11/01/1995 Besluit onderzoek beschermde duinen
Besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 1995 tot bepaling van de procedure van het openbaar onderzoek bedoeld in artikel 2 van het decreet van 21 december 1994 houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, en houdende wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud
(B.S., 25 januari 1995)
Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, inzonderheid de artikelen 52 en volgende, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1993 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;
Gelet op het decreet van 21 december 1994, houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden en houdende wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, inzonderheid artikel 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat bij besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 een aantal gebieden werden aangeduid als beschermd duingebied en voor het duingebied belangrijk landbouwgebied die in het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1993 nog niet als dusdanig waren aangeduid;
Overwegende dat artikel 2 van het decreet van 21 december 1994 bepaalt dat voor de gebieden die wel in het besluit van 16 november 1994 maar niet in dat van 15 september 1993 werden aangeduid de bekrachtiging slechts geldt tot 31 mei 1995;
Overwegende dat artikel 2 van het decreet van 21 december 1994 bepaalt dat de Vlaamse regering voor deze gebieden een openbaar onderzoek moet organiseren en daarover uiterlijk tegen 31 maart 1995 verslag moet uitbrengen bij de Vlaamse Raad;
Overwegende dat de procedure van het openbaar onderzoek, bedoeld in artikel 2 van het decreet van 21 december 1994, bijgevolg onverwijld moet worden vastgesteld;
(...)
Artikel 1
De gouverneur van de provincie West-Vlaanderen wordt belast met het openbaar onderzoek over de bescherming van de gebieden die wel in het besluit van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, maar niet in het besluit van 15 september 1993 betreffende de aanduiding van beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, werden aangeduid als beschermd duingebied of als voor het duingebied belangrijk landbouwgebied.
Artikel 2
§ 1
Het openbaar onderzoek gaat in op 10 februari 1995 en houdt in dat een inventaris van de in artikel 1 bedoelde gebieden, samen met de verantwoording voor de bij besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 opgelegde bescherming, gedurende dertig dagen ter inzage gelegd wordt op de gemeentehuizen van de betrokken gemeenten.
§ 2
Elke belanghebbende kan, binnen dezelfde termijn, per aangetekend schrijven zijn bezwaren en opmerkingen over de bescherming van de in artikel 1 bedoelde gebieden meedelen aan de gouverneur. Eigenaars van gronden gelegen binnen deze gebieden dienen bij hun bezwaarschrift de stukken te voegen waaruit hun eigendomsrecht over de betrokken percelen, alsook het jaar en de prijs van de verwerving blijken.
Artikel 3
§ 1
Binnen de termijn van het openbaar onderzoek, zoals bepaald in artikel 2, § 1, brengt de gemeenteraad van iedere gemeente op wier grondgebied de in artikel 1 bedoelde gebieden werden aangeduid, alsook de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen een advies uit dat ter kennis wordt gebracht van de gouverneur.
§ 2
Ontbreekt na afloop van deze termijn het advies van één of meer van de betrokken gemeentebesturen en/of van de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen, dan wordt elk ontbrekend advies geacht gunstig te zijn.
Artikel 4
Uiterlijk tien dagen na afloop van de onder artikel 2, § 1, vermelde termijn, stelt de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen alle ingekomen bezwaren en adviezen, bedoeld in artikel 2, § 2, en artikel 3, § 1, ter beschikking van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud.
Gelijktijdig stuurt de gouverneur alle ingekomen bezwaren en adviezen voor gemotiveerd advies door aan de Streekcommissie van advies voor de ruimtelijke ordening van de provincie West-Vlaanderen zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw. Dit gemotiveerd advies dient binnen twintig dagen na verzending van het dossier via de gouverneur opgestuurd te worden aan de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud.
Artikel 5
Het Instituut voor Natuurbehoud brengt binnen twintig dagen na ontvangst van het dossier aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, een gemotiveerd advies uit over de bezwaren en adviezen.
Artikel 6
Op basis van het advies van het Instituut voor Natuurbehoud en op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, brengt de Vlaamse regering verslag uit aan de Vlaamse Raad.
Artikel 7
De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.