Meer info
     

12/04/1965 Gaswet
Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen

Artikel 15/13

[§ 1

Een prospectieve studie betreffende de zekerheid van aardgasbevoorrading wordt opgesteld door de Algemene Directie Energie in samenwerking met het Federaal Planbureau[, en in overleg met de commissie].
De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie [...] en de Nationale Bank van Belgiė worden geraadpleegd. [De Algemene Directie Energie mag de representatieve spelers van de gasmarkt raadplegen.]
Het ontwerp van prospectieve studie wordt voor advies voorgelegd aan de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. De adviezen worden bezorgd binnen de zestig dagen na het verzoek om advies. Bij gebrek aan advies wordt de procedure inzake de uitwerking van de prospectieve studie voortgezet.
De prospectieve studie strekt zich uit over minstens tien jaar. Ze wordt om de vier jaar na de publicatie van de vorige studie aangepast.[Desgevallend wordt de prospectieve studie om de twee jaar geactualiseerd.]
[De Algemene Directie Energie stelt jaarlijks, in samenwerking met het Planbureau en in overleg met de commissie, een aanvullend verslag op over de opvolging van de bevoorradingszekerheid, waarin de resultaten van de opvolging van deze kwesties voorgesteld worden evenals alle maatregelen die hieromtrent worden genomen of overwogen. Dit verslag wordt ten laatste op 31 juli gepubliceerd en wordt medegedeeld aan de Europese Commissie.]

§ 2

De prospectieve studie bevat de volgende elementen:
de raming van de evolutie van de vraag en het aanbod voor aardgas op middellange en lange termijn;
de richtsnoeren inzake diversificatie van de bevoorradingsbronnen en de identificatie van de nieuwe behoeften inzake bevoorrading in aardgas;
een indicatief investeringsprogramma met het oog op het behoud en de ontwikkeling van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;
een evaluatie van de bevoorradingszekerheid inzake aardgas en, wanneer deze in het gedrang dreigt te komen, een opsomming van aanbevelingen dienaangaande;
op het gebied van de opslagcapaciteit voor aardgas, de minimale streefdoelen die moeten worden bereikt in het kader van de bevoorradingszekerheid van het land;
[de investeringen die noodzakelijk zijn met toepassing van de evaluatie van de risico's evenals het preventief actieplan en het noodplan dat, met toepassing van § 5, opgesteld wordt door de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid in gas;
aanbevelingen op basis van de vaststellingen gedaan krachtens § 2, 1° tot 6° waarmee de beheerders rekening dienen te houden bij het opstellen van hun bij artikel 15/1, § 5 bedoelde investeringsplannen.]

§ 3

De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie.

§ 4

In het raam van het volbrengen van de opdrachten die haar krachtens dit artikel zijn toegewezen kan de Algemene Directie Energie de aardgasbedrijven die op de Belgische markt een rol spelen, verzoeken haar binnen de dertig dagen volgend op haar aanvraag alle informatie te bezorgen die zij nodig heeft. Ingeval geweigerd wordt de gevraagde informatie binnen de dertig dagen te verstrekken kan zij overgaan tot een plaatsbezoek waarbij zij alle inlichtingen en documenten kan raadplegen die nodig zijn voor het volbrengen van de haar toegewezen opdrachten en die desgevallend kopiėren.]]

[§ 5

De minister deelt de prospectieve studie mee aan de wetgevende federale Kamers en aan de gewestregeringen evenals aan de Europese Commissie.

§ 6

De Algemene Directie Energie wordt aangewezen als bevoegde instantie in de zin van artikel 2.2 van de Verordening (EU) nr. 994/2010.
In uitvoering van de Verordening nr. 994/2010 is de Federale instantie voor de bevoorrading inzake aardgas inzonderheid belast met de verantwoordelijkheid de leveringszekerheid te verzekeren indien de de beheerder van het aardgasvervoersnet vaststelt dat de marktmechanismen niet volstaan om de gastoevoer te waarborgen. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer het opleggen van noodmaatregelen, het opvangen van onderbrekingen in gastoevoer en het nemen van maatregelen om gedeeltelijke of volledige onderbrekingen van verbruik te organiseren.
[Na advies van de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas, kan de Koning de uitvoeringsmaatregelen aannemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing door de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas van Verordening (EU) nr. 994/2010.]
De commissie staat de Federale overheid voor de bevoorrading inzake aardgas bij in de uitvoering van haar opdrachten als bevoegde overheid. Ten behoeve van de Federale overheid kan de commissie mogelijke maatregelen voorstellen die kunnen genomen worden in geval van een noodsituatie op de gasmarkt. Zij kan ook de nodige voorbereidingen treffen voor de uitwerking van de noodmaatregelen en deze maatregelen analyseren en evalueren, en kan, op vraag van de Algemene Directie Energie, elementen aanreiken die als basis kunnen dienen voor een preventief actieplan en een noodplan.
De federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas wordt met de volgende opdrachten belast:
a)
de risico-evaluatie, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 994/2010;
b)
op basis van deze evaluatie, de implementatie van een preventief actieplan en een noodplan, overeenkomstig onder andere de artikelen 4, 5, 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 994/2010;
c)
de regelmatige controle op de bevoorradingszekerheid inzake gas op nationaal niveau, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 994/2010.
De Federale overheid voor de bevoorradingszekerheid inzake gas kan in het raam van de evaluatie van de risico's evenals de implementatie van een preventief actieplan en een noodplan, elke representatieve speler van de gasmarkt raadplegen, en werkt in overleg met de commissie en met inachtneming van de bevoegdheden van elkeen.
[Bovenvermeld noodplan wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor Energie, op voorstel van de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas. Het noodplan wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.]
Desgevallend kan de Koning de werkingsmodaliteiten van de in deze paragraaf bedoelde instantie preciseren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 W. 29 april 1999 (B.S., 11 mei 1999), met ingang van 24 oktober 2000 (art. 2 K.B. 21 september 2000 (B.S., 24 oktober 2000)).
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 171 Wet 6 mei 2009 (BS 19 mei 2009).
§ 1 gewijzigd bij art. 86, 1° tot 5° Wet 8 januari 2012 (BS 11 januari 2012 (ed. 2)).
§ 2, enig lid, 6° en 7° ingevoegd bij art. 86, 6° Wet 8 januari 2012 (BS 11 januari 2012 (ed. 2)).
§ 5 ingevoegd bij art. 86, 7° Wet 8 januari 2012 (BS 11 januari 2012 (ed. 2)).
§ 6 ingevoegd bij art. 86, 7° Wet 8 januari 2012 (BS 11 januari 2012 (ed. 2)) en gewijzigd bij art. 20, 1° en 2° Wet 26 december 2013 (BS 31 december 2013 (ed. 2)), met ingang van 31 december 2013 (art. 29).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 34 W. 1 juni 2005 (B.S., 14 juni 2005), met ingang van 1 april 2007 (art. 2 K.B. 7 maart 2006 (B.S., 23 maart 2006 (eerste uitg.))).
§ 1 gewijzigd bij art. 6 W. 20 maart 2003 (B.S., 4 april 2003 (derde uitg.), err., B.S., 11 april 2003), met ingang van 1 juli 2003 (art. 31).
§ 3 ingevoegd bij art. 84 W. 30 december 2001 (B.S., 31 december 2001), met ingang van 1 januari 2002 (art. 168).
§ 5 opgeheven bij art. 21, 2° W. 13 februari 2006 (B.S., 10 maart 2006).