Alle voor passagiers opengestelde dekken moeten, waar nodig, voorzien zijn van een verschansing of relingwerk van ten minste één meter hoogte.
Bij relingwerk moet de inrichting zodanig zijn, dat geen gevaar bestaat, dat personen, zelfs kinderen, door de openingen te water geraken. Daartoe moet het relingwerk van doek of rasterwerk voorzien zijn, tenzij de horizontale stangen op ten hoogste 23 cm afstand van elkander liggen.
In een verschansing moeten ten aanzien van de waterloospoorten en andere openingen soortgelijke voorzieningen worden getroffen.