Meer info
     

17/02/2012 Vlarema
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

(BS 23 mei 2012 (ed. 1))
Gelet op het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996;
Gelet op verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen;
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, artikel 3, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, artikel 12, § 1, eerste lid, en artikel 20, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 6 februari 2004;
Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 3.5.3, ingevoegd bij het decreet van 6 februari 2004, artikel 16.1.2, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, artikel 16.3.1, § 1, 1°, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, artikel 16.3.9, § 2, eerste lid, en artikel 16.4.6, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007;
Gelet op het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming, artikel 138, § 1;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, artikel 3, 4°, 5°, 9°, 23° en 26°, artikel 5, 6, 7, 9,13, 14,15, eerste lid, 2°, artikel 19, § 1 en § 3, artikel 20, 21, 22, 23, 26, 30, 32, 35, 39, § 2 en § 3, artikel 40, 41, 43, 49, 50, 55, 57, 60, 61, eerste lid, artikel 62, 63, 64, vierde lid, en artikel 86;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende milieuvergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2004 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van kringloopcentra;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 juli 2011;
Gelet op advies nr. 50.540/3 van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
(...)

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Afdeling 1.1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1.1

Dit besluit voorziet in de omzetting van de volgende richtlijnen:
richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw;
richtlijn 93/3/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 tot wijziging van richtlijn 66/403/EEG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen;
richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (pcb's / pct's);
richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken;
[richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG;]
richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval;
[richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, (AEEA);]
richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van richtlijn 91/157/EEG;
richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen.
10°
[richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's, wat het op de markt brengen van cadmiumhoudende draagbare batterijen en accu's voor gebruik in draadloos elektrisch gereedschap en van knoopcellen met een laag kwikgehalte betreft, en houdende intrekking van Beschikking 2009/603/EG van de Commissie;]
11°
[richtlijn 2015/1127 van de Commissie van 10 juli 2015 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen;]
12°
[richtlijn (EU) 2015/2087 van de Commissie van 18 november 2015 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen;]
13°
[richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen;]
14°
[richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen;]
15°
[Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu.]
[Dit besluit voorziet in de omzetting van het besluit van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad.]
Wetshistoriek
Lid 1:
5° vervangen bij art. 11 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
7° vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
10° ingevoegd bij art. 5, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
11° ingevoegd bij art. 5, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
12° ingevoegd bij art. 5, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
13° en 14° ingevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
15° ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)) en bij art. 16 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 2 ingevoegd bij art. 5, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Afdeling 1.2 Definities

Artikel 1.2.1

§ 1

De begrippen en definities, vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, zijn van toepassing op dit besluit.

§ 2

In dit besluit wordt verstaan onder:
[afgedankte EEA: EEA die afvalstoffen vormen in de zin van artikel 3, 1°, van het Materialendecreet, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt;]
1°/1
[][afvalolie]: alle [soorten minerale, synthetische, plantaardige of dierlijke smeerolie] of industriële olie die ongeschikt is geworden voor het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk bestemd was, zoals gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsook smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën;
[...]
asfaltgranulaat: granulaat dat afkomstig is van de opbraak of het frezen van asfaltverhardingen;
[baggerspecie: baggerspecie als vermeld in artikel 2, 35°, van het Bodemdecreet;]
band: elke volle of luchtrubberband, met inbegrip van bandages, met uitzondering van fietsbanden;
batterij of accu: bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer primaire (niet-oplaadbare) batterijcellen of uit een of meer secundaire (oplaadbare) batterijcellen. De volgende batterijen vallen niet onder deze definitie: batterijen en accu's in apparatuur die bestemd is om de ruimte ingestuurd te worden, en batterijen en accu's in apparatuur die wordt aangewend in samenhang met de bescherming van wezenlijke belangen in verband met de veiligheid van de lidstaten, wapens, munitie, en oorlogsmateriaal, met uitzondering van producten die niet voor specifieke militaire doeleinden zijn bestemd;
6°/1
[bedrijfsrestafval: de fractie van bedrijfsafvalstoffen die niet selectief wordt aangeboden of ingezameld;]
behandeld zuiveringsslib: zuiveringsslib dat overeenkomstig bijlage 2.3.1.D biologisch, chemisch of thermisch behandeld is door langdurige opslag of volgens een ander geschikt procedé, om de vergistbaarheid ervan en de hygiënische bezwaren tegen het gebruik ervan aanzienlijk te verminderen;
7°/1
[beheerder van een onlinemarktplaats: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die, al dan niet ten bezwarende titel, een onlinemarktplaats organiseert of beheert;]
beoefenaar van een geneeskundig beroep: iedereen, bijvoorbeeld een arts, tandarts, dierenarts of verpleegkundige, die als werknemer of zelfstandige geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen verstrekt;
betongranulaat: granulaat dat afkomstig is van het breken van beton;
9°/1
[beveiligde zending: een van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a)
een aangetekend schrijven;
b)
een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c)
elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
]
10°
bodem: de bodem, zoals gedefinieerd in artikel 2, 1°, van het Bodemdecreet;
11°
Bodemdecreet: het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
11°/1
[bouw- en sloopafval: afvalstoffen die geproduceerd worden door bouwwerkzaamheden en afkomstig zijn van de aangewende bouwmaterialen, exclusief hun verpakkingen, of afvalstoffen die geproduceerd worden door sloop-, renovatie- en ontmantelingswerkzaamheden nadat alle losse elementen verwijderd zijn die geen deel uitmaken van de constructie;]
12°
[bouwstof: materiaal dat, naargelang de toepassing en voor zover beschikbaar, voldoet aan bouwtechnische geharmoniseerde Europese normen of standaarden, standaardbestekken, voorschriften van de Vlaamse overheid, gestandaardiseerde bouwtechnische specificaties of andere bouwtechnische voorschriften;]
13°
[brandstofresten: afval van reguliere brandstoffen die zijn bestemd voor het aandrijven van motoren, al dan niet vermengd met afvalolie;]
14°
[brekerzeefzand: zand dat afkomstig is van het zeven, voorafgaand aan het breken van puin met uitzondering van asfaltpuin en freesasfalt;]
15°
calorische waarde: stookwaarde bij constante druk of onderste verbrandingswaarde nat;
15/1°
[categorie 3-materiaal: categorie 3-materiaal als vermeld in artikel 10 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002;]
15°/2
[CMA: compendium voor de monsterneming en analyse in het kader van het Materialendecreet en het Bodemdecreet als vermeld in het VLAREL;]
16°
compost: het stabiele, gehygiëniseerde en humusrijke eindproduct van de compostering van selectief ingezameld organisch-biologisch afval en ander biologisch materiaal;
17°
compostering: gecontroleerd proces waarbij in aanwezigheid van zuurstof, door natuurlijke opwarming als gevolg van microbiële afbraakprocessen, organisch-biologisch afval en organisch-biologisch materiaal onder gecontroleerde omstandigheden worden omgezet in een gehygiëniseerd, gestabiliseerd en gehomogeniseerd product dat als bodemverbeterend middel kan worden gebruikt. Het composteerproces kan voorafgegaan worden door een anaerobe vergistingsstap;
18°
[recyclagepark]: [een met toepassing van titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid vergunde inrichting] waar particulieren en eventueel ook bedrijven onder toezicht op vastgestelde dagen en uren bepaalde gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen en eventueel met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen kunnen deponeren;
19°
dierlijke en plantaardige vetten en oliën: alle eetbare dierlijke of plantaardige oliën en vetten, en een mengsel ervan, die geschikt zijn om aangewend te worden bij het frituren van voedingsmiddelen, als vermeld in het koninklijk besluit van 22 januari 1988 betreffende het gebruik van eetbare oliën en voedingsvetten bij het frituren van voedingsmiddelen, door huishoudens of professionele gebruikers;
20°
digestaat: het eindproduct van de anaerobe vergisting van selectief ingezameld organisch-biologisch afval, eventueel samen met mest of energiegewassen, met inbegrip van de nabehandeling;
21°
drukwerk: dagbladen, weekbladen, maandbladen, tijdschriften, periodieken, gratis regionale pers, gratis publicaties, telefoongidsen en reclamedrukwerk die verdeeld worden in het Vlaamse Gewest;
22°
eindverkoper: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het Vlaamse Gewest producten te koop aanbiedt aan de consument;
23°
[elektrische en elektronische apparatuur, afgekort EEA: apparaten die om naar behoren te werken, afhankelijk zijn van elektrische stromen of elektromagnetische velden en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom en die onderworpen zijn aan de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.4.4.1;]
23°/1
[elektronische melding: elke melding die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek, via de elektronische webloketten op de website van de OVAM;]
24°
EURAL-code: een code uit de lijst van afvalstoffen, vermeld in bijlage 2.1;
25°
[financieringsovereenkomst: een lenings-, lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enig product, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een aanvullende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het product zal of kan plaatsvinden;]
25°/1
[folies: folies die worden gebruikt als secundaire verpakking of tertiaire verpakking;]
25°/2
[gehalte gerecycleerde kunststoffen, uitgedrukt in procent: het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in een materiaal of product wordt bepaald als de verhouding van de massa gerecycleerde kunststoffen tot de totale massa kunststoffen in het materiaal of product, vermenigvuldigd met 100;]
25°/3
[gemengd bouw- en sloopafval: de fractie van het bouw- en sloopafval die niet gescheiden wordt aangeboden of ingezameld;]
26°
geneeskundige of diergeneeskundige behandeling: elke behandeling, met of zonder instrumenten, die erop gericht is de lichamelijke en de geestelijke gezondheid van de mens of van het dier te bevorderen of te controleren. Medisch onderzoek in laboratoria en alle behandelingen in mortuaria, in onderzoeksinrichtingen, in bloedtransfusiecentra en in instellingen voor forensische geneeskunde worden ook als een geneeskundige of diergeneeskundige behandeling beschouwd;
27°
geneeskundige praktijk: elke praktijk of groepspraktijk van een arts, tandarts, dierenarts of van een andere zelfstandige beoefenaar van een geneeskundig beroep, waar geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen worden verstrekt of die de basis vormt voor de niet-georganiseerde thuisverzorging, alsook alle organisaties voor thuisverzorging, alle dierenklinieken en [alle instellingen voor verzorging, vermeld in 43°,] en alle andere psychiatrische ziekenhuizen dan de psychiatrische ziekenhuizen, [vermeld in 42°];
28°
gerecycleerde brokken: brokken die afkomstig zijn van afgebroken, al dan niet gewapende betonmassieven, of van herwonnen steen of herwonnen bewerkte breuksteen, of van afgebroken baksteenmassieven;
29°
gerecycleerde granulaten: granulaten die ontstaan door mechanische behandeling van anorganisch materiaal dat afkomstig is van bouwkundige constructies, zoals betongranulaat, asfaltgranulaat, menggranulaat, metselwerkgranulaat, gerecycleerde brokken, brekerzand van asfalt, brekerzeefzand, sorteerzeefgranulaat en sorteerzeefzand [en die gecertificeerd zijn volgens het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten];
30°
[gft-afval: het keuken- en tuinafval dat afkomstig is van het gescheiden ingezamelde organische deel van het huishoudelijk afval. Het omvat composteerbaar keukenafval en etensresten en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet-houtig, fijn materiaal;]
31°
gratis publicaties: elk drukwerk dat gratis verspreid wordt en dat geen reclamedrukwerk of gratis regionale pers is;
32°
gratis regionale pers: alle drukwerk met vast verschijningsritme dat gratis verspreid wordt, met uitsluiting van het drukwerk dat uitgaat van een adverteerder of een daartoe opgerichte groep van adverteerders, waarin op jaarbasis minimaal 30 % van de gedrukte oppervlakte besteed wordt aan artikelen met algemene informatie;
33°
groenafval: het composteerbaar organisch afval dat onder meer vrijkomt in tuinen, plantsoenen, parken, oevers van waterlopen en wegbermen en natuurgebieden;
34°
grofvuil: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, en de vergelijkbare afvalstoffen die door hun omvang, hun aard of hun gewicht niet in de recipiënt voor huisvuilophaling kunnen worden geborgen en die huis aan huis worden ingezameld, alsook de restfractie die overblijft voor verbranden of storten na aanbieding in het [recyclagepark];
35°
grondstoffen: bijproducten of materialen die het einde van de afvalfase hebben bereikt, overeenkomstig artikel 36, 37 of 39 van het Materialendecreet;
36°
grondstoffenproducent: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan de activiteit bijproducten of materialen die het einde van de afvalfase hebben bereikt, voortbrengt, overeenkomstig artikel 36, 37 of 39 van het Materialendecreet;
37°
grondstoffengebruiker: elke natuurlijke of rechtspersoon die bijproducten of materialen die het einde van de afvalfase hebben bereikt, overeenkomstig artikel 36, 37 of 39 van het materialendecreet, inzet in zijn procesvoering;
38°
[...]
39°
[...]
40°
houder van pcb-houdende apparaten: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die pcb's of een pcb-houdend apparaat in zijn bezit heeft;
40°/1
[huishoudelijk restafval: de fractie van huishoudelijke afvalstoffen die niet selectief wordt aangeboden of ingezameld, inclusief niet-selectief ingezameld afval van straatvuilnisbakjes in beheer van de gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, alsook het straat- en veegvuil en het afval van het opruimen van sluikstorten;]
40°/2
[in hoofdzaak residentiële gebouwen: gebouw of gebouwen waarvan de woonfunctie ten minste zesenzestig procent omvat van het totale betrokken bouwvolume[; het betrokken bouwvolume is de som van de bouwvolumes van alle gebouwen opgenomen in dezelfde omgevingsvergunning;];]
41°
ingedeelde inrichting: [een inrichting waar een activiteit wordt uitgeoefend die is opgenomen in de indelingslijst, vermeld in 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid];
42°
instelling voor geneeskunde: alle openbare en private ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen, alle poliklinieken, alle vaste of mobiele instellingen en eenheden of inrichtingen die geneeskundige behandelingen verstrekken aan ambulante of bedlegerige patiënten, alle psychiatrische ziekenhuizen op de campus van een ziekenhuis die behoren tot dezelfde inrichtende macht, alle rust- en verzorgingstehuizen op de campus van een ziekenhuis en die behoren tot dezelfde inrichtende macht en niet onder de erkenning van een rusthuis vallen, alle psychiatrische verzorgingstehuizen die gelegen zijn op de campus van een ziekenhuis en behoren tot dezelfde inrichtende macht, alle laboratoria en onderzoeksinrich-tingen die, intern of extern aan een instelling verbonden, voor die instellingen en voor geneeskundige praktijken onderzoeken verrichten, alle laboratoria van de farmaceutische nijverheid, alle mobiele of vaste bloedtransfusiecentra, alle mortuaria waar lijkverzorging wordt uitgevoerd, en alle instellingen voor forensische geneeskunde;
43°
instelling voor verzorging: alle andere rust- en verzorgingstehuizen dan de rust- en verzorgingstehuizen, [vermeld in 42°], alle rusthuizen, al dan niet met rvt-woongelegenheid, alle dagverzorgingscentra en alle andere psychiatrische verzorgingstehuizen dan de psychiatrische verzorgingstehuizen, [vermeld in 42°];
44°
inzamelaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die overgaat tot de inzameling van afvalstoffen;
44°/1
[keukenafval en etensresten: alle voedselresten, met inbegrip van afgewerkte bak- en braadolie afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en keukens, met inbegrip van centrale keukens en keukens van huishoudens;]
45°
kga: klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong en van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong als vermeld [in punt 54°];
46°
kringloopcentrum: een door de OVAM erkende rechtspersoon die over een inzamelingsdienst, sortering en verkoopsruimte beschikt en die in een binnen zijn erkenning afgebakend verzorgingsgebied potentieel herbruikbare goederen inzamelt, opslaat, sorteert, herstelt en verkoopt met producthergebruik als doel;
47°
[kunststof: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt;]
48°
landbouwfolie: kunststoffolie die wordt gebruikt in het kader van een landbouw, tuinbouw- of veeteeltactiviteit, met uitzondering van verpakkingen als vermeld in het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval;
49°
[...]
50°
Materialendecreet: het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;
50°/1
[[matrassen: producten die bestemd zijn om op te slapen en te rusten, die geschikt zijn voor het gebruik door de mens voor een lange periode, die bestaan uit een sterke hoes, gevuld met kernmaterialen, en die kunnen worden geplaatst op een bestaande ondersteunende bedstructuur, inclusief toppers. Een topper is een dunne matras die bovenop de normale matras wordt gelegd;]]
51°
medisch afval: een bijzondere afvalstof die bestaat uit alle afvalstoffen, ongeacht de aard, het voorkomen of de samenstelling, die afkomstig zijn van geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen;
52°
menggranulaat: granulaat dat afkomstig is van het breken van metselwerk en beton, zodat het mengsel een minimaal gehalte aan beton bevat;
53°
meststof of bodemverbeterend middel: elke stof waaraan een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie wordt toegeschreven als vermeld in de federale wetgeving betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten;
54°
met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen, die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding;
55°
metselwerkgranulaat: granulaat dat afkomstig is van het breken van metselwerk;
56°
milieutechnische eenheid: de milieutechnische eenheid, vermeld in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM;
57°
[decreet betreffende de omgevingsvergunning: het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;]
58°
minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid;
59°
niet-vormgegeven bouwstof: bouwstof die niet aan alle criteria van een vormgegeven bouwstof voldoet;
60°
olie: alle soorten smeerolie of industriële olie, op [minerale, synthetische, plantaardige of dierlijke basis], in het bijzonder olie voor verbrandingsmotoren, transmissiesystemen, alsook olie voor machines, turbines, warmteoverdracht en hydraulische systemen met uitzondering van pcb-oliën;
60°/1
[onlinemarktplaats: een digitaal platform, portaal of een enig ander gelijkaardig elektronisch middel, applicatie of dienst, die een verkoper in staat stelt een overeenkomst op afstand, in de zin van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht, af te sluiten met gebruikers van de onlinemarktplaats;]
60°/2
[opvulling: een handeling voor nuttige toepassing waarbij niet-gevaarlijk afval wordt gebruikt voor het herstel van uitgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg. Afval dat wordt gebruikt voor opvulling moet dienen ter vervanging van niet-afvalmaterialen, geschikt zijn voor de voornoemde doelen en worden beperkt tot de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is om die doelen te bereiken;]
61°
organisch-biologische afvalstoffen: groenafval, gft-afval of organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen;
61°/1
[organisch-biologisch bedrijfsafval: het organisch-biologisch afval van bedrijven, met inbegrip van keukenafval en etensresten en levensmiddelenafval;]
62°
oude en vervallen geneesmiddelen: restanten van geneesmiddelen als vermeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, met uitzondering van artikel 1bis van die wet, die farmaceutische specialiteiten zijn, en die aan een particulier werden verstrekt en waarvan hij zich ontdoet, wil ontdoen of moet ontdoen. Een specialiteit is elk vooraf bereid geneesmiddel dat onder een speciale benaming en in een bijzondere verpakking in de handel wordt gebracht;
63°
pcb-houdend apparaat: elk toestel dat pcb's bevat of heeft bevat, zoals transformatoren, condensatoren, recipiënten die resthoeveelheden bevatten, en dat niet is gereinigd. Tenzij redelijkerwijs het tegendeel kan worden aangenomen, worden toestellen die mogelijk pcb's bevatten als pcb-houdende apparaten beschouwd;
64°
pcb's: polychloorbifenylen, polychloorterfenylen, monomethyltetrachloordifenylmethaan, monomethyldichloor-difenylmethaan, monomethyldibroomdifenylmethaan en alle mengsels waarvan het totale gehalte aan de bovenvermelde stoffen hoger is dan 0,005 gewichtsprocent;
65°
percentage van hergebruik en recyclage: het percentage van het gewicht aan afvalstoffen, onderverdeeld per materiaalsoort als vermeld in artikel 3.4.4.5, die tot grondstof gerecycleerd worden, vermeerderd met de apparatuur, onderverdeeld per materiaalsoort, die wordt voorbereid voor hergebruik, ten opzichte van het totale gewicht van de overeenkomstige materiaalsoort van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die werd ingezameld;
66°
[plastic: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd en dat als een structureel hoofdbestanddeel van eindproducten kan worden gebruikt;]
67°
[pmd-afval: afval van alle plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons bestemd voor gebruik door huishoudens of vergelijkbaar bedrijfsmatig gebruik, met uitzondering van afval afkomstig van klein gevaarlijk afval, en geëxpandeerd polystyreen verpakkingen voor non-food toepassingen;]
68°
[producent: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de bepalingen van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht:
a)
is gevestigd op het grondgebied en een product vervaardigt onder zijn eigen naam of merk, of laat een product ontwerpen of vervaardigen dat hij onder zijn naam of merk op het grondgebied verhandelt of bestemt voor eigen gebruik;
b)
is gevestigd op het grondgebied en een product op het grondgebied wederverkoopt of bestemt voor eigen gebruik dat door andere leveranciers is geproduceerd onder zijn eigen naam of merk. Daarbij wordt de wederverkoper niet als producent van het product aangemerkt als het merkteken van de producent, vermeld in punt a), op het product zichtbaar is;
c)
is gevestigd op het grondgebied en beroepsmatig een product op de markt brengt;
d)
is gevestigd buiten het grondgebied en een product via verkoop op afstand, in de zin van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht, rechtstreeks of door gebruik van een online marktplaats, aan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied verkoopt.
Diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, en die de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom niet draagt, wordt niet als producent van het product aangemerkt, tenzij hij ook optreedt als producent als vermeld in punt a) tot en met d);
]
69°
producent van drukwerk: de uitgever of de persoon die handelt in opdracht van een buitenlandse uitgever, die drukwerk verspreidt in het Vlaamse Gewest. De uitgever is de persoon die het drukwerk laat aanmaken en die verantwoordelijk is voor de vorm en de inhoud;
70°
puin: steenachtige fractie uit bouw- en sloopafval;
71°
reclamedrukwerk: al het drukwerk dat minder dan vijfmaal per week verschijnt en waarin minder dan 30 % van de gedrukte oppervlakte besteed wordt aan artikelen met algemene informatie [met uitzondering van flyers ter promotie van activiteiten van lokale verenigingen];
72°
recyclagevoet: het percentage van het gewicht aan gerecycleerd drukwerk ten opzichte van het totale gewicht aan drukwerk dat tijdens het voorgaande kalenderjaar door om het even welke producent van om het even welk drukwerk verspreid werd in het Vlaamse Gewest;
73°
regeneratie van [afvalolie]: iedere recyclingshandeling waardoor basisoliën kunnen worden geproduceerd door raffinage van [afvalolie], in het bijzonder door uit die olie de verontreinigende stoffen, oxidatieproducten en additieven te verwijderen;
74°
reiniging van pcb-houdende apparaten: het geheel van werkzaamheden waardoor een pcb-houdend apparaat opnieuw gebruikt, gerecycleerd of onder veilige omstandigheden verwijderd kan worden. De vervanging, namelijk de werkzaamheden waarbij pcb's worden vervangen door een passende vloeistof die geen pcb's bevat, wordt ook als reiniging beschouwd;
74°/1
[risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie: alle risicohoudende medische afvalstoffen, behalve als ze zijn opgenomen in de lijst, vermeld in bijlage 5.2.3.C;]
75°
[ruimingsspecie: ruimingsspecie als vermeld in artikel 2, 36°, van het Bodemdecreet;]
76°
[...]
77°
[...]
77°/1
[sorteerinrichting voor bouw- en sloopafval: een vergunde inrichting voor het uitsorteren van bouw- en sloopafval via een aparte installatie. De sortering is een aparte activiteit en vindt plaats voor het eventuele breekproces;]
77°/2
[sluikstorten: het bewust ontwijken van de huishoudelijke afvalophaling of bedrijfsafvalophaling door afvalstoffen achter te laten of te storten op niet-reglementaire plaatsen, tijdstippen of in de foute recipiënten;]
78°
[sorteerzeefgranulaat: gerecycleerd granulaat met d ≥ 4mm en Dmax ≤ 80 mm dat verkregen is na het uitsorteren, afzeven en kalibreren van puin met fysische verontreiniging of met asbestverdachte materialen. Het sorteerzeefgranulaat is afkomstig van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten;]
78°/1
[[sorteerzeefpuin: afgezeefde grove inerte puinfractie met een korrelmaat groter dan 20 mm die verkregen is na het uitsorteren van puin met fysische verontreinigingen of asbestverdachte materialen, en die afkomstig is van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten.]]
78°/1/1
[stalmest: mest als vermeld in artikel 3, § 5, 19°, van het Mestdecreet;]
79°
[sorteerzeefzand: gerecycleerd granulaat met Dmax = 20 mm dat verkregen is bij het uitsorteren van puin met fysische verontreinigingen en asbestverdachte materialen, en dat afkomstig is van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten;]
79°/1
[thuisverzorging: de geneeskundige of diergeneeskundige behandelingen in het huis van de belanghebbende, verstrekt door de beoefenaar van een geneeskundig beroep, al dan niet in georganiseerd verband;]
80°
[...]
81°
titel II van het VLAREM: het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;
82°
tussenhandelaar: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die producten verdeelt aan één of meer eindverkopers of andere tussenhandelaars in het Vlaamse Gewest;
83°
vergisting: gecontroleerd afbraakproces door micro-organismen van organisch-biologisch afval en ander organisch-biologisch materiaal in afwezigheid van zuurstof waardoor biogas en een gehomogeniseerd product (het digestaat) worden gevormd;
83°/1
[verstoking: een procedé als vermeld in bijlage 1, 41, van de verordening (EU) 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn;]
84°
vervoer van afvalstoffen: afvalstoffen van de ene plaats naar de andere brengen over de openbare weg, spoorweg, waterweg, via luchtvaart of via pijpleiding;
85°
vervoerder van afvalstoffen: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in opdracht van derden beroepsmatig afvalstoffen vervoert. Beroepsmatig houdt in dat afvalstoffen worden vervoerd in het kader van een professionele activiteit, ongeacht of deze professionele activiteit exclusief bestaat uit het vervoer en de inzameling van afvalstoffen of bestaat uit het, al dan niet occasioneel, inzamelen en vervoeren van afvalstoffen als onderdeel van een bredere professionele activiteit;
86°
[...]
87°
VLAREBO: het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;
87°/1
[[...]]
88°
[vormgegeven bouwstof: een bouwstof die:
a)
een proefstuk kan omvatten waarvan de afmeting van twee van de drie dimensies groter dan 40 millimeter is;
b)
een druksterkte heeft van minstens 9,0 N/mm2, bepaald volgens de proefmethode uit de NBN-reeksen, aangepast aan het eindproduct;
]
89°
[wegwerpluier: luier die bestemd is voor eenmalig gebruik, of delen ervan;]
89°/1
[zeefzand van asfalt: brekerzeefzand en brekerzand van asfalt bekomen voor en na het breken of zeven van het asfaltpuin en freesasfalt;]
90°
zuiveringsslib:
a)
slib dat afkomstig is van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater;
b)
slib dat afkomstig is van zuiveringsinstallaties voor bedrijfsafvalwater;
91°
zwerfvuil: klein vast afval dat terug te vinden is op een niet daarvoor bestemde plaats;
92°
[[...]]
93°
[[...]]
94°
[[...]]
95°
[[...]]

§ 3

Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.2 van hoofdstuk 3 en onderafdeling 5.2.4 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
demontage-informatie: alle informatie die voor een doelmatige en milieuvriendelijke verwerking van een afgedankt voertuig noodzakelijk is. De informatie is opgenomen in handboeken of is beschikbaar in elektronische vorm;
hergebruik: elke handeling waarbij onderdelen of vloeistoffen van een afgedankt voertuig voor hetzelfde doel worden gebruikt als waarvoor ze initieel geconcipieerd werden;
hergebruiken: het uitvoeren van elke handeling waarbij onderdelen of vloeistoffen van een afgedankt voertuig voor hetzelfde doel worden gebruikt als waarvoor ze initieel geconcipieerd werden;
recycleren: terugwinnen van materialen en grondstoffen, afkomstig van de verwerking van afgedankte voertuigen, in het oorspronkelijke productieproces dat aan de basis lag van de afvalstoffen, of in een ander productieproces, niet inbegrepen de terugwinning van energie. In dit kader betekent terugwinning van energie het gebruik van brandbare afvalstoffen om energie op te wekken door directe verbranding met of zonder andere afvalstoffen, maar met terugwinning van warmte;
recycling: de handeling van het recycleren;
shredder: toestel dat voor het stuktrekken of versnijden van afgedankte voertuigen wordt gebruikt, ook om direct recycleerbaar schroot te verkrijgen;
[voertuig: voertuigen die onder categorie M1 of N1 vallen, vermeld in Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG, alsmede driewielige motorvoertuigen als vermeld in Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, met uitzondering van driewielers, ongeacht hoe het voertuig tijdens het gebruik werd onderhouden of gerepareerd en ongeacht of het werd uitgerust met door de producent geleverde onderdelen dan wel met andere onderdelen die als vervangings- of inbouwonderdeel in overeenstemming met de relevante gemeenschapsbepalingen of interne bepalingen werden aangebracht;]
voertuigproducent: de voertuigfabrikant of de beroepsimporteur van een voertuig in een lidstaat van de Europese Unie.

