivalent van 0,1 voltijds equivalent besteed. De berekening van het aantal vereiste personen om daaraan te voldoen, wordt gebaseerd op een 38-urenweek.
Afwijkend gedrag bij honden wordt gemeld aan de contractdierenarts, die de gepaste maatregelen neemt. Elke melding wordt opgenomen in het bezoekrapport, vermeld in artikel 6, § 2.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 15 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)) en vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Onderafdeling 1/1 Handelskwekerijen
Wetshistoriek
Onderafdeling 1/1 (art. 19/2 tot 19/6) ingevoegd bij art. 16 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 19/2
Een kweker mag alleen honden of katten afkomstig uit andere kwekerijen dan de zijne verhandelen wanneer hij per jaar minstens tien nesten afkomstig uit zijn eigen kwekerij verhandelt.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Artikel 19/3
§ 1
Voor de dieren afkomstig uit zijn eigen kwekerij houdt de kweker-handelaar zich aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 18, 19 en 19/1.
§ 2
Voor de dieren afkomstig uit andere kwekerijen dan de zijne houdt de kweker-handelaar een register bij dat beantwoordt aan het model in bijlage X.
§ 3
De gegevens vermeld in § 2 worden binnen de 48 uur na elke wijziging van de toestand aangepast. Het register kan te allen tijde worden geraadpleegd door de controlerende overheid en wordt [...] twee jaar bewaard. De gegevens mogen ook [digitaal] worden bijgehouden, op voorwaarde dat ze integraal beschikbaar zijn gedurende de [voormelde] periode.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 18 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 25 januari 2019 (BS 18 maart 2019), met ingang van 25 mei 2018 (art. 69) en bij art. 15 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
Artikel 19/4
§ 1
De kweker-handelaar beschikt over een quarantainelokaal dat niet hetzelfde is als de lokalen, vermeld in artikel 7, § 8. Dat lokaal is afgezonderd van de andere dieren en van het publiek en ligt buiten de plaatsen waar er veel passage is. Het is voldoende ruim om er alle dieren afkomstig uit een andere kwekerij tegelijkertijd, en met inachtname van de normen, die zijn opgenomen in bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd, onder te brengen.
Het quarantainelokaal:
- 1°
- heeft een stevige vloer die gemakkelijk kan worden gereinigd en muren die tot op één meter hoogte afwasbaar zijn;
- 2°
- is uitgerust met een voorziening voor koud en warm water;
- 3°
- is goed geventileerd op een zodanige manier dat de verspreiding van ziektekiemen via de lucht naar de andere ruimten in de inrichting vermeden wordt;
- 4°
- wordt alleen betreden met aparte, propere kledij die alleen gedragen wordt in het quarantainelokaal;
- 5°
- wordt alleen betreden door personeel dat daarvoor opgeleid is.
§ 2
De verantwoordelijke stelt een reglement op voor het gebruik van het quarantainelokaal. Dat reglement wordt zichtbaar aan de ingang van het quarantainelokaal gehangen.
De dierenverblijven in het quarantainelokaal worden dagelijks gereinigd en worden na het vertrek van het dier uit het verblijf ontsmet. De dierenverblijven van dieren met ziektesymptomen en de gedeelten van het lokaal buiten de dierenverblijven, worden dagelijks gereinigd en ontsmet.
§ 3
De dieren afkomstig uit een andere kwekerij worden bij aankomst in de handelskwekerij in quarantaine geplaatst voor een periode van ten minste tien dagen. Die periode kan op gemotiveerde beslissing van de contractdierenarts of van de dienst verlengd of beperkt worden.
Dieren afkomstig uit verschillende kwekerijen worden in aparte omheinde ruimtes ondergebracht.
Er wordt voldoende aandacht besteed aan de socialisatie van de dieren in het quarantainelokaal.
§ 4
De dieren afkomstig uit andere kwekerijen worden niet verhandeld vooraleer ze door de dierenarts na afloop van de quarantaineperiode zijn onderzocht en door hem gezond en geschikt voor verhandeling zijn verklaard. Hij bevestigt dat in het bezoekrapport, vermeld in artikel 6, § 2, of in het register, vermeld in artikel 19/3, § 2.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 19 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 16 B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Voorgeschiedenis
§ 3 gewijzigd bij art. 2 KB 15 november 2010 (BS 29 november 2010), met ingang van 1 februari 2011 (art. 7).
