Meer info
     

08/08/1980 BWHI
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

Artikel 6

§ 1

De aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet zijn:
I.
Wat de ruimtelijke ordening betreft:
De stedebouw en de ruimtelijke ordening;
De rooiplannen van de gemeentewegen;
De verkrijging, aanleg en uitrusting van gronden voor industrie, ambachtswezen en diensten of van andere onthaalinfrastructuren voor investeerders, met inbegrip van de investeringen voor de uitrusting van industriezones bij de havens en de beschikbaarstelling daarvan voor de gebruikers;
De stadsvernieuwing;
De vernieuwing van afgedankte bedrijfsruimte;
Het grondbeleid;
[De monumenten en de landschappen.]
II.
[Wat het leefmilieu en het waterbeleid betreft:
De bescherming van het leefmilieu, onder meer die van de bodem, de ondergrond, het water en de lucht tegen verontreiniging en aantasting, alsmede de strijd tegen de geluidshinder;
Het afvalstoffenbeleid;
De politie van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven onder voorbehoud van de maatregelen van interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming;
De waterproduktie en watervoorziening, met inbegrip van de technische reglementering inzake de kwaliteit van het drinkwater, de zuivering van het afvalwater en de riolering.
De federale overheid is echter bevoegd voor:
Het vaststellen van de produktnormen;
De bescherming tegen ioniserende stralingen, met inbegrip van het radioactief afval;
De doorvoer van afvalstoffen.]
III.
Wat de landinrichting en het natuurbehoud betreft:
De ruilverkaveling van landeigendommen en de landinrichting;
De natuurbescherming en het natuurbehoud, met uitzondering van de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen;
De groengebieden, parkgebieden en groene ruimten;
De bossen;
De jacht, met uitzondering van de vervaardiging van, de handel in en het bezit van jachtwapens, en de vogelvangst;
De visvangst;
[De visteelt;]
De landbouwhydraulica en de onbevaarbare waterlopen [met inbegrip van hun bermen];
De ontwatering;
10°
De polders en wateringen, [...];
IV.
Wat de huisvesting betreft:
De huisvesting en de politie van woongelegenheden die gevaar opleveren voor de openbare reinheid en gezondheid.
V.
[Het landbouwbeleid en de zeevisserij, onverminderd de federale bevoegdheid inzake:
de normering en de daarop toepasbare controle inzake de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige producten met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedselketen;
de normering en de daarop toepasbare controle inzake de dierengezondheid, het dierenwelzijn en de kwaliteit van de dierlijke producten met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedselketen;
de inkomensvervangende maatregelen bij vervroegde uittreding van oudere landbouwers;
het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, met dien verstande dat de gewesten in zijn schoot beschikken over een gegarandeerde en significante vertegenwoordiging.
Het akkoord van de betrokken gewestregeringen is vereist voor de maatregelen van de federale overheid inzake dierenwelzijn die een weerslag hebben op het landbouwbeleid.]
VI.
[Wat de economie betreft:
Het economisch beleid;
De gewestelijke aspecten van het kredietbeleid met inbegrip van de oprichting en het beheer van de openbare kredietinstellingen;
[Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid:
a)
om waarborgen te verstrekken tegen uitvoer-, invoer- en investeringsrisico's; de vertegenwoordiging van de gewesten in de federale instellingen en organen die deze waarborgen verstrekken, wordt verzekerd;
b)
inzake het multilaterale handelsbeleid, onverminderd de toepassing van artikel 92bis, § 4bis;]
[De in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieėn voor tweeėrlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie en met naleving van de criteria vastgesteld in de Gedragscode van de Europese Unie op het stuk van de uitvoer van wapens;]
De natuurlijke rijkdommen.
Evenwel,
wordt iedere door het Gewest uitgevaardigde reglementering met betrekking tot fiscale voordelen die in het kader van de nationale fiscaliteit en met toepassing van de wetten op de economische expansie worden verleend, voor akkoord voorgelegd aan de bevoegde federale overheid;