[§ 3/1

Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.4 van hoofdstuk 3 en onderafdeling 5.2.5 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
actief implanteerbaar medisch hulpmiddel: een actief implanteerbaar medisch hulpmiddel als vermeld in het koninklijk besluit van 15 juli 1997 betreffende de actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, dat EEA is;
afzondering: de manuele, mechanische, chemische of metallurgische behandeling die ervoor zorgt dat gevaarlijke stoffen, mengsels en onderdelen tijdens het verwerkingsproces in een identificeerbare stroom of als identificeerbaar deel van een stroom zijn afgescheiden. Stoffen, mengsels of onderdelen zijn identificeerbaar als zij kunnen worden gemonitord om te verifiëren dat zij worden verwerkt op een wijze die veilig is voor het milieu;
distributeur van EEA: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die deel uitmaakt van de toeleveringsketen en EEA op de markt brengt. Een distributeur van EEA kan tezelfdertijd een producent van EEA als vermeld in 16° zijn;
gebruikte EEA: EEA dat al is gebruikt, maar dat niet noodzakelijk een afvalstof is;
grote, niet-verplaatsbare industriële werktuigen: een groot geheel van machines, apparatuur en/of onderdelen die samenwerken voor een bepaalde toepassing, op een vaste plaats door vakmensen worden geïnstalleerd of afgebroken, en door vakmensen worden gebruikt en onderhouden in een industriële productieomgeving of een centrum voor onderzoek en ontwikkeling;
grote, vaste installatie: een grootschalig samenstel van diverse typen apparaten en eventueel andere hulpmiddelen die cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden:
a)
ze wordt door vakmensen gemonteerd, geïnstalleerd en afgebroken;
b)
ze is bestemd voor permanent gebruik als onderdeel van een gebouw of een structuur op een vooraf bepaalde en speciaal daarvoor bestemde plaats;
c)
ze kan uitsluitend door dezelfde speciaal ontworpen apparatuur vervangen worden;
heel kleine afgedankte EEA: afgedankte EEA met buitenafmetingen van ten hoogste 25 cm;
[hergebruikcentrum voor EEA: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die gebruikte EEA beroepsmatig opslaat, sorteert en scheidt in potentieel herbruikbare EEA en niet-herbruikbare afgedankte EEA, en die potentieel herbruikbare EEA voorbereidt voor hergebruik;]
huishoudelijke afgedankte EEA: afgedankte EEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en afgedankte EEA die afkomstig is van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die volgens de aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is. Afval van EEA die waarschijnlijk zowel door particuliere huishoudens als door andere gebruikers dan particuliere huishoudens wordt gebruikt, wordt in elk geval als huishoudelijk afgedankte EEA beschouwd;
10°
in de handel brengen van EEA: het voor het eerst beroepsmatig op de markt brengen van een product op het grondgebied;
11°
medisch hulpmiddel: een medisch hulpmiddel of hulpstuk als vermeld in het koninklijk besluit van 18 maart 1999 betreffende medische hulpmiddelen, dat EEA is;
12°
medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek: een hulpmiddel of hulpstuk voor in-vitrodiagnostiek als vermeld in het koninklijk besluit van 14 november 2001 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, dat EEA is;
13°
niet voor de weg bestemde mobiele machine: een machine met een interne krachtbron, waarvan de werking ofwel mobiliteit vereist, ofwel permanente of semipermanente beweging tussen een reeks vaste werklocaties tijdens het werk;
14°
op de markt brengen van EEA: het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik;
15°
percentage van nuttige toepassing en voorbereiding voor hergebruik en recyclage: dat cijfer wordt berekend voor elke categorie overeenkomstig artikel 3.4.4.2 door het gewicht van de afgedankte EEA dat de inrichting voor nuttige toepassing of voorbereiding voor hergebruik en recyclage binnenkomt, na passende verwerking overeenkomstig artikel 5.2.5.3, te delen door het gewicht van alle gescheiden ingezamelde AEEA voor elke categorie, uitgedrukt als percentage;
16°
[producent van EEA: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de bepalingen van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht:
a)
is gevestigd op het grondgebied en een product vervaardigt onder zijn eigen naam of merk, of laat een product ontwerpen of vervaardigen dat hij onder zijn naam of merk op het grondgebied verhandelt;
b)
is gevestigd op het grondgebied en een product wederverkoopt dat door andere leveranciers is geproduceerd onder zijn eigen naam of merk. Daarbij wordt de wederverkoper niet als producent van het product aangemerkt als het merkteken van de producent, vermeld in punt a), op het product zichtbaar is;
c)
is gevestigd op het grondgebied en beroepsmatig een product op de markt brengt;
d)
is gevestigd buiten het grondgebied en een product via verkoop op afstand, in de zin van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht, rechtstreeks of door gebruik van een online marktplaats, aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied verkoopt.
Diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, en die de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom niet draagt, wordt niet als producent van het product aangemerkt, tenzij hij ook optreedt als producent als vermeld in punt a) tot en met d);
]
17°
professionele afgedankte EEA: alle afgedankte EEA die niet als huishoudelijk afgedankte EEA aangemerkt kunnen worden.
]

§ 4

Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.5 van hoofdstuk 3 en onderafdeling 5.2.7 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
autobatterij of -accu: batterij of accu die gebruikt wordt voor het starten, voor de verlichting of het ontstekingsvermogen van een voertuig;
batterijpak: set batterijen of accu's die onderling verbonden zijn of die voorzien zijn van een buitenverpakking, die één complete eenheid vormt en niet is bestemd om door de eindgebruiker te worden opgedeeld of geopend;
draagbare batterij of accu: elke batterij, elke knoopcel, elk batterijpak of elke accu waarvoor tegelijk geldt dat ze:
a)
afgedicht zijn;
b)
met de hand kunnen worden gedragen;
c)
geen industriële batterij of accu, noch een autobatterij of -accu zijn;
industriële batterij of accu: batterij of accu die uitsluitend voor gebruik voor industriële of professionele doeleinden is ontworpen of die in elk type elektrisch voertuig wordt gebruikt;
knoopcel: kleine ronde draagbare batterij of accu met een diameter die groter is dan de hoogte en die wordt gebruikt voor speciale doeleinden, zoals gehoorapparaten, horloges, kleine draagbare apparatuur en als back-up- stroomvoorziening;
op de markt brengen van batterijen en accu's: het leveren of ter beschikking stellen, al dan niet tegen betaling, aan een derde, met inbegrip van invoer in het douanegebied;
producent van batterijen en accu's: persoon die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van de techniek voor communicatie op afstand, [overeenkomstig de bepalingen van artikel I.8, 15° van het Wetboek van economisch recht,] batterijen of accu's, met inbegrip van die welke in apparaten of voertuigen zijn ingebouwd, beroepsmatig voor het eerst op het grondgebied op de markt brengt, al dan niet voor eigen gebruik;
recycling van batterijen en accu's: het in een productieproces opnieuw verwerken van afvalmaterialen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met uitzondering van de terugwinning van energie;
verwerking van batterijen en accu's: iedere activiteit die afgedankte batterijen en accu's ondergaan nadat ze zijn overgedragen aan een faciliteit voor sortering, voorbereiding op recycling of voorbereiding op verwijdering.

[§ 4/1

Voor de toepassing van onderafdeling 5.2.10 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
haven: plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die hoofdzakelijk zijn ontworpen om de ontvangst van schepen mogelijk te maken, met inbegrip van de ankerplaatsen binnen de jurisdictie van de haven;
havenontvangstvoorziening: elke vaste, drijvende of mobiele voorziening die in staat is om als dienstverlening het afval van schepen in ontvangst te nemen;
ladingresiduen: de restanten van lading aan boord die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;
MARPOL-verdrag: het internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, in zijn geactualiseerde versie;
pleziervaartuig: elk schip met een romplengte van 2,5 meter of meer, ongeacht het type of de aandrijving, dat bestemd is voor sport- of recreatiedoeleinden en niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt;
afval van schepen: al het afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;
schip: elk zeegaand vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu opereert, waaronder vissersvaartuigen, pleziervaartuigen, draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen en drijvende vaartuigen;
vissersvaartuig: elk schip dat is uitgerust of met commercieel oogmerk wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;
passief opgevist afval: afval dat tijdens visserijactiviteiten in netten terechtkomt;
10°
toereikende opslagcapaciteit: voldoende capaciteit om het afval aan boord op te slaan vanaf het ogenblik van vertrek tot de volgende aanloophaven, met inbegrip van het afval dat waarschijnlijk zal ontstaan tijdens de reis;
11°
geregeld verkeer: verkeer op basis van een gepubliceerde of geplande lijst van vertrek- en aankomsttijden tussen bepaalde havens of terugkerende overtochten die een herkenbare regeling vormen;
12°
regelmatig een haven aandoen: met hetzelfde schip herhaalde reizen uitvoeren die een vast patroon vormen tussen bepaalde havens, of een reeks reizen zonder tussenstops van en naar dezelfde haven uitvoeren;
13°
frequent een haven aandoen: met een schip minstens één keer om de twee weken dezelfde haven aandoen;
14°
GISIS: het Global Integrated Shipping Information System dat door de IMO is opgezet;
15°
verwerking: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van de daaraan voorafgaande voorbereidende handelingen;
16°
indirecte bijdrage: bijdrage die wordt betaald voor het verlenen van diensten van havenontvangstvoorzieningen, ongeacht of al dan niet werkelijk afval van schepen wordt afgegeven.
]

§ 5

Voor de toepassing van onderafdeling 5.2.11 van hoofdstuk 5 en bijlage 3.4.6 gelden de definities, vermeld in het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.

[§ 6

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.11 en 5.3.12 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
[cateringmateriaal: alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van etenswaren, met uitsluiting van voorverpakte etenswaren en servetten;]
bereide voedingsmiddelen: voedingsmiddelen die ter plaatse worden klaargemaakt, samengesteld, geschikt, opgewarmd, geregenereerd of ontdooid;
[...]
[plastic draagtassen: draagtassen, met plastic als structureel hoofdbestanddeel, met of zonder handgreep, die aan consumenten worden verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten;]
lichte plastic draagtassen: plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron en meer dan of gelijk aan 15 micron;
[evenement: een eenmalige of een periodieke gebeurtenis op het gebied van kunst, cultuur, sport, festiviteit of volksvermaak. De gebeurtenis wordt publiek aangekondigd en is voor iedereen toegankelijk, al dan niet tegen betaling. Ze gaat door op een welbepaald tijdstip en is tijdelijk. De locatie kan zich zowel op publiek als op privaat terrein bevinden. Het evenement kan zowel in de openlucht doorgaan als in een gesloten ruimte;]
[recipiënt: alles wat gebruikt wordt voor het aanbieden en het nuttigen van drank;]
[serveren: het aanbieden, opdienen, bedienen van etenswaren of drank aan de eindgebruiker, met uitzondering van drankautomaten.]
]

[§ 7

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.13 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
afvalzak: elke zak bestemd voor de verzameling en/of inzameling van afvalstoffen;
[...]
[kunststoffen afvalzak: elke afvalzak met kunststof als structureel hoofdbestanddeel.]
]

[§ 8

Voor de toepassing van onderafdeling 3.4.14 van hoofdstuk 3 wordt verstaan onder:
vistuig: elk voorwerp of onderdeel van een werktuig dat wordt gebruikt in de visserij of de aquacultuur om in zee levende organismen af te zonderen, te vangen of te kweken, of dat op het zeeoppervlak drijft en wordt uitgezet met als doel dergelijke in zee levende organismen aan te trekken, te vangen of te kweken;
vistuigafval: elk vistuig dat valt onder de definitie van afvalstoffen, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, van het Materialendecreet, met inbegrip van alle afzonderlijke bestanddelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten of bevestigd waren aan een dergelijk vistuig toen het werd afgedankt, werd achtergelaten of verloren raakte;
in de handel brengen van kunststofhoudend vistuig: het voor het eerst op de markt brengen van een dergelijk product op het grondgebied;
op de markt brengen van kunststofhoudend vistuig: het in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een dergelijk product met het oog op distributie, consumptie of gebruik;
producent van kunststofhoudend vistuig:
a)
elke op het grondgebied gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand overeenkomstig de bepalingen van artikel I. 8, 15°, van het Wetboek van economisch recht, kunststofhoudend vistuig in de handel brengt, en die een andere persoon is dan de personen die visserijactiviteiten uitvoeren als vermeld in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad;
b)
elke buiten het grondgebied gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig via verkoop op afstand, in de zin van artikel I.8, 15°, van het Wetboek van economisch recht, rechtstreeks of door gebruik van een online marktplaats, aan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunststofhoudend vistuig op het grondgebied verkoopt, en die een andere persoon is dan de personen die visserijactiviteiten uitvoeren als vermeld in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1380/2013;
havenontvangstvoorziening: een havenontvangstvoorziening als vermeld in artikel 1.2.1, § 4/1, 2°.
]

[§ 8

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.18 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
kunststoffen rolcontainer voor afval: elke rolcontainer voor afval waarbij kunststof als structureel bestanddeel fungeert van de container voor afval.
]

[§ 9

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.19 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
kweekpot: pot die bestemd is voor het opkweken van planten en bloemen.
kweektray of plantentray: een plaat met verschillende rechthoekige of ronde cellen die enerzijds bestemd is voor het stekken en opkweken van planten, en anderzijds voor het plaatsen van verschillende kweekpotten.
]

[§ 10

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.1.20 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
meubilair in de openbare buitenruimte: meubilair in openbare parken, in natuurgebieden, op straten, pleinen, openbare speelpleinen, openbare parkeerplaatsen en openbare sportterreinen.
]

[§ 11

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.21 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
kunststof geluidsscherm: een geluidswerende wandvormige constructie bestaande uit een geluidsisolerend en desgevallend geluidsabsorberend materiaal en voorzien van de nodige structuren om de bouwkundige stabiliteit te verzekeren, waarbij het paneel of het geluidsisolerend of het geluidsabsorberend materiaal of al deze elementen uit kunststof bestaan.
]

[§ 12

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.23 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen: alle platen uit kunststof die ervoor zorgen dat de kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen mechanisch zijn afgeschermd in de bodem. Deze platen hebben kunststof als structureel hoofdbestanddeel en kunnen zowel een permanente als een tijdelijke functie hebben.
]

[§ 13

Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.24 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
kunststoffen raamsysteem: elk raamsysteem waarbij kunststof als structureel bestanddeel fungeert van het raamsysteem.
]
Wetshistoriek
§ 2, enig lid:
1° ingevoegd bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
2° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
oorspronkelijk 1° gewijzigd bij art. 3, 1° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en vernummerd tot 1°/1 bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en gewijzigd bij art. 5, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
4° vervangen bij art. 66, 1° B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80);
6°/1 ingevoegd bij art. 10, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
7°/1 ingevoegd bij art. 12, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
9°/1 ingevoegd bij art. 1, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
11°/1 ingevoegd bij art. 12, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
12° vervangen bij art. 5, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
13° opgeheven bij art. 6, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en opnieuw opgenomen bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
14° vervangen bij art. 6, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
15°/1 ingevoegd bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
15°/2 ingevoegd bij art. 17, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
18° gewijzigd bij art. 99, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 5, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
23° vervangen bij art. 10, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
23°/1 ingevoegd bij art. 1, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
25° vervangen bij art. 10, 3° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
25°/1 ingevoegd bij art. 1, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
25°/2° ingevoegd bij art. 17, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
25°/3 ingevoegd bij art. 17, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
27° gewijzigd bij art. 5, 4° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 17, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
29° gewijzigd bij art. 17, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
30° vervangen bij art. 5, 5° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2019 (art. 84);
34° gewijzigd bij art. 5, 6° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
38° en 39° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
40°/1 ingevoegd bij art. 12, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
40°/2 ingevoegd bij art. 12, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 17, 7° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
41° gewijzigd bij art. 99, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
43° gewijzigd bij art. 5, 7° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
44°/1 ingevoegd bij art. 5, 8° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
45° gewijzigd bij art. 3, 2° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25);
47° opnieuw opgenomen bij art. 3, 1° B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1));
49° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
50°/1 ingevoegd bij art. 6, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en vervangen bij art. 12, 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
57° vervangen bij art. 99, 3° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
60° gewijzigd bij art. 3, 3° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25);
60°/1 ingevoegd bij art. 12, 6° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
60°/2 ingevoegd bij art. 12, 7° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
61°/1 ingevoegd bij art. 5, 9° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
66° opnieuw opgenomen bij art. 3, 2° B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1));
67° vervangen bij art. 12, 8° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
68° vervangen bij art. 12, 9° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
71° gewijzigd bij art. 17, 8° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
73° gewijzigd bij art. 12, 10° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
75° vervangen bij art. 66, 2° B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80);
76° en 77° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
77°/1 ingevoegd bij art. 10, 5° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
77°/2 ingevoegd bij art. 12, 11° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
78° vervangen bij art. 17, 9° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
78°/1 ingevoegd bij art. 5, 10° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vervangen bij art. 17, 10° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
78°/1/1 ingevoegd bij art. 17, 11° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024):
79° vervangen bij art. 17, 12° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
79°/1 ingevoegd bij art. 10, 7° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
80° opgeheven bij art. 99, 4° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
83°/1 ingevoegd bij art. 1, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
86° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
87°/1 ingevoegd bij art. 5, 11° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
88° vervangen bij art. 17, 13° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
89° vervangen bij art. 17, 14° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
89°/1 ingevoegd bij art. 6, 5° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
92° tot 94° ingevoegd bij art. 3, 4° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en opgeheven bij art. 6, 6° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
95° ingevoegd bij art. 10, 8° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 3, enig lid, 7° vervangen bij art. 17, 15° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 3/1 ingevoegd bij art. 10, 9° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 3/1, enig lid:
8° vervangen bij art. 6, 7° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
16° vervangen bij art. 12, 12° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 4, enig lid, 7° gewijzigd bij art. 12, 13° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 4/1 ingevoegd bij art. 12, 14° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 6 ingevoegd bij art. 5, 12° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 6, enig lid:
1° vervangen bij art. 3, 3° B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1));
3° opgeheven bij art. 17, 16° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° vervangen bij art. 17, 17° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
6° tot 8° ingevoegd bij art. 3, 4° B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
§ 7 ingevoegd bij art. 5, 13° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 7, enig lid:
2° opgeheven bij art. 17, 18° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
3° vervangen bij art. 17, 19° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 8 (feitelijk eerste) ingevoegd bij art. 3, 5° B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
§ 8 (feitelijk tweede) ingevoegd bij art. 17, 20° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§§ 9 tot 13 ingevoegd bij art. 17, 20° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 2, enig lid:
41° gewijzigd bij art. 720, 1° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 24° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3));
47° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
57° vervangen bij art. 720, 2° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 24° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3));
66° opgeheven bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
68° vervangen bij art. 10, 4° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
79° vervangen bij art. 10, 6° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Hoofdstuk 2 Afbakening van de afvalfase

Afdeling 2.1 Lijst van afvalstoffen

Artikel 2.1.1

De lijst van afvalstoffen is opgenomen in bijlage 2.1.
Stoffen en voorwerpen die in de lijst van afvalstoffen zijn opgenomen, worden alleen als afvalstof beschouwd als ze aan de definitie van afvalstof voldoen.

Afdeling 2.2 Europese criteria

Wetshistoriek
Afdeling 2.2 (art. 2.2.1 - art. 2.2.8) vervangen bij afdeling 2.2 (art. 2.2.1 - art. 2.2.2) bij art. 13, 1° en 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.1

Er is geen grondstofverklaring vereist voor materialen waarvoor rechtstreeks toepasselijke Europees vastgestelde voorwaarden of criteria voor bijproducten of einde-afval gelden.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.2

Een inrichting of onderneming die voldoet aan rechtstreeks toepasselijke Europees vastgestelde voorwaarden of criteria voor bijproducten of einde-afval, kan die op de markt brengen als ze is opgenomen in een register. De minister stelt nadere regels vast voor de vorm en de inhoud van het register en voor de registratieprocedure.
Op eenvoudig verzoek van de OVAM of de toezichthouder toont de inrichting of onderneming in kwestie de conformiteit met de Europese eisen aan. Niet-conformiteit kan aanleiding geven tot schrapping uit het register. De minister kan vaststellen welke informatie beschikbaar moet zijn om de conformiteit te kunnen aantonen en stelt nadere regels vast voor de schrapping uit het register.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.3

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.4

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.5

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.6

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.7

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.2.8

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Afdeling 2.3 Specifieke criteria

Onderafdeling 2.3.1 Algemene bepalingen voor specifieke criteria

Wetshistoriek
Onderafdeling 2.3.1 (art. 2.3.1.1 - art. 2.3.1.3) vervangen bij onderafdeling 2.3.1 (art. 2.3.1.1 - art. 2.3.1.3/2) art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 2.3.1.1

[§ 1 ]

Een materiaal mag alleen als grondstof worden beschouwd als het gebruik over het geheel genomen geen ongunstige effecten heeft op het milieu of de menselijke gezondheid.

[§ 2

De producent brengt de OVAM op de hoogte als hij beschikt over aanwijzingen of informatie dat het gebruik wel ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid heeft. Hij beperkt zich hierbij tot de aanwezigheid van stoffen vermeld in de kandidaatslijst, autorisatielijst of restrictielijst van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, of stoffen vermeld in bijlage I van de Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 genummerd en § 2 ingevoegd bij art. 18 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.1.2
Voor bepaalde materialen worden, waar nodig, specifieke criteria vastgesteld die minimaal vervuld moeten zijn opdat een bepaald materiaal kan worden beschouwd als een grondstof, bestemd voor een bepaald toepassingsgebied. Elk materiaal afzonderlijk voldoet aan die criteria.
[...]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.1.3
In de lijst met materialen, vermeld in bijlage 2.2, is aangegeven voor welke materialen een grondstofverklaring vereist is.
Beoogde grondstoffen die bestemd zijn voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, [of voor gebruik als bouwstof], en die niet vermeld worden in bijlage 2.2, kunnen pas als grondstof worden beschouwd als de OVAM een toelating heeft gegeven in de vorm van een grondstofverklaring.
Het gebruik van een grondstof als bodem is niet toegelaten.
Een grondstofverklaring wordt afgegeven volgens de procedure, vermeld in afdeling 2.4. Een grondstofverklaring kan worden afgegeven als voldaan is aan de toepasselijke specifieke criteria, vermeld in afdeling 2.3, en de toepassing over het geheel genomen geen ongunstige effecten op het milieu en de menselijke gezondheid heeft.
Als een materiaal niet voldoet aan de toepasselijke specifieke criteria, vermeld in afdeling 2.3, kan ze alleen toegelaten worden als er vanuit milieuoogpunt valabele argumenten zijn en daarvoor een grondstofverklaring wordt verkregen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.1.3/1
Materialen kunnen beschouwd worden als grondstoffen die bestemd zijn voor gebruik in bodemsaneringswerken [...], als ze voldoen aan de voorwaarden van samenstelling of gebruik, vastgesteld in het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject, het beperkte bodemsaneringsproject [...], afgegeven door de OVAM conform de bepalingen van het Bodemdecreet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 21 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.1.3/2

§ 1

De grondstoffenproducent of in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, vermeld in artikel 2.4.2.1, is ervoor verantwoordelijk dat de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, nageleefd worden. Hij brengt elke afnemer van de grondstof op de hoogte van de gebruiksvoorwaarden, vermeld in afdeling 5.3, en van de specifieke criteria, vermeld in afdeling 2.3.
Het is de verantwoordelijkheid van de grondstoffenproducent of de persoon die in zijn naam optreedt, om de toezichthouder [de eerstvolgende werkdag] op de hoogte te brengen, als hij over informatie beschikt waaruit kan worden besloten dat een partij materialen niet meer aan de bepalingen, vermeld in dit hoofdstuk, voldoet. In dat geval wordt die partij materialen beschouwd als afvalstof.

§ 2

De materialen, vermeld in artikel 2.3.1.3, die worden beschouwd als grondstoffen, worden minstens eenmaal per jaar bemonsterd en geanalyseerd door een erkend laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het VLAREL van 19 november 2010, tenzij anders is bepaald in de grondstofverklaring. [...]
[Behandeld zuiveringsslib dat wordt beschouwd als grondstof, wordt minstens zesmaandelijks bemonsterd en geanalyseerd door een erkend laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het VLAREL van 19 november 2010. Het zuiveringsslib moet worden bemonsterd na behandeling, maar vóór levering aan de gebruiker, en moet representatief zijn voor het geproduceerde zuiveringsslib. Met behoud van de parameters, vermeld in bijlage 2.3.1, die bij dit besluit is gevoegd, worden de volgende parameters geanalyseerd:
zuurtegraad;
organische stof;
stikstof;
difosforpentoxide.
]
[De monsters zijn] representatief voor de productie in een bepaald tijdsinterval. De conformiteit met de geldende criteria wordt verzekerd op basis van een representatieve bemonstering en analyse. Afhankelijk van de herkomst, de verontreinigingsgraad en aanwending kan de grondstoffenproducent of in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, in overleg met de OVAM, de parameterlijst, vermeld in bijlage 2.3.1 en 2.3.2, beperken.
[Voor de materialen, vermeld in artikel 2.3.1.3, die worden beschouwd als grondstoffen, geeft de grondstoffenproducent of, in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, bij het plaatsen van de opdracht voor de monstername en analyse van de grondstof het nummer van de grondstofverklaring door aan het erkende laboratorium dat de bemonstering of analyse, of beide, van die materialen uitvoert, met de vraag om dat nummer in het monsternemingsverslag op te nemen.
Het erkende laboratorium meldt binnen 3 werkdagen na de monstername de start van de analyse van de grondstofverklaring in het Labo Loket - Analyseresultaten van de OVAM. Bij die melding worden de volgende gegevens over de controle verplicht gemeld in het Labo Loket - Analyseresultaten:
de identificatie van het erkende laboratorium dat de analyse van de materialen uitvoert, via het Labo-ID;
het nummer van de grondstofverklaring;
de datum van de monstername;
de reden van de monstername via de referentielijst die beschikbaar is op de website van de OVAM;
de identificatie van het erkende laboratorium dat de monstername heeft uitgevoerd, via het Labo-ID;
het nummer van het monster;
het monsternameverslag in pdf-formaat.
Het Labo Loket - Analyseresultaten verstrekt vervolgens aan het erkende laboratorium een OVAM-opdrachtreferentie voor de aangemelde analyse van de materialen die worden beschouwd als grondstoffen.]

§ 3 [

De gegevens van de monstername en de analyse van het materiaal dat beschouwd wordt als een grondstof, worden bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige gegevensuitwisseling tussen de erkende laboratoria en de OVAM. De minister bepaalt in een standaardprocedure de technische specificaties waaraan de gegevens van de monstername en de analyse moeten voldoen, en de technische specificaties van de uitwisseling van gegevens, zoals bepaald in dit artikel. Voor de materialen die beschouwd worden als grondstoffen, waarbij meer dan één erkend laboratorium analyses uitvoert in het kader van dezelfde analyse, is het erkende laboratorium dat door de opdrachthouder is aangeduid verantwoordelijk dat de resultaten worden gerapporteerd aan de OVAM.
De erkende laboratoria die de resultaten van de analyses, vermeld in paragraaf 2, aan de OVAM rapporteren, bezorgen die analysegegevens met vermelding van de OVAM-opdrachtreferentie. Dat gebeurt op elektronische wijze onmiddellijk na de uitvoering van de analyse of onmiddellijk na de ontvangst van de analyseresultaten van de andere betrokken erkende laboratoria. De uitwisseling van de gegevens gebeurt volgens de specificaties die opgenomen zijn in de standaardprocedure.
De grondstoffenproducent van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen bezorgt aan de OVAM ook jaarlijks in pdf-formaat de analyseresultaten die de conformiteit met het ministerieel besluit, vermeld in artikel 2.3.6.1, § 2, aantonen.
De analysegegevens die niet vallen onder de rapporteringsverplichtingen van deze paragraaf, worden door de grondstoffenproducent of de persoon die in zijn naam optreedt, gedurende vijf jaar ter beschikking gehouden van de toezichthouder en de OVAM.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 22, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 22, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 2, lid 2 ingevoegd bij art. 1, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 1, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, leden 4 tot 6 ingevoegd bij art. 22, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 3 vervangen bij art. 22, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 2 gewijzigd bij art. 15, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 80).
§ 3 vervangen bij art. 15, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 80).

Onderafdeling 2.3.2 Criteria voor grondstoffen, bestemd voor gebruik als bouwstof

Artikel 2.3.2.1

§ 1

Rekening houdend met de geldende voorwaarden voor [het gebruik van] bouwstoffen moeten de volgende criteria voor de samenstelling minimaal zijn vervuld om de [beoogde grondstoffen] te beschouwen als grondstoffen die bestemd zijn voor gebruik als bouwstof:
de maximale totaalconcentraties aan organische verbindingen, vermeld in [bijlage VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming], worden niet overschreden;
[de maximale totaalconcentraties aan metalen, vermeld in bijlage VI van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, zijn dwingende waarden voor het onvermengd gebruik als niet-vormgegeven bouwstof en voor het vermengd gebruik in niet-vormgegeven bouwstof met druksterkte van minder dan 6,0 N/mm2;]
[de maximale uitloogbaarheidswaarden van de metalen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink, vermeld in bijlage 2.3.2.B, worden niet overschreden bij het beoogde gebruik in of als bouwstof. De uitloogbaarheidswaarden van barium, bromide, chloride, fluoride en sulfaat, vermeld in bijlage 2.3.2.B, zijn richtwaarden.
In de as van afvalverbranding en de slakken van metallurgie worden bij het beoogde gebruik in of als bouwstof de maximale uitloogbaarheidswaarden van de metalen antimoon, molybdeen, vanadium, kobalt, seleen en tin, vermeld in bijlage 2.3.2.B, niet overschreden;
]
[...]
het berekende totaalgehalte aan asbestvezels bedraagt maximaal 100 mg/kg droge stof;
[de maximale gehalten aan fysische verontreinigingen zijn voor vlottende verontreinigingen 5,0 cm3/kg droge stof, voor niet-vlottende verontreinigingen 1,0 % (massa/massa) en voor glas 2,0 % (massa/massa);]
[de gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde gerecycleerde granulaten zijn vrijgesteld van de dwingende waarde voor de totaalconcentratie aan metalen. Als voor elk zwaar metaal de totaalconcentratie lager is dan de waarde voor vrij gebruik van uitgegraven bodem, vermeld in bijlage V van het VLAREBO, zijn gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde granulaten vrijgesteld van de bepaling van de uitloging van zware metalen.]