Artikel 19/5
[Een kweker-handelaar verhandelt enkel honden of katten:
- 1°
- afkomstig uit erkende kwekerijen;
- 2°
- afkomstig van een occasionele kweker, in dit geval noteert hij de gegevens van de overdrager in het register bedoeld in artikel 19/3, § 2, en gaat hij na of deze gegevens overeenstemmen met deze op zijn identiteitskaart;
- 3°
- afkomstig uit het buitenland voor zover:
de minister vastgesteld heeft:
- a)
- dat de wetgeving van het land van oorsprong aan zijn honden- en kattenfokkers ten minste de voorwaarden vastgelegd in bijlage III oplegt
of
- b)
- dat uit een verklaring van de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong die belast is met de controle van het dierenwelzijn in de kwekerij van oorsprong, blijkt dat deze ten minste voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in bijlage III.
De minister publiceert de lijst van landen en van de kwekerijen die voldoen aan de vereiste voorwaarden.
Als een kweker-handelaar honden of katten wil verhandelen van een land of kwekerij die niet op deze lijst voorkomt, dient hij een aanvraag in bij de Dienst, met daarbij de wetgeving of het origineel van de verklaring samen met een officiële vertaling in één van de nationale talen. De minister geeft zijn advies binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 20 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)), met ingang van 1 oktober 2009 (art. 37).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 3 KB 15 november 2010 (BS 29 november 2010), met ingang van 1 februari 2011 (art. 7).
Artikel 19/6
De kweker-handelaar ziet erop toe dat bekwaam personeel zich bezighoudt met de verzorging en socialisatie van de dieren. Hiertoe wordt per groep van maximum 75 honden of katten afkomstig uit andere kwekerijen ten minste twee uur per dag gespendeerd aan de verzorging en socialisatie van de dieren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 21 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
Onderafdeling 2 Dierenasielen
Artikel 20
§ 1
De hoofdactiviteit van een dierenasiel moet zijn de opvang van verloren, achtergelaten, verwaarloosde, in beslag genomen of verbeurdverklaarde dieren. Het asiel tracht, in de mate van het mogelijke, de dieren die hiervoor in aanmerking komen te plaatsen en waakt erover het verblijf van de opgevangen dieren niet nodeloos te verlengen. Het fokken[, het aankopen, het [invoeren of aanvoeren uit een ander land]] en het verkopen van dieren door een asiel zijn verboden.
§ 2
Voor soorten waarvoor geen huisvestingsnormen zijn vastgesteld, gaat de Dienst, vooraleer een erkenning wordt afgeleverd, na of de omstandigheden geschikt zijn om de op te vangen dieren te huisvesten.
§ 3
Diersoorten die meer gespecialiseerde kennis vereisen worden in de mate van het mogelijke, opgenomen in een dierenasiel erkend voor deze soorten.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 22 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)) en bij art. 4 KB 15 november 2010 (BS 29 november 2010), met ingang van 1 februari 2011 (art. 7).
Artikel 21
§ 1
Onverminderd een eventuele verbintenis met het gemeentebestuur neemt de verantwoordelijke de hem aangeboden dieren op voor zover hij over de gepaste opvangruimte en kennis beschikt.
§ 2
Bij de aankomst van een dier gaat de verantwoordelijke na of dit een identificatieteken draagt.
Voor de dieren die een identificatieteken dragen:
- 1°
- neemt de verantwoordelijke in geval van verloren of zwervende dieren onverwijld de nodige stappen voor het terugvinden van de eigenaar van het dier en om deze onmiddellijk te verwittigen;
- 2°
- wanneer het gaat om dieren die spontaan werden afgestaan, verzekert hij zich er van, bij de ontvangst of in ieder geval alvorens het dier uit de inrichting te verwijderen, dat de verantwoordelijke van het dier zelf instemt om dit aan het asiel af te staan.
§ 3
Wanneer de gezondheidstoestand of het gedrag van een dier het noodzaken of wanneer er andere redenen zijn die het plaatsen of adopteren van een dier onmogelijk maken, kan het dier gedood worden met inachtneming van zijn welzijn en in overleg met de contractdierenarts die zelf de [...] euthanasie zal uitvoeren en deze in het register zal vermelden.
§ 4
De verantwoordelijke houdt een overzichtsregister of een register per diersoort overeenkomstig het model in bijlage VII bij waarin wijzigingen binnen de 48 uren worden vermeld.
§ 5
Naast het register houdt de verantwoordelijke voor honden een individueel dossier bij dat bestaat uit drie documenten:
- –
- een afstandverklaring overeenkomstig het model in bijlage VIII A in te vullen voor de honden die door hun verantwoordelijke worden afgestaan;
- –
- een beoordelingsfiche van het gedrag in het asiel overeenkomstig het model in bijlage VIII B;
- –
- een adoptiecontract overeenkomstig het model in bijlage VIII C dat de rubrieken omvat die minimaal vermeld moeten worden.