[kan de Ministerraad op het gebied van de economische expansie, op voorstel van de betrokken Gewestregering, de Staatswaarborg verlenen bedoeld in de artikelen 19 tot 21 en 22, derde lid, e), van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie.]
In economische aangelegenheden oefenen de Gewesten hun bevoegdheden uit met inachtneming van de beginselen van het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen en van de vrijheid van handel en nijverheid, alsook met inachtneming van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid, zoals vastgesteld door of krachtens de wet, en door of krachtens de internationale verdragen.
De federale overheid is met dit doel bevoegd om algemene regels vast te stellen inzake:
de overheidsopdrachten;
de bescherming van de verbruiker;
de organisatie van het bedrijfsleven;
de maxima voor hulp aan ondernemingen op het gebied van de economische expansie, die slechts gewijzigd kunnen worden met het akkoord van de Gewesten.
Bovendien is alleen de federale overheid bevoegd voor:
het muntbeleid, zowel intern als extern;
het financieel beleid en de bescherming van het spaarwezen, met inbegrip van de reglementering en de controle op de kredietinstellingen en andere financiėle instellingen en op de verzekeringsmaatschappijen en daarmee gelijkgestelde ondernemingen, de holdings en de gemeenschappelijke beleggingsfondsen, het hypothecair krediet, het consumptiekrediet, het bank- en verzekeringsrecht, alsmede de oprichting en het beheer van haar openbare kredietinstellingen;
het prijs- en inkomensbeleid;
het mededingingsrecht en het recht inzake de handelspraktijken, met uitzondering van de toekenning van kwaliteitslabels en oorsprongbenamingen van regionale of lokale aard;
het handelsrecht en het vennootschapsrecht;
de vestigingsvoorwaarden [, met uitzondering van de bevoegdheid van de Gewesten voor de vestigingsvoorwaarden inzake toerisme];
de industriėle en intellectuele eigendom;
de contingenten en vergunningen [met uitzondering van de vergunningen voor de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieėn voor tweeėrlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid voor deze met betrekking tot het leger en de politie];
de metrologie en de normalisatie;
10°
het statistisch geheim;
11°
de Nationale Investeringsmaatschappij;
12°
het arbeidsrecht en de sociale zekerheid.]
VII.
Wat het energiebeleid betreft:
De gewestelijke aspecten van de energie, en in ieder geval:
a)
[De distributie en het plaatselijk vervoer van elektriciteit door middel van netten waarvan de nominale spanning lager is dan of gelijk is aan 70.000 volt;]
b)
[De openbare gasdistributie;]
c)
De aanwending van mijngas en van gas afkomstig van hoogovens;
d)
De netten van warmtevoorziening op afstand;
e)
De valorisatie van steenbergen;
f)
[De nieuwe energiebronnen met uitzondering van deze die verband houden met de kernenergie;]
g)
De terugwinning van energie door de nijverheid en andere gebruikers;
h)
[Het rationeel energieverbruik.]
[De federale overheid is echter bevoegd voor de aangelegenheden die wegens hun technische en economische ondeelbaarheid een gelijke behandeling op nationaal vlak behoeven, te weten:
a)
Het nationaal uitrustingsprogramma in de elektriciteitssector;
b)
De kernbrandstofcyclus;
c)
De grote infrastructuren voor de stockering; het vervoer en de produktie van energie;
d)
De tarieven.]
VIII.
[Wat de ondergeschikte besturen betreft:
de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen, met uitzondering van:
de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 [tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012] opgenomen zijn in de gemeentewet, [de nieuwe gemeentewet,] de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen;
de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 5, 5bis, 70, 3° en 8°, 126, tweede en derde lid, en titel XI van de provinciewet;
de regelingen die opgenomen zijn in de artikelen 125, 126, 127 en 132 van de nieuwe gemeentewet, voor zover zij de registers van de burgerlijke stand betreffen;
de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de nieuwe gemeentewet, en de brandweer;
de pensioenstelsels van het personeel en de mandatarissen.
De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet. De gemeenteraden of de provincieraden regelen alles wat van gemeentelijk of provinciaal belang is; zij beraadslagen en besluiten over elk onderwerp dat hen door de federale overheid of door de gemeenschappen is voorgelegd.
De provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de Ministerraad.
Wanneer een gemeenschaps- of gewestregering informatie opvraagt uit de registers van de burgerlijke stand, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk gevolg aan dat verzoek;
het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies en van de gemeenten, met uitzondering van de grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren;
de samenstelling, organisatie, bevoegdheid en werking van de instellingen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, behalve voor de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren;
de verkiezing van de provinciale, gemeentelijke en binnengemeentelijke organen, alsook van de organen van de agglomeraties en federaties van gemeenten, met inbegrip van de controle op de hierop betrekking hebbende verkiezingsuitgaven [en de herkomst van de geldmiddelen die daaraan zijn besteed]:
a)
met uitzondering van de regelingen die krachtens de wet van 9 augustus 1988 [tot wijziging van de gemeentewet, de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 juli 2012] opgenomen zijn in de gemeentewet, [de nieuwe gemeentewet,] de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen, en
b)
met uitzondering van de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State om bij wijze van arresten op de beroepen in hoogste aanleg uitspraak te doen in kiesrechtzaken;
c)
met dien verstande dat decreten en ordonnanties die als gevolg hebben dat de evenredigheid van de zetelverdeling in verhouding tot de verdeling der stemmen vermindert, moeten worden aangenomen met de in artikel 35, § 3, bedoelde meerderheid.
De gewesten oefenen deze bevoegdheid uit, onverminderd de artikelen 5, tweede en derde lid, 23bis en 30bis van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, en de artikelen 2, § 2, vierde lid, 3bis, tweede lid, 3novies, tweede lid, en 5, derde lid, van de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen;
het tuchtstelsel voor de burgemeesters, met dien verstande dat de burgemeester, die bij de Raad van State een beroep in hoogste aanleg instelt tegen een tegen hem uitgesproken tuchtsanctie die niet gebaseerd is op zijn kennelijk wangedrag, maar op de niet-naleving van een wet, een decreet, een ordonnantie, een reglement of een administratieve handeling, de kamer kan verzoeken, al naar het geval, een prejudiciėle vraag te stellen aan het [Grondwettelijk Hof] of de zaak te verwijzen naar de algemene vergadering van de afdeling administratie, die nagaat of het reglement of de administratieve handeling geen inbreuk uitmaakt op artikel 16bis van deze bijzondere wet of artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; de kamer moet op dit verzoek ingaan; het [Grondwettelijk Hof] of de algemene vergadering van de afdeling administratie doet uitspraak binnen een termijn van zestig dagen; de kamer moet zich voor de oplossing van het geschil voegen, al naar het geval, naar het arrest van het [Grondwettelijk Hof] of de uitspraak van de algemene vergadering; het beroep van de burgemeester bij de Raad van State is opschortend; de Raad van State doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van zestig dagen; indien de verwijzing naar het [Grondwettelijk Hof] of de algemene vergadering wordt gevraagd, doet de Raad uitspraak binnen zestig dagen na hun uitspraak;
de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliėn van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning van de erediensten en de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten;
de begraafplaatsen en de lijkbezorging;
de verenigingen van provincies en gemeenten tot nut van het algemeen, met uitzondering van het door de wet georganiseerde specifiek toezicht inzake brandbestrijding;
de algemene financiering van de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en de provincies;
9°bis
[de federale overheid kan jaarlijks aan de gemeenten van elk Gewest, na voorafgaand eensluidend advies van de betrokken Gewestregering, de opbrengst toewijzen van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, die gelokaliseerd is in het betrokken Gewest en voorzover die toewijzing het bedrag van de in het Gewest gelokaliseerde opbrengst niet overschrijdt.