[§ 1/1

De producent van de beoogde grondstof die de dwingende waarde voor totaalconcentratie aan zware metalen of de dwingende waarde voor uitloogbaarheid aan zware metalen overschrijdt, laat onderzoek uitvoeren naar de reinigbaarheid inclusief een tweede mening door een onafhankelijke kennisinstelling. Reinigbaar betekent dat voldaan wordt aan de dwingende waarden voor totaalconcentratie en voor uitloogbaarheid van zware metalen, vermeld in paragraaf 1, en de massa van het gereinigde materiaal minstens 60 % bedraagt van de massa van het inputmateriaal. De tweede mening van de onafhankelijke kennisinstelling omvat de beoordeling van het onderzoek en het eigen advies. Het onderzoek naar reinigbaarheid en de tweede mening van de onafhankelijke kennisinstelling worden toegevoegd in de aanvraag voor grondstofverklaring.
Als de beoogde grondstof reinigbaar is, moet ze eerst gereinigd worden om het statuut grondstof te verkrijgen. De niet-gereinigde beoogde grondstof komt niet in aanmerking voor de verwerking tot een vormgegeven bouwstof. Het contract tussen de producent en de reinigingsfirma wordt toegevoegd in de aanvraag voor de grondstofverklaring.
Als de beoogde grondstof niet reinigbaar is, kan ze verwerkt worden volgens een specifieke receptuur tot een niet-vormgegeven bouwstof met druksterkte van minstens 6,0 N/mm2 of tot een vormgegeven bouwstof. De receptuur wordt bij de aanvraag van de grondstofverklaring gevoegd. Bij het beoogde gebruik wordt voldaan aan de uitloogbaarheidswaarden, vermeld in paragraaf 1, 3°.
Het uitvoeren van een onderzoek naar reinigbaarheid is niet nodig voor slakken van de metallurgie, gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde gerecycleerde granulaten.
De minister kan de minimale onderdelen van het onderzoek naar reinigbaarheid bepalen.
]

§ 2 [

In afwijking van paragraaf 1 hoeven de materialen, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2, meer bepaald asfaltgranulaat, gerecycleerde bitumineuze granulaten en zeefzand van asfalt, niet te voldoen aan de totaalconcentratie voor de parameter minerale olie en gelden voor de polycyclische aromatische koolwaterstoffen de totaalconcentraties, vermeld in bijlage 2.3.2.A.
Om vast te stellen of voldaan wordt aan voormelde totaalconcentraties, wordt de pak-spraytest gebruikt. Als de pak-spraytest een gele verkleuring vertoont, wordt geacht dat er niet voldaan is aan de voormelde normen. Bij een onduidelijke verkleuring kan een bevestigingsproef met infraroodspectroscopie worden uitgevoerd. Als de infraroodspectroscopie duidelijke pieken vertoont, wordt geacht dat er niet voldaan is aan voormelde normen. Er mag kwalitatief getest worden met infraroodspectroscopie zonder voorafgaande pak-spraytest. Bij twijfel bepaalt een tegenproef met een chemische analyse op pak via GC-MS of de normen in bijlage 2.3.2.A niet zijn overschreden. Het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten vermeldt de proefmethode en de conformiteitscontrole van de pak-spraytest.
]

[§ 3

[...]
]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 24, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
1° gewijzigd bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
2° en 3° vervangen bij art. 24, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 29 juni 2024 (art. 151);
4° opgeheven bij art. 24, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 29 juni 2024 (art. 151);
6° ingevoegd bij art. 7, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
7° ingevoegd bij art. 24, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 29 juni 2024 (art. 151).
§ 1/1 ingevoegd bij art. 24, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 29 juni 2024 (art. 151).
§ 2 vervangen bij art. 16 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 3 ingevoegd bij art. 7, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en opgeheven bij art. 24, 7° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 1, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 2 vervangen bij art. 17 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 7, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 3 vervangen bij art. 6, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 2.3.2.2
De OVAM stelt een globaal beheersysteem voor gerecycleerde granulaten vast. Dat beheersysteem bevat minstens een door de minister goed te keuren eenheidsreglement dat de voorwaarden en de procedure voor de keuring van gerecycleerde granulaten regelt.
De gerecycleerde granulaten die als grondstof worden ingezet, moeten voldoen aan de bepalingen van het eenheidsreglement. [Het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.]
[Sorteerinrichtingen waarvan het uitgesorteerde puin na verdere bewerking bij een breker wordt afgezet als gerecycleerd granulaat, beschikken over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten.]
De parameterlijsten uit de bijlagen, vermeld in artikel 2.3.2.1, kunnen beperkt worden tot een lijst als vermeld in het eenheidsreglement.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 18, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 17 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Lid 3 vervangen bij art. 18, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)), bij art. 4 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 2.3.2.3
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 25 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 1 opgeheven bij art. 19 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 2.3.3 Criteria voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel

Wetshistoriek
Onderafdeling 2.3.3 (art. 2.3.3.1) opgeheven bij art. 68 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80) en opnieuw opgenomen als onderafdeling 2.3.3 (art. 2.3.3.1 - art. 2.3.3.3) bij art. 18 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 2.3.3.1
De materialen, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 1, kunnen worden beschouwd als grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, als de voorwaarden van samenstelling, namelijk de maximale gehalten aan verontreinigende stoffen, vervuld zijn. De samenstellingsvoorwaarden voor grondstoffen die 2 % of meer dan 2 % droge stof bevatten, zijn vermeld in bijlage 2.3.1.A. De samenstellingsvoorwaarden voor grondstoffen die minder dan 2 % droge stof bevatten, zijn vermeld in bijlage 2.3.1.B.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 18 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.3.3.2
De behandeling [van] zuiveringsslib [wordt] uitgevoerd volgens de bepalingen, vermeld in bijlage 2.3.1.D.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 18 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 2.3.3.3

§ 1 [

Gft-compost, groencompost, boerderijcompost geproduceerd in een samenwerkingsverband zoals omschreven in artikel 3, § 5, 3° van het Mestdecreet en eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen, worden geproduceerd in een vergunde inrichting voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen die beschikt over een keuringsattest.
]

§ 2

De biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen is onderworpen aan het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Het kwaliteitsgarantiesysteem heeft tot doel te garanderen dat afvalstoffen worden omgezet in kwalitatief hoogwaardige eindmaterialen voor nuttige toepassing. Het kwaliteitsgarantiesysteem wordt beheerd door de OVAM. De minister stelt het kwaliteitsgarantiesysteem vast.

§ 3

De inrichtingen voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen met het oog op de productie van bodemverbeterende middelen of meststoffen vergoeden de OVAM voor de ontwikkeling en het beheer van het kwaliteitsgarantiesysteem. De minister kan bindende voorschriften vaststellen voor de berekening van de vergoeding. Ze worden opgesteld in overleg met de betrokken partners.

§ 4

Het keuringsattest, vermeld in paragraaf 1, wordt afgegeven door een certificeringsinstelling overeenkomstig het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Een certificeringsinstelling wordt erkend door de minister, na advies van de OVAM. De procedure is opgenomen in het Algemeen Reglement van de Certificering.

§ 5

De certificeringsinstellingen voeren de certificeringsactiviteiten op het terrein uit zoals beschreven in het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen. Hun taken zijn:
de uitvoering en opvolging van monsternemingen, analyses en audits conform het Algemeen Reglement van de Certificering;
het verlenen, schorsen of intrekken van keuringsattesten conform het Algemeen Reglement van de Certificering;
de rapportering aan de OVAM, onder meer door:
a)
een maandelijks overzicht van de verleende, geschorste of ingetrokken keuringsattesten;
b)
verslagen van audits en actieplannen die opgelegd zijn naar aanleiding van non-conformiteiten bij vergunde inrichtingen voor het verwerken van organisch-biologische afvalstoffen, om hun keuringsattest te verkrijgen of te behouden;
c)
jaarlijkse rapportering over de certificeringsactiviteiten.

§ 6

Het Algemeen Reglement van de Certificering wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het bestaat uit een organisatorisch deel waarin voorwaarden voor de certificeringsinstellingen zijn opgenomen en uit een uitvoerend deel met voorwaarden voor de inrichtingen voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen.

§ 7

De OVAM houdt als onafhankelijk toezichtsorgaan toezicht op het kwaliteitsgarantiesysteem Meststoffen-Bodemverbeterende Middelen.
De OVAM voert onder meer de volgende taken uit:
toezicht houden op het Algemeen Reglement van de Certificering en op het kwaliteitsgarantiesysteem;
behandelen van de beroepen tegen beslissingen over de verlening, schorsing of intrekking van de keuringsattesten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 18 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 26 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.3.4
Producenten van de volgende afvalstoffen maken een informatiefiche op:
organisch-biologische afvalstoffen die door biologische verwerking worden omgevormd tot bodemverbeterende middelen of meststoffen, met uitzondering van:
a)
gft-afval;
b)
groenafval;
c)
andere afvalstoffen die zijn ingedeeld in risicoklasse 1 van het Algemeen Reglement van de Certificering, vermeld in artikel 2.3.3.3, § 6;
d)
bedrijfseigen organisch-biologische afvalstoffen die op het bedrijf zelf door middel van biologische verwerking worden omgevormd tot bodemverbeterende middelen of meststoffen;
materialen die rechtstreeks worden aangewend als bodemverbeterende middelen of meststoffen, waarvoor een grondstofverklaring vereist is overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.3.1.3 of bijlage 2.2.
De informatiefiche voor de afvalstoffen wordt herzien:
overeenkomstig de frequentie, vermeld in het Algemeen Reglement van de Certificering, vermeld in artikel 2.3.3.3, § 6;
minstens zesmaandelijks.
De minister bepaalt de minimale onderdelen van de informatiefiche.
Afvalstoffen waarvoor de opmaak van een informatiefiche verplicht is overeenkomstig 1°, mogen enkel worden aanvaard bij biologische verwerking met het oog op de omvorming tot bodemverbeterende middelen of meststoffen, wanneer de verwerker voorafgaand aan de levering beschikt over een informatiefiche die op het moment van de levering van de afvalstof niet ouder dan 6 maanden is.
Afvalstoffen waarvoor de opmaak van een informatiefiche verplicht is overeenkomstig 2°, mogen enkel worden toegepast wanneer de gebruiker voorafgaand bij de toepassing beschikt over een informatiefiche die op het moment van de levering van de afvalstof niet ouder dan 6 maanden is.
[Een organisch-biologische afvalstof die conform het eerste lid over een informatiefiche moet beschikken, en waarvan de producent weet of redelijkerwijs kan aannemen dat ze verontreinigende stoffen bevat die niet vermeld zijn in bijlage 2.3.1, kan worden omgevormd tot, of aangewend worden als, bodemverbeterend middel of meststof, op voorwaarde dat ze bij het gebruik, al dan niet voorafgegaan door omvorming, geen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid heeft. De effecten op het milieu of de menselijke gezondheid worden beoordeeld conform een code van goede praktijk die op voorstel van de OVAM wordt vastgesteld door de minister.]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 3 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 2.3.3.5

§ 1

Houtsnippers mogen alleen ondergewerkt worden in landbouwgrond als die in actief gebruik is voor landbouwactiviteiten. In afwachting van het onderwerken mogen de houtsnippers op die landbouwgrond worden toegepast als bodembedekker.

§ 2

Met behoud van de toepassing van de samenstellingsvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.1.A, moeten de houtsnippers voldoen aan de bepalingen van artikel 5.3.15.1, § 1, 1°, en aan de volgende samenstellingsvoorwaarden:
minimaal organische stofgehalte van 80 % op droge stof;
minimale koolstof-stikstofverhouding van 50;
minimale koolstof-fosforverhouding van 500.
De conformiteit van de houtsnippers met de samenstellingsvoorwaarden van het tweede lid, 1° tot en met 3°, wordt aangetoond door een representatieve bemonstering en analyse:
per volume van 40 kubieke meter houtsnippers bij aanbrengen op een perceel landbouwgrond met een maximale oppervlakte van 1 hectare
per volume van 100 kubieke meter houtsnippers bij aanbrengen op een perceel landbouwgrond met een oppervlakte van meer dan 1 hectare.
In afwijking van artikel 2.3.1.3./2. § 2 dienen de houtsnippers niet jaarlijks te worden geanalyseerd met het oog op de aftoetsing aan de samenstellingsvoorwaarden van bijlage 2.3.1.A.

§ 3

Het gebruik van houtsnippers is verboden als die zijn geproduceerd uit materialen of afvalstromen die afkomstig zijn van:
de aanleg en het onderhoud van tuinen, meer bepaald afval dat gras, bladeren, naalden en haagscheersel bevat;
recyclageparken en afvalverwerkende bedrijven, uitgezonderd de zeefoverloop groter dan 40 millimeter, van groencompostering die beschikt over een geldig keuringsattest voor groencompost overeenkomstig artikel 2.3.3.3. § 1;
bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie.;
gebieden met verontreinigde bodems, die al dan niet gesaneerd worden door middel van fytoremediatie;
gebieden of producenten gelegen buiten het Vlaams gewest;
het beheer van vegetaties en kleine landschapselementen die niet voldoen aan de maatregelen in uitvoering van artikel 13, § 4 tot en met § 6 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

§ 4

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 28 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 2.3.4

Wetshistoriek
Onderafdeling 2.3.4 (art. 2.3.4.1) opgeheven bij art. 29 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 2.3.4.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 29 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 2.3.5 Criteria voor grondstoffen afkomstig van en bestemd voor metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen

Artikel 2.3.5.1

§ 1

Materialen afkomstig van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen, worden beschouwd als grondstoffen als ze rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen [met toepassing van de BBT-conclusies voor de non-ferrometaalindustrie, vermeld in hoofdstuk 3.10 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014. De materialen worden niet als grondstoffen beschouwd als de materialen verwerkt worden in productieprocessen die niet gebruikmaken van deze beste beschikbare technieken.].
De beoogde grondstoffen zijn afkomstig van en bestemd voor een metallurgisch productieproces, vermeld in bijlage 2.3.5.
De beoogde grondstoffen mogen geen verontreinigingen bevatten die niet eigen zijn aan het metallurgisch proces of gevaarlijke stoffen bevatten die niet in de samenstellingscriteria van de lijst, vermeld in paragraaf 2, zijn opgenomen.

§ 2

De minister stelt de vorm en de inhoud vast van de lijst met materialen, afkomstig van en bestemd voor metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen, die als grondstof kunnen worden beschouwd.

§ 3

Artikel 2.4.2.2, 2°, c) en 3°, en artikel 2.4.2.5, 3°, zijn niet van toepassing in het geval een grondstofverklaring wordt aangevraagd voor materialen afkomstig van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen, die rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen, op voorwaarde dat het specifieke productieproces waaruit het materiaal voorkomt, goed omschreven is.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 30 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 2.3.6 Criteria voor grondstoffen afkomstig van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen

Artikel 2.3.6.1

§ 1

Materialen afkomstig van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen, worden beschouwd als grondstoffen als ze rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt.
De beoogde grondstoffen zijn afkomstig van een metallurgisch productieproces en bestemd voor gebruik, vermeld in bijlage 2.3.6.
De beoogde grondstoffen mogen geen verontreinigingen bevatten die niet eigen zijn aan het metallurgisch proces of gevaarlijke stoffen bevatten die niet in de samenstellingscriteria van de lijst, vermeld in paragraaf 2, zijn opgenomen.

§ 2

De minister stelt de vorm en de inhoud vast van de lijst met materialen, afkomstig van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen, die als grondstof worden gebruikt.

[§ 2/1

De producent laat het materiaal dat afkomstig is van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen en als grondstof wordt gebruikt, registreren. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket registraties op de website van de OVAM.
De OVAM stelt een register van geregistreerde materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen en als grondstof worden gebruikt, ter beschikking via haar website.
]

§ 3

Artikel 2.4.2.2, 2°, c) en 3°, en artikel 2.4.2.5, 3°, zijn niet van toepassing in het geval een grondstofverklaring wordt aangevraagd voor materialen afkomstig van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen, op voorwaarde dat het specifieke productieproces waaruit het materiaal voorkomt, goed omschreven is.
Wetshistoriek
§ 2/1 ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 2.3.6.2

§ 1

De registratie bevat de volgende gegevens:
de identificatiegegevens van de grondstoffenproducent: maatschappelijke naam, rechtsvorm, voor Belgische ondernemingen het ondernemingsnummer en eventueel het vestigingsnummer en voor buitenlandse ondernemingen het btw-nummer, het adres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel, van de verantwoordelijke bij de exploitatiezetel de naam, het contactadres, het telefoonnummer, het e-mailadres en eventueel het faxnummer;
de identificatiegegevens van de contactpersoon: naam, contactadres, telefoonnummer en e-mailadres;
de identificatie van het materiaal: gebruikelijke naam, jaarlijkse hoeveelheid en de materiaalcode;
de beschrijving van de specifiek beoogde toepassing of het gebruik van het materiaal;
een verklaring dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn, en dat het materiaal voldoet aan de voorwaarden voor gebruik.

§ 2

De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de correcte registratie via een melding in het webloket registraties van de OVAM. Zolang de aanvrager geen elektronische melding ontvangt, moet de registratie beschouwd worden als niet ingediend.
De registratie geldt voor een periode van tien jaar.

§ 3

Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de producent gebruik van het webloket registraties op de website van de OVAM. De gewijzigde gegevens worden aangepast in het register van geregistreerde materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen en als grondstof worden gebruikt.
De registratie kan niet aan derden worden doorgegeven, uitgezonderd wanneer de grondstoffenproducent wordt overgenomen.
Bij een overname van de grondstoffenproducent deelt de grondstoffenproducent de identificatiegegevens zoals vermeld in 1° en 2° van paragraaf 1 van dit artikel en een bewijs van de overname mee aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket registraties op de website van de OVAM. De nieuwe registratie is geldig met onmiddellijke ingang.
Bij stopzetting van het gebruik van het materiaal als grondstof kan de producent op zijn verzoek de registratie laten opheffen. De registratie als materiaal wordt dan geschrapt uit het register. De producent meldt de stopzetting elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket registraties op de website van de OVAM.

§ 4

Elk misbruik van de registratie en elke overtreding van de voorwaarden voor het gebruik van het materiaal, kan leiden tot het schorsen van de registratie.
Bij vaststelling van misbruik van de registratie of van een overtreding van de voorwaarden voor het gebruik van het materiaal wordt de producent door de OVAM met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schorsing en de motieven daarvoor. De producent beschikt over een termijn van veertien dagen na ontvangst van de beveiligde zending om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde zijn gebracht. Hij kan vragen om gehoord te worden.
De schorsing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de producent meegedeeld, met vermelding van de motieven. Na de schorsing wordt het materiaal opgenomen in het register van geschorste registraties van materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen.
Een schorsing van de registratie van een materiaal dat afkomstig is van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen, blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de registratie. Als door de producent intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schorsing niet meer bestaat, kan de schorsing ongedaan worden gemaakt. Tijdens de periode van de schorsing kan de producent voor dat materiaal geen nieuwe registratie verkrijgen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 6 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 2.3.7 Criteria voor grondstoffen die bestemd zijn voor gebruik als blendcomponent in scheepsbrandstof

Wetshistoriek
Onderafdeling 2.3.7 (art. 2.3.7.1 - art. 2.3.7.4) ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 2.3.7.1
Opgewerkte afvalolie en opgewerkte brandstofresten die als blendcomponent in scheepsbrandstof ingezet worden, moeten voldoen aan de bepalingen van deze onderafdeling.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.7.2
Afvalolie en brandstofresten kunnen opgewerkt worden tot blendcomponent voor scheepsbrandstof op voorwaarde dat het totale PCB-gehalte lager is dan 50 ppm.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.7.3

§ 1

Het opwerkingsproces bevat minstens de volgende drie processtappen:
filtratie;
ontwatering;
destillatie om de bitumineuze fractie af te scheiden van de brandstoffractie, waarbij de beoogde grondstof het destillaat is van het destillatieproces of een gelijkwaardige techniek waarvan wordt aangetoond dat ze toelaat de samenstellingsvoorwaarden uit artikel 2.3.7.4 te behalen.

§ 2

Van punt 1° en 2°, vermeld in paragraaf 1, kan afgeweken worden als uit analyses blijkt dat ze geen meerwaarde hebben om aan de samenstellingsvoorwaarden te voldoen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.3.7.4
De opgewerkte afvalolie en opgewerkte brandstofresten moeten minstens voldoen aan de samenstellingsvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.3.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 2.4 Grondstofverklaring

Onderafdeling 2.4.1 Algemene bepalingen

Artikel 2.4.1.1
Bij de beoordeling of een materiaal kan worden aangemerkt als grondstof, toetst de OVAM het betreffende materiaal aan de definitie van een afvalstof als vermeld in artikel 3,1°, van het Materialendecreet, en houdt daarbij rekening met de elementen, vermeld in artikel 36, 37 en 39 van voormeld decreet.
Het gebruik van de betreffende materialen betekent niet dat de prioriteitsvolgorde, vermeld in artikel 4, § 3, van het Materialendecreet, wordt verlaten, onverminderd de mogelijkheid tot afwijking hiervan, zoals bepaald in artikel 8, § 1, van voormeld decreet.

Artikel 2.4.1.2
In een grondstofverklaring kunnen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Die voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de herkomst van het materiaal, de manier waarop het is ingezameld, geproduceerd of verwerkt, de aard en samenstelling van het materiaal, de grenswaarden voor verontreinigende stoffen, de toegelaten toepassing, de toegelaten wijze van aanwending en de aanwezigheid van een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld [in afdeling 2.5].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 2.4.1.3
Een grondstofverklaring wordt alleen afgegeven voor een specifiek materiaal dat wordt geproduceerd door een specifieke producent of dat voortkomt uit een specifiek productieproces, en waarvoor een specifieke toepassing wordt beoogd.
Wetshistoriek
Opnieuw opgenomen bij art. 19 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Opgeheven bij art. 8 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 2.4.2 Aanvraagprocedure voor een grondstofverklaring

Artikel 2.4.2.1
De producent van de beoogde grondstof of de persoon die in zijn naam optreedt, dient een elektronische aanvraag tot het verkrijgen van een grondstofverklaring in bij de OVAM. Voor die elektronische aanvraag stelt de OVAM een webloket voor grondstofverklaringen ter beschikking via de website van de OVAM.
[Een beoogde grondstof waarvoor op het moment van de aanvraag nog niet kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de dwingende samenstellingsvoorwaarden van de toepassing omdat de concrete toepassing ervan nog niet operationeel is, kan, als het een aanvraag van de initiële grondstofproducent betreft, toch als grondstof worden toegelaten. Op basis van laboratoriumonderzoek moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de samenstellingsvoorwaarden van de toepassing.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 32 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.4.2.2
De aanvraag bevat de volgende documenten en gegevens, voor zover ze nog niet aan de OVAM zijn bezorgd:
het gewenste gebruik van het materiaal als grondstof;
de identificatiegegevens van de aanvrager:
a)
[...]
b)
[de maatschappelijke naam, de rechtsvorm, het ondernemingsnummer, het adres van de maatschappelijke zetel, de naam en het contactadres van de verantwoordelijke, het telefoonnummer, het e-mailadres en eventueel het faxnummer;]
c)
de relatie ten opzichte van de grondstoffenproducent onder punt 3°;
de identificatiegegevens van de grondstoffenproducent:
a)
[...]
b)
[de maatschappelijke naam, de rechtsvorm, het ondernemingsnummer, het adres van de maatschappelijke zetel, de naam en het contactadres van de verantwoordelijke, het telefoonnummer, het e-mailadres en eventueel het faxnummer;]
de identificatie van het materiaal: gebruikelijke naam, jaarlijkse hoeveelheid en de EURAL-code van het materiaal, vermeld in bijlage 2.1;
een overzicht van het productieproces met beschrijving van de gebruikte inputstromen en de stappen waarbij het materiaal vrijkomt, indien van toepassing;
een kopie van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] voor het proces [...] waaruit het materiaal vrijkomt, indien van toepassing;
[voor aanvragen voor grondstofverklaring die worden opgelegd in afdeling 2.3:
a)
staving dat het materiaal voldoet aan de toepasselijke specifieke criteria uit afdeling 2.3;
b)
motivatie waarom het gebruik van de grondstof in de toepassing over het geheel genomen geen ongunstige effecten heeft op mens en leefmilieu;
c)
indien van toepassing, een monsternemings- en analyseverslag van een representatief monster van het materiaal, opgesteld door een erkend laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen, vermeld in artikel 6, 5°, e), van het VLAREL. Het aantal monsters en analyses is afhankelijk van de verwachte spreiding van de samenstelling. De analyseverslagen tonen aan dat de grondstof voldoet aan de voorwaarden voor het aanwendingsgebied in kwestie. Die analysegegevens worden bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling tussen de OVAM en de aanvrager. De technische specificaties waaraan de analysegegevens moeten voldoen, en de technische specificaties in verband met de uitwisseling van gegevens op verzoek van de OVAM worden opgenomen in een standaardprocedure, vastgesteld door de minister;
d)
voor bouwstoffen wordt de uitloogbaarheidstest uitgevoerd op het monster met de hoogste verontreiniging aan metalen. Als een materiaal maar een deel van de massa van de bouwstof uitmaakt, wordt een bijkomend monsternemings- en analyseverslag van het eindproduct opgesteld. Het aantal te onderzoeken eindproducten is afhankelijk van de verwachte spreiding van het gehalte aan de grondstof in het eindproduct. De uitloogbaarheidstesten worden uitgevoerd op het eindproduct met het hoogste gehalte aan grondstof met de hoogste verontreiniging aan metalen;
e)
[de producent motiveert niet te beschikken over aanwijzingen of informatie van de aanwezigheid van andere niet-genormeerde parameters die ongunstige effecten hebben op het milieu en de menselijke gezondheid. Hij beperkt zich hierbij tot de aanwezigheid van stoffen vermeld in de kandidaatslijst, autorisatielijst of restrictielijst van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, of stoffen vermeld in bijlage I van de Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;]
]
7°/1
[voor aanvragen voor grondstofverklaring van materialen die vallen onder afdeling 2.6:
a)
voor materialen die vallen onder artikel 2.6.2, lid 1: motivatie waarom het gebruik van het materiaal voldoet aan de voorwaarden uit artikel 36 van het Materialendecreet;
b)
voor materialen die vallen onder artikel 2.6.3, lid 1: motivatie waarom het gebruik van het materiaal voldoet aan de voorwaarden uit artikel 37 van het Materialendecreet;
]
een beschrijving van de specifiek beoogde toepassing of het gebruik van het materiaal, en de staving ervan door middel van rapporten;
[een verklaring dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn.]
[Een verslag van de monsterneming van een representatief monster van het materiaal, uitgevoerd en opgesteld onder leiding van een erkende bodemsaneringsdeskundige in het kader van de taken, vermeld in artikel 6, 6°, van het VLAREL van 19 november 2010, wordt ook aanvaard als een monsternemingsverslag als vermeld in het eerste lid, 7°.]
[Voor gebruik als bouwstof bevat de aanvraag bijkomend de volgende documenten en gegevens, als ze nog niet aan de OVAM zijn bezorgd:
een document dat aantoont dat de beoogde grondstof voldoet aan de definitie bouwstof en dat de beoogde grondstof geschikt is om in de beoogde toepassing te worden ingezet;
[...];
een specifieke omschrijving van de toepassing waarin de bouwstof gebruikt zal worden, en de kwalitatieve bijdrage van de bouwstof tot de functionaliteit van die toepassing;
een motivatie dat, nadat het materiaal of de toepassing zijn functie heeft vervuld, de bouwstof of de toepassing waarin de bouwstof zal worden ingezet, na een eventuele verwerking opnieuw ingezet kan worden in de materialenkringloop.
]
Wetshistoriek
Lid 1:
2°, a) opgeheven bij art. 10, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
2°, b) vervangen bij art. 10, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
3°, a) opgeheven bij art. 10, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
3°, b) vervangen bij art. 10, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
6° gewijzigd bij art. 721 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798) en bij art. 33, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7° vervangen bij art. 20, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
7°, e) ingevoegd bij art. 33, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7°/1 ingevoegd bij art. 20, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
9° vervangen bij art. 10, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 2 ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Lid 3 ingevoegd bij art. 33, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3, 2° opgeheven bij art. 4 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Voorgeschiedenis
Enig lid:
2°, b) vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25);
7° gewijzigd bij art. 184, 1° B.Vl.Reg. 1 maart 2013 (BS 23 april 2013 (ed. 1)), bij art. 184, 2° B.Vl.Reg. 1 maart 2013 (BS 23 april 2013 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2014 (art. 199) en bij art. 10, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 2.4.2.3

§ 1

De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door een elektronische melding in het webloket voor grondstofverklaringen. Zolang de aanvrager geen elektronische ontvangstmelding ontvangt, moet de aanvraag beschouwd worden als niet ingediend.