Het eerste document bevat gegevens over de voorgeschiedenis met betrekking tot gezondheid, gedrag en omgeving van de hond die wordt afgestaan aan het asiel.
Het tweede document bevat de waarnemingen over het gedrag van de hond tijdens het verblijf van de hond in het asiel.
Het derde document bestaat uit het contract dat wordt afgesloten tussen het asiel en de adoptant van de hond.
Met uitzondering van de identiteit van de vorige eigenaars worden de gegevens die voorkomen op de [afstandsverklaring] van een hond en de beoordelingsfiche van het gedrag in het asiel meegedeeld aan de personen die het dier willen adopteren.
[...]
[§ 5/1
Het paspoort of het vaccinatieboekje van het dier wordt aan de nieuwe verantwoordelijke gegeven.
]
§ 6
De verantwoordelijke geeft de kandidaat adoptant raad bij de keuze van een hond door met hem de lijst door te nemen van vragen die in elk geval gesteld moeten worden vóór de verwerving van een hond en die is opgenomen in bijlage IX. Dit document wordt ter beschikking gesteld van iedere bezoeker van het dierenasiel.
§ 7
De documenten bedoeld [in paragraaf 4, 5 en in artikel 26/9] worden gedurende [...] 2 jaar na het vertrek van het dier of het laatste dier bewaard. Ze mogen op geïnformatiseerde wijze worden bijgehouden, op voorwaarde dat de gegevens integraal beschikbaar blijven gedurende de bovenvermelde termijn van 2 jaar. Ze worden op elk moment ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 5, lid 5 gewijzigd bij art. 17, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 5, lid 6 opgeheven bij art. 17, 3° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 5/1 ingevoegd bij art. 17, 4° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 7 gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 25 januari 2019 (BS 18 maart 2019), met ingang van 25 mei 2018 (art. 69) en bij art. 17, 5° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019), met ingang van 1 november 2019 voor inrichtingen waarvoor een erkenning is verleend of waarvoor een volledige erkenningsaanvraag is ingediend voor 21 april 2019 (art. 43, 1°).
Artikel 22
De bepalingen van deze onderafdeling zijn niet van toepassing op de hokken die in sommige gemeenten bestaan voor een eerste opvang in afwachting van overbrenging naar een erkend asiel.
Onderafdeling 3 Dierenpensions
Artikel 23
§ 1
De verantwoordelijke ziet er op toe, aan de hand van het paspoort of het vaccinatieboekje, dat de aan de inrichting toevertrouwde honden en katten in orde zijn met de vaccinatie tegen de volgende ziekten:
- –
- voor honden: de ziekte van Carré, parvovirose, hepatitis contagiosa canis, bordetellose en influenza (kennelhoest)
- –
- voor katten: panleucopenie (typhus), rhinotracheitis (coryza), leucose.
§ 2
Het vaccinatieboekje of het paspoort vergezelt het dier tijdens zijn verblijf in de inrichting.
Artikel 24
§ 1
Bij het in pension nemen van een dier sluit de verantwoordelijke met de eigenaar een overeenkomst, in tweevoud opgemaakt en getekend door beide partijen waarvan een exemplaar voor elke partij.
De overeenkomst vermeldt:
- –
- een volgnummer;
- –
- de naam, adres en het ondernemingsnummer van de inrichting;
de naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar van het dier of indien van toepassing, het ondernemingsnummer van de Kruispuntbank voor ondernemingen;
- –
- de verblijfsduur van het dier met datum van aankomst en voorziene vertrek;
- –
- de verbintenis van de verantwoordelijke van het pension om het dier afzonderlijk dan wel in groep te huisvesten, om het dier op een vooraf overeengekomen manier te voederen en om een bepaalde dierenarts te raadplegen indien nodig;
- –
- de naam, adres en telefoonnummer van een persoon gemandateerd door de eigenaar indien deze niet bereikbaar is;
- –
- de naam van het dier;
- –
- het identificatieteken van het dier of bij gebrek daaraan, het signalement;
- –
- de belangrijke eigenschappen van het dier;
- –
- de gewoonten van het dier (eetgewoonten, gedrag, );
- –
- eventuele ziekten of aandoeningen, de te verstrekken behandelingen en, eventueel, de laatst ontvangen behandelingen;
- –
- de naam van de behandelende dierenarts.
In de overeenkomst kan tevens overeengekomen worden dat het dier onaangekondigd bezocht kan worden door de eigenaar of een door deze aangewezen persoon.
De overeenkomsten worden door de verantwoordelijke van de inrichting gedurende [...] 6 maanden na het vertrek van het dier bewaard en zijn op elk moment ter beschikking van de controlerende overheid.
De Minister kan het model van de overeenkomst vaststellen.
§ 2
Rekening houdend met het feit dat de dieren zich in een niet-vertrouwde omgeving bevinden, schenken de verantwoordelijke of zijn personeel hen bijzondere aandacht, eventueel door hen vertrouwde voorwerpen (deken, mand, speelgoed) ter beschikking te stellen.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 25 januari 2019 (BS 18 maart 2019), met ingang van 25 mei 2018 (art. 69).
Onderafdeling 4 Handelszaken voor dieren
Artikel 25
§ 1
De verantwoordelijke van een handelszaak voor dieren kan als tussenpersoon optreden voor de verhandeling van honden en katten.
§ 2
In de handelszaak voor dieren mogen catalogussen, aankondigingen en advertenties met daarin adressen waar men honden of katten kan kopen ter beschikking worden gesteld van de klanten. Voor elke hond [en kat] die op die manier wordt verhandeld, wordt het identificatienummer duidelijk vermeld.
§ 3
De catalogussen, de aankondigingen en de advertenties bedoeld in § 2 worden ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.
§ 4
[...]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 23 KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 2 gewijzigd bij art. 18, 1° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
§ 4 opgeheven bij art. 18, 2° B.Vl.Reg. 15 februari 2019 (BS 11 april 2019).
Artikel 26
§ 1
[De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de lokalen van handelszaken die open zijn voor het publiek.]
§ 2
[Voor andere dieren dan fretten, konijnen, cavia's, hamsters, muizen en ratten wordt de correcte wetenschappelijke naam op leesbare wijze aangebracht op de verblijven waarin de dieren worden gehouden.
Wanneer een gewone naam bestaat, wordt deze eveneens vermeld en dit ten minste in de taal van de regio waar de handelszaak voor dieren zich bevindt.
De Minister kan de te hanteren taxonomische lijsten of referentiewerken aanduiden.]
§ 3
[Dieren die niet verkocht mogen worden, worden niet tentoongesteld.]
§ 4
Elke soort van reptielen of amfibieën wordt tenminste door zijn wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Verder is voor elke soort een [praktische] beschrijving van de aanbevolen huisvestingsvoorwaarden ter beschikking met betrekking tot:
- 1°
- dag- en nachttemperatuur;
- 2°
- vochtigheidsgraad overdag en 's nachts;
- 3°
- type van vivarium en minimumafmetingen ervan in functie van de gehouden soort.
[Een thermometer en een hygrometer zijn aanwezig en worden ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.]
§ 5
voor elke soort reptielen en amfibieën wordt ook vermeld:
- 1°
- de oorsprong (land van herkomst, gekweekt in gevangenschap of gevangen in de natuur);
- 2°
- het biotoop;
- 3°
- het beschermingsstatuut (CITES);
- 4°
- de voeding van adult en juveniel;
- 5°
- de maximumgrootte van het adult;
- 6°
- eventueel de graad van vereiste kennis van de kopers.
§ 6
Elke vissoort wordt tenminste door zijn wetenschappelijke naam geïdentificeerd. Verder is voor elke vissoort een [praktische] beschrijving van de aanbevolen huisvestingsvoorwaarden ter beschikking met betrekking tot:
- 1°
- het zoutgehalte of de dichtheid in geval van zeewater;
- 2°
- de pH in geval van zoet water;
- 3°
- de hardheid (gH en kH) of geleidbaarheid voor zoet water;
- 4°
- de temperatuur van het water.
[De adequate meetapparatuur is aanwezig en wordt ter beschikking gehouden van de controlerende overheid.]
§ 7
Geen enkele vis uit een aquarium dat zieke vissen bevat of in serie verbonden is met een aquarium waarin zich zieke vissen bevinden, mag verkocht worden.
§ 8
De Minister kan nadere regels vaststellen voor wat betreft de voorwaarden voor de tentoonstelling van verschillende soorten van dieren in handelszaken voor dieren.
Wetshistoriek
§§ 1 tot 3 vervangen bij art. 24, a) KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 4 gewijzigd bij art. 24, b), 1° en 2° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).
§ 6 gewijzigd bij art. 24, c), 1° en 2° KB 18 maart 2009 (BS 1 april 2009 (ed. 1)).