§ 1
De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis, 2bis, van de Grondwet, zijn:
- I.
- Wat het gezondheidsbeleid betreft:
- 1°
- Het beleid betreffende de zorgenverstrekking in en buiten de verplegingsinrichtingen, met uitzondering van:
- a)
- de organieke wetgeving;
- b)
- de financiering van de exploitatie, wanneer deze geregeld is door de organieke wetgeving;
- c)
- de ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- d)
- de basisregelen betreffende de programmatie;
- e)
- de basisregelen betreffende de financiering van de infrastructuur, met inbegrip van de zware medische apparatuur;
- f)
- de nationale erkenningsnormen uitsluitend voor zover deze een weerslag kunnen hebben op de bevoegdheden bedoeld in b), c), d) en e) hiervoren;
- g)
- de bepaling van de voorwaarden voor en de aanwijzing tot universitair ziekenhuis overeenkomstig de wetgeving op de ziekenhuizen;
- 2°
- De gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van de nationale maatregelen inzake profylaxis.
- II.
- Wat de bijstand aan personen betreft:
- 1°
- Het gezinsbeleid met inbegrip van alle vormen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen;
- 2°
- [Het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de organieke regels betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van:
- a)
- de vaststelling van het minimumbedrag, de toekenningsvoorwaarden en de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen overeenkomstig de wetgeving tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
- b)
- de aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de artikelen 1 en 2 en in de hoofdstukken IV, V en VII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschappen om aanvullende of bijkomende rechten toe te kennen;
- c)
- de aangelegenheden met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die geregeld zijn in de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand;
- d)
- de regelingen met betrekking tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten bedoeld in artikelen 6 en 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, die opgenomen zijn in de artikelen 6, § 4, 11, § 5, 18ter, 27, § 4, en 27bis, § 1, laatste lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en in de wet van 9 augustus 1988 [tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012];]
- 3°
- Het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen;
- 4°
- Het beleid inzake minder-validen, met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen, met uitzondering van:
- a)
- de regelen betreffende en de financiering van de toelagen aan de minder-validen, met inbegrip van de individuele dossiers;
- b)
- de regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van minder-valide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgevers die minder-validen tewerkstellen;
- 5°
- Het bejaardenbeleid met uitzondering van de vaststelling van het minimumbedrag, van de toekenningsvoorwaarden en van de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
- 6°
- [De jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale bescherming en de gerechtelijke bescherming, maar met uitzondering van:
- a)
- de burgerrechtelijke regels met betrekking tot het statuut van de minderjarigen en van de familie, zoals die vastgesteld zijn door het Burgerlijk Wetboek en de wetten tot aanvulling ervan;
- b)
- de strafrechtelijke regels waarbij gedragingen die inbreuk plegen op de jeugdbescherming, als misdrijf worden omschreven en waarbij op die inbreuken straffen worden gesteld, met inbegrip van de bepalingen die betrekking hebben op de vervolgingen, onverminderd artikel 11;
- c)
- de organisatie van de jeugdgerechten, hun territoriale bevoegdheid en de rechtspleging voor die gerechten;
- d)
- de opgave van de maatregelen die kunnen worden genomen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;
- e)
- de ontzetting uit de ouderlijke macht en het toezicht op de gezinsbijslag of andere sociale uitkeringen.]
- 7°
- [de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie.]
- III.
- [...]
§ 2
De Gemeenschapsregeringen brengen de bevoegde federale overheid op de hoogte van hun beslissingen inzake erkenning, sluiting en investeringen betreffende de aangelegenheden bedoeld in § 1, I, 1°.
§ 3
Er wordt een overlegorgaan voor het gezondheidsbeleid opgericht in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Dit overlegorgaan groepeert de vertegenwoordigers van de Gemeenschapsregeringen en van de bevoegde federale overheid.
Zijn samenstelling en opdrachten worden bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit zal toezien op de aanwezigheid van vertegenwoordigers van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
§ 1, enig lid, III opgeheven bij art. 16, 2 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).