§ 2 [

De OVAM verleent of weigert een grondstofverklaring bij beslissing en brengt de aanvrager daarvan op de hoogte via een elektronische melding. Voor aanvragen die worden opgelegd in afdeling 2.3 valt de beslissing uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangstdatum van de aanvraag. Voor aanvragen die vallen onder afdeling 2.6 valt de beslissing uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangstdatum van de aanvraag. De behandeltermijn start op de eerstvolgende werkdag. In de grondstofverklaring kan een beperkte geldigheidstermijn worden opgenomen.
]

§ 3

Als de OVAM bij de behandeling van de aanvraag, vermeld in paragraaf 2, om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van de behandeling, vermeld in paragraaf 2, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de aanvullingen. Als de aanvrager nalaat om de aanvullingen binnen een termijn van negentig kalenderdagen aan de OVAM te bezorgen[, wordt de aanvraagprocedure door de OVAM stopgezet en brengt de OVAM de aanvrager hiervan op de hoogte via een elektronische melding.] De voormelde termijn van negentig kalenderdagen kan in overleg tussen de aanvrager en de OVAM verlengd worden.
Voor de verzending van het verzoek tot aanvullingen door de OVAM en het ontvangen van de aanvullingen stelt de OVAM een webloket voor grondstofverklaringen ter beschikking via de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvullingen naar de aanvrager.
[De OVAM kan advies inwinnen bij een derde partij. Ze doet dat uiterlijk binnen veertien kalenderdagen nadat ze de aanvraag heeft ontvangen, en ze brengt de aanvrager daarvan op de hoogte.
Als de OVAM bij de behandeling van de aanvraag een derde partij om advies verzoekt, wordt de termijn van de behandeling, vermeld in paragraaf 2, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van het advies of, na dertig kalenderdagen vanaf de verzending van het verzoek.]
Na een weigering van een grondstofverklaring wordt een nieuwe aanvraag door de OVAM alleen behandeld als de aanvrager elementen kan aandragen die een nieuwe aanvraag rechtvaardigen.

§ 4

Een grondstofverklaring kan niet aan derden worden doorgegeven, uitgezonderd wanneer de grondstoffenproducent wordt overgenomen.
Bij een overname van de grondstoffenproducent of de houder van de grondstofverklaring deelt de houder van de grondstofverklaring de identificatiegegevens zoals vermeld in 2° en 3° van artikel 2.4.2.2 en een bewijs van de overname mee aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket voor grondstofverklaringen op de website van de OVAM. De nieuwe grondstofverklaring op naam van de overnemer is geldig met onmiddellijke ingang.
Bij stopzetting van de activiteiten kan de houder van een grondstofverklaring op zijn verzoek de grondstofverklaring laten opheffen. De grondstofverklaring wordt dan geschrapt uit het register van verleende grondstofverklaringen. De houder van een grondstofverklaring meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket voor grondstofverklaringen van de OVAM op de website van de OVAM.
De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvraag tot opheffing en een elektronische melding van de opheffing.

[§ 5

De grondstofverklaring vervalt van rechtswege in de volgende gevallen:
de productie van de materialen die het onderwerp uitmaken van de grondstofverklaring, start niet binnen vijf jaar nadat de grondstofverklaring verleend is;
de productie van de materialen die het onderwerp uitmaken van de grondstofverklaring, wordt meer dan vijf opeenvolgende jaren onderbroken.
De OVAM stuurt een elektronische melding van het verval van rechtswege van de grondstofverklaring naar de houder.
]

[§ 6

Nadat de houder van de grondstofverklaring gehoord is, kan de OVAM de grondstofverklaring gemotiveerd aanpassen op basis van:
nieuwe wetenschappelijke kennis over de ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring;
vaststellingen op het terrein die wijzen op verhoogde ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid door het gebruik van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring.
Tegen de gemotiveerde beslissing van de OVAM kan beroep worden ingesteld op de wijze, vermeld in artikel 2.4.2.4.
]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 11 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§ 2 vervangen bij art. 21 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 3 gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en bij art. 34, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 5 ingevoegd bij art. 34, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 6 ingevoegd bij art. 34, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.4.2.4
Tegen de beslissing van de OVAM kan beroep worden ingesteld bij de minister, die uitspraak doet binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het beroepsschrift.
Het beroep wordt met een [beveiligde zending] ingediend binnen een termijn van dertig dagen na verzending van de bestreden beslissing.
Het beroep is met redenen omkleed en gaat in op de specifieke elementen van de beslissing [...].
De minister doet uitspraak door middel van een gemotiveerde beoordeling van de aanspraken en bezwaren geformuleerd door de indiener(s) van het beroep en houdt daarbij rekening met de definitie van een afvalstof als vermeld in artikel 3,1° van het Materialendecreet, evenals met de elementen, vermeld in artikelen 36, 37 en 39 van voormeld decreet, en de prioriteitsvolgorde, vermeld in artikel 4, § 3, van voormeld decreet, onverminderd de mogelijkheid tot afwijking hiervan, zoals bepaald in artikel 8, § 1, van voormeld decreet.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 8 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 2.4.2.5
De grondstofverklaring bevat de volgende gegevens:
het dossiernummer;
de identificatie van de aanvrager;
de identificatie van de grondstoffenproducent;
de naam van de grondstof en de beschrijving van het productieproces [...] waaruit het oorspronkelijke materiaal is ontstaan;
de beoogde toepassing van de grondstof;
de voorwaarden voor het gebruik;
de geldigheidstermijn.
Wetshistoriek
Enig lid, 4° gewijzigd bij art. 35 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.4.2.6
Tijdens het transport en de opslag van grondstoffen wordt door de houder van de grondstoffen, op verzoek, een bewijs van de grondstofverklaring voorgelegd aan de toezichthouder.
In de grondstofverklaring kan afgeweken worden van de verplichting, vermeld in het eerste lid.
De grondstofverklaringen zijn beschikbaar in het webloket voor grondstofverklaringen op de website van de OVAM en in het online register, vermeld in artikel 2.4.3.2.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 12 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 2.4.3 Opheffing van de grondstofverklaring

Artikel 2.4.3.1

§ 1

De OVAM kan de grondstofverklaring opheffen als:
de toezichthouder of de OVAM vaststelt, rekening houdend met alle systematische en toevallige fouten van de monsterneming en de analyse[, dat de samenstelling van het] materiaal niet voldoet aan de toepasselijke voorwaarden van dit besluit;
er zich wijzigingen voordoen aan onder meer het productieproces, de behandeling voor nuttige toepassing of de toepassing van het betreffende materiaal, waardoor het materiaal niet meer voldoet aan de voorwaarden van dit besluit.
[het gebruik van de grondstof niet in overeenstemming is met de grondstofverklaring;]
[de grondstoffenproducent of in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, niet voldoet aan de verplichtingen, [vermeld in artikel 2.3.1.3/2];]
[in het aanvraagdossier van de grondstofverklaring inhoudelijk foutieve gegevens worden vermeld die bepalend waren voor de aflevering van de grondstofverklaring;]
[nieuwe wetenschappelijke kennis over de ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring, of vaststellingen op het terrein wijzen op verhoogde ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid door het gebruik van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring.]

§ 2

Vanaf de ontvangst van de brief met het voornemen tot opheffing beschikt de houder van de grondstofverklaring over dertig kalenderdagen om zijn verweermiddelen in een [beveiligde zending] aan de OVAM te sturen.
Bij overschrijding van de termijn of bij ontoereikende verweermiddelen heft de OVAM de grondstofverklaring op. Ze doet dat binnen [dertig kalenderdagen] na de ontvangst van de verweermiddelen of het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid. De OVAM brengt de houder van de grondstofverklaring op de hoogte van die beslissing met een [beveiligde zending].
Het voornemen tot opheffing kan worden beschouwd als ingetrokken, als de OVAM uiterlijk binnen [dertig kalenderdagen] na de ontvangst van de verweermiddelen een beslissing tot intrekking heeft gestuurd naar de houder van de grondstofverklaring, of bij het verstrijken van die termijn [Als de OVAM na ontvangst van de verweermiddelen om bijkomende informatie verzoekt, wordt de termijn vermeld in dit lid geschorst vanaf de verzending van het verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de bijkomende informatie.]
[Bijkomende informatie moet binnen een termijn van zestig kalenderdagen aan de OVAM worden bezorgd tenzij anders bepaald in de vraag om bijkomende informatie. Als de OVAM die bijkomende informatie niet tijdig ontvangt, wordt de grondstofverklaring opgeheven.]
Tegen de beslissing van opheffing kan beroep worden ingesteld bij de minister, met inachtneming van de termijnen, vermeld in artikel 2.4.2.4.
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
1° gewijzigd bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
3° vervangen bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
4° ingevoegd bij art. 13, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 37, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 8 april 2024 (art. 154, zelf gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024));
5° ingevoegd bij art. 13, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
6° ingevoegd bij art. 37, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 8 april 2024 (art. 154, zelf gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024)).
§ 2 gewijzigd bij art. 13, 4° en 5° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), bij art. 9 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 37, 3° en 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 8 april 2024 (art. 154, zelf gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024)).

Artikel 2.4.3.2
De OVAM stelt een register met de verleende en opgeheven grondstofverklaringen ter beschikking via haar website.

Afdeling 2.5 (...)

Afdeling 2.6 Materialen waarvoor geen Europese criteria en geen specifieke criteria bestaan

Wetshistoriek
Afdeling 2.6 (art. 2.6.1 - art. 2.6.5) ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.6.1

Materialen waarvoor geen Europese criteria en geen specifieke criteria bestaan kunnen pas als grondstof worden beschouwd wanneer ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 36 of 37 van het Materialendecreet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.6.2

Afvalstoffen worden niet langer als afvalstoffen beschouwd als ze een behandeling voor recyclage of nuttige toepassing hebben ondergaan en voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 36 van het Materialendecreet.
De houder van het materiaal beslist op basis van een zelfbeoordeling of aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid, is voldaan.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.6.3

Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als bijproduct en niet als afvalstof worden aangemerkt, als wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 37 van het Materialendecreet.
De houder van het materiaal beslist op basis van een zelfbeoordeling of aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid, is voldaan.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 2.6.4

De zelfbeoordeling, vermeld in artikel 2.6.2 en 2.6.3, gebeurt op basis van de handleiding die de OVAM publiceert op haar website. Een kopie van de zelfbeoordeling wordt ter beschikking gehouden van de OVAM en de toezichthoudende overheid.
Het transport en de opslag van grondstoffen die op basis van een zelfbeoordeling als vermeld in het eerste lid, als een grondstof worden beschouwd, gaan altijd vergezeld van een verklaring opgesteld door de houder van de grondstoffen, die het grondstofstatuut op basis van een zelfbeoordeling bevestigt.
[De verklaring, vermeld in het tweede lid, bevat minstens de volgende informatie:
de adresgegevens en de contactpersoon van het terugwinningsbedrijf of producent;
de adresgegevens en de contactpersoon van het bedrijf dat de zelfbeoordeling heeft uitgevoerd;
een beschrijving van de einde-afvalstof of bijproduct;
een bevestiging dat de einde-afvalstof of bijproduct voldoet aan de voorwaarden voor einde-afval of bijproduct en op welke inrichting de zelfbeoordeling ter inzage wordt gehouden;
het specifiek gebruik waarvoor de einde-afvalstof of bijproduct geschikt is;
bij grensoverschrijdend transport: een bevestiging dat het materiaal in land van herkomst en in land van bestemming een einde-afval of bijproductstatus heeft.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 3 ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.6.5

Bij twijfel kan een grondstofverklaring worden aangevraagd bij de OVAM. Het aanvragen van een grondstofverklaring kan geëist worden door de OVAM of de toezichthoudende overheid. Een grondstofverklaring is altijd verplicht bij het gebruik van materialen als brandstof [en bij het gebruik van teruggewonnen grondstoffen van de recyclage van wegwerpluiers].
Een grondstofverklaring wordt afgegeven volgens de procedure, vermeld in afdeling 2.4. [Wanneer de OVAM of een toezichthoudende overheid een grondstofverklaring eist, wordt in afwachting van het verkrijgen van de grondstofverklaring het materiaal dat het voorwerp uitmaakt van de zelfbeoordeling als afval beschouwd.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 39, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Hoofdstuk 3 Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Afdeling 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.1.1

[§ 1 ]

Overeenkomstig artikel 21, § 2, van het Materialendecreet worden de volgende afvalstoffen aangewezen als afvalstoffen waarvoor een vorm van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt:
drukwerkafval;
afgedankte voertuigen;
afvalbanden;
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
afgedankte batterijen en accu's;
[afvalolie] als vermeld in bijlage 3.4.6;
oude en vervallen geneesmiddelen;
[afgedankte matrassen;]
[kunststofhoudend vistuigafval;]
10°
[...]
11°
zwerfvuil;
12°
[...]
13°
gebruikte wegwerpluiers;
14°
[gebruikte vezelcementen bouwmaterialen.]
De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, wordt bepaald in afdeling 3.4.

[§ 2

Er kan een vrijwillige terugname georganiseerd worden voor huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen.
De wijze waarop invulling wordt gegeven aan die vorm van vrijwillige terugname, wordt bepaald in afdeling 3.5.
]
Wetshistoriek
§ 1 genummerd bij art. 24 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 1, lid 1:
6° gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
8° vervangen bij art. 8, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
9° opnieuw opgenomen bij art. 4 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1));
10° en 12° opgeheven bij art. 8, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
14° ingevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 2 ingevoegd bij art. 24 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 1, 9° opgeheven bij art. 21 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.1.2

Alle verplichtingen en kosten voor de natuurlijke personen en rechtspersonen die aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid onderworpen zijn, gelden vanaf de datum van de invoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Afdeling 3.2 Aanvaardingsplicht

Onderafdeling 3.2.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.2.1.1

[§ 1

De aanvaardingsplicht is een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid als vermeld in artikel 21, § 1 en artikel 21/1 van het Materialendecreet.
]

[§ 1/1]

De aanvaardingsplicht voor de eindverkoper houdt in dat hij, als een consument een product aanschaft, verplicht is het overeenstemmende product waarvan de consument zich ontdoet, gratis in ontvangst te nemen. De tussenhandelaars zijn verplicht de door de eindverkopers in ontvangst genomen afvalstoffen gratis te aanvaarden, in verhouding tot de door hen aan de eindverkopers gedane leveringen van producten. De producenten zijn verplicht de door de eindverkopers of door de tussenhandelaars in ontvangst genomen afvalstoffen gratis te aanvaarden en te zorgen voor de nuttige toepassing of de verwijdering ervan, in verhouding tot de door hen aan de eindverkopers of tussenhandelaars gedane leveringen van producten.
[De verplichting, vermeld in het eerste lid, geldt ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van verkoop op afstand.
De modaliteiten voor het terugnemen van afgedankte producten in het kader van een verkoop op afstand, dienen voor het sluiten van de koopovereenkomst meegedeeld te worden aan de koper.]

§ 2

De eindverkoper, tussenhandelaar en producent moeten de afvalstoffen waarvoor een aanvaardingsplicht geldt, gratis in ontvangst nemen, zelfs als de consument geen vervangende producten aanschaft.
In de [aanvaardingsplichtconvenant] of in het [individuele aanvaardingsplichtplan] kan echter van die plicht worden afgeweken:
voor huishoudelijke afvalstoffen: als de producenten de gratis inontvangstneming organiseren op de [recyclageparken] of op andere inzamelpunten met vergelijkbare geografische spreiding en dekking;
voor bedrijfsafvalstoffen: als de producenten de gratis inontvangstneming organiseren op een wijze die rekening houdt met de specificiteit van de producten en voldoende garanties biedt voor een milieuverantwoorde behandeling.

§ 3 [

Tenzij anders is vermeld in de afdelingen 3.3 en 3.4, worden de huishoudelijke afvalstoffen ingezameld in samenwerking met de gemeenten.
De producenten dragen in het geval, vermeld in het eerste lid, de nettokosten ten laste voor de inzameling en scheiding van de afvalstoffen die onderworpen zijn aan de aanvaardingsplicht en die werden ingezameld via de gemeentelijke inzamelkanalen. De vergoeding van de nettokosten wordt onderling afgesproken. Als geen akkoord wordt bereikt, kan de minister, na advies van de OVAM, bindende voorschriften vaststellen voor de aanrekening van die kosten. Die voorschriften bevatten onder meer een lijst van te vergoeden kosten. Ze worden opgesteld in overleg met de betrokken partners.
Om recht te hebben op de vergoeding, vermeld in het tweede lid, moet de inzameling gratis zijn voor de consument.
]

§ 4

De aanvaarding van afvalstoffen, vermeld in paragrafen 1, 2 en 3, is gratis op voorwaarde dat ze geen afvalstoffen bevatten die vreemd zijn aan het afgedankte product, tenzij die er door normaal gebruik in aanwezig kunnen zijn.
Zolang niet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden.

[§ 4/1

De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, kan bijkomende inzamelkanalen opzetten voor de afvalstoffen waarop de aanvaardingsplicht van toepassing is. De producenten kunnen daarbij een beroep doen op derden om bepaalde taken uit te voeren.
De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
de afvalstoffen worden opgeslagen zonder schade of verontreiniging van mens, milieu of directe omgeving;
bij de opslag wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen;
de afvalstoffen worden ingezameld conform de wettelijke bepalingen;
het inzamelsysteem draagt bij tot een duurzaam materialenbeheer;
een zekere continuïteit van de inzameling wordt gegarandeerd.
De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de OVAM. Een schriftelijke beschrijving van het inzamelsysteem, de inzamelpunten, de deelnemende actoren en hun verantwoordelijkheden wordt aan de OVAM voorgelegd. De OVAM heeft 30 dagen de tijd om dergelijke inzamelkanalen al dan niet goed te keuren. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie.
De producent informeert de gemeenten en intercommunales:
over elke goedkeuring van een inzamelkanaal dat actief is op hun grondgebied;
jaarlijks over de hoeveelheid afvalstoffen die de inzamelkanalen hebben ingezameld en de wijze van verwerking.
]

§ 5 [

Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon is verantwoordelijk voor de financiering van de verplichtingen die de aanvaardingsplicht voor hem meebrengt. De financiering kan worden georganiseerd via een collectieve of individuele regeling.
]

§ 6

Het gedeelte van de kostprijs van een product dat wordt doorgerekend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet zichtbaar worden vermeld op de factuur, tenzij het anders is bepaald in dit besluit, in de [aanvaardingsplichtconvenant] of in het [individuele aanvaardingsplichtplan].

§ 7

De eindverkoper van producten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet op een duidelijk zichtbare plaats in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop [...] is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit en op welke wijze de koper [het product kan laten herstellen of] zich kan ontdoen van zijn afgedankte product. Ook bij verkoop buiten een verkoopsruimte moet de consument daarover geïnformeerd worden.

§ 8

Ongeacht de datum van ondertekening van een [aanvaardingsplichtconvenant] of de datum van de goedkeuring van het [individuele aanvaardingsplichtplan] gelden alle verplichtingen en kosten voor degenen die aan de aanvaardingsplicht onderworpen zijn, vanaf de datum van de inwerkingtreding van de plicht.
Wetshistoriek
§ 1 ingevoegd bij art. 25, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Oorspronkelijke § 1 vernummerd tot § 1/1 bij art. 25, 1° en gewijzigd bij art. 25, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 2:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 11, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
1° gewijzigd bij art. 11, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 3 vervangen bij art. 22, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 4/1 ingevoegd bij art. 22, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 5 vervangen bij art. 22, 3° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 6 gewijzigd bij art. 11, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 7 gewijzigd bij art. 25, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 8 gewijzigd bij art. 11, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.1.2

§ 1 [

De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, wordt vastgelegd in een van de volgende documenten:
een individueel aanvaardingsplichtplan als vermeld in paragraaf 2 en onderafdeling 3.2.3;
een aanvaardingsplichtconvenant als vermeld in paragraaf 2 en artikel 3.2.2.1/1
]

[§ 1/1

De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, kan aan de aanvaardingsplicht voldoen door:
te beschikken over een door de OVAM goedgekeurd individueel aanvaardingsplichtplan;
rechtstreeks of onrechtstreeks, via hun organisatie, door een toetredingsovereenkomst, aangesloten te zijn bij een beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, op voorwaarde dat het beheersorganisme voldoet aan de verplichtingen die het worden opgelegd in deze afdeling en in de aanvaardingsplichtconvenant.
]

§ 2

[De aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtplan] bevat in elk geval:
[een duidelijke omschrijving van het geografisch gebied, de producten en materialen waarop de aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtsplan van toepassing is waarbij het geografisch gebied niet beperkt wordt tot de gebieden waar de inzameling en het beheer het winstgevendst is;]
[1°/1
maatregelen voor de kwalitatieve en kwantitatieve preventie en het hergebruik[, voor ecodesign en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen];
maatregelen voor de selectieve inzameling van de afvalstoffen [van de gebieden, vermeld in punt 1°];
maatregelen voor de optimale verwerking van de afvalstoffen;
maatregelen voor een goede registratie van de afvalstoffenstromen en onderbouwing van het behalen van de doelstellingen;
[maatregelen voor de vergoeding van de gemeentelijke inzamelkanalen;]
[maatregelen voor de sensibilisering van de diverse doelgroepen en in het bijzonder om de houders van afvalstoffen te informeren over:
a)
preventie- en herstelmogelijkheden;
b)
centra en diensten voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik;
c)
de terugname- en inzamelsystemen;
d)
het voorkomen van zwerfvuil en het negatieve effect op het milieu van zwerfvuil;
]
maatregelen voor eigen controlesystemen op de maatregelen, vermeld in 1° tot en met 6°;
[bepalingen over de rapportering:
a)
aan de OVAM met betrekking tot alle maatregelen, vermeld in punt 1° tot en met punt 7°;
b)
met betrekking tot het openbaar beschikbaar stellen van informatie over de behaalde resultaten ten opzichte van de wettelijke doelstellingen;
]
[maatregelen voor de financiering van de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarbij minstens de kosten worden gedragen conform artikel 21/1, § 2, 1° van het Materialendecreet met uitzondering van de afvalstoffen, vermeld in artikel 3.1.1, eerste lid, 2°, 4° en 5°.]
De maatregelen, opgesomd onder 1°, 2° en 3°, moeten leiden tot een betere sluiting van de betreffende materiaalkringlopen door toename van preventie, hergebruik of recyclage van de corresponderende afvalstoffen.
Voor huishoudelijke afvalstoffen [bevat de aanvaardingsplichtconvenant of het individuele aanvaardingsplichtplan] bovendien een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende zes maanden. In [een aanvaardingsplichtconvenant kunnen] andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 1/1 ingevoegd bij art. 12, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 2, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 12, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
1° ingevoegd bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
oorspronkelijke 1° gewijzigd bij art. 12, 4° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vernummerd tot 1°/1 bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
2° gewijzigd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
5° vervangen bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
6° vervangen bij art. 26, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
8° vervangen bij art. 26, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
9° vervangen bij art. 26, 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 12, 5° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Voorgeschiedenis
§ 1, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.2.1.3

§ 1

De producent waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet jaarlijks rapporteren aan de OVAM over de wijze waarop hij uitvoering geeft aan de aanvaardingsplicht. De producent kan een organisatie aanduiden om de rapportage uit te voeren.
Voor de rapportering geldt dat:
de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;
de cijfergegevens van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars[, hergebruikcentra] en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht aan het beheersorganisme of de producent worden geleverd, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling;
de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht door de producenten aan het beheersorganisme worden verstrekt, worden gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling. Het beheersorganisme of een door dat organisme aangestelde derde kan die taak overnemen, op voorwaarde dat alle leden minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd worden en het beheersorganisme over die actie en de resultaten jaarlijks aan de OVAM rapporteert;
van de verplichtingen, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, kan worden afgeweken in [een aanvaardingsplichtconvenant of in een individueel aanvaardingsplichtplan] als de kwaliteit van de cijfergegevens op een andere manier gegarandeerd kan worden.
[Als meerdere beheersorganismen voor eenzelfde afvalstroom actief zijn, worden de cijfergegevens van deze beheersorganismen op eenvoudig verzoek van de OVAM bijkomend gevalideerd om dubbeltellingen en hiaten te detecteren en te corrigeren. In voorkomend geval, duiden de betrokken beheersorganismen, op hun kosten, éénzelfde keuringsinstelling aan om de validatie uit te voeren. Als de beheersorganismen niet tot een gezamenlijke keuze komen, beslist de OVAM, na overleg met de diverse beheersorganismen.]

§ 2

De producenten, eindverkopers, tussenhandelaars en beheersorganismen verstrekken aan de OVAM alle informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie van de doelstellingen en voor de controle van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, vermeld in hoofdstuk 3 en 5 en in artikel 21 van het Materialendecreet. Als de partijen dat nodig achten, wordt een systeem uitgewerkt dat confidentialiteit garandeert.
Wetshistoriek
§ 1, lid 2:
2° gewijzigd bij art. 24 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
4° gewijzigd bij art. 13 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 1, lid 3 ingevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.2.1.4

§ 1

De eindverkoper, de tussenhandelaar en de producent, die in het kader van de aanvaardingsplicht afvalstoffen aanvaarden, houden een register bij dat de volgende gegevens met betrekking tot de aanvaarde afvalstoffen bevat:
de hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen;
de datum van de afvoer;
de aard van de afvalstoffen;
indien van toepassing, de naam en het adres van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van de afgevoerde afvalstoffen;
de naam en het adres van de ontvanger van de afvalstoffen.
Dat register wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens.

§ 2

Als afvalstoffenregister kan een verzameling van identificatieformulieren overeenkomstig artikel 6.1.1.2 gebruikt worden, aangevuld met de gegevens, vermeld in paragraaf 1, waarvoor overeenkomstig artikel 6.1.1.2, § 1, geen identificatieformulier vereist is.

§ 3

Van de plicht tot het bijhouden van een register door de eindverkoper, de tussenhandelaar en de producent kan worden afgeweken in [de aanvaardingsplichtconvenant of in het individuele aanvaardingsplichtplan] als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van de afgevoerde afvalstoffen aan de OVAM online-inzagerecht geeft in zijn register als vermeld in onderafdeling 7.2.1, op voorwaarde dat de bepalingen van het online-inzagerecht zijn goedgekeurd door de OVAM.
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.1.5
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks [of door gebruik van een onlinemarktplaats] verkoopt aan particuliere huishoudens op het grondgebied, wijst een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent die uit dit besluit voortvloeien.
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, ongeacht de verkooptechniek, verkoopt aan andere personen dan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere op het grondgebied, kan een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent die uit dit besluit voortvloeien.
De op het grondgebied gevestigde gevolmachtigde is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als de producent.
[Een gevolmachtigde wordt aangewezen via een schriftelijke volmacht vooraleer er producten op de markt worden gebracht. Bij de aanduiding van een gevolmachtigde en bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door een van de partijen schriftelijk op de hoogte gebracht. In geval van beëindiging moet de persoon, vermeld in het eerste lid, ook een nieuwe gevolmachtigde aanduiden.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 25 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 28, 1° en 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.2.2 Collectieve invulling vvan de aanvaardingsplicht

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 15 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 3.2.2.1

§ 1

Een aanvaardingsplichtconvenant kan gesloten worden onder de voorwaarde dat door de organisaties van ondernemingen die producenten vertegenwoordigen waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, een of meer beheersorganismen worden aangewezen die de aanvaardingsplicht van de bij hen aangesloten producenten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt op zich nemen.

§ 2

Een beheersorganisme voldoet aan al de volgende voorwaarden:
het beheersorganisme is opgericht conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen;
het beheersorganisme heeft als statutair doel het ten laste nemen van de aanvaardingsplicht voor rekening van de aangesloten producenten;
de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, bezitten hun burgerlijke en politieke rechten;
de beheerders of de personen die de vereniging kunnen verbinden, zijn tijdens de laatste vijf jaar niet veroordeeld voor een inbreuk op de milieuwetgeving van de Gewesten of van een lidstaat van de Europese Unie;
het beheersorganisme beschikt over de nodige financiële, menselijke en technische middelen om de aanvaardingsplicht te vervullen;
het beheersorganisme bedient op homogene wijze het gehele grondgebied waar de producenten hun producten op de markt brengen zodat de inzameling, recyclage en nuttige toepassing van het afval, met het oog op het vervullen van de aanvaardingsplicht, gewaarborgd is.

§ 3

Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een beheerplan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant ter goedkeuring voor aan de OVAM, waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de aanvaardingsplichtconvenant zal uitvoeren.
Het beheerplan bevat minimaal de uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de aanvaardingsplichtconvenant conform artikel 3.2.1.2, § 2.
Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het beheerplan voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor aan de OVAM.

§ 4

Het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant een financieel plan voor de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant voor advies voor aan de OVAM.
Het financieel plan omvat:
het budget;
de berekening van eventuele bijdragen [waarbij gestreefd wordt naar een differentiatie conform artikel 21/1, § 2, 2° van het Materialendecreet];
het beleid rond provisies en reserves;
de wijze van financiering van eventuele verliezen;
de wijze van financiering van afgedankte producten waarvan de producent niet meer actief is of geïdentificeerd kan worden. De verantwoordelijkheid van het beheersorganisme is hierbij beperkt tot de producten die bij het op de markt brengen aangegeven werden bij het beheersorganisme. Als dit niet meer kan nagegaan worden, draagt het beheersorganisme een verantwoordelijkheid die overeenstemt met haar aandeel in de markt;
het beleggingsbeleid.
In het budget, vermeld in het tweede lid, 1°, wordt als apart onderdeel opgenomen in welke middelen het beheersorganisme voorziet voor preventie en voor het hoogwaardig sluiten van de kringloop bovenop de vastgelegde inzamel- en verwerkingsdoelstellingen. In de aanvaardingsplichtconvenant wordt bepaald welk aandeel van het budget daarvoor ter beschikking gesteld wordt.
Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 15 november een actualisatie van het financieel plan voor het volgende kalenderjaar ter advies voor aan de OVAM.

§ 5

Als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert in het kader van een collectief systeem, gebeurt de toewijzing op basis van een lastenboek waarover een openbare bevraging wordt georganiseerd, en wordt de gunningsbeslissing gebaseerd op de in het lastenboek vastgelegde criteria. De lastenboeken moeten voor goedkeuring aan de OVAM worden voorgelegd. Elke wijziging in de lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden. In de aanvaardingsplichtconvenant kan worden afgeweken van de plicht om de toewijzing op basis van een lastenboek te organiseren. [Het beheersorganisme verstrekt openbaar beschikbare informatie over de selectiecriteria, gunningscritera en de ponderatie ervan van de verschillende ontvangen offertes. Die informatie wordt vermeld in een uitgebreid verslag aan de OVAM en aan alle kandidaten die een correcte offerte hebben ingediend. Dit verslag bevat niet alleen een beschrijving van de criteria, maar ook een onderbouwde motivering voor elk van de aanbiedingen van de voor elk criterium toegekende punten.]
De bepaling in het eerste lid geldt niet in geval van inzameling en/of verwerking in opdracht van individuele producenten of andere actoren op contractuele basis.

§ 6

De OVAM vervult namens het Vlaamse Gewest de rol van waarnemer in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme. De OVAM ontvangt de uitnodigingen daarvoor en verslagen daarvan op tijd.

§ 7

Het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht van toepassing zou kunnen zijn. Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM.

§ 8

Op verzoek van de OVAM organiseert [ten minste eenmaal per jaar] het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn. [Er wordt een samenvattend verslag van de vergadering opgesteld.]

[§ 9

Het beheersorganisme verstrekt openbaar beschikbare informatie over:
de leden en deelnemers van het beheersorganisme;
de financiële bijdragen van de door hun leden op de markt gebrachte producten per verkochte eenheid of per ton;
de selectieprocedure voor afvalbeheerders.
]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 16 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 4, lid 2, 2° gewijzigd bij art. 29, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 5 gewijzigd bij art. 29, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 8 gewijzigd bij art. 29, 3° en 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 9 ingevoegd bij art. 29, 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 1° vervangen bij art. 26 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.2.2.1/1

§ 1

Een aanvaardingsplichtconvenant wordt gesloten tussen de OVAM en een of meer organisaties van ondernemingen die producenten vertegenwoordigen waarop de aanvaardingsplicht van toepassing is. Op verzoek van de partijen kunnen andere actoren toetreden tot de aanvaardingsplichtconvenant.
De organisaties van ondernemingen, vermeld in het eerste lid, moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en door hun leden of een groep ervan gemandateerd zijn om een aanvaardingsplichtconvenant te sluiten en de betrokken leden daardoor te verbinden.

§ 2

Een aanvaardingsplichtconvenant kan niet in minder strenge zin afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk.

§ 3

Een aanvaardingsplichtconvenant is verbindend voor de partijen. Naargelang van wat bepaald is in de aanvaardingsplichtconvenant, is ze ook verbindend voor al de leden van de organisaties van ondernemingen die conform paragraaf 1, tweede lid, een mandaat hebben gegeven, tenzij een producent via een individueel aanvaardingsplichtplan of een andere aanvaardingsplichtconvenant aan zijn aanvaardingsplicht voldoet.

§ 4

Voor de ondertekening van de aanvaardingsplichtconvenant wordt een consultatie georganiseerd waarbij de belanghebbende partijen actief betrokken worden en de mogelijkheid krijgen om hun standpunt over de aanvaardingsplichtconvenant kenbaar te maken bij de partijen die de aanvaardingsplichtconvenant gaan ondertekenen.

§ 5

Een aanvaardingsplichtconvenant wordt, na ondertekening door de partijen, integraal bekendgemaakt op de website van de OVAM.

§ 6

In een aanvaardingsplichtconvenant wordt de looptijd van de convenant opgenomen.
Een aanvaardingsplichtconvenant wordt gesloten voor een bepaalde termijn van acht jaar. Als dat gemotiveerd wordt, is een kortere looptijd mogelijk.
De looptijd van een aanvaardingsplichtconvenant kan, na akkoord door alle partijen, eenmalig worden verlengd met twee jaar. Voor een verlenging wordt opnieuw een consultatie georganiseerd als vermeld in paragraaf 4. De verlenging van de looptijd wordt bekendgemaakt op de website van de OVAM.

§ 7

Tijdens de looptijd van de aanvaardingsplichtconvenant kunnen de partijen overeenkomen om ze te wijzigen. De wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van de OVAM.

§ 8

De partijen kunnen op elk moment een aanvaardingsplichtconvenant opzeggen, op voorwaarde dat ze een opzeggingstermijn in acht nemen. Behalve als er een andersluidend beding in de aanvaardingsplichtconvenant is, bedraagt die opzegtermijn zes maanden. In geen geval mag de opzeggingstermijn die in de aanvaardingsplichtconvenant bepaald is, langer zijn dan een jaar. Elke langere termijn wordt van rechtswege herleid tot een jaar. De opzegging wordt op straffe van nietigheid meegedeeld met een beveiligde zending. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 17 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.2.2

§ 1

Alle documenten die in het kader van de uitvoering van een [aanvaardingsplichtconvenant] moeten worden opgesteld en die van strategisch belang zijn, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Dat zijn ten minste het beheerplan, de lastenboeken en het communicatieplan.
De OVAM heeft één maand de tijd om die documenten al dan niet goed te keuren. Als de OVAM geen beslissing neemt binnen die periode, worden de documenten geacht goedgekeurd te zijn. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie. Als de OVAM de documenten afkeurt, moet een aangepast voorstel opnieuw voorgelegd worden voor goedkeuring. Een voorstel kan niet worden uitgevoerd zonder de goedkeuring van de OVAM.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 worden het financieel plan en de toetredingsovereenkomst voor advies voorgelegd.
De OVAM heeft één maand de tijd om advies te geven. Als geen advies gegeven wordt binnen die periode, wordt de OVAM geacht een gunstig advies te hebben gegeven. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 3.2.3 Individuele invulling van de aanvaardingsplicht

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 19 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 3.2.3.1
Het [individuele aanvaardingsplichtplan] moet, met behoud van de maatregelen, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 2, ten minste de volgende gegevens en verbintenissen bevatten:
identificatiegegevens:
a)
naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmend registratie- en [ondernemingsnummer] van de producent van producten waarvoor voor de overeenstemmende afvalstoffen de aanvaardingsplicht geldt;
b)
woonplaats en adres van de producent en, in voorkomend geval, van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels;
c)
telefoonnummer en eventueel faxnummer van de woonplaats, zetel of standplaats, binnen het Vlaamse Gewest, waar de producent bereikt kan worden;
d)
als de aanvrager niet beschikt over een woonplaats, of, in voorkomend geval, over een maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest, de vermelding van een standplaats, filiaal of kantoor waar het register op elk ogenblik door de bevoegde overheid geraadpleegd kan worden;
e)
inhoudstafel van het volledige [individuele aanvaardingsplichtplan];
f)
naam en functie van de ondertekenaar van het [individuele aanvaardingsplichtplan];
voorwerp:
a)
vermelding van de onder de aanvaardingsplicht vallende afvalstoffen en de overeenkomstige producten waarop het [individuele aanvaardingsplichtplan] van toepassing is;
b)
omschrijving van de wijze waarop aan de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.2.1.1, wordt voldaan, in het bijzonder rekening houdend met de specifieke voorschriften voor die afvalstoffen, vermeld in dit hoofdstuk;
c)
de gegevens die overeenkomstig artikel 3.2.1.2 specifiek in het [individuele aanvaardingsplichtplan] vermeld moeten worden voor de afvalstoffen, zoals omschreven ter uitvoering van punt a);
d)
[de omschrijving van de wijze waarop de producent garandeert dat er geen kosten, voortkomend uit de aanvaardingsplicht voor producten die door hem op de markt zijn gebracht, zullen worden afgewenteld op andere producenten;]
verbintenissen: de schriftelijke verbintenis, gedateerd en ondertekend door de producent, of in voorkomend geval, door een natuurlijke persoon die de vennootschap ertoe kan verbinden, dat de afvalstoffen die onder de toepassing van het afvalpreventie- en afvalbeheerplan vallen en die hem met toepassing van dit besluit en artikel 21 van het Materialendecreet worden aangeboden, door hem:
a)
gratis in ontvangst zullen worden genomen, tenzij het anders is bepaald in afdeling 3.4;
b)
zullen worden verwerkt met inachtneming van de voorschriften, vermeld in dit besluit.
In de verbintenis wordt ook vermeld hoe de kosten voor inzameling, scheiding en verwerking van alle afgedankte producten worden gedekt.
Daarbij moet ten minste een locatie in het Vlaamse Gewest vermeld worden waar derden die afvalstoffen kunnen afleveren. De producten moeten gratis afgeleverd worden, tenzij het anders is bepaald in afdeling 3.4.
Wetshistoriek
Lid 1, 1°:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 20, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
a) gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
e) en f) gewijzigd bij art. 20, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Lid 1, 2°:
a) en c) gewijzigd bij art. 20, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
d) ingevoegd bij art. 20, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.3.2
Het [individuele aanvaardingsplichtplan], vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, 1°, wordt goedgekeurd volgens de volgende procedure:
de aanvraag tot goedkeuring van het [individuele aanvaardingsplichtplan] wordt met een [beveiligde zending] naar de OVAM verstuurd of bij de OVAM tegen ontvangstbewijs afgegeven, bij voorkeur in naam van de aanvrager, gedateerd en ondertekend door de aanvrager of, in voorkomend geval, door een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, met de volgende bijlagen:
a)
in voorkomend geval, een afschrift van de oprichtingsakte en van de eventuele wijzigingen ervan gedurende de laatste vijf jaar;
b)
het ontwerp van het [individuele aanvaardingsplichtplan] waarvoor de goedkeuring wordt gevraagd;
de OVAM onderzoekt de aanvraag op volledigheid overeenkomstig de bepalingen in artikel 3.2.3.1:
a)
als wordt vastgesteld dat de aanvraag onvolledig is, brengt de OVAM de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening of de aanvulling van de aanvraag daarvan met een [beveiligde zending] op de hoogte, met vermelding van de inlichtingen en de gegevens die ontbreken;
b)
als wordt vastgesteld dat de aanvraag volledig is, brengt de OVAM de aanvrager daarvan met een [beveiligde zending] op de hoogte binnen veertien kalenderdagen na de indiening of de aanvulling van de aanvraag;
binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop is vastgesteld dat de aanvraag volledig is, doet de OVAM uitspraak over de aanvraag. Tijdens die vier maanden kan de OVAM alle toelichtingen en informatie opvragen die nodig zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag;
de OVAM stuurt haar beslissing met een [beveiligde zending] aan de aanvrager, binnen tien kalenderdagen na de uitspraak;
[een individueel aanvaardingsplichtplan wordt, na goedkeuring door de OVAM, bekendgemaakt op de website van de OVAM.]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
1°, inleidende bepaling en a) en b) gewijzigd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
2°, a) en b) gewijzigd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
4° gewijzigd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
5° ingevoegd bij art. 21, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.3.3

§ 1

De goedkeuring, vermeld in artikel 3.2.3.2, 3°, kan slechts voor een termijn van maximaal vijf jaar worden verleend. Elke goedkeuringsbeslissing die voor een kortere termijn geldt, moet gemotiveerd zijn.
Een hernieuwing van de goedkeuring is overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 3.2.3.2, mogelijk, telkens voor een termijn van maximaal vijf jaar.

§ 2

De goedkeuring kan door de OVAM:
worden opgeheven op verzoek van de houder van de goedkeuring;
ambtshalve worden opgeheven of geschorst, na overlegging van een verslag van vaststelling of een proces-verbaal waarin een inbreuk op de voorschriften van dit besluit of een misdrijf wordt vastgesteld.
Behoudens bij een dreigend en onmiddellijk gevaar voor mens of milieu, wordt de houder van de goedkeuring, met een [beveiligde zending] en minstens veertien dagen voor de betekening ervan, op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing en de motieven. Binnen die termijn kan de houder van de goedkeuring zich verweren of zijn zaken in orde brengen.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.3.4
De houder van de goedkeuring, vermeld in artikel 3.2.3.2, 3°, is verplicht om, wijzigingen van de volgende gegevens in zijn dossier onmiddellijk mee te delen aan de OVAM met een [beveiligde zending]:
naam, rechtsvorm, zetel en nummer van het handelsregister of een overeenstemmend registratie- en [ondernemingsnummer];
zijn woonplaats, adres of fax- en telefoonnummer en, in voorkomend geval, adres, fax- en telefoonnummer van de maatschappelijke zetels, de administratieve zetels en de exploitatiezetels of van de standplaats binnen het Vlaamse Gewest;
het voorwerp van het goedgekeurde [individuele aanvaardingsplichtplan];
de verbintenissen in het goedgekeurde [individuele aanvaardingsplichtplan].
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
1° gewijzigd bij art. 28 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
3° en 4° gewijzigd bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.2.3.5
De natuurlijke persoon of rechtspersoon moet de in het goedgekeurde [individuele aanvaardingsplichtplan] opgenomen verbintenissen stipt na leven.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Afdeling 3.3 Collectief plan

Artikel 3.3.1

Een collectief plan houdt voor de producenten in dat een gemeenschappelijk plan moet worden ingediend waarin beschreven staat hoe uitvoering zal worden gegeven aan de specifieke bepalingen, vermeld in afdeling 3.4. Elke individuele producent die gevat wordt door deze uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, moet toetreden tot een collectief plan.
Een collectief plan omvat minimaal een beschrijving van:
de producenten die het collectieve plan indienen;
de afvalstoffen waarop het collectieve plan van toepassing is;
de concrete engagementen en doelstellingen van de producenten.

Artikel 3.3.2

Ter uitvoering van het collectieve plan stellen de producenten een actieplan op. Het actieplan wordt jaarlijks, na evaluatie en actualisering, ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het actieplan betrekking heeft. Het actieplan bevat een opsomming van de geplande acties met een duidelijke timing, vooropgestelde resultaten en een taakverdeling.

Artikel 3.3.3

Het collectieve plan en het jaarlijkse actieplan moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de OVAM.
De OVAM heeft twee maanden de tijd om die documenten al dan niet goed te keuren. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie. Als de OVAM de documenten afkeurt, moet een aangepast voorstel opnieuw voorgelegd worden voor goedkeuring. Een voorstel kan niet worden uitgevoerd zonder goedkeuring van de OVAM.

Artikel 3.3.4

Een collectief plan is maximaal geldig voor vijf jaar en kan, op voorwaarde van goedkeuring door de OVAM, telkens voor een periode van maximaal vijf jaar worden verlengd.

Artikel 3.3.5

Jaarlijks wordt voor 1 april gerapporteerd over de uitvoering van het collectieve plan gedurende het voorgaande kalenderjaar.

Artikel 3.3.6

Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, die via een collectief plan onderworpen is aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, kan andere inzamelkanalen naast de gemeentelijke inzamelkanalen opzetten voor huishoudelijke afvalstoffen waarop het collectief plan van toepassing is. De natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen daarbij een beroep doen op derden om bepaalde taken uit te voeren.
De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
het inzamelsysteem kan alleen opgezet worden bij de eindverkopers van de huishoudelijke producten waarvan de afvalstoffen het toepassingsgebied vormen van het collectief plan;
de afvalstoffen worden opgeslagen zonder schade of verontreiniging van mens, milieu of directe omgeving;
bij de opslag wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen;
de afvalstoffen worden ingezameld conform de wettelijke bepalingen;
het inzamelsysteem draagt bij tot een duurzaam materialenbeheer;
een zekere continuïteit van de inzameling wordt gegarandeerd.
De inzamelkanalen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de OVAM. Een schriftelijke beschrijving van het inzamelsysteem, de inzamelpunten, de deelnemende actoren en hun verantwoordelijken wordt aan de OVAM voorgelegd. De OVAM heeft 30 dagen de tijd om dergelijke inzamelkanalen al dan niet goed te keuren. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met een maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van de ontvangst van alle opgevraagde informatie.
De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inzamelkanaal als vermeld in het eerste lid heeft opgezet, rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM:
over de aard en hoeveelheid ingezamelde afvalstoffen;
over de wijze van verwerking van de ingezamelde afvalstoffen.
De OVAM informeert de gemeenten en de intercommunales:
over elke goedkeuring van een inzamelkanaal dat actief is op hun grondgebied;
jaarlijks over de door die inzamelkanalen ingezamelde hoeveelheid afvalstoffen en de wijze van verwerking.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 29 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Afdeling 3.4 Afvalstofspecifieke bepalingen

Onderafdeling 3.4.1 Drukwerkafval

Artikel 3.4.1.1
Bewoners of gebruikers van een gebouw met een brievenbus in het Vlaamse gewest kunnen door middel van een sticker aangeven dat ze:
noch ongeadresseerd reclamedrukwerk noch gratis ongeadresseerde regionale pers wensen te ontvangen;
wel gratis ongeadresseerde regionale pers maar geen ongeadresseerd reclamedrukwerk wensen te ontvangen.
Alleen de NEE/NEE en JA/NEE stickers kunnen daarvoor worden gebruikt.
De stickers worden gerespecteerd door iedere verspreider van ongeadresseerd reclamedrukwerk en gratis ongeadresseerde regionale pers.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.1.2
De sector van de uitgevers van gratis regionale pers:
stelt gratis stickers ter beschikking van de mensen die dat willen ter beperking van de verspreiding van ongewenst reclamedrukwerk en gratis regionale pers;
rapporteert aan de OVAM over het aantal verdeelde stickers[, het aantal ton papier verdeeld niet-geadresseerd drukwerk] en het gebruik van de stickers.
[De Vlaamse Regering en de sector van de uitgevers van gratis regionale pers en ongeadresserd reclamedrukwerk sluiten een overeenkomst die de modaliteiten van de bepalingen, vermeld in het vorige lid, vastlegt.]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 31 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 1, 2° gewijzigd bij art. 31, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 2 vervangen bij art. 31, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.4.1.3
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 32 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.1.4
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 32 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.1.5
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 32 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.1.6
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 32 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.2 Afgedankte voertuigen

Artikel 3.4.2.1

§ 1

Voor afgedankte voertuigen wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf 1 juli 1999.

§ 2

De eindverkopers, tussenhandelaars en producenten van voertuigen voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1 en § 2, door een voldoende aantal punten van inontvangstname op te stellen. De punten van inontvangstname zijn op evenwichtige wijze verdeeld zodat een voldoende dekkingsgraad van het grondgebied van het Vlaamse Gewest gegarandeerd wordt. De punten van inontvangstname voorzien in de aanvaarding van afgedankte voertuigen.

§ 3

In aanvulling op de voorwaarde, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 4, is de aanvaarding van afgedankte voertuigen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1 en § 2, gratis onder voorwaarde dat:
ze alle onderdelen bevatten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het voertuig;
ze geen afvalstoffen bevatten die vreemd zijn aan het afgedankte voertuig.
Als aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet wordt voldaan, kunnen kosten worden bedongen in verhouding tot het gebrek.
Zolang niet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden.

§ 4

In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 3, is de samenwerking met de gemeenten voor de inzameling van afgedankte voertuigen niet verplicht.

Artikel 3.4.2.2

§ 1 [

De verwerking van de met toepassing van de aanvaardingsplicht ingezamelde afgedankte voertuigen moet ertoe leiden dat de volgende doelstellingen worden bereikt:
minimaal 95 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen moet worden hergebruikt of nuttig toegepast;
minimaal 85 % van het gewicht van alle afgedankte voertuigen moet worden hergebruikt of gerecycleerd.
]

§ 2

Voor de onderstaande onderdelen van afgedankte voertuigen geldt dat:
afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2;
[afvalolie] wordt verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.6.2;
afvalbanden worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.3.2.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 25 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.2.3
[Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant], vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder, in voorkomend geval:
de verplichting van de eindverkopers van voertuigen om elk afgedankt voertuig dat de consument aanbiedt, op een punt van inontvangstname te aanvaarden;
de verplichting van de voertuigproducenten om alle aanvaarde afgedankte voertuigen bij de punten van inontvangstname die geen erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen zijn, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
Wetshistoriek
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 26 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.2.4
De voertuigproducent of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de totale hoeveelheid voertuigen die op de markt werden gebracht in het Vlaamse Gewest, uitgedrukt in kilogram en aantallen;
de totale hoeveelheid afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, categorie M1 of N1, of driewielige motorvoertuigen en aantallen, die in het Vlaamse Gewest werden aanvaard door de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen;
het gewicht van de onderdelen, materialen en afvalstoffen die afkomstig zijn van afgedankte voertuigen, uitgedrukt in kilogram, die gedurende het voorafgaande kalenderjaar werden:
a)
hergebruikt en gerecycleerd;
b)
verwerkt in vergunde installaties met terugwinning van energie;
c)
verwijderd in vergunde installaties voor de verbranding van afvalstoffen;
d)
verwijderd in of op stortplaatsen;
de locatie van de verschillende erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of vergunde verwerkingsinstallaties voor afgedankte voertuigen, en de wijze waarop de aanvaarde afgedankte voertuigen in het Vlaamse Gewest werden verwerkt.
In aanvulling op artikel 3.2.1.4 vermelden de eindverkoper, tussenhandelaar en producent van voertuigen ook het chassisnummer van de afgedankte voertuigen in het afvalstoffenregister. Ze verschaffen aan de OVAM alle informatie die de OVAM nuttig acht om de te bereiken doelstellingen, vermeld in artikel 3.4.2.2, te beoordelen.

Artikel 3.4.2.5
De voertuigproducenten verschaffen aan de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen binnen zes maanden nadat een nieuw voertuigtype in de handel is gebracht, alle demontage-informatie. In die informatie worden de verschillende voertuigonderdelen en -materialen en de plaats van alle gevaarlijke stoffen in de voertuigen aangegeven.
De producenten van voertuigonderdelen verschaffen op verzoek van de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens, ook demontage-informatie, informatie over de opslag en informatie over het testen van onderdelen die opnieuw kunnen worden gebruikt.

Onderafdeling 3.4.3 Afvalbanden

Artikel 3.4.3.1
In afwijking van artikel 3.1.1, 3°, geldt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor afvalbanden alleen voor de afvalbanden uit de vervangmarkt en uit eerste montage.
Voor afvalbanden wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing:
voor afvalbanden uit de vervangmarkt vanaf 1 juli 1999;
voor afvalbanden uit eerste montage vanaf 1 mei 2009.
In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 3, is de samenwerking met de gemeenten voor de inzameling van afvalbanden niet verplicht.

Artikel 3.4.3.2
Voor de verwerking van de afvalbanden die ingezameld zijn met toepassing van de aanvaardingsplicht, gelden de volgende doelstellingen:
alle afvalbanden die worden aangeboden, worden ingezameld met een minimum van 85 % en een maximum van 100 % van de hoeveelheid nieuwe banden die door de producenten op de markt gebracht worden; tegen 2030 worden afvalbanden ingezameld met een minimum van 95 % en een maximum van 100 % van de hoeveelheid nieuwe banden die door de producenten op de markt gebracht worden, tenzij uit een onderbouwde evaluatie blijkt dat deze inzameldoelstellingen tegen 2030 niet haalbaar zijn.
de ingezamelde banden worden vóór de verwerking gesorteerd op herbruikbare banden en op rechapeerbare banden;
het percentage hergebruik en het percentage loopvlakvernieuwing bedragen elk minstens 10 %;
het totale percentage hergebruik, loopvlakvernieuwing en recyclage van de ingezamelde banden bedraagt minstens 85 %; dit percentage stijgt naar 95 % tegen 2030, tenzij uit een onderbouwde evaluatie blijkt dat deze doelstelling niet haalbaar is;
de rest van de ingezamelde afvalbanden wordt nuttig toegepast;
de verwijdering van afvalbanden is niet toegestaan.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 32 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 3° vervangen bij art. 33 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.3.3
[Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant], vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder, in voorkomend geval:
de verplichting van de eindverkopers van banden om, overeenkomstig artikel 3.2.1.1, § 2, elke afvalband in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden;
de verplichting van de tussenhandelaars van banden om alle met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen afvalbanden op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent van banden aan te bieden;
de verplichting van de producenten van banden om alle aanvaarde afvalbanden bij de tussenhandelaar of, bij gebrek daaraan, bij de eindverkoper op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting.
Wetshistoriek
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.3.4
De eindverkoper van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
De tussenhandelaar in banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
De producent van banden of de organisatie die hiervoor is aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de totale hoeveelheid banden, uitgedrukt in kilogram, soorten en aantallen, die in het Vlaamse Gewest in omloop werd gebracht;
de totale hoeveelheid afvalbanden, inclusief die welke in aanmerking komen voor hergebruik, uitgedrukt in kilogram en soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;
de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afvalbanden werden verwerkt;
de totale hoeveelheid afvalbanden, uitgedrukt in kilogram, die:
a)
werd uitgesorteerd voor hergebruik;
b)
een nieuw loopvlak kreeg;
c)
[is gerecycleerd;]
d)
[nuttig is toegepast;]
[de totale hoeveelheden rubber, staal en textiel afkomstig van de recyclage van afvalbanden die gebruikt zijn, opgedeeld per toepassing.]
Wetshistoriek
Lid 3:
4°, c) en d) vervangen bij art. 33, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
5° ingevoegd bij art. 33, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.4 Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.4 (art. 3.4.4.1 - art. 3.4.4.15) vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 3.4.4.1

§ 1

Voor afgedankte EEA wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. Met behoud van de uitzonderingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, is de aanvaardingsplicht van toepassing op:
de grote huishoudelijke apparaten (categorie 1) vanaf 1 juli 1999;
de kleine huishoudelijke apparaten (categorie 2) vanaf 1 juli 1999;
de IT- en telecommunicatieapparatuur (categorie 3) vanaf 1 juli 1999;
de consumentenapparatuur (categorie 4) vanaf 1 juli 1999;
de afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen (categorie 4) vanaf 1 januari 2013;
de afgedankte huishoudelijke en niet-huishoudelijke verlichtingsapparatuur (categorie 5) vanaf 1 januari 2004;
de gasontladingslampen (categorie 5) vanaf 1 juli 2005;
het elektrisch en elektronisch tuingereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties (categorie 6) vanaf 1 juli 1999;
ander elektrisch en elektronisch gereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties (categorie 6) vanaf 1 januari 2004;
10°
het speelgoed en de apparatuur voor sport en ontspanning (categorie 7) vanaf 1 januari 2004;
11°
de medische hulpmiddelen, met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten (categorie 8) vanaf 13 augustus 2005;
12°
de meet- en controle-instrumenten (categorie 9) vanaf 1 januari 2004;
13°
de automaten (categorie 10) vanaf 13 augustus 2005;
14°
de professionele afgedankte EEA (van categorie 1 tot en met 10) vanaf 13 augustus 2005;
15°
alle afgedankte EEA die niet zijn opgenomen in de categorieën, vermeld in punt 1° tot en met 14°, vanaf 15 augustus 2018.

§ 2

De aanvaardingsplicht is niet van toepassing op de volgende apparatuur:
de apparatuur die noodzakelijk is voor de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, met inbegrip van wapens, munitie en oorlogsmateriaal voor specifiek militaire doeleinden;
de apparatuur die specifiek is ontworpen en geïnstalleerd om deel uit te maken van andere apparatuur die is uitgesloten van de aanvaardingsplicht of niet onder het toepassingsgebied van de aanvaardingplicht valt, en die haar functie alleen kan vervullen als ze deel uitmaakt van die laatst vermelde apparatuur;
de gloeilampen.

§ 3

Vanaf 15 augustus 2018 is de aanvaardingsplicht bovendien niet van toepassing op:
de apparatuur die is ontworpen om de ruimte ingestuurd te worden;
de grote, niet-verplaatsbare industriële werktuigen;
de grote, vaste installaties, met uitzondering van apparatuur die zich in zulke installaties bevindt, maar die niet specifiek is ontworpen en geïnstalleerd als onderdeel van zulke installaties;
de vervoermiddelen voor personen of goederen, uitgezonderd elektrische voertuigen op twee wielen waarvoor geen type goedkeuring is verleend;
de niet voor de weg bestemde mobiele machines die uitsluitend voor beroepsmatig gebruik ter beschikking zijn gesteld;
de apparatuur die speciaal is ontworpen en uitsluitend dient voor doeleinden van onderzoek en ontwikkeling en die alleen door een bedrijf aan een ander bedrijf ter beschikking wordt gesteld;
de medische hulpmiddelen en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, als die hulpmiddelen naar verwachting vóór het einde van hun levensduur infectieus zijn en niet gedesinfecteerd kunnen worden, en actieve implanteerbare medische hulpmiddelen.

§ 4

Distributeurs van EEA die beschikken over een verkoopoppervlak voor EEA van ten minste 400 m2, zorgen in de onmiddellijke nabijheid voor de inzameling, die gratis is voor de laatste houder van heel kleine afgedankte EEA, zonder de verplichting EEA van een vergelijkbaar type te kopen. De producenten van EEA stellen daarvoor gratis een aangepast inzamelrecipiënt ter beschikking. De distributeur van EEA plaatst dat inzamelrecipiënt op een duidelijk zichtbare plaats in zijn verkoopruimte. Deze verplichting vervalt als een onderzoek, voorgelegd aan en goedgekeurd door de OVAM, uitwijst dat alternatieve bestaande of nieuwe inzamelingsregelingen waarschijnlijk minstens even doeltreffend zijn.

§ 5

In aanvulling op de voorwaarde, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 4, is de aanvaarding van huishoudelijke afgedankte EEA, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1, § 2 en § 3, gratis, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
de apparatuur alle onderdelen bevat die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het apparaat;
de apparatuur geen afvalstoffen bevat die vreemd zijn aan het afgedankte EEA;
de apparatuur geen verontreinigingen bevat die een risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel bij de inleveringspunten opleveren, gelet op de geldende veiligheids- en gezondheidsvoorschriften.
Als aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, niet is voldaan, kunnen kosten worden bedongen in verhouding tot het gebrek.
Zolang niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2° of 3°, is voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden.

§ 6

In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 3, is de samenwerking met de gemeenten voor de inzameling van afgedankte professionele EEA en afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen niet verplicht.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.2
Elektrische en elektronische apparatuur wordt ingedeeld in de volgende tien categorieën:
categorie 1: de grote huishoudelijke apparaten;
categorie 2: de kleine huishoudelijke apparaten;
categorie 3: de IT- en telecommunicatieapparatuur;
categorie 4: de consumentenapparatuur en fotovoltaïsche zonnepanelen;
categorie 5: de verlichtingsapparatuur;
categorie 6: het elektrisch en elektronisch gereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties;
categorie 7: het speelgoed en de ontspannings- en sportapparatuur;
categorie 8: de medische hulpmiddelen, met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten;
categorie 9: de meet- en controle-instrumenten;
10°
categorie 10: de automaten.
Vanaf 15 augustus 2018 wordt elektrische en elektronische apparatuur ingedeeld in de volgende zes categorieën:
categorie 1: de warmte- of koude-uitwisselende apparatuur;
categorie 2: de schermen-, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2;
categorie 3: de lampen, inclusief led lampen;
categorie 4: de grote apparatuur met een buitenafmeting van meer dan 50 cm;
categorie 5: de kleine apparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm;
categorie 6: de kleine IT- en telecommunicatieapparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm.
De minister kan een lijst vaststellen van de apparatuur die onder de categorieën, vermeld in het eerste en tweede lid, vallen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.3
Aanvullend op de voorwaarden, vermeld in artikel 3.2.1.3, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3°, geldt dat de onafhankelijke keuringsinstelling geaccrediteerd moet zijn overeenkomstig ISO 17020.
De kosten van de validatie van de cijfergegevens van producenten van EEA, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, hergebruikcentra en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht een contract hebben met een beheersorganisme of de producent van EEA, worden gedragen door het beheersorganisme of de producent van EEA. Als echter een zware fout of nalatigheid wordt vastgesteld, zijn de kosten ten laste van de contractant.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.4
Voor de financiering van de aanvaardingplicht geldt:
voor huishoudelijke afgedankte EEA:
a)
wat producten betreft die na de startdatum van de aanvaardingsplicht op de markt gebracht werden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de aanvaardingsplicht. De producent kan kiezen tussen een collectieve regeling en een individuele regeling;
b)
de verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten van het beheer van afgedankte EEA die voor de startdatum van de aanvaardingsplicht op de markt zijn gebracht, berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop die kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de apparatuur in kwestie;
c)
de producenten stellen een financiële zekerheid waaruit blijkt dat het beheer van de afgedankte EEA zal worden gefinancierd als ze een product op de markt brengen. De financiële zekerheid heeft betrekking op de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van dat product. Ze kan de vorm hebben van een recyclageverzekering, een geblokkeerde bankrekening of een deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van afgedankte EEA;
d)
de producenten zorgen voor een passende regeling of vergoedingsprocedure voor de terugbetaling van de bijdragen aan de distributeur van EEA als er EEA worden uitgevoerd;
voor professionele afgedankte EEA:
a)
voor producten die vanaf 13 augustus 2005 op de markt gebracht worden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van de afgedankte EEA die afkomstig zijn van andere dan particuliere huishoudens;
b)
voor de historische voorraad van producten die voor 13 augustus 2005 op de markt werden gebracht en die worden vervangen door nieuwe, gelijkwaardige producten met dezelfde functie, worden de kosten gedragen door de producenten van die nieuwe producten op het moment dat ze worden geleverd. Voor de andere historische voorraad worden de kosten gedragen door de andere gebruikers dan particuliere huishoudens;
c)
producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit artikel andere financieringsregelingen overeenkomen. Die voorwaarden worden duidelijk opgenomen in de verkoopsovereenkomst of de offerte van het nieuwe product.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.5
De afgedankte EEA die met toepassing van de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.2.1.1, in ontvangst worden genomen, alsook de afgedankte EEA die door of in opdracht van de gemeenten worden ingezameld, worden met het oog op het hergebruik in de eerste plaats gescheiden in potentieel herbruikbare afgedankte EEA enerzijds, en niet-herbruikbare afgedankte EEA anderzijds, op basis van een visuele voorselectie op herbruikbaarheid ervan voor hetzelfde doel.
De eindverkopers, tussenhandelaars, producenten van EEA, alsook de gemeenten, kunnen voor de scheiding, vermeld in het eerste lid, een beroep doen op kringloopcentra en hergebruikcentra voor EEA.
De visuele voorselectie op herbruikbaarheid, alsook de verdere voorbereiding op hergebruik, gebeurt overeenkomstig artikel 5.2.5.8 en 5.2.5.10.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.6
De minimale inzameldoelstelling van afgedankte EEA met toepassing van de aanvaardingsplicht bedraagt 11 kg per inwoner per jaar. Het totale gewicht van het ingezamelde afgedankte EEA neemt geleidelijk aan toe, tenzij het inzamelingspercentage, vermeld in het tweede lid, al werd bereikt.
Vanaf januari 2016 bedraagt het inzamelpercentage 45 %, berekend op basis van het totale gewicht van de afgedankte EEA die in de loop van een gegeven jaar is ingezameld, uitgedrukt als percentage van de jaarlijkse gemiddelde gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht.
Vanaf 1 januari 2019 bedraagt het jaarlijks te halen inzamelingspercentage 65 % ten opzichte van het gemiddelde van de gewichtshoeveelheid EEA die de voorgaande drie jaren in de handel werd gebracht, of anders 85 % ten opzichte van de hoeveelheid [beschikbare afgedankte EEA] in gewicht.
De berekening van de hoeveelheid [beschikbare afgedankte EEA] in gewicht, vermeld in het derde lid, kan worden vastgesteld door de minister.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 10, 1° en 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.4.7
Voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen zijn de volgende doelstellingen van toepassing:
minimale doelstellingen, van toepassing op de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid:
a)
voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 10 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
85 % wordt nuttig toegepast;
2)
80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
b)
voor afgedankte EEA die onder categorie 3 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
80 % wordt nuttig toegepast;
2)
70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
c)
voor afgedankte EEA die onder categorie 2, 5, 6, 7, 8 of 9 als vermeld in artikel 3.4.4.2, eerste lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
75 % wordt nuttig toegepast;
2)
70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
d)
van gasontladingslampen wordt 80 % gerecycleerd;
de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald:
a)
voor het ferrometaal: 95 %;
b)
voor het non-ferrometaal: 95 %;
c)
voor de kunststoffen: 50 %;
de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast;
de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.
Vanaf 15 augustus 2018 zijn voor nuttige toepassing, voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen, onderdelen en stoffen de volgende doelstellingen van toepassing:
minimale doelstellingen van toepassing op de categorieën vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid:
a)
voor afgedankte EEA die onder categorie 1 of 4 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
85 % wordt nuttig toegepast;
2)
80 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
b)
voor afgedankte EEA die onder categorie 2 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
80 % wordt nuttig toegepast;
2)
70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
c)
voor afgedankte EEA die onder categorie 5 of 6 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, gelden de volgende twee doelstellingen:
1)
75 % wordt nuttig toegepast;
2)
70 % wordt voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd;
d)
voor afgedankte EEA die onder categorie 3 als vermeld in artikel 3.4.4.2, tweede lid, vallen, wordt 80 % gerecycleerd;
de verwerking leidt ertoe dat de volgende percentages van voorbereiding voor hergebruik en recyclage van materialen worden behaald:
a)
voor het ferrometaal: 95 %;
b)
voor het non-ferrometaal: 95 %;
c)
voor de kunststoffen: 50 %;
de kunststoffen worden voor 80 % nuttig toegepast;
de afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.4.5.2.
De doelstellingen, vermeld in het eerste en het tweede lid, gelden voor elk van de categorieën, vermeld in artikel 3.4.4.2, en worden jaarlijks gerapporteerd aan de OVAM voor 1 juli overeenkomstig artikel 3.4.4.12 en 5.2.5.4. De percentages, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden op de twee volgende wijzen berekend:
de hoeveelheid van materialen die nuttig worden toegepast, worden voorbereid voor hergebruik en worden gerecycleerd;
alleen de werkelijke hoeveelheid van materialen die nuttig werden toegepast en werden voorbereid voor hergebruik en werden gerecycleerd mogen in rekening worden genomen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.8
Aanvullend op de verplichtingen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1, zijn de eindverkopers van EEA die een elektrisch of elektronisch apparaat bij de consument aan huis leveren, verplicht om bij de levering het overeenstemmende afgedankte apparaat ter plaatse bij de consument in ontvangst te nemen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.9
De producenten van EEA zorgen ervoor, in het bijzonder met voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over:
de verplichting om afgedankte EEA selectief aan te bieden;
de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclagesystemen;
hun rol bij de bevordering van hergebruik, recyclage en andere nuttige toepassing van afgedankte EEA;
de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in EEA;
de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.10
De producenten van EEA, of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, registreren zich. Daarvoor stellen ze de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen:
de naam van de producent of gevolmachtigde, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon. In geval van een gevolmachtigde als vermeld [in artikel 3.4.4.15], ook de contactgegevens van de producent die wordt vertegenwoordigd;
[het ondernemingsnummer van de producent van EEA;]
de categorie waartoe het EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2;
de soort EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur;
de merknaam van de EEA;
de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt, individueel of via een collectieve regeling, met inbegrip van informatie over de financiële zekerheid;
de gebruikte verkooptechniek, bijvoorbeeld verkoop op afstand;
de verklaring dat de verstrekte informatie in overeenstemming is met de waarheid.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Enig lid:
1° gewijzigd bij art. 11, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
2° vervangen bij art. 11, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.4.11
De producenten van EEA bepalen in overleg met de distributeur van EEA, de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen, de modaliteiten voor het verstrekken van de informatie, vermeld in artikel 3.4.4.12. en 5.2.5.4.
De modaliteiten houden rekening met de confidentialiteit van de informatie en omvatten ook de mogelijkheid van toegang tot het systeem voor de toezichthouders en de onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 in het kader van de validatie van die gegevens.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.12

§ 1

De distributeur van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen:
de naam van de distributeur van EEA, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;
de rapportageperiode;
de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die:
a)
in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld;
b)
werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
c)
werden aangeboden aan een producent van EEA;
d)
[werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;]
e)
werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;
[...]
De gegevens van de distributeur van EEA die aan de OVAM of aan de organisatie die daarvoor is aangewezen, worden verstrekt, worden op vraag van de OVAM gevalideerd door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020.
Als voor één of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

§ 2

De producent van EEA of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of de organisatie die daarvoor is aangewezen:
[het ondernemingsnummer van de producent van EEA;]
de rapportageperiode;
de categorie waartoe de EEA behoort, vermeld in artikel 3.4.4.2, met de aparte vermelding van de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram en per stuk, die op het grondgebied op de markt werden gebracht;
de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantallen EEA, huishoudelijke of professionele apparatuur en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied, dan wel binnen of buiten de Unie is overgebracht die:
a)
in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld;
b)
werden aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
c)
werden aangeboden aan een andere producent van EEA;
d)
[werden aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;]
e)
werden aangeboden aan een vergunde verwerker van afgedankte EEA;
[de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die:
a)
werden voorbereid voor hergebruik;
b)
werden gerecycleerd;
c)
op een andere wijze nuttig werden toegepast;
d)
werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;
e)
werden verwijderd door storten.
]
Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

[§ 3

Met behoud van de toepassing van artikel 3.2.1.4 vermelden de distributeur van EEA en de producent van EEA ook de gegevens, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, en paragraaf 2, eerste lid, 4°, van dit artikel, in het afvalstoffenregister.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1, lid 1;
3°, d) vervangen bij art. 12, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
4° opgeheven bij art. 12, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 1:
1° vervangen bij art. 12, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
4°, d) vervangen bij art. 12, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
5° vervangen bij art. 12, 5° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 3 ingevoegd bij art. 12, 6° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.4.13
De producenten van EEA verstrekken informatie om de correcte en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van afgedankte EEA, inbegrepen onderhoud, voorbereiding voor hergebruik, verbetering en ombouw, te vergemakkelijken. De producenten van afgedankte EEA geven informatie voor elk in de handel gebracht nieuw type EEA over de voorbereiding voor hergebruik en de verwerking. Ze doen dat binnen het jaar nadat ze die voor de eerste keer in de handel hebben gebracht. Voor zover de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrichtingen en de bevoegde overheden dat nodig hebben, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, over de energielabels, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en mengsels bevinden. De producenten van EEA verstrekken die informatie gratis aan de centra die de voorbereiding voor hergebruik verrichten, de verwerkings- en recyclageinrich-tingen en de bevoegde overheden in de vorm van handboeken of via elektronische media.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.14
De producenten van EEA of de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen, organiseren minimaal tweemaal per jaar een overleg met de verwerkers en hergebruikcentra met het oog op hergebruik en een betere recycleerbaarheid van de EEA.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.4.15
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is op het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks [of door gebruik van een onlinemarktplaats] EEA verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens buiten het grondgebied, wijst binnen dat grondgebied een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als de gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen als producent van EEA, die uit de wetgeving van dat land met betrekking tot de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voortvloeien.
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, via verkoop op afstand, rechtstreeks EEA verkoopt aan particuliere huishoudens of aan andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied, wijst een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aan als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent van EEA die uit dit besluit voortvloeien.
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die gevestigd is buiten het grondgebied en die, ongeacht de verkooptechniek, EEA verkoopt op het grondgebied, kan een op het grondgebied gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon aanduiden als gevolmachtigde die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de producent van EEA die uit dit besluit voortvloeien.
De op het grondgebied gevestigde gevolmachtigde is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als de producent van EEA.
[Een gevolmachtigde wordt aangewezen via een schriftelijke volmacht vooraleer er producten op de markt worden gebracht. Bij de aanduiding van een gevolmachtigde en bij beëindiging van die volmacht wordt de OVAM onmiddellijk door een van de partijen schriftelijk op de hoogte gebracht. In geval van beëindiging moet de persoon, vermeld in het eerste lid, ook een nieuwe gevolmachtigde aanduiden.]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 34, 1° en 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.5 Afgedankte batterijen en accu's

Artikel 3.4.5.1
Voor afgedankte batterijen en accu's wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf 1 juni 1998.
[Voor batterijen die opnieuw op de markt worden gebracht in eenzelfde of een andere toepassing en niet langer als een afvalstof worden beschouwd na een voorbereiding op hergebruik van de afgedankte batterij, wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld via de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. Daarbij wordt degene die de batterijen na de voorbereiding op hergebruik opnieuw op de markt brengt, beschouwd als de producent. Deze bepaling geldt niet voor de batterijen die hergebruikt worden zonder dat een handeling van voorbereiding op hergebruik heeft plaatsgevonden.]
In aanvulling op de voorwaarde vermeld in artikel 3.2.1.1, § 4, is de aanvaarding van afgedankte batterijen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1 en § 2, gratis, onder de cumulatieve voorwaarden:
de batterijpacks, de batterijen, al dan niet onderdeel van een batterijpack, de stacks, de modules en de cellen, zijn volledig. Voor afgedankte cellen geldt de gratis aanvaarding enkel indien de cellen ook apart op de markt worden gebracht;
de batterijen bevatten geen afvalstoffen die vreemd zijn aan de afgedankte batterij.
Als aan de voorwaarde, vermeld in 1°, niet is voldaan, kunnen kosten worden bedongen in verhouding tot het gebrek.
Zolang niet aan de voorwaarde, vermeld in 2°, is voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden.
In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 3, is de samenwerking met de gemeenten niet verplicht voor de inzameling van:
afgedankte industriële batterijen en accu's van meer dan 20 kg of zoals bepaald door de OVAM;
afgedankte autobatterijen en -accu's als de marktwaarde van afgedankte autobatterijen en -accu's bij een inzamelpunt positief is.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 15 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 2 vervangen bij art. 35 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.4.5.2
De aanvaardingsplicht heeft tot doel, enerzijds preventieve acties te stimuleren, en anderzijds de verwerking en de recycling van de afgedankte batterijen en accu's te maximaliseren, om de volgende doelstellingen te behalen:
preventieve acties:
a)
inspanningen leveren om de gemiddelde kwaliteit te verhogen van de batterijen en accu's die op de markt worden gebracht, te meten aan de capaciteit, de levensduur en de houdbaarheid;
b)
sensibiliseringscampagnes voeren die aan alle consumentengroepen gericht zijn en waarbij de nadruk ligt op een gepast gebruik van draagbare batterijen en accu's:
1)
batterijen en accu's vermijden door apparaten te gebruiken die op meer milieuverantwoorde energiebronnen werken;
2)
herlaadbare batterijen en accu's gebruiken omdat die in vele toepassingen het meest geschikt zijn;
voor afgedankte draagbare batterijen en accu's:
a)
een inzamelingspercentage van 45 %, waarbij het inzamelingspercentage het percentage is dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte draagbare batterijen en accu's die zijn ingezameld, te delen door het gemiddelde gewicht van draagbare batterijen en accu's die producenten, rechtstreeks verkopen aan de eindgebruiker of leveren aan derde partijen om ze te verkopen aan de eindgebruiker gedurende dat kalenderjaar en de voorafgaande twee kalenderjaren;
b)
een recyclingpercentage van 65 % van het gemiddelde gewicht van loodzuurbatterijen en -accu's:
1)
met een zo groot mogelijke recycling van het loodgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;
2)
met een zo groot mogelijke verwerking van de kunststoffen in een productieproces als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met uitzondering van de terugwinning van energie;
c)
recycling van 75 % van het gemiddelde gewicht van nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, met zo groot mogelijke recycling van het cadmiumgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;
d)
[tijdens recycling wordt het kwik afgezonderd in een identificeerbare stroom, die een veilige bestemming krijgt en geen nadelige gevolgen voor mens of milieu kan veroorzaken;]
e)
een recyclingpercentage van 50 % van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen en accu's;
f)
alle inzamelmiddelen die ter beschikking worden gesteld van de burger voor de inzameling van afgedankte batterijen en accu's, worden verzameld en verwerkt;
voor afgedankte autobatterijen en -accu's en afgedankte industriële batterijen en accu's:
a)
een inzameling van alle afgedankte batterijen en accu's;
b)
een recyclingpercentage van 65 % van het gemiddelde gewicht van loodzuurbatterijen en -accu's:
1)
met een zo groot mogelijke recycling van het loodgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;
2)
met een zo groot mogelijke verwerking van de kunststoffen in een productieproces als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten voor het oorspronkelijke doelof voor een ander doel, met uitzondering van de terugwinning van energie;
c)
recycling van 75 % van het gemiddelde gewicht van nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, met zo groot mogelijke recycling van het cadmiumgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;
d)
[tijdens recycling wordt het kwik afgezonderd in een identificeerbare stroom, die een veilige bestemming krijgt en geen nadelige gevolgen voor mens of milieu kan veroorzaken;]
e)
een recyclingpercentage van 50 % van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen en accu's.
Alle producenten, eindverkopers, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, recyclingondernemingen en andere verwerkers, en alle bevoegde overheidsinstanties moeten kunnen deelnemen in de systemen voor inzameling, verwerking en recycling. Er kan van die verplichting afgeweken worden als er ernstige redenen zijn en na de goedkeuring van de OVAM.
Wetshistoriek
Lid 1:
2°, d) vervangen bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
3°, d) vervangen bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.5.3
[De producenten van batterijen en accu's zijn verantwoordelijk voor de financiering van de nettokosten die voortvloeien uit de inzameling, de verwerking en de recycling van het afval van alle batterijen en accu's, ongeacht wanneer die op de markt zijn gebracht. De producenten van batterijen en accu's dragen ook de kosten van de publieke voorlichtingscampagnes die handelen over de preventie, de inzameling, de verwerking en de recycling van afgedankte batterijen en accu's.
Elke producent, al dan niet lid van een beheersorganisme, stelt wanneer hij een batterij of accu in de handel brengt, een waarborg waaruit blijkt dat het beheer van de afgedankte batterijen en accu's zal worden gefinancierd. Die waarborg verzekert de financiering van de nettokosten die voortvloeien uit de inzameling, verwerking en recycling van die batterijen en accu's. De waarborg kan de vorm hebben van:
een collectieve waarborg:
a)
de deelname van de producent aan een beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, § 1, waarbij hij een bijdrage betaalt die minstens de toekomstige kosten, vermeld in het eerste lid, dekt;
b)
de deelname van de producent aan een garantiefonds, beheerd door een beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, § 1;
een individuele waarborg: een verpande rekening, een bankgarantie op eerste verzoek of een verzekering, op naam en ten laste van de individuele producent en met de OVAM als begunstigde, die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de OVAM en die minstens de toekomstige nettokosten dekt die voortvloeien uit de inzameling, verwerking en recycling van de batterijen en accu's die de producent op de markt heeft gebracht.
Een garantiefonds als vermeld in het tweede lid, punt 1°, b) beantwoordt aan de volgende criteria:
het garantiefonds wordt beheerd door een beheersorganisme of meerdere samen als bedoeld in artikel 3.2.2.1, § 1;
de hoogte van het bedrag van de waarborg per kilogram op de markt gebrachte batterij of accu en per productiecategorie wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM, rekening houdend met de levensduur, de duurzaamheid van de materialen, de garanties die door de producenten worden gegeven en de hoeveelheden die op de markt gebracht worden, een risico-analyse en de vermoedelijke toekomstige kosten of opbrengsten voor inzameling, verwerking en recycling;
de betaling van deze bijdrage werkt niet bevrijdend ten aanzien van de financiële en operationele verantwoordelijkheden van de betrokken producent;
als een producent van batterijen en accu's niet meer bestaat, en de afgedankte batterijen terechtkomen in een inzamelsysteem van een beheersorganisme of van een producent, worden de kosten die verbonden zijn aan het beheer van de afgedankte batterijen en accu's gefinancierd door de verschillende garantiefondsen in verhouding tot de reeds geïnde waarborgen voor de batterijen en accu's van dezelfde productcategorie. Als de opgebouwde waarborgen in de garantiefondsen ontoereikend zouden zijn voor de dekking van de kosten die verbonden zijn aan het beheer van de afgedankte batterijen en accu's waarvan de producent niet meer bestaat, berust de verantwoordelijkheid voor de financiering van de niet-gedekte kosten bij de verschillende garantiefondsen waaraan alle producenten die hun waarborg stellen door deelname aan een garantiefonds en die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, bijdragen naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de productcategorieën van batterijen en accu's in kwestie;
als de producent en het beheersorganisme als vermeld in artikel 3.2.2.1, § 1, waaraan hij een waarborg heeft betaald, niet geïdentificeerd kunnen worden, worden de kosten die verbonden zijn aan de inzameling, het transport, de verwerking en de recycling van de afgedankte batterijen en accu's in kwestie vergoed door de garantiefondsen en door de producenten die een individuele waarborg hebben gesteld, eventueel via het beheersorganisme waarbij ze zijn aangesloten, naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de productcategorieën van batterijen en accu's in kwestie.
]
[De producenten van batterijen en accu's, of de personen die door hen zijn aangesteld, halen op verzoek van de exploitant gratis alle afgedankte batterijen en accu's op die in het Vlaamse Gewest ontstaan in inrichtingen die vergund zijn voor de ontmanteling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, in erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of in inrichtingen die vergund zijn voor de ontmanteling van andere gebruiksgoederen.]
In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 6, worden bij de verkoop van nieuwe draagbare batterijen en accu's de kosten van de inzameling, de verwerking en de recycling voor de eindgebruikers niet afzonderlijk vermeld.
De producenten en de gebruikers van industriële en autobatterijen en -accu's mogen overeenkomsten sluiten waarin andere financieringsregelingen worden gestipuleerd die voldoen aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid.
Wetshistoriek
Leden 1 tot 3 vervangen bij art. 36 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 4 vervangen bij art. 28, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Voorgeschiedenis
Lid 1 gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Leden 2 en 3 ingevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 2, 1° gewijzigd bij art. 28, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Lid 3, 1°, 6° en 7° gewijzigd bij art. 28, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.5.4
[Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant], vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen:
de verplichting van de eindverkopers van batterijen en accu's om, overeenkomstig artikel 3.2.1.1, § 2, elke afgedankte batterij en accu in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden;
de verplichting van de tussenhandelaars in batterijen en accu's om alle afgedankte batterijen en accu's die met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen zijn, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent van batterijen en accu's aan te bieden;
de verplichting van de producenten van batterijen en accu's om alle aanvaarde afgedankte batterijen en accu's bij de tussenhandelaar van batterijen en accu's, of, bij gebrek daaraan, bij de eindverkoper van batterijen en accu's, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daarvoor vergunde inrichting;
de manier waarop het gepaste gebruik van batterijen en accu's wordt aangemoedigd.
Wetshistoriek
Enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.5.5
De producenten van batterijen en accu's zorgen ervoor, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over:
de potentiële effecten van in batterijen en accu's gebruikte stoffen op het milieu en de menselijke gezondheid;
de wenselijkheid dat afgedankte batterijen en accu's niet als ongesorteerd huishoudelijk en vergelijkbaar afval worden weggegooid, en dat wordt deelgenomen aan de gescheiden inzameling ervan, om de verwerking en recycling te vergemakkelijken;
de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclingsystemen;
hun rol bij de recycling van afgedankte batterijen en accu's;
de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes en van de chemische symbolen Hg, Cd en Pb.

Artikel 3.4.5.5/1
De producenten van batterijen en accu's worden eenmalig geregistreerd en krijgen bij registratie een registratienummer toegekend. Voor de registratie stellen de producenten de volgende gegevens ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die ze daarvoor hebben aangewezen:
de naam van de producent en, in voorkomend geval, de commerciële benamingen waaronder hij zijn activiteiten ontplooit;
de adres(sen) van de producent: postcode en plaats, straatnaam en huisnummer, land, URL en telefoonnummer, alsook, in voorkomend geval, de contactpersoon, het fax en het e-mailadres van de producent;
de vermelding van het type batterijen of accu's dat door de producent op de markt wordt gebracht: draagbare batterijen en accu's, industriële batterijen en accu's of autobatterijen en -accu's;
de informatie over de wijze waarop de producent zijn verantwoordelijkheden nakomt: met een individuele of een collectieve regeling;
de datum van de registratieaanvraag;
de nationale identificatiecode van de producent, inclusief Europees belastingnummer of nationaal belastingnummer van de producent (facultatief);
de verklaring dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is.
Bij wijziging van de geregistreerde gegevens moeten de producenten van batterijen en accu's de OVAM of de organisatie die is aangewezen voor de uitvoering van de registratie, daarvan uiterlijk een maand na de wijziging op de hoogte brengen. Als producenten niet langer actief zijn, moeten ze zich uitschrijven uit het register met een kennisgeving aan de OVAM of aan de organisatie die is aangewezen om van de registratie uit te voeren.
Als de organisatie die is aangewezen om de registratie uit te voeren, een registratievergoeding wil opleggen, moet die kostengerelateerd en evenredig zijn. De OVAM wordt dan op de hoogte gebracht van de kostenberekeningsmethodiek die toegepast is om de vergoeding vast te stellen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)), met ingang van 1 juli 2015 (art. 71).

Artikel 3.4.5.6
De producenten van batterijen en accu's of de organisatie die zij hiervoor hebben aangeduid, stellen voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de totale hoeveelheid batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt werd gebracht, opgesplitst in de categorieën draagbare, industriële en autobatterijen en -accu's en de volgende soorten:
a)
zink-bruinsteenbatterijen en -accu's;
b)
alkali-mangaanbatterijen en -accu's;
c)
zilveroxidebatterijen en -accu's;
d)
zink-luchtbatterijen en -accu's;
e)
primaire lithiumbatterijen en -accu's;
f)
nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's;
g)
loodhoudende batterijen en -accu's;
h)
nikkelmetaalhydride batterijen en -accu's;
i)
herlaadbare lithiumbatterijen en -accu's;
j)
overige batterijen en -accu's;
de totale hoeveelheid afgedankte batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst in de volgende soorten:
a)
afgedankte knoopcellen;
b)
afgedankte alkali-mangaan- en zink-bruinsteenbatterijen en -accu's en andere vergelijkbare afgedankte batterijen en accu's;
c)
afgedankte primaire lithiumbatterijen en – accu's;
d)
afgedankte nikkel-cadmiumbatterijen en – accu's;
e)
afgedankte loodbatterijen en accu's;
f)
afgedankte nikkel-metaalhydridebatterijen en – accu's;
g)
afgedankte herlaadbare lithiumbatterijen en – accu's;
h)
andere afgedankte batterijen en accu's.
i)
het inzamelpercentage voor draagbare batterijen en accu's, met vermelding van de berekeningswijze en de wijze waarop de benodigde gegevens voor de berekening van het inzamelpercentage zijn verkregen;
de inrichtingen en de wijze waarop de ingezamelde batterijen en accu's werden verwerkt of werden voorbereid voor hergebruik of opnieuw werden gebruikt als batterij of accu in eenzelfde of een andere toepassing [alsook de hoeveelheid ingezamelde batterijen en accu's waarop voorgenoemde behandeling is toegepast];
het gehaalde recyclageniveau voor loodzuurbatterijen en accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's: hoeveelheid ingezamelde batterijen waarop recycling is toegepast;
het recyclagepercentage voor loodzuurbatterijen en -accu's, nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, en andere afgedankte batterijen en accu's, berekend overeenkomstig Verordening (EG) 493/2012 van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu's overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad;
een overzicht van de acties voor preventie en de acties om gebruikte batterijen in eenzelfde of andere toepassing opnieuw op de markt te brengen.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 17 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Enig lid, 3° gewijzigd bij art. 37 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
1°, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 10, 1° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21);
1°, e)/1 ingevoegd bij art. 10, 2° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21);
2°/1 ingevoegd bij art. 10, 3° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21);
3°/1 ingevoegd bij art. 10, 4° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21);
4° vervangen bij art. 10, 5° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Onderafdeling 3.4.6 Afvalolie

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 3.4.6.1
Voor de [afvalolie], vermeld in bijlage 3.4.6, wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf 1 januari 2004.
In afwijking van artikel 3.2.1.1, § 1, zijn de eindverkopers, tussenhandelaars en producenten niet verplicht de producten waarvan de consument zich ontdoet, in ontvangst te nemen als aan die plicht wordt voldaan overeenkomstig artikel 3.2.1.1, § 2, tweede lid.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.6.2
De aanvaardingsplicht voor [afvalolie] moet ertoe leiden dat de potentieel beschikbare hoeveelheid [afvalolie] wordt ingezameld. Bij de bepaling van de potentieel beschikbare hoeveelheid [afvalolie] wordt rekening gehouden met de hoeveelheid olie die op de markt werd gebracht en de verliezen die ontstaan door de consumptie.
De ingezamelde [afvalolie] moet worden verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken. [Minstens 90% van de ingezamelde afvalolie wordt verwerkt door middel van regeneratie of andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie. Het resterende deel wordt maximaal [nuttig toegepast]].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 32, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 38 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.4.6.3
[Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant], vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder de wijze van inontvangstneming zodat de [afvalolie] die vrijkomt in het kader van de aanvaardingsplicht, maximaal kan worden ingezameld en verwerkt. De inzameling en verwerking van die [afvalolie] moeten georganiseerd worden door de eindverkopers, tussenhandelaars en producenten en zijn gratis voor de particuliere verbruikers. Voor de organisatie van de inzameling en de verwerking van [afvalolie] die afkomstig is van professionele verbruikers, kunnen in de [aanvaardingsplichtconvenant] stimulerende maatregelen opgenomen worden.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 33, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 3.4.6.4
De eindverkoper en de tussenhandelaar van olie of de organisatie die hiervoor is aangeduid, bezorgen de OVAM voor 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid [afvalolie], uitgedrukt in liter, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst werd genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
De producent van olie of de organisatie die hij hiervoor heeft aangeduid, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de totale hoeveelheid olie, uitgedrukt in [kilogram], die in het Vlaamse Gewest [op de markt is gebracht];
de totale hoeveelheid [afvalolie], uitgedrukt in [kilogram], die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld. Hij geeft daarbij op een gemotiveerde wijze aan wat de verliezen zijn die ontstaan door de consumptie;
de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde [afvalolie] werd verwerkt;
[de totale hoeveelheden afvalolie, uitgedrukt in kilogram, die afgevoerd zijn naar regeneratie, andere recyclinghandelingen en andere nuttige toepassingen;]
[de totale hoeveelheid biodegradeerbare olie, uitgedrukt in [kilogram], die in het Vlaamse Gewest op de markt is gebracht;]
[de totale hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram, basisolie en andere nuttige componenten afkomstig van de verwerking van afvalolie en hun respectievelijke toepassingen;]
[de totale hoeveelheid afvalstoffen, uitgedrukt in kilogram, afkomstig van de verwerking van afvalolie, die verwijderd is.]
Wetshistoriek
Lid 2:
1° gewijzigd bij art. 6, 1° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en bij art. 39, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
2° gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 39, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
3° gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
4° vervangen bij art. 39, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
5° ingevoegd bij art. 6, 2° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en gewijzigd art. 39, 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
6° en 7° ingevoegd bij art. 39, 6° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 4° gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 3.4.7 Oude en vervallen geneesmiddelen

Artikel 3.4.7.1
Voor oude en vervallen geneesmiddelen wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken farmaceutische bedrijven, groothandelaars-verdelers en apothekers opstellen tegen 1 juli 2014.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 37 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.7.2
In het collectief plan wordt een selectieve inzameling en verwerking van oude en vervallen geneesmiddelen opgezet waarbij:
de apothekers verplicht zijn de oude en vervallen geneesmiddelen in ontvangst te nemen die hen door de burgers worden aangeboden;
de groothandelaars-verdelers verantwoordelijk zijn voor de ophaling van de oude en vervallen geneesmiddelen bij de apothekers en voor de afvoer naar de verwerkingsinstallaties;
de farmaceutische bedrijven belast zijn met de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.7.3
De actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1, leveren de nodige sensibiliseringsinspanningen voor het welslagen van de selectieve inzameling. De ontwerpen van de sensibiliseringsacties worden minstens één maand voor de aanvang van de actie ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.7.4
Er wordt een begeleidingscommissie opgericht door de actoren, vermeld in artikel 3.4.7.1. De begeleidingscommissie coördineert de uitvoering van het collectief plan en is belast met de opmaak van de jaarlijkse rapportage en actieplannen. De begeleidingscommissie komt minstens één maal per jaar samen. De OVAM wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de begeleidingscommissie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.7.5
De begeleidingscommissie rapporteert jaarlijks voor 1 april aan de OVAM over:
de modaliteiten van de inzameling, de ophaling en de verwerking van de oude en vervallen geneesmiddelen;
de hoeveelheid ingezamelde oude en vervallen geneesmiddelen en de wijze van verwerking;
de acties en initiatieven die werden genomen om de selectieve inzameling via de apothekers te stimuleren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.8 Afgedankte matrassen

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.8 (art. 3.4.8.1 - art. 3.4.8.3) vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 3.4.8.1

[§ 1 ]

Voor afgedankte matrassen wordt de uitgebreide producenten-verantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf [1 januari 2021].

[§ 2

De verplichtingen uit artikel 3.2.1.1, § 1/1 en § 2, gelden niet voor afgedankte matrassen.
]

[§ 3

Het individuele aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder de wijze van inontvangstneming, zodat de afgedankte matrassen die vrijkomen in het kader van de aanvaardingsplicht maximaal worden ingezameld en verwerkt. De afgifte van afgedankte matrassen is gratis voor de particuliere huishoudens behoudens eventuele transportkosten bij ophaling aan huis via de lokale besturen. Voor de inzameling en de verwerking van afgedankte matrassen afkomstig van eindverkopers, bedrijven en instellingen, worden stimulerende maatregelen genomen door de producenten.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Wetshistoriek
§ 1 genummerd bij art. 40 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§§ 2 en 3 ingevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.4.8.2
De aanvaardingsplicht voor afgedankte matrassen moet ertoe leiden dat alle afgedankte matrassen die worden aangeboden, worden ingezameld.
De ingezamelde afgedankte matrassen worden verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken. De verwijdering van afgedankte matrassen is niet toegestaan.
Vanaf 1 januari 2021 gelden de volgende doelstellingen:
het inzamelpercentage van afgedankte matrassen bedraagt 30 %;
het totale percentage hergebruik en recyclage van de ingezamelde afgedankte matrassen bedraagt minstens 10 %;
de rest van de ingezamelde afgedankte matrassen wordt nuttig toegepast.
Vanaf 1 januari 2023 gelden de volgende doelstellingen:
het inzamelpercentage van afgedankte matrassen bedraagt 50 %;
het totale percentage hergebruik en recyclage van de ingezamelde afgedankte matrassen bedraagt minstens 35 %;
de rest van de ingezamelde afgedankte matrassen wordt nuttig toegepast.
Vanaf 1 januari 2025 gelden de volgende doelstellingen:
het inzamelpercentage van afgedankte matrassen bedraagt 65 %;
het totale percentage hergebruik en recyclage van de ingezamelde afgedankte matrassen bedraagt minstens 50 %;
de rest van de ingezamelde afgedankte matrassen wordt nuttig toegepast.
Vanaf 1 januari 2030 gelden de volgende doelstellingen:
het inzamelpercentage van afgedankte matrassen bedraagt 80 %;
het totale percentage hergebruik en recyclage van de ingezamelde afgedankte matrassen bedraagt minstens 75 %;
de rest van de ingezamelde afgedankte matrassen wordt nuttig toegepast.
Onder inzamelpercentage wordt in dit artikel verstaan: het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte matrassen die zijn ingezameld te delen door het gewicht van de matrassen die de producenten op de markt gebracht hebben gedurende dat kalenderjaar.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 41 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.8.3
De eindverkoper en de tussenhandelaar van matrassen of de organisatie die daarvoor is aangewezen, bezorgen de OVAM vóór 1 juli van elk jaar een overzicht van de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het kader van de aanvaardingsplicht in ontvangst zijn genomen gedurende het voorgaande kalenderjaar.
De producent van matrassen of de organisatie die hij daarvoor heeft aangewezen, stelt jaarlijks vóór 1 juli de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de totale hoeveelheid matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest op de markt zijn gebracht;
de totale hoeveelheid afgedankte matrassen, uitgedrukt in aantal en in kilogram, die in het Vlaamse Gewest zijn ingezameld in het kader van de aanvaardingsplicht;
de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte matrassen [en de materialen die voortkomen uit de verwerking van de afgedankte matrassen] zijn verwerkt;
de totale hoeveelheid van de materialen die voortkomen uit de verwerking van de afgedankte matrassen, uitgedrukt in kilogram, die:
a)
[...]
b)
zijn gerecycleerd;
c)
nuttig zijn toegepast;
d)
zijn verwijderd;
[de totale hoeveelheid afgedankte matrassen, uitgedrukt in kilogram, die:
a)
zijn uitgesorteerd voor hergebruik;
b)
gerecycleerd is;
c)
nuttig is toegepast.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 14 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Wetshistoriek
Lid 2:
3° gewijzigd bij art. 42, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
4°, a) opgeheven bij art. 42, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
5° ingevoegd bij art. 42, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.9

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.9 (art. 3.4.9.1 - art. 3.4.9.3) opgeheven bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 3.4.9.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.9.2
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 3.4.9.3
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 3.4.10

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.10 (art. 3.4.10.1 - art. 3.4.10.3) opgeheven bij art. 15 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 3.4.10.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 15 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.10.2
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 15 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 3.4.10.3
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 15 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Onderafdeling 3.4.11 Zwerfvuil

Artikel 3.4.11.1
Voor [...] verbruiksgoederen die door de minister worden aangeduid als goederen die vaak terug te vinden zijn in het zwerfvuil, wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door de verplichting voor de betrokken producenten om te beschikken over een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten moeten opstellen tegen 1 januari 2013.
Het collectieve plan omschrijft acties die de producenten ondernemen om de aanwezigheid van hun goederen en verpakkingen in het zwerfvuil tegen te gaan, en handelt specifiek over mogelijke sensibiliseringsmaatregelen om een gedragsverandering te verkrijgen.
Ter vervanging van de plicht tot het opstellen van een collectief plan kan een individuele onderneming of bedrijfsfederatie een overeenkomst over haar inspanningen rond zwerfvuil sluiten met de OVAM. De overeenkomst omvat de voorwaarden van de samenwerking met andere bedrijven en de Vlaamse overheid binnen een project dat gericht is op het verminderen van zwerfvuil, en de financiële engagementen van de individuele onderneming of de bedrijfsfederatie namens haar leden voor het project.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 3.4.12

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.12 (art. 3.4.12.1) opgeheven bij art. 16 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 3.4.12.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 16 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Onderafdeling 3.4.13 Gebruikte wegwerpluiers

Artikel 3.4.13.1
Voor gebruikte wegwerpluiers wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van een collectief plan als vermeld in afdeling 3.3, dat de betrokken producenten moeten opstellen tegen 1 januari 2013.
Het collectieve plan handelt over hergebruik, sensibilisering en ecodesign. Het plan verstrekt bovendien informatie over de mate waarin en de manier waarop gebruikte wegwerpluiers nuttig toe te passen zijn.

Onderafdeling 3.4.14 Kunststofhoudend vistuigafval

Wetshistoriek
Onderafdeling 3.4.14 (art. 3.4.14.1 - art. 3.4.14.3) ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
Artikel 3.4.14.1

§ 1

Voor kunststofhoudend vistuigafval wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingevuld door middel van de aanvaardingsplicht, vermeld in afdeling 3.2. De aanvaardingsplicht is van toepassing vanaf 31 december 2024.
De verplichtingen, vermeld in artikel 3.2.1.1, § 1/1 en § 2, gelden niet voor kunststofhoudend vistuigafval.

§ 2

Het individueel aanvaardingsplichtplan en de aanvaardingsplichtconvenant, vermeld in artikel 3.2.1.2, § 1, regelen in het bijzonder de kostendekking door de producenten van kunststofhoudend vistuig voor de gescheiden inzameling van het kunststofhoudende vistuigafval dat bij de daarvoor bestemde havenontvangstvoorzieningen is afgeleverd in overeenstemming met onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart, en de kosten voor het daaropvolgende vervoer en de verwerking ervan. De vereisten van dit artikel vullen de vereisten aan voor afval van vissersvaartuigen als vermeld in onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).

Artikel 3.4.14.2

§ 1

De producenten van kunststofhoudend vistuig dekken de kosten voor de gescheiden inzameling van het kunststofhoudende vistuigafval dat bij de daarvoor bestemde havenontvangstvoorzieningen is afgeleverd in overeenstemming met onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart, en de kosten voor het daaropvolgende vervoer en de verwerking ervan.
De vereisten van dit artikel vullen de vereisten aan voor afval van vissersvaartuigen als vermeld in onderafdeling 5.2.10 inzake afval van schepen van de zeevaart.

§ 2

De producent van kunststofhoudend vistuig of de organisatie die daarvoor is aangewezen, bezorgt de OVAM voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar:
een overzicht van de totale hoeveelheid kunststofhoudend vistuig die in het Vlaamse Gewest in de handel is gebracht, uitgedrukt in kilogram en in soorten;
een overzicht van de totale hoeveelheid kunststofhoudend vistuigafval, uitgedrukt in kilogram en in soorten, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht in ontvangst is genomen. Het betreft zowel kunststofhoudend vistuigafval als afzonderlijke onderdelen, stoffen of materialen die deel uitmaakten van of bevestigd waren aan het vistuigafval toen het werd afgedankt, ook als het werd achtergelaten of verloren;
de inrichtingen waar en de wijze waarop het kunststofhoudende vistuigafval dat in ontvangst was genomen, werd verwerkt.
De eerste verslagperiode met de informatie, vermeld in het eerste lid, bestrijkt het kalenderjaar 2022.

§ 3

De aanvaardingsplicht voor kunststofhoudend vistuigafval moet ertoe leiden dat al het kunststofhoudend vistuigafval dat wordt aangeboden, wordt ingezameld. Vanaf 1 januari 2025 geldt een jaarlijks minimum inzamelpercentage voor het recyclen van kunststofhoudend vistuigafval van 25 %. Het ingezameld kunststofhoudend vistuigafval wordt verwerkt met toepassing van de beste beschikbare technieken.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).

Artikel 3.4.14.3
De producenten van kunststofhoudend vistuig nemen maatregelen om gebruikers voor te lichten en verantwoordelijk productgebruik te stimuleren, om tot een vermindering van marien zwerfafval te komen, en nemen maatregelen om gebruikers van kunststofhoudend vistuig in te lichten, in het bijzonder over:
de beschikbaarheid van herbruikbare alternatieven, systemen voor hergebruik en mogelijkheden voor afvalbeheer van kunststofhoudend vistuig, alsook over de beste praktijken voor een degelijk afvalbeheer in overeenstemming met artikel 4 § 3, 2°, van het Materialendecreet;
de effecten op het milieu, in het bijzonder het mariene milieu, van zwerfafval en andere ongepaste vormen van verwijdering van afval van kunststofhoudend vistuig.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).

Afdeling 3.5 Vrijwillige terugname van huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen

Wetshistoriek
Afdeling 3.5 (art. 3.5.1 - art. 3.5.3) ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.5.1

Onder de vrijwillige terugname van huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen wordt verstaan: elke vrijwillige inzameling, naast de gemeentelijke inzameling in het kader van de zorgplicht, met als doel de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen of met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen via eindverkopers van gelijkaardige producten.
De bepalingen van afdeling 3.5 zijn niet van toepassing voor:
afvalstoffen die onder een regeling van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vallen;
verpakkingsafval dat selectief wordt ingezameld in het kader van de terugnameplicht;
papier- en kartonafval.
De afvalstoffen, vermeld in het tweede lid, kunnen alleen worden teruggenomen conform de specifieke bepalingen, vermeld in afdeling 3.2, en het interregionaal samenwerkingsakkoord betreffende het beheer en de preventie van verpakkingsafval.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.5.2

De inzameling van afvalstoffen in het kader van een vrijwillige terugname voldoet aan de volgende voorwaarden:
het inzamelsysteem moet garanderen dat de ingezamelde afvalstoffen worden hergebruikt of gerecycleerd;
de afvalstoffen worden ingezameld:
a)
op het eigen terrein van eindverkopers die gelijkaardige producten op de markt brengen;
b)
of bij levering aan huis van gelijkaardige producten;
de afvalstoffen worden opgeslagen zonder schade, hinder of verontreiniging aan mens, milieu of directe omgeving;
er wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen;
de recipiënten waarin de afvalstoffen ingezameld en getransporteerd worden, zijn technisch geschikt voor die afvalstoffen. Ze worden in goede staat van werking gehouden;
de ingezamelde hoeveelheden staan in verhouding tot de geleverde of verkochte producten;
er wordt samengewerkt met een geregistreerde inzamelaar, handelaar of makelaar voor de afvoer;
de exploitant van de inrichting waar de afvalstoffen worden ingezameld, stelt de OVAM en de gemeente waar de inzameling gebeurt, in kennis van het initiatief tot vrijwillige terugname;
de exploitant van de inrichting waar de afvalstoffen worden ingezameld, houdt de ingezamelde hoeveelheden bij in een afvalstoffenregister;
10°
zodra het initiatief tot vrijwillige terugname één keer per jaar langer dan een maand wordt georganiseerd, is de exploitant van de inrichting verplicht om de vrijwillige terugname minstens twee opeenvolgende jaren te organiseren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 3.5.3

De eindverkopers verstrekken op verzoek van OVAM alle bijkomende informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie en de controle van de vrijwillige terugname van huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen over het beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

Afdeling 4.1 Indeling van afvalstoffen

Artikel 4.1.1

Straat- en veegvuil[, afval van straatvuilnisbakjes in beheer door een gemeente of intergemeentelijk samenwerkingsverband en afval van het opruimen van sluikstorten] worden gelijkgesteld aan huishoudelijke afvalstoffen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 44 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 4.1.2

Overeenkomstig artikel 22 van het Materialendecreet worden de volgende afvalstoffen als bijzondere afvalstoffen aangewezen:
drukwerkafval;
afgedankte voertuigen;
afvalbanden;
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
afgedankte batterijen en accu's;
andere [afvalolie] dan de olie, vermeld in 16°, g);
oude en vervallen geneesmiddelen;
gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën;
gebruikte wegwerpluiers;
10°
afvallandbouwfolies;
11°
zwerfvuil;
12°
afval [van schepen] van de zee- en binnenvaart;
13°
gebruikte injectienaalden;
14°
afgedankte fotovoltaïsche zonnepanelen;
15°
[bagger- en ruimingsspecie die vanuit bouwtechnisch of milieukundig oogpunt niet valoriseerbaar is om te gebruiken als bodem, voor bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product in het kader van titel III, hoofdstuk XIII, van het VLAREBO;]
16°
de volgende afvalstoffen die ontstaan bij het onderhouden, herstellen of slopen van motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun toebehoren:
a)
stof dat vrije asbestvezels bevat;
b)
remschoenen, remschijven, remplaten, remblokken en koppelingsplaten die asbest bevatten;
c)
afgedankte batterijen en accu's;
d)
vervuilde of onbruikbare solventen;
e)
destillatieresidu's van solventrecuperatie, resten van verf, lak en vernis, slib van spuitcabines;
f)
synthetische remvloeistof;
g)
[afvalolie];
h)
vervuilde of onbruikbare brandstoffen;
i)
koelvloeistoffen;
j)
koelmiddelen die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
k)
vervuilde filters van spuitcabines, spuitbussen, verpakkingen die gevaarlijke stoffen, met uitzondering van olie, hebben bevat of die door die stoffen werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden;
l)
oliehoudende stoffen, zoals oliefilters, brandstoffilters, gebruikt absorptiemateriaal, afvalstoffen uit de olie-waterafscheider, oliehoudende schokdempers, verpakkingen die olie hebben bevat of die door olie werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden;
m)
katalysatoren;
n)
patronen van airbags, die chemicaliën bevatten;
17°
klein gevaarlijk afval;
18°
papier- en kartonafval;
19°
asbesthoudend afval;
20°
pvc-afval;
21°
afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
22°
gebruikte pcb's;
23°
medisch afval;
24.
bouw- en sloopafval;
25°
dierlijke bijproducten die voldoen aan de definitie van afvalstof;
26°
afvalstoffen van de titaandioxide-industrie;
27°
landbouwafvalstoffen;
28°
mijnbouwafvalstoffen;
29°
slib dat afkomstig is van de drinkwaterproductie, de reiniging van riolen, septische putten en vetvangers, en van waterzuiveringsinstallaties;
30°
[afgedankte matrassen;]
31°
[met fipronil verontreinigde pluimveemest: de mest, afkomstig van een pluimveebedrijf in het Vlaamse Gewest dat naar aanleiding van de fipronilcrisis geblokkeerd is, die op basis van een analyserapport van een laboratorium dat de Vlaamse overheid daarvoor erkend heeft, een totaal gehalte aan fipronil van meer dan 0,01 mg per kg verse stof bevat.]
Wetshistoriek
Enig lid:
12° gewijzigd bij art. 45 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
15° vervangen bij art. 70 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80);
6° en 16°, g) gewijzigd bij art. 35 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
30° ingevoegd bij art. 17 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
31° ingevoegd bij art. 5 B.Vl.Reg. 10 november 2017 (BS 4 december 2017), met ingang van 1 augustus 2017 (art. 6).

Artikel 4.1.3

[§ 1 ]

Onder gevaarlijke afvalstoffen worden de afvalstoffen verstaan die in de lijst, vermeld in bijlage 2.1, met een asterisk zijn aangeduid.
De afvalstoffen, vermeld in het eerste lid, worden geacht minstens een van de gevaarlijke eigenschappen te bezitten als vermeld in verordening (EU) 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen [of als vermeld in verordening (EU) 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 “Ecotoxisch”].

[§ 2

Als er onvoldoende informatie beschikbaar is over de samenstelling en herkomst van het afval, moet de gevaarlijke eigenschap HP14 “ecotoxisch” volgens een van de volgende methoden geëvalueerd worden:
een evaluatie op basis van de rekenregels die beschreven zijn in de bijlage van verordening (EU) 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 “Ecotoxisch″. Verordening (EU) 2017/997 bepaalt ook dat de biologische beschikbaarheid van stoffen in rekening gebracht mag worden bij de indeling van de afvalstof. Dat gebeurt als volgt: als een afvalstof volgens de rekenregels als gevaarlijk wordt ingedeeld, en als die indeling alleen te wijten is aan de aanwezigheid van anorganische stoffen in de afvalstof, mag afgeweken worden van de rekenregels. In dat geval wordt de afvalstof geacht niet ecotoxisch te zijn als de concentratie van elk van de parameters in het extract zich onder de volgende grenswaarden van die respectieve parameter bevindt:
Parameter
Uitloogbaarheid in mg/kg droge stof (*)
As
2
Cd
1
Cr
10
Cu
10
Hg
0,2
Ni
10
Pb
10
Co
5
Se
0,5
Zn
25
CN
10
DOC
800
(*)
uitloogbaarheid, bepaald met de enkelvoudige schudtest
een evaluatie van de afvalstoffen, vermeld in artikel 4.1.3, § 1, eerste lid, waarbij ze worden geacht “ecotoxisch” te zijn als het extract 50 % effect of meer opwekt bij minstens een van de volgende drie biotesten, uitgevoerd zoals vermeld in CMA/4/C voor methoden voor extractie en biotesten:
a)
Microtox;
b)
Daphnia immobilisatie;
c)
Algen groeiinhibitie.
De houder van het afval kiest de methode. Als een van beide methoden aangeeft dat het afval niet ecotoxisch is, is het gebruik van de tweede methode niet nodig. Als een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld zowel door middel van een test als vermeld in het eerste lid, 2°, als aan de hand van de rekenregels, vermeld in het eerste lid, 1°, hebben de testresultaten voorrang.
Andere biotesten, verdunningen of grenswaarden dan deze vermeld in het eerste lid, 2°, zijn niet toegelaten.
]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 18 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 1 genummerd bij art. 43 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 2 ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 4.1.4

§ 1

De minister kan op verzoek van de houder beslissen dat een specifieke op de lijst als gevaarlijk aangegeven afvalstof in individuele gevallen geen van de eigenschappen, vermeld in artikel 4.1.3, tweede lid, bezit en dus geen gevaarlijke afvalstof is.
Een declassering kan worden toegestaan voor een bepaalde afvalstof van een specifieke productieplaats en voor een specifieke productiestap binnen het productieproces.

§ 2

De houder van de afvalstof dient per [beveiligde zending] een verzoek tot declassering in op het adres van de OVAM. De aanvraag moet minstens de volgende gegevens bevatten:
de identificatie van de houder;
de identificatie van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel waarop het verzoek betrekking heeft;
de aard van de afvalstof (de EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1);
een kopie van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] voor het proces waaruit de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;
een gedetailleerde beschrijving van de stap uit het productieproces waarin de afvalstof ontstaat. De beschrijving moet zo opgesteld worden dat aangetoond wordt waarom de gevaarlijke eigenschappen, vermeld in artikel 4.1.3, tweede lid, niet van toepassing zijn;
voor de gevaarlijke eigenschappen [HP3 tot en met HP8, HP10 en HP11] wordt aan de hand van analyseresultaten aangetoond dat de grenswaarden, vermeld in artikel 4.1.3, tweede lid, niet overschreden worden;
voor de andere gevaarlijke eigenschappen, vermeld in artikel 4.1.3, tweede lid, wordt gemotiveerd waarom ze niet aanwezig kunnen zijn in de afvalstof waarvoor het verzoek wordt ingediend. De houder van de afvalstof ondertekent en dateert het verzoek tot declassering. De naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld.
De minister doet uitspraak binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van de aanvraag. Voorafgaand aan die uitspraak wint de minister het advies in van de OVAM.
De OVAM stuurt de beslissing op naar de houder van de afvalstof, per [beveiligde zending], binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing.
Elke wijziging van de administratieve gegevens van de houder van de afvalstof wordt aan de OVAM meegedeeld.
Wetshistoriek
§ 2, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 37 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
4° gewijzigd bij art. 100 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
6° gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 37 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.1.5

De minister kan in met redenen omklede uitzonderingssituaties, gemotiveerd op wetenschappelijke gronden, beslissen dat individuele afvalstoffen die op de lijst als niet-gevaarlijk zijn aangeduid, toch een of meer van de eigenschappen, vermeld in artikel 4.1.3, tweede lid, bezitten. Die afvalstoffen worden gevaarlijke afvalstoffen.
De EURAL-code van de afvalstof en de specifieke omstandigheden waarin de afvalstof als gevaarlijk wordt geklasseerd, worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en gepubliceerd op de website van de OVAM.

Artikel 4.1.6

In afwijking van artikel 4.1.3 worden, voor zover dit selectief ingezameld huishoudelijk verpakkingsafval niet onder artikel 5.2.2.1, 10°, valt, niet als een gevaarlijke afvalstof beschouwd:
het selectief ingezameld afval van geledigde, leeggegoten of leeggeschraapte verpakkingen van huishoudelijke oorsprong die reinigings- of onderhoudsmiddelen hebben bevat die uitsluitend in waterige fase kunnen worden gebruikt, en die een of meer gevaarlijke stoffen hebben bevat die worden aangeduid door de pictogrammen GHS07 (uitroepingsteken), GHS05 (corrosief), subcategorie H318, overeenkomstig verordening (EG) 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) 1907/2006 of door de pictogrammen Xi-irriterend en C-corrosief overeenkomstig de richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en de richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten;
het selectief ingezameld afval van geledigde, leeggegoten of leeggeschraapte verpakkingen van huishoudelijke oorsprong die voeding of cosmetica hebben bevat, en die een of meer gevaarlijk stoffen hebben bevat die worden aangeduid door het pictogram GHS02 (ontvlambaar) overeenkomstig verordening (EG) 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) 1907/2006 of door het pictogram F–ontvlambaar overeenkomstig de richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en de richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 20 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Afdeling 4.2 Indeling van afvalstoffenhandelingen

Artikel 4.2.1

Onder verwijderingshandelingen van afvalstoffen als vermeld in artikel 3, 26°, van het Materialendecreet, worden de volgende handelingen verstaan:
EU-code
handelingen
D1
storten op of in de bodem (bijvoorbeeld op een vuilstortplaats)
D2
uitrijden (bijvoorbeeld biologische afbraak van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem)
D3
injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of van natuurlijk gevormde holten)
D4
opslag in waterbekkens (bijvoorbeeld het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen)
D5
verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bijvoorbeeld in afzonderlijk beklede, afgedekte cellen die van elkaar en van de omgeving afgeschermd zijn)
D6
lozen/storten in wateren, behalve zeeën en oceanen
D7
lozen/storten in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de zeebodem
D8
biologische behandeling op een andere wijze dan de wijzen, vermeld in dit artikel, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens een van de methoden, vermeld in D1 tot en met D12
D9
fysisch-chemische behandeling op een andere wijze dan de wijzen, vermeld in dit artikel, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens een van de methoden, vermeld in D1 tot en met D12 (bijvoorbeeld verdampen, drogen, calcineren)
D10
verbranding op het land
D11
verbranding op zee (*)
D12
permanente opslag (bijvoorbeeld plaatsen van houders in mijnen)
D13
vermengen voorafgaand een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D12 (**)
D14
herverpakken, voorafgaand aan de behandelingen, vermeld in D1 tot en met D13
D15
opslag, in afwachting van de behandelingen, vermeld in D1 tot en met D14 (met uitsluiting van voorlopige opslag die voorafgaat aan inzameling op de plaats van productie)
(*) verboden op grond van EU-wetgeving en internationale verdragen en overeenkomsten
(**) als er geen andere passende D-code voorhanden is, kan dat voorbereidende handelingen, voorafgaand aan verwijdering, omvatten, inclusief voorbehandeling, zoals sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren of scheiden, voorafgaand aan een van de handelingen, vermeld in D1 tot en met D12.

Artikel 4.2.2

Onder handelingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen als vermeld in artikel 3, 23°, van het Materialendecreet, worden de volgende handelingen verstaan:
EU-code
handelingen
R1
hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking (*)
R2
terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen
R3
recyclage/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostering en andere biologische omzettingsprocessen) (**)
R4
recyclage/terugwinning van metalen en metaalverbindingen [(******)]
R5
recyclage/terugwinning van andere anorganische materialen (***)
R6
regeneratie van zuren of basen
R7
terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan
R8
terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren
R9
herraffinage van olie en ander hergebruik van olie
R10
uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering
R11
gebruik van afvalstoffen die bij een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R10 vrijkomen
R12
uitwisseling van afvalstoffen voor een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R11 (****)
R13
opslag van afvalstoffen voor een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R12 (met uitsluiting van tijdelijke opslag, voorafgaand aan inzameling op de plaats van productie) (*****)
(*) Hieronder vallen ook verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken, op voorwaarde dat hun energie-efficiëntie ten minste:
0,60 bedraagt bij installaties die voor 1 januari 2009 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig het [Decreet betreffende de omgevingsvergunning];
0,65 bedraagt bij installaties waarvoor na 31 december 2008 een vergunning wordt afgegeven, zoals berekend met de volgende formule: energie-efficiëntie = (Ep - (Ef + Ei)) / (0,97 × (Ew + Ef)), waarbij:
a)
Ep = de hoeveelheid energie die jaarlijks als warmte of elektriciteit wordt geproduceerd. Bij de berekening wordt energie in de vorm van elektriciteit vermenigvuldigd met een factor 2,6, en warmte die wordt geproduceerd voor commerciële toepassingen, met een factor 1,1 (in GJ/jaar);
b)
Ef = de jaarlijkse energie-input in het systeem, afkomstig van brandstoffen die voor de productie van stoom worden gebruikt (in GJ/jaar);
c)
Ew = de hoeveelheid energie die is besloten in de jaarlijks verwerkte hoeveelheid afvalstoffen, berekend aan de hand van de netto calorische waarde van de afvalstoffen (in GJ/jaar);
d)
Ei = de hoeveelheid energie die jaarlijks wordt geïmporteerd, Ew en Ef niet meegerekend (in GJ/jaar);
e)
0,97 = correctiefactor om rekening te houden met energieverliezen via bodemas en straling.
[De waarde van de energie-efficiëntieformule wordt op de onderstaande wijze met een klimaatcorrectiefactor (CCF) vermenigvuldigd:
1.
CCF voor installaties die vóór 1 september 2015 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig het toepasselijke Unierecht:
CCF = 1 als HDD >= 3 350
CCF = 1,25 als HDD <= 2 150
CCF = – (0,25/1 200) × HDD + 1,698 als 2 150 < HDD < 3 350
2.
CCF voor installaties waarvoor na 31 augustus 2015 een vergunning wordt afgegeven en voor installaties bedoeld in punt 1 na 31 december 2029:
CCF = 1 als HDD >= 3 350
CCF = 1,12 als HDD <= 2 150
CCF = – (0,12/1 200) × HDD + 1,335 als 2 150 < HDD < 3 350
(De daaruit resulterende CCF-waarde zal worden afgerond tot op drie decimalen). Als HDD-waarde (Heating Degree Days — graaddagen voor verwarming) moet het gemiddelde van de jaarlijkse HDD-waarden voor de locatie van de verbrandingsinstallatie gelden, berekend over een periode van 20 opeenvolgende jaren vóór het jaar waarvoor de CCF wordt berekend.
De HDD-waarde moet aan de hand van de volgende door Eurostat vastgestelde methode worden berekend : HDD is gelijk aan (18 °C – Tm) × d als Tm minder bedraagt dan of gelijk is aan 15 °C (verwarmingsdrempel), en is gelijk aan nul als Tm meer bedraagt dan 15 °C, waarbij Tm de gemiddelde (Tmin + Tmax)/2 buitentemperatuur over een periode van d dagen is. De berekeningen moeten dagelijks worden uitgevoerd (d = 1) en voor een heel jaar worden opgeteld.
De formule wordt toegepast overeenkomstig het Europese referentiedocument over de beste beschikbare technieken voor afvalverbranding. De berekeningswijze en de toepassing van de formule worden goedgekeurd en geverifieerd door de OVAM.]
[(**) Hieronder vallen voorbereiding voor hergebruik, vergassing en pyrolyse waarbij de componenten worden gebruikt als chemicaliën en nuttige toepassing van organisch materiaal in de vorm van opvulling.]
[(***) Hieronder vallen voorbereiding voor hergebruik, recycling van anorganisch bouwmateriaal, nuttige toepassing van anorganische materialen in de vorm van opvulling, en bodemreiniging die resulteert in sanering van de bodem.]
(****) Als er geen andere passende R-code voorhanden is, kan dat voorbereidende handelingen, voorafgaand aan nuttige toepassing, omvatten, inclusief voorbehandeling, zoals demonteren, sorteren, verbrijzelen, verdichten, pelletiseren, drogen, versnipperen, conditioneren, herverpakken, scheiden of mengen, voorafgaand aan een van de handelingen, vermeld in R1 tot en met R11.
(*****) Tijdelijke opslag als vermeld in dit artikel, betekent voorlopige opslag die niet plaatsvindt op de plaats van de productie.
[(******) Hieronder valt voorbereiding voor hergebruik.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 722 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), bij art. 21 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en bij art. 46, 1° tot 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Afdeling 4.3 Afzonderlijke inzameling van afvalstoffen

Artikel 4.3.1

Ten minste de volgende huishoudelijke afvalstoffen moeten gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling:
klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong;
glazen flessen en bokalen;
papier- en kartonafval;
grofvuil;
[bioafval;]
textielafval;
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
afvalbanden;
puin;
10°
asbestcementhoudende afvalstoffen;
11°
pmd-afval;
12°
[afgedankte matrassen;]
13°
[recycleerbare harde kunststoffen;]
14°
[gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën.]
Ten minste de volgende huishoudelijke afvalstoffen moeten gescheiden worden aangeboden en verder afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling, of, indien aantoonbaar niet mogelijk, naderhand uitgesorteerd worden:
houtafval;
metaalafval.
[...]
Wetshistoriek
Lid 1:
5° vervangen bij art. 45, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
12° ingevoegd bij art. 22 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), met ingang van 1 januari 2021 (art. 51, zelf vervangen bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018));
13° en 14° ingevoegd bij art. 20 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 3 opgeheven bij art. 45, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Lid 3 ingevoegd bij art. 47 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 31 december 2023 (art. 81).

Artikel 4.3.1/1

De uitbater van een handelszaak die, zowel tijdelijk als permanent, tabaksproducten, voedingsmiddelen of dranken verkoopt of aanbiedt die buiten de inrichting onmiddellijk kunnen worden verbruikt, moet instaan voor een correcte inzameling, verwijdering en verwerking van het afval dat daaruit ontstaat op het eigen of het bijbehorende terrein. De nodige maatregelen moeten worden genomen zodat de ingezamelde afvalstoffen maximaal kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 44 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 4.3.2

§ 1

Tenminste de volgende bedrijfsafvalstoffen moeten gescheiden worden aangeboden door de afvalstoffenproducent en afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling:
klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong;
glasafval;
papier- en kartonafval;
gebruikte dierlijke en plantaardige oliën en vetten;
groenafval;
textielafval;
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
afvalbanden;
inert puin, bestaande uit betonpuin, metselwerkpuin of mengpuin;
10°
afvalolie;
11°
gevaarlijke afvalstoffen;
12°
asbestcementhoudende afvalstoffen en asbestverdachte materialen;
13°
afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten;
14°
afvallandbouwfolies;
15°
afgedankte batterijen en accu's;
16°
pmd-afval;
17°
houtafval;
18°
metaalafval;
19°
afgedankte matrassen;
20°
recycleerbare harde kunststoffen;
21°
geëxpandeerd polystyreen;
22°
folies;
23°
keukenafval en etensresten;
24°
levensmiddelenafval, al dan niet verpakt;
25°
niet-teerhoudend asfaltpuin;
26°
funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden;
27°
verontreinigde fracties bouw- en sloopafval die achteraf niet kunnen uitgesorteerd worden bij een verwerker, waarna zij voldoen aan de acceptatiecriteria van de vergunde verwerker;
28°
cellenbeton;
29°
gipskartonplaten en gipsblokken;
30°
(...)
31°
(...)
32°
(...)
33°
(...)
Onder het woord geëxpandeerd polystyreen, vermeld in het eerste lid, 21°, wordt verstaan: zuiver piepschuim van verpakkingen met bolletjesstructuur.
Bouw- en sloopafval moet door de producent gescheiden van andere afvalstoffen worden aangeboden en gescheiden worden gehouden bij de ophaling of inzameling. Bouw- en sloopafval ontstaan door calamiteiten of dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten onmiddellijk vernietigd of afgevoerd moet worden zonder verdere bewerkingen, vormt hierop een uitzondering.

§ 2

De afvalstoffenproducent die bedrijfsrestafval heeft en die een beroep doet op een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval is verplicht een contract af te sluiten waarin de afvalfracties, vermeld in de eerste paragraaf, en hun vooropgestelde inzamelwijze duidelijk vermeld worden.
De verplichting in het eerste lid geldt niet als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld in één ronde met huishoudelijk afval;
voor de inzameling van het bedrijfsrestafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet.

§ 3

In afwijking van de eerste paragraaf kan de afvalstoffenproducent:
keukenafval, etensresten en onverpakt levensmiddelenafval samenvoegen in dezelfde inzamelrecipiënt;
keukenafval, etensresten, onverpakt levensmiddelenafval en levensmiddelenafval in zijn primaire verpakking samenvoegen in dezelfde inzamelrecipiënt, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
a)
de inzamelrecipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de verpakkingen en andere verontreinigingen gescheiden worden van keukenafval, etensresten en levensmiddelenafval;
b)
de afvalstoffenproducent heeft een contract gesloten met een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, waarin de samengevoegde fracties en hun verdere behandeling worden gespecificeerd.

§ 4

In afwijking van de eerste paragraaf mag de afvalstoffenproducent papier- en kartonafval, houtafval, metaalafval, harde kunststoffen en folies samenvoegen in dezelfde recipiënt onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties, waarbij de samenvoeging van de fracties het achteraf uitsorteren en de recyclage van de afzonderlijke afvalfracties niet verhindert of laagwaardiger maakt dan dat het geval zou zijn als de inzameling volledig gescheiden gebeurt;
de recipiënt bevat geen andere afvalstoffen, geen bouw- en sloopafval en geen bedrijfsrestafval;
als er een beroep gedaan wordt op een inzamelaar, handelaar of makelaar van afvalstoffen, sluit de afvalstoffenproducent daarmee een contract, waarin de samengevoegde fracties worden gespecificeerd, en waarin wordt vermeld dat de recipiënt geen andere afvalstoffen en geen bedrijfsrestafval mag bevatten;
de recipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd.

§ 5

In afwijking van de verplichting, vermeld in de eerste paragraaf, mag de afvalstoffenproducent in dezelfde recipiënt verschillende fracties bouw- en sloopafval samenvoegen, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
het gaat om afval van bouw-, sloop- of renovatiewerken dat voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval volgens artikel 1.2.1, § 2, 11°/1 en waarbij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
de aaneengesloten beschikbare ruimte voor het plaatsen en beladen van de inzamelrecipiënten bedraagt maximaal 40 m2;
b)
of de totale hoeveelheid gemengd bouw- en sloopafval die gedurende de uitvoering van de werf vrijkomt, is kleiner dan 40 m3;
c)
of er is een gemotiveerde verklaring van de veiligheidscoördinator die stelt dat de respectievelijke fracties niet gescheiden vrijkomen omwille van veiligheid, stabiliteit of technische uitvoeringsbeperkingen of gevaar voor werknemers;
het bouw- en sloopafval is rechtstreeks afkomstig van een actieve werf;
het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties. Asbesthoudende of asbestverdachte materialen, verontreinigde fracties bouw- en sloopafval en funderingsmaterialen die niet onder het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden, zijn uitgesloten van deze gemengde inzameling;
het bouw- en sloopafval wordt beheerd zoals bepaald in onderafdeling 5.2.16.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 augustus 2024, uitgezonderd wat punt 33° betreft dat in werking treedt met ingang van een door de minister te bepalen datum en ten vroegste op 1 januari 2025, en wat punten 30° tot 32° betreft die in werking treden op 1 januari 2027 (art. 35).
Voorgeschiedenis
Lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 7, 1° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25);
9° vervangen bij art. 46, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 157);
10° gewijzigd bij art. 38, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
12° vervangen bij art. 46, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 157);
16° ingevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juli 2013 (art. 8);
17° en 18° ingevoegd bij art. 7, 2° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25);
19° ingevoegd bij art. 23 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), met ingang van 1 januari 2021 (art. 51, zelf vervangen bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018));
20° tot 22° ingevoegd bij art. 21, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), met ingang van 1 juni 2018 (art. 72);
23° en 24° ingevoegd bij art. 38, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 88);
25° tot 29° ingevoegd bij art. 46, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 157).
Lid 2 ingevoegd bij art. 21, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), met ingang van 1 juni 2018 (art. 72).
Lid 4 vervangen bij art. 46, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 46, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 157).
Lid 7 ingevoegd bij art. 46, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 2 vervangen bij art. 7, 3° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Lid 3 ingevoegd bij art. 38, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Lid 3 opgeheven bij art. 48, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 31 december 2023 (art. 81).
Lid 4 ingevoegd bij art. 40, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 4 vervangen bij art. 48, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 5 vervangen bij art. 40, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 48, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 6 opgeheven bij art. 7, 4° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Lid 7 ingevoegd bij art. 40, 3° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 7 vervangen bij art. 48, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 4.3.3

§ 1

[De opmaak van een sloopopvolgingsplan volgens de standaardprocedure en de toepassing van het traceerbaarheidssysteem, vermeld in artikel 4.3.5, is verplicht bij:]
sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken bij gebouwen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het totale bouwvolume groter is dan 1000 m3 voor alle niet-residentiële gebouwen waarop de vergunning betrekking heeft, of groter dan 5000 m3 voor alle in hoofdzaak residentiële gebouwen, met uitzondering van eengezinswoningen, waarop de vergunning betrekking heeft;
[sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken in het kader van infrastructuurwerken waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het volume groter is dan 250 m3 en onderhoudswerken aan infrastructuur waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het volume groter is dan 250 m3.]
Het sloopopvolgingsplan wordt opgesteld [door een deskundige zoals vermeld in [paragraaf 5], vierde lid,] in opdracht van de aanvrager van de omgevingsvergunning.

§ 2

Het sloopopvolgingsplan omvat de identificatie van de werf met daaraan gekoppeld een overzicht van alle afvalstoffen die zullen vrijkomen.
Per afvalstof worden de volgende gegevens opgenomen:
de benaming;
de bijbehorende EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1;
de vermoedelijke hoeveelheid, uitgedrukt in hoeveelheid of gewicht;
de plaats in het gebouw of infrastructuurwerk waar de afvalstof voorkomt, alsook de verschijningsvorm ervan;
de wijze waarop de afvalstof overeenkomstig artikel 4.3.2 tijdens de sloop-, renovatie, onderhouds- en ontmantelingswerken selectief zal worden ingezameld, opgeslagen en afgevoerd.
Het sloopopvolgingsplan wordt opgesteld op basis van een standaardprocedure die wordt vastgesteld door de minister, op voorstel van de OVAM.
[De standaardprocedure bepaalt minstens:
[...];
de wijze van opmaak van een sloopopvolgingsplan door een deskundige;
de wijze van opmaak van het controleverslag door een deskundige.
]
[De opdrachtgever voor de opmaak van het sloopopvolgingsplan bezorgt aan de sloopdeskundige de nodige informatie over het gebouw of infrastructuurwerk, geeft de sloopdeskundige toegang tot het gebouw of infrastructuurwerk en verleent de sloopdeskundige zijn medewerking zodat die het sloopopvolgingsplan kan opmaken conform de standaardprocedure.]

§ 3 [

Het sloopopvolgingsplan maakt deel uit van het vergunningsaanvraagdossier. Het conform verklaarde sloopopvolgingsplan maakt deel uit van de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag en de contractuele documenten.
[Het conform verklaarde sloopopvolgingsplan maakt deel uit van de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag en de contractuele documenten. In de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag en de contractuele documenten wordt opgenomen dat er om een verwerkingstoelating en het sloopattest te verkrijgen, gewerkt moet worden volgens de voorwaarden, vermeld in de conformiteitsverklaring door de sloopbeheerorganisatie van het sloopopvolgingsplan.]
]

[§ 3/1

De sloopbeheerorganisatie attesteert de gescheiden en correcte afvoer van het gemengd bouw- en sloopafval en van de selectief gescheiden fracties bouw- en sloopafval die vrijkomen bij sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken aan de hand van de identificatieformulieren en afgiftebewijzen, vermeld in paragraaf 4.
De minister kan de attestering, zoals vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in een standaardprocedure tracering.
]

§ 4 [

De uitvoerder van sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken bezorgt voor de oplevering van de sloop- of ontmantelingswerken aan de sloopbeheersorganisatie kopieën van de afgiftebewijzen van:
de afgevoerde gevaarlijke afvalstoffen en asbestverdachte materialen;
de potentieel verontreinigde sloopmaterialen, waarvan de verontreinigingskarakteristieken in het sloopopvolgingsplan niet zijn bepaald en welke achteraf niet kunnen uitgesorteerd worden bij een verwerker, waarna zij voldoen aan de acceptatiecriteria van de vergunde verwerker;
de puinfractie die door de puinbreker niet als puin met laagmilieurisicoprofiel is aanvaard.
De afgiftebewijzen en transportdocumenten van de overige afgevoerde afvalstoffen moeten op verzoek van de sloopbeheerorganisatie aan haar ter beschikking te worden gesteld.
Voor de oplevering van de sloop- of ontmantelingswerken bezorgt de uitvoerder van bouw-, infrastructuur-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken een sloopattest als vermeld in artikel 4.3.5, § 3, aan de houder van de omgevingsvergunning.
]

[§ 5

De sloopdeskundige voert de taken uit, vermeld in de standaardprocedure, vermeld in paragraaf 2.
De sloopdeskundige gebouwen kan de taken uitvoeren die zijn opgenomen in de uitgebreide procedure gebouwen en de verkorte procedure gebouwen, zoals bepaald in de standaardprocedure en de procedure infrastructuurwerken, en beschikt minstens over een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10.
De sloopdeskundige infrastructuur kan de taken uitvoeren, vermeld in de procedure infrastructuurwerken, en beschikt minstens over een erkenning als bodemsaneringsdeskundige type I als vermeld in artikel 25/1 van het VLAREL, of over een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10 van dit besluit.
De minister kan bijkomende voorwaarden vastleggen waaraan de sloopdeskundige moet voldoen die betrokken is bij de opmaak van een sloopopvolgingsplan en een controleverslag als vermeld in paragraaf 2, en bij de toepassing van het traceerbaarheidssysteem, vermeld in artikel 4.3.5.
]
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 22 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), van toepassing voor alle bouwwerken en infrastructuurwerken waarvoor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt aangevraagd vanaf 5 juni 2018 (art. 70).
§ 1, lid 1:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 49, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1);
2° vervangen bij art. 39 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 49, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1), en gewijzigd bij art. 7, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, lid 4, ingevoegd bij art. 49, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning.
§ 2, lid 4, 1° opgeheven bij art. 7, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, lid 5 ingevoegd bij art. 47, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 3 vervangen bij art. 49, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).
§ 3, lid 2 vervangen bij art. 47, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 3/1 ingevoegd bij art. 49, 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).
§ 4 vervangen bij art. 47, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 5 ingevoegd bij art. 7, 3° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Voorgeschiedenis
§§ 1 en 4 gewijzigd bij art. 723 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).
§ 2, lid 4 ingevoegd bij art. 49, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1). Lid 4, 1° treedt in werking in werking 7 maanden na de publicatie van zowel het ministerieel besluit houdende certificatieregelement asbest, het inspectieprotocol asbestinventarisatie als het ministerieel besluit houdende retributies inzake asbestinventarisatie en ten vroegste op 1 maart 2022, voor alle onderhandse aktes of overeenkomsten tot overdracht van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar die gesloten zijn vanaf die datum (art. 82, lid 2).
§ 2, lid 4, 1° vervangen bij art. 47, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 4 vervangen bij art. 49, 6° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).

Artikel 4.3.3/1

§ 1

De opdrachtnemer van de bouw-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de fracties bouw- en sloopafval, vermeld in artikel 4.3.2, bij het bouwen, slopen, ontmantelen of renoveren op de werf als een afzonderlijke fractie vrijkomen en is verantwoordelijk voor de correcte gescheiden inzameling en afvoer van de afvalstoffen op de bouw- en sloopwerf volgens de bepalingen van onderafdeling 5.2.16.

§ 2

Voor sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken onder het toepassingsgebied van artikel 4.3.3, § 1 en bij nieuwbouwwerken bij gebouwen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het totale bouwvolume groter is dan 1000 m3 voor alle niet-residentiële gebouwen waarop de vergunning betrekking heeft, of groter dan 5000 m3 voor alle in hoofdzaak residentiële gebouwen, met uitzondering van eengezinswoningen, waarop de vergunning betrekking heeft stelt de opdrachtnemer van de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken een afvalbeheer- en sloopplan op. Dit afvalbeheerplan moet beschikbaar zijn voor de start van de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken.
Dit afvalbeheer- en sloopplan bevat minstens bepalingen omtrent:
de voorafgaande afvoer van de afvalfracties die geen bouw- en sloopafval zijn;
de fracties die gescheiden moeten worden ingezameld, conform artikel 4.3.2, en bestemd zijn voor hergebruik en materiaalrecyclage;
voor sloopwerken onder het toepassingsgebied van artikel 4.3.3, § 1 houdt het afvalbeheer- en sloopplan rekening met het conform verklaard sloopopvolgingsplan en geeft het bijkomend minstens:
a)
een beschrijving van de randvoorwaarden bij slopen en ontmantelen waaronder technische uitvoeringsbeperkingen en hinder- en veiligheidsaspecten. Dit gebeurt door een gemotiveerde verklaring van de veiligheidscoördinator dat de respectievelijke fracties niet gescheiden kunnen vrijkomen en kunnen ingezameld worden omwille van veiligheid, stabiliteit of gevaar voor werknemers;
b)
een beschrijving van de gebruikte sloopmethode en-technieken en daaruit volgend de bepaling van de mogelijke implicaties op de kwaliteit van de ingezamelde fracties;
de organisatie van de gescheiden inzameling op de werf van de verschillende afvalfracties;
een overzicht van de verschillende inzamelrecipiënten voor afvalstoffen met aanduiding van welke stoffen dit wel en niet zal bevatten in functie van de afvoer naar daartoe vergunde inrichtingen;
de organisatie van de afvoer van de afvalstoffen in functie van het vrijkomen van de verschillende fracties tijdens de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken.
Het afvalbeheerplan moet op eerste verzoek ter beschikking gesteld worden van de toezichthouder, de sloopbeheerorganisatie, de deskundige die het controlebezoek uitvoert in kader van de sloopopvolging en de OVAM.
De minister kan de bepalingen omtrent het afvalbeheer- en sloopplan, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken. De OVAM kan een template van een afvalbeheer- en sloopplan ter beschikking stellen op zijn website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 48 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 158).

Artikel 4.3.4

[Als de volgende afvalstoffen die afkomstig zijn van de zeevaart, gescheiden worden aangeboden, moeten die afzonderlijk] worden gehouden bij de ophaling of inzameling:
[hout;]
voedselafval, inclusief internationaal keukenafval;
spijsolie en -vetten;
papier en karton;
metaal;
glazen flessen en bokalen;
as van de verbrandingskamer;
dierlijke karkassen;
vistuig;
10°
cargoresiduen;
11°
grijs water;
12°
zwart water
13°
andere kleine gevaarlijke afvalstoffen, zoals:
a)
batterijen;
b)
verfafval;
c)
afgedankte vuurpijlen;
d)
lichtarmaturen;
14°
oliehoudende vaste afvalstoffen;
15°
bilges en sludge;
16°
andere occasionele afvalstoffen, zoals:
a)
waswater dat afkomstig is van het cleanen van de ruimen;
b)
[sediment uit de ballastwatertanks;]
c)
hull biofouling;
d)
antifouling paintresidues;
e)
sludge, afkomstig van afvalwaterbehandeling aan boord;
f)
afval, afkomstig van apparatuur ter voorkoming van luchtemissies;
g)
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
17°
[niet recycleerbaar plastic en mengsels van plastics met andere afvalstoffen;]
18°
[recycleerbare plastics, inclusief geëxtrudeerd polystyreen en andere vergelijkbare plastics;]
19°
[aluminium drankblikjes.]
[In afwijking van het eerste lid [mag de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar verschillende] afvalfracties die in aanmerking komen voor hoogwaardige materiaalrecyclage, alsook houtafval, samenvoegen in hetzelfde recipiënt, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
het zijn [...] afvalfracties waarbij de samenvoeging van de fracties het uitsorteren en de hoogwaardige verwerking van de afzonderlijke afvalfracties niet verhindert;
het recipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd;
de afvalstoffenproducent, zijn agent of zijn vertegenwoordiger in de haven, daarover een contract heeft afgesloten met een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, waarin de samengevoegde fracties worden gespecifieerd.
]
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25), gewijzigd bij art. 41, 1° en 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 24 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 1:
1° vervangen bij art. 50, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
16°, b) vervangen bij art. 40 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
17° tot 19° ingevoegd bij art. 50, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 2, 1° gewijzigd bij art. 50, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 4.3.5

§ 1 [

[In dit artikel wordt verstaan onder sloopmateriaal: materiaal dat afkomstig is van sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken.
Voor de puinfractie van sloopmateriaal afkomstig van de activiteiten, vermeld in artikel 4.3.3, paragraaf 1, die gescheiden ingezameld is in uitvoering van een conform verklaard sloopopvolgingsplan en afgevoerd wordt naar een inrichting voor de productie van gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement, wordt voorafgaandelijk aan de afvoer, een verwerkingstoelating afgegeven door een erkende sloopbeheerorganisatie, tenzij anders is bepaald in de conformverklaring van het sloopopvolgingsplan. Deze verwerkingstoelating attesteert de selectieve inzameling van de puinfractie van het sloopmateriaal.]
Voor alle ander sloopmateriaal, dat selectief is ingezameld in uitvoering van een goedgekeurd sloopopvolgingsplan, kan een erkende sloopbeheerorganisatie eveneens een verwerkingstoelating afleveren voorafgaandelijk aan de afvoer. Deze verwerkingstoelating attesteert de selectieve inzameling van het sloopmateriaal.
]

§ 2 [

Voor alle sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken, vermeld in artikel 4.3.3, paragraaf 1, moet een sloopattest afgegeven worden door een erkende sloopbeheerorganisatie, tenzij het anders bepaald is in de conformverklaring van het sloopopvolgingsplan.
]

§ 3

[Het sloopattest attesteert de [gescheiden] inzameling van het sloopmateriaal en de traceerbaarheid van de herkomst tot aan de gecontroleerde verwerking van de sloopmaterialen. Het sloopattest wordt pas afgeleverd nadat het traceerbaarheidssysteem van een erkende sloopbeheerorganisatie correct is doorlopen, [...].]
De voorwaarden waaraan een traceerbaarheidssysteem moet voldoen, worden opgenomen in een standaardprocedure die wordt vastgesteld door de minister, op voorstel van OVAM.
[De standaardprocedure bepaalt:
[...]
de voorwaarden tot het behalen van een conformiteitsverklaring [voor het sloopopvolgingsplan] door een erkende sloopbeheerorganisatie binnen dertig [werkdagen] na de ontvangst van het sloopopvolgingsplan. Die conformiteitsverklaring kan een advies bevatten over de hergebruiks- en verwerkingsmogelijkheden van de sloopmaterialen;
2°/1
[de voorwaarden waaronder de sloopbeheerorganisatie het sloopopvolgingsplan onvolledig kan verklaren en aanvullingen kan vragen. In dat geval wordt de termijn van dertig werkdagen geschorst vanaf de verzending van het verzoek om aanvullingen en begint de termijn van dertig werkdagen opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de verduidelijkingen;]
de voorwaarden waaronder een controleverslag door een deskundige vereist is [...]. Het controleverslag moet worden goedgekeurd door een erkende sloopbeheersorganisatie;
de voorwaarden tot het aanvragen en het verkrijgen van een verwerkingstoelating door een erkende sloopbeheersorