Meer info
     

23/10/2001 KB vissersvaartuigen
Koninklijk besluit van 23 oktober 2001 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement

Voorschrift 14 Automatische sprinkler-, brandalarm- en brandontdekkingsinstallaties (Methode IIF)

1)

In schepen waar methode IIF wordt gevolgd, moet een automatisch sprinkler- en brandalarmsysteem van een goedgekeurd type zijn geïnstalleerd, dat moet voldoen aan de eisen van dit voorschrift en dat zo moet zijn aangebracht, dat ruimten voor accommodatie en dienstruimten met uitzondering van ruimten die geen brandgevaar opleveren, zoals lege ruimten en sanitaire ruimten, worden beveiligd.

2)

a)
Het systeem moet altijd voor onmiddellijk gebruik gereed zijn en generlei handeling van de zijde van de bemanning moet nodig zijn om de installatie in werking te stellen. Het moet van het nattepijptype zijn, doch kleine blootgestelde delen kunnen van het drogepijptype zijn indien zulks naar het oordeel van de aangestelde ambtenaar een noodzakelijke voorzorg is. Delen van het systeem die bij gebruik kunnen worden blootgesteld aan vriestemperaturen moeten op passende wijze tegen bevriezing worden beschermd. De installatie moet steeds onder voldoende druk staan en moet voorzieningen hebben waardoor een voortdurende watertoevoer zoals vereist in paragraaf 6), b), is verzekerd.
b)
In elke sprinklersectie moeten middelen zijn aangebracht voor het automatisch geven van zichtbare en hoorbare alarmsignalen op één of meer panelen, wanneer een sprinkler gaat werken. Deze alarmpanelen moeten een aanduiding geven in welke door de installatie beschermde sectie zich brand voordoet en moeten gecentraliseerd zijn in het stuurhuis; bovendien moeten zichtbare en hoorbare alarmsignalen afkomstig van het alarmpaneel op een zodanige plaats buiten het stuurhuis aangebracht zijn, dat wordt zeker gesteld dat de aanduiding van brand onmiddellijk door de bemanning wordt ontvangen. Zulk een alarminstallatie moet zo worden geconstrueerd, dat eventueel in de installatie optredende defecten worden aangegeven.

3)

a)
De sprinklers moeten worden gegroepeerd in afzonderlijke secties, elk niet meer dan 200 sprinklers omvattend.
b)
Elke sprinklersectie moet door middel van slechts één afsluiter kunnen worden afgescheiden van de overige installatie. De afsluiter in elke sectie moet gemakkelijk toegankelijk zijn en de plaats ervan moet duidelijk en duurzaam aangegeven zijn. Middelen moeten worden voorzien, die kunnen voorkomen dat de afsluiters door een niet bevoegde worden gehanteerd.
c)
Een manometer, die de druk in de installatie aangeeft, moet worden aangebracht bij iedere sectieafsluiter en op een centraal punt.
d)
De sprinklers moeten bestand zijn tegen corrosie. In ruimten voor accommodatie en dienstruimten moeten de sprinklers gaan werken bij een temperatuur tussen 68 graden Celsius en 79 graden Celsius, met dien verstande dat in ruimten zoals droogkamers, waar een hoge temperatuur kan worden verwacht, de temperatuur waarbij de sprinkler gaat werken, kan worden verhoogd tot niet meer dan 30 graden Celsius boven de maximumtemperatuur bij het plafond.
e)
Bij elk alarmpaneel moet een lijst of tekening worden opgehangen waarin de door het systeem bestreken ruimten en de plaats van de betreffende sprinklersectie ten opzichte van de overige secties zijn aangegeven. Er moeten passende instructies voorhanden zijn voor de beproeving en het onderhoud.

4)

De sprinklers moeten zo hoog mogelijk in de ruimte worden aangebracht, in een zodanig patroon dat een gemiddelde hoeveelheid water van niet minder dan 5 liter per vierkante meter en per minuut wordt gehandhaafd over het nominale door de sprinklers bestreken oppervlak. De aangestelde ambtenaar kan het gebruik van gelijkwaardige sprinklers toelaten die een andere hoeveelheid van op de juiste wijze verdeeld water leveren waarvan ten genoegen van de aangestelde ambtenaar is aangetoond dat zij niet minder doeltreffend zijn.

5)

a)
Een druktank moet worden aangebracht met een inhoud gelijk aan ten minste het dubbele van de hoeveelheid water zoals aangegeven in dit lid. De tank moet permanent een hoeveelheid zoet water bevatten die gelijk is aan de hoeveelheid water die in één minuut zou worden geleverd door de pomp bedoeld in paragraaf 6), b), en de inrichting moet erin voorzien dat een zodanige luchtdruk in de tank wordt gehandhaafd, dat wordt gewaarborgd dat, nadat de permanente hoeveelheid zoet water uit de tank is gedreven, de druk niet minder zal zijn dan de werkdruk van de sprinkler, plus de statische druk van een kolom water gemeten van de bodem van de tank tot de hoogste sprinkler in het systeem. Passende middelen worden voorzien voor de aanvulling van de onder druk staande lucht en van de zoetwatervoorraad in de tank. Er moet een peilglas worden aangebracht dat het juiste peil van het water in de tank aangeeft.
b)
Er moeten middelen voorzien zijn om het binnendringen van zeewater in de tank te voorkomen.

6)

a)
Er moet een onafhankelijke mechanisch aangedreven pomp worden voorzien die uitsluitend bestemd is voor het automatisch doen doorgaan van de afgifte van water uit de sprinklers. De pomp moet automatisch in werking komen door een drukval in het systeem voordat de permanente hoeveelheid zoet water in de tank volledig is uitgeput.
b)
De pomp en het leidingstelsel moeten in staat zijn, de nodige druk ter hoogte van de hoogste sprinkler te handhaven teneinde een voortdurende afgifte van water te verzekeren, die voldoende is voor het gelijktijdig bestrijken van het maximum-oppervlak dat wordt begrensd door schotten van klasse “A” en “B” of van een oppervlak van 280 vierkante meter al naar gelang welke van beide oppervlakken kleiner is, bij een hoeveelheid per tijdseenheid als voorgeschreven in paragraaf 4).
c)
De pomp moet aan de drukzijde zijn voorzien van een proefkraan met een korte open afvoerpijp. De effectieve doorstroomopening van de kraan en de pijp moet groot genoeg zijn om de vereiste pompcapaciteit af te voeren bij een druk in het systeem zoals die is omschreven in paragraaf 5), a) .
d)
De zee-inlaat van de pomp moet, indien mogelijk, in dezelfde ruimte zijn gelegen waarin de pomp is opgesteld en zo zijn geplaatst dat het bij het te water liggende schip niet nodig is, de toevoer van zeewater naar de pomp af te sluiten voor andere doeleinden dan inspectie of reparatie.

7)

De sprinklerpomp en -tank moeten worden opgesteld op een redelijke afstand van een ruimte voor machines van categorie A; zij mogen niet zijn opgesteld in een ruimte die door het sprinklersysteem moet worden beschermd.

8)

a)
Er moeten minstens twee krachtbronnen zijn voor de aandrijving van de zeewaterpomp en van de automatische brandalarm- en de brandontdekkingsinstallatie. Indien de pomp door een elektrische krachtbron wordt aangedreven, moet deze aangesloten zijn op de elektrische hoofdkrachtbron, die door ten minste twee generatoren gevoed moet kunnen worden.
b)
De voedingsleidingen moeten zo zijn aangelegd dat zij niet lopen door kombuizen, ruimten voor machines en andere ingesloten ruimten die in hoge mate brandgevaarlijk zijn, behoudens voor zover het noodzakelijk is om het desbetreffende schakelbord te bereiken. Eén van de krachtbronnen voor de brandalarm- en brandontdekkingsinstallatie moet een noodkrachtbron zijn. Indien één van de krachtbronnen voor de pomp een inwendige verbrandingsmotor is, moet deze voldoen aan het bepaalde in paragraaf 7) en tevens zo zijn gelegen, dat de luchttoevoer naar de desbetreffende motor niet wordt beïnvloed door een brand in een beschermde ruimte.

9)

De sprinklerinstallatie moet een verbinding hebben met de hoofdbrandblusleiding van het schip door middel van een afsluiter met een losse klep die is voorzien van een borginrichting met slot welke afsluiter het terugvloeien van water vanuit de sprinklerinstallatie naar de hoofdbrandblusleiding belet.

10)

a)
Er moet een proefkraan worden voorzien voor de beproeving van het automatische alarm voor elke sprinklersectie, waardoor een hoeveelheid water kan worden afgevoerd, die gelijkwaardig is aan de werking van één sprinkler. De proefkraan voor elke sectie moet bij de sectie-afsluiter zijn geplaatst.
b)
Er moeten middelen worden voorzien voor de beproeving van de automatische werking van de pomp door de druk in het systeem te verminderen.
c)
Er moeten schakelaars worden aangebracht bij één van de alarmpanelen, genoemd in paragraaf 2), b), waardoor het alarm en de verklikkers voor elke sprinklersectie kunnen worden beproefd.

11)

Voor elke sprinklersectie moet een aantal reserve sprinklerkoppen aanwezig zijn zulks ten genoegen van de aangestelde ambtenaar. Op nieuwe vaartuigen gebouwd op of na 1 januari 2003 moeten van alle in het vaartuig geïnstalleerde soorten en maten in de volgende maten reserve sprinklerkoppen aanwezig zijn:
minder dan 100 sprinklerkoppen:
3 reservekoppen,
minder dan 300 sprinklerkoppen:
6 reservekoppen,
300 tot 1000 sprinklerkoppen:
12 reservekoppen
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 2 KB 16 januari 2004 (BS, 4 februari 2004), met ingang van 4 februari 2004 (art. 4).