Met het oog op die toewijzing wordt de opbrengst geacht te zijn gelokaliseerd op de plaats waar de kWh door de eindafnemer voor eigen gebruik wordt verbruikt.
De Gewesten zijn bevoegd om, bij besluit van hun Regering, na voorafgaand overleg met de federale overheid, in functie van de plaats waar de kWh door de eindafnemer voor eigen gebruik wordt verbruikt, gehele of gedeeltelijke vrijstellingen te verlenen ten aanzien van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.
Het besluit bedoeld in het vorige lid wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding;]
10°
de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de provincies en door andere publiekrechtelijke rechtspersonen in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer die opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn;
11°
de voorwaarden waaronder en de wijze waarop binnengemeentelijke territoriale organen, bedoeld in artikel 41 van de Grondwet, kunnen worden opgericht.
De handelingen, reglementen en verordeningen van de overheden van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten en andere bestuursoverheden mogen niet in strijd zijn met de wetten en de besluiten van de federale overheid of de decreten en besluiten van de gemeenschappen, welke in elk geval die overheden met de uitvoering daarvan en met andere opdrachten, met inbegrip van het geven van advies, kunnen belasten, alsook met het op de begroting brengen van alle uitgaven die zij aan deze overheden opleggen.]
IX.
[Wat het tewerkstellingsbeleid betreft:
De arbeidsbemiddeling;
[De programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden, met uitsluiting van de programma's voor wedertewerkstelling in de besturen en de diensten van de federale overheid of die onder het toezicht van deze overheid ressorteren en met uitsluiting van de overeenkomsten bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciėle sector.]
Voor iedere binnen het raam van een arbeidsovereenkomst in een wedertewerkstellingsprogramma geplaatste [niet-werkende werkzoekende], kent de federale overheid een financiėle tegemoetkoming toe, waarvan het bij een in Ministerraad overgelegd koninklijk besluit vastgestelde bedrag overeenstemt met een werkloosheidsvergoeding.
[De financiėle tussenkomst bedoeld in het vorige lid kan schommelen in functie van [de periode gedurende dewelke de wedertewerkgestelde werkzoekende ingeschreven is als werkzoekende en geen werk heeft]. Het bedrag van die tussenkomst wordt vastgesteld in akkoord met de Gewestregeringen.]
[De federale overheid kent eveneens de financiėle tegemoetkoming toe, bedoeld in het tweede lid, voor een aantal werknemers, tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een statuut, gelijk aan het aantal betrekkingen dat gehandhaafd is onder de betrekkingen die de dag vóór de opheffing van de wedertewerkstellingsprogramma's door een gewest in het kader van die programma's ingevuld waren.]
De toepassing van de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten.
[Het toezicht op de naleving van deze normen ressorteert onder de bevoegdheid van de federale overheid.
De vaststelling van de inbreuken kan eveneens worden verricht door de daartoe door de Gewesten gemachtigde ambtenaren.]]
X.
[Wat de openbare werken en het vervoer betreft:
de wegen en hun aanhorigheden;
de waterwegen en hun aanhorigheden;
2°bis
[het juridisch stelsel van de land- en waterwegenis, welke ook de beheerder ervan zij, met uitzondering van de spoorwegen beheerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;]
de havens en hun aanhorigheden;
de zeewering;
de dijken;
de veerdiensten;
de uitrusting en de uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden, met uitzondering van de luchthaven Brussel-Nationaal;
het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer [, het taxivervoer en het verhuren van auto's met chauffeur];
de loodsdiensten en de bebakeningsdiensten van en naar de havens, evenals de reddings- en sleepdiensten op zee.
De bevoegdheden bedoeld in 2°, 3°, 4° en 9°, houden het recht in om in de territoriale wateren en op het continentaal plat de werken en activiteiten uit te voeren, met inbegrip van het baggeren, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze bevoegdheden.]

§ 2

De betrokken Regeringen moeten onderling overleg plegen wat betreft:
de bijzondere bepalingen betreffende de bossen gelegen op het grondgebied van meer dan één Gewest;
het openen en sluiten van de jacht, van de vogelvangst en van de visvangst;
de waterlagen die zich over meer dan één Gewest uitstrekken.
Wanneer de bepalingen van 1°, 2° en 3° betrekking hebben op aangelegenheden betreffende een ander grondgebied dan dat van het Vlaamse en het Waalse Gewest, wordt de overheid bevoegd voor dat grondgebied, bij het overleg betrokken.

[§ 2bis

[De betrokken gewestregeringen en de federale overheid plegen onderling overleg voor de voorbereiding van de onderhandelingen en de beslissingen, alsmede voor het opvolgen van de activiteiten van de Europese instellingen die betrekking hebben op het landbouwbeleid.]]

§ 3

Er wordt overleg gepleegd tussen de betrokken Regeringen en de bevoegde federale overheid:
[...];
voor iedere maatregel op het gebied van het energiebeleid, buiten de bevoegdheden opgesomd in § 1, VII;
over de grote lijnen van het nationaal energiebeleid.
[voor de minimale technische veiligheidsnormen inzake het bouwen en onderhouden van wegen, havens, waterwegen, dijken, luchthavens en vliegvelden;
voor de werken uit te voeren ten behoeve van Europese en internationale instellingen;
voor het luchtverkeer op de regionale luchthavens en openbare vliegvelden, en voor de rechten die er betrekking op hebben;
[...]]

[§ 3bis

Er wordt overleg gepleegd tussen de betrokken Regeringen en de betrokken federale overheid over:
het uitwisselen van informatie tussen de diensten voor opleiding, werkloosheid en bemiddeling, alsmede over de initiatieven met betrekking tot de [programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden];
de planning, de functionaliteit en de compatibiliteit van het autosnelwegen- en waterwegennet
de samenwerking tussen de spoorwegen, enerzijds, en de maatschappijen voor stads- en streekvervoer, anderzijds, met het oog op de coördinatie en de bevordering van het openbaar vervoer;
de opgave en de opvolging van de maatregelen die kunnen worden genomen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd;]
[de maatregelen die een weerslag hebben op het landbouwbeleid.]

[§ 4

De Regeringen worden betrokken bij:
[het ontwerpen van de federale regelingen inzake produktnormen en inzake de doorvoer van afvalstoffen, bedoeld in § 1, II, tweede lid, 1° en 3°;]
[...]
het ontwerpen van de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, alsook van de technische voorschriften inzake verkeers- en vervoermiddelen;
het ontwerpen van de regels betreffende de organisatie en de uitwerking van de veiligheid van het luchtverkeer op de regionale luchthavens en de openbare vliegvelden;
de uitwerking van het nationaal uitrustingsprogramma in de elektriciteitssector bedoeld in artikel 6, § 1, VII, tweede lid;]
[het ontwerpen van de federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 9, § 1, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;
het ontwerpen van federale algemene bepalingen bedoeld in artikel 189 van de nieuwe gemeentewet.]

§ 5

[De federale overheid en de betrokken Gewestregeringen bepalen in overleg de wijze waarop het beleid inzake in-, uit-, en doorvoer van afvalstoffen kan worden gecoördineerd.]

§ 6

De Regeringen geven inlichtingen:
Aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, over het beheer van de verenigingen van gemeenten voor gas- en elektriciteitsvoorziening;
[...]

§ 7

De Regeringen bedoeld in de § 2 en 6 zijn de Regeringen bepaald in deze wet alsmede de overheid die bevoegd is voor het andere grondgebied dan dat van het Vlaamse Gewest of het Waalse Gewest.

[§ 8

Indien een voorstel van wet, decreet of ordonnantie een materie betreft, bedoeld in de §§ 2, 2bis, 3, 3bis, 4, 5, en in artikel 11, tweede lid, vindt het overleg, de betrokkenheid of de adviesverlening van de federale overheid en de betrokken Gemeenschaps- of Gewestregeringen plaats volgens de regelen bepaald in het reglement van de Wetgevende Kamer of [het Parlement] waarbij het voorstel van wet, decreet of ordonnantie wordt ingediend.]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, I, 7° ingevoegd bij art. 4, § 1 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, II vervangen bij art. 2, § 1 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)), met ingang van 7 mei 1994 wat de in- en uitvoer van afvalstoffen betreft (art. 128, lid 1).
§ 1, enig lid, III:
7° vervangen bij art. 4, § 5 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 2);
8° gewijzigd bij art. 4, § 5 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989));
10° gewijzigd bij art. 4, § 5 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, V vervangen bij art. 2 Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2002 (art. 41).
§ 1, enig lid, VI vervangen bij art. 4, § 8 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, VI, lid 1:
3° vervangen bij art. 3 Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2002 (art. 41);
4° opgeheven bij art. 64, § 1 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)) en opnieuw opgenomen bij art. 2 Bijz. W. 12 augustus 2003 (B.S., 20 augustus 2003 (derde uitg.)).
§ 1, enig lid, VI, lid 2, 2° vervangen bij art. 2, § 4 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 1, enig lid, VI, lid 5:
6° gewijzigd bij art. 2, § 5 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.));
8° gewijzigd bij art. 3 Bijz. W. 12 augustus 2003 (B.S., 20 augustus 2003 (derde uitg.)).
§ 1, enig lid, VII, lid 1, a), b) en f) vervangen en h) ingevoegd bij art. 4, § 9 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, VII, lid 2 vervangen bij art. 4, § 10 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, VIII vervangen bij art. 4 Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2002 (art. 41).
§ 1, enig lid, VIII, 1° gewijzigd bij art. 5 en 6 Bijz.Wet 19 juli 2012 (BS 22 augustus 2012 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2012 (art. 8).
§ 1, enig lid, VIII, 4° gewijzigd bij art. 2 Bijz. W. 25 april 2004 (B.S., 7 mei 2004), met ingang van 7 mei 2004 (art. 5) en bij art. 5 en 6 Bijz.Wet 19 juli 2012 (BS 22 augustus 2012 (ed. 1)), met ingang van 14 oktober 2012 (art. 8).
§ 1, enig lid, VIII, 5° gewijzigd bij art. 2 Bijz.Wet 21 februari 2010 (BS 26 februari 2010 (ed. 2)).
§ 1, enig lid, VIII, 9°bis ingevoegd bij art. 2 Bijz. W. 13 september 2004 (B.S., 9 november 2004), met ingang van 1 mei 2004 (art. 3).
§ 1, enig lid, IX vervangen bij art. 4, § 13 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, IX, enig lid:
2° gewijzigd bij art. 70 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989 (tweede uitg.)), met ingang van 1 januari 1989 (art. 82) en bij art. 49, 1° tot 4° Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2001 (art. 58);
3° gewijzigd bij art. 2, § 8 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 1, enig lid, X vervangen bij art. 4, § 11 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 1, enig lid, X, 2°bis ingevoegd en 8° gewijzigd bij art. 2 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 2bis ingevoegd bij art. 2, § 11 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)) en vervangen bij art. 5 Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2002 (art. 41).
§ 3, enig lid:
1° opgeheven bij art. 16, 3° Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989));
4° tot 7° ingevoegd bij art. 4, § 14 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989));
7° opgeheven bij art. 64, § 1 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 3bis ingevoegd bij art. 4, § 15 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 3bis, enig lid:
1° gewijzigd bij art. 50 Bijz. W. 13 juli 2001 (B.S., 3 augustus 2001), met ingang van 1 januari 2001 (art. 58);
5° ingevoegd bij art. 2, § 12 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 4 vervangen bij art. 4, § 16 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)).
§ 4, enig lid:
1° vervangen bij art. 2, § 13 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)), met ingang van 7 mei 1994 wat de in- en uitvoer van afvalstoffen betreft (art. 128, lid 1);
2° opgeheven bij art. 64, § 1 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.));
6° en 7° ingevoegd bij art. 2, § 13, b) Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 5 vervangen bij art. 2, § 14 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 6, enig lid, 2° opgeheven bij art. 64, § 1 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 8 ingevoegd bij art. 2, § 15 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)) en gewijzigd bij art. 2, B) Bijz. W. 27 maart 2006 (B.S., 11 april 2006 (eerste uitg.)).
Voorgeschiedenis
§ 1, enig lid, V vervangen bij art. 2, § 2 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)).
§ 1, enig lid, VI, 3° vervangen bij art. 2, § 3 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg. 1993)).
§ 1, enig lid, VIII:
1° vervangen bij art. 2, § 6 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.));
2° vervangen bij art. 4, § 12 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)) en gewijzigd bij art. 2, § 7 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)), met ingang van 1 januari 1995 (art. 128, lid 2);
3° vervangen bij art. 4, § 12 Bijz. W. 8 augustus 1988 (B.S., 13 augustus 1988), met ingang van 1 januari 1989 (art. 18, § 4 juncto art. 82 Bijz. W. 16 januari 1989 (B.S., 17 januari 1989)) en gewijzigd bij art. 64, § 2 Bijz. W. 16 juli 1993 (B.S., 20 juli 1993 (tweede uitg.)), met ingang van 1 januari 1995 (art. 128);
4° ingevoegd bij art. 2 Bijz. W. 19 maart 1999 (B.S., 31 maart 1999 (tweede uitg.)).