Meer info
     

01/07/2011 EPCIP-wet
Wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren

Afdeling 6 Controle en sancties

Artikel 24

§ 1

Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, wordt per sector, of, in voorkomend geval, per deelsector, een inspectiedienst ingesteld, belast met de controle op de naleving door de exploitanten van die sector of deelsector van de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten.

§ 2

De Koning wijst, voor een bepaalde sector, of, in voorkomend geval, per deelsector, de bevoegde inspectiedienst aan om de controle uit te voeren.
Hij kan de nadere regels van de controle vastleggen.
[Voor de sector financiën[, met uitzondering van de deelsector van de exploitanten van een handelsplatform,] wordt de Nationale Bank van België aangeduid als inspectiedienst belast met het controleren van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
Daartoe mag de Nationale Bank van België gebruik maken van de informatie waarover zij beschikt in het kader van haar wettelijke opdrachten met betrekking tot het prudentieel toezicht en het toezicht (oversight) en houdt zij, in het bijzonder, rekening met de vaststellingen die in dit kader zijn gedaan. Evenzo mag de Nationale Bank van België in het kader van haar wettelijke opdrachten met betrekking tot het prudentieel toezicht en het toezicht (oversight) de informatie gebruiken waarover zij met toepassing van deze wet beschikt.]
[Voor de sector elektronische communicatie en digitale infrastructuren wordt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie aangeduid als inspectiedienst belast met het controleren van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.]
[De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten wordt aangewezen als inspectiedienst belast met het toezicht op de toepassing van de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan, voor de exploitanten van een handelsplatform in de zin van artikel 3, 6°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de FSMA om, voor de uitvoering van de opdrachten die haar door deze wet worden toevertrouwd, een gespecialiseerde externe dienstverlener te belasten met de uitvoering van welbepaalde taken of de bijstand van een dergelijke dienstverlener te verkrijgen.]
[Onverminderd artikel 15bis van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wordt voor de sector Energie de Algemene Directie Energie aangeduid als inspectiedienst belast met het controleren van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. Voor de uitvoering van de opdrachten die haar door deze wet worden toevertrouwd, kan de Algemene Directie Energie externe dienstverleners belasten met de uitvoering van welbepaalde taken of de bijstand van dergelijke dienstverleners verkrijgen. De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere regels om externe dienstverleners in te zetten bij de uitvoering van de opdrachten die aan de Algemene Directie Energie worden toevertrouwd.]

§ 3

De leden van de inspectiedienst [die belast zijn met de controleopdrachten bedoeld in paragraaf 1] zijn voorzien van een legitimatiekaart waarvan het model wordt vastgesteld door de Koning, per sector.
[Deze paragraaf is niet van toepassing op de inspectiedienst die is aangeduid krachtens paragraaf 2, derde lid.]

§ 4

De Koning kan de voorwaarden van vorming bepalen waaraan de leden van de inspectiedienst moeten voldoen voor een bepaalde sector of deelsector.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 5 Wet 25 april 2014 (BS 7 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 7 mei 2014 (art. 202), bij art. 84, 1° en 2° Wet 7 april 2019 (BS 3 mei 2019), met ingang van 3 mei 2019 (art. 96), bij art. 219 Wet 21 december 2021 (BS 31 december 2021 (ed. 1)) en bij art. 4 Wet 11 juni 2023 (BS 21 augustus 2023).
§ 3 gewijzigd bij art. 6 Wet 25 april 2014 (BS 7 mei 2014 (ed. 2)), met ingang van 7 mei 2014 (art. 202) en bij art. 58 Wet 15 juli 2018 (BS 25 september 2018).

Artikel 25

§ 1

Bij de uitoefening van hun opdracht kunnen de leden van de inspectiedienst, op elk ogenblik:
zonder voorafgaande verwittiging, op vertoon van hun legitimatiekaart, zich toegang verschaffen tot alle plaatsen van de kritieke infrastructuur die aan hun toezicht onderworpen zijn; zij hebben slechts toegang tot bewoonde lokalen mits een machtiging die vooraf is uitgereikt door een rechter van de politierechtbank;
ter plaatse kennis nemen van het B.P.E. en van alle bescheiden, documenten en andere informatiebronnen nodig voor het volbrengen van hun opdracht;
overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten voor de uitoefening van hun opdracht.

§ 2

De Koning kan, voor een bepaalde sector of deelsector, de inspectiedienst toelaten zich een kopie te laten overmaken van het B.P.E. en van alle bescheiden, documenten en andere informatiebronnen die deze dienst nodig acht voor de uitoefening van zijn opdracht. De Koning kan ook de nadere regels vaststellen volgens dewelke de kopie wordt overgemaakt aan deze dienst.

§ 3

Op basis van de gedane vaststellingen kan de inspectiedienst aanbevelingen, instructies of waarschuwingen aan de exploitant geven betreffende de naleving van de bepalingen van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten. [Hij kan een termijn bepalen om zich in regel te stellen. De inspectiedienst of de in artikel 24, § 3, eerste lid, bedoelde leden van deze dienst, kunnen processen-verbaal opstellen.]

[§ 4

Na elke inspectie stelt de inspectiedienst een inspectieverslag op.
]
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 59, 1° Wet 15 juli 2018 (BS 25 september 2018).
§ 4 ingevoegd bij art. 59, 2° Wet 15 juli 2018 (BS 25 september 2018).

Artikel 26

§ 1

Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van 26 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen, de exploitant die de verplichtingen opgelegd door of krachtens deze wet betreffende de interne beveiligingsmaatregelen en de uitwisseling van informatie niet naleeft.
In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld en wordt de overtreder gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar.

§ 2

Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van 26 euro tot 1000 euro of met één van die straffen alleen, hij die de uitvoering van de controle uitgevoerd door de leden van de inspectiedienst vrijwillig verhindert of belemmert, de informatie die hem gevraagd is naar aanleiding van deze controle weigert mee te delen, of opzettelijk foutieve of onvolledige informatie meedeelt.
In geval van herhaling, wordt de geldboete verdubbeld en de overtreder gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar.

§ 3

De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de vermelde inbreuken.