Meer info
     

30/12/1923 KB vreemde oorlogsschepen
Koninklijk besluit van 30 december 1923 inzake toelating van vreemde oorlogsschepen in de wateren en havens van het Koninkrijk

(BS, 9 januari 1924)
(...)
Overwegende dat de beschikkingen van het koninklijk besluit van 18 februari 1901, betreffende de toelating van vreemde oorlogsschepen in de wateren en havens van het Koninkrijk niet meer aan den huidigen toestand beantwoorden;
Op voorstel van Onze Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegrafen en van Landsverdediging,
Wij hebben besloten en Wij besluiten:

Algemeene bepalingen betreffende den vredestijd

Artikel 1

De term “oorlogsschip“moet beschouwd worden als toepasselijk niet alleen op al de oorlogsvaartuigen als zodanig aangeduid in de aangenmen beteekenis van dezen term, maar ook op al de hulpvaartuigen van allen aard.

Artikel 2

In vredestijd, mogen de oorlogsschepen van vreemde door België erkende mogendheden de Belgische havens aan de Noordzee vrij binnenloopen en in het gedeelte der territoriale wateren gelegen op minder dan drie zeemijlen van de kust ten anker komen, mits het aantal dier schepen, onder dezelfde vlag met inbegrip van de binnen dat gebied of in eene haven reeds aanwezig zijnde, niet meer dan drie bedrage.
Behalve in de gevallen voorzien door artikel 5 moet er altijd op voorhand van de bezoeken kennis worden gegeven. Deze kennisgeving moet langs den gewonen diplomatieken weg worden toegezonden op die wijze dat zij, indien de omstandigheden het toelaten, minstens zeven dagen voor den datum van het voorgenomen bezoek toekomt.

Artikel 3

Zonder verkregen toelating van den Minister van Buitenlandsche Zaken mogen de vreemde oorlogsschepen het Belgisch gedeelte der Schelde niet binnenloopen, noch ter reede van Antwerpen ten aker komen, noch de binnenwateren van het Koninkrijk bevaren.
Indien deze toealting niet op voorhand langs diplomatieken weg verkregen werd, zal zij aangevraagd worden door tusschenkomst van den Belgischen loodsdienst der Scheldemonding, die de beslissing aan den bevelhebber van het schip zal overmaken.

Artikel 4

Zonder bijzondere toelating van de Regeering mogen de vreemde oorlogsschepen niet langer dan vijftien dagen in de Belgische territoriale wateren en havens verblijven.
Zij zijn verplicht, wanneer zij daartoe door het beheer van het zeewezen, volgens de onderrichtingen der territoriale krijgsoverheid, worden uitgenoodigd, binnen zes uren zee te kiezen, ook dan wanneer de termijn, voor hun verblijf bepalend, nog niet verstreken is.
Het recht om ankerplaatsen aan oorlogsschepen aan te wijzen en ze eventueel van ankerplaats te doen veranderen wordt tot nader orde verleend: in de maritieme wateren, aan den ambtenaar afgevaardigd door het beheer van het zeewezen; in de binnenwateren, aan de vertegenwoordigers van het beheer van Bruggen en Wegen, en in de havens, aan den havenkapitein.

Artikel 5

Het verbod meer dan drie oorlogsschepen, onder dezelfde vlag, in het gebied bepaald door artikel 2, vrij te laten binnenloop of ten anker komen, zoowel als de bepalingen van artikel 3 en van § 1 van artikel 4, zijn niet van toepassing:
1.
Op de oorlogsschepen waarvan de toelating langs diplomatieken weg werd vergund;
2.
Op de schepen aan boord waarvan zich bevindt hetzij het hoofd van eenene Staat, hetzij een prins van een regeerend vorstenhuis, hetzij een bij den Koning of bij de Regering geaccrediteerd diplomatiek agent;
3.
Op de oorlogsschepen die verplicht zijn binnen te lopen wegens avarij, stormweder of andere oorzaken van overmacht;
4.
Op de schepen belast met de wacht over de visscherij in de Noordzee, krachtens de Overeenkomst betreffende de visscherij in de Noordzee.
Deze schepen der visscherijpolitie zijn verplicht bij het naderen der territoriale wateren het onderscheidingsteeken, dat hun door de Internationale Overeenkomst werd toegewezen, te vertoonen.

Artikel 6

De vreemde oorlogsschepen zijn niet onderworpen aan de verplichting een loods aan boord te nemen om in de Belgische wateren te varen, maar zij moeten zich gedragen naar alle andere reglementen betreffende het ten anker komen en de scheepvaart in de Belgische wateren.
Aan de vreemde oorlogsschepen die zich in de Belgische wateren bevinden is het verboden terreinopnemingen, peilingen, landings- of vuuroefeningen te doen of, zonder toelating, eenig onderzeesch werk met of zonder duiker te verrichten.
De vreemde onderzeeërs mogen in geen geval in de territoriale wateren duiken of onder water de territoriale wateren binnenloopen.
De bemanning zal ongewapend moeten zijn wanneer zij aan wal komt. Officieren en onderofficieren mogen de blanke wapens dragen, die tot hunne uniform behoren.
De bootjes die in de havens en de territoriale wateren op en neer zullen varen zullen niet bewapend mogen zijn.
Indien bij begrafenisplechtigheden de laatste eer aan wal moet bewezen worden, mag een afwijking van alinea 4 van dit artikel worden toegestaan door de Minister van Landsverdediging, op aanvraag van de territoriale krijgsoverheid.
Geen enkel vreemd oorlogsschip mag binnen de territoriale wateren een doodvonnis uitvoeren.

Artikel 7

De bevelhebbers van vreemde oorlogsschepen zijn verplicht de wetten en verordeningen betreffende de politie, de openbare gezondheid, de belastingen en taxen na te leven tenzij in geval van uitzonderingen vastgesteld door bijzondere overeenkomsten of door internationaal gebruik.

Artikel 8

Wanneer vreemde oorlogsschepen in eene haven binnenloopen, zullen zij aangevaren worden door een ambtenaar gezonden door het beheer van het zeewezen die aan den bevel-voerenden officier de groeten der haven zal overbrengen.
De afgevaardigde ambtenaar zal aan den bevelhebber de ankerplaats, die aan zijn schip toegewezen is, doen kennen; hij zal vernemen naar het doel en den vermoedelijken duur van het bezoek, den naam van den bevelvoerenden officier en de inlichtingen die gewoonlijk in dergelijke omstandigheden gevraagd worden.
Ingeval de ambtenaar belast met het verwelkomen van het vreemde oorlogsschip aan boord zou komen nadat dit ten anker zou gekomen zijn of zou aangelegd hebben, zal hij nochtans de mededeeling en het onderzoek doen welke voorgeschreven zijn; hij zal eveneens bevestiging geven van de reeds genomen ankerplaats of er een andere aanwijzen.

Artikel 9

Ingeval een vreemd oorlogsschip zich niet naar de door dit besluit uitgevaardigde regelen zou gedragen, zal het beheer van het zeewezen of de plaatselijke krijgsoverheid eerst de aandacht van den bevelvoerende officier op de begane overtreding vestigen en hem formeel verzoeken de reglementen na te leven.
Indien deze laatste stap geen uitslag oplevert, zal de territoriale krijgsoverheid het vreemde oorlogsschip kunnen verzoeken onmiddellijk de haven of de territoriale wateren te verlaten.

Verschillende bepalingen

Artikel 10

De bepalingen in strijd met dit besluit zijn ingetrokken.

Artikel 11

De voorafgaande bepalingen zijn niet van toepassing in oorlogs- of mobilisatietijd, of wanneer de vrees voor eenen oorlog, de eerbied der onzijdigheid of elke andere overweging waarover alleen de Belgische Regeering zal te oordelen hebben deze zou verplichten er de uitwerking van te schorsen.

Artikel 12

Onze Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegrafen en van Landsverdediging zijn, elk voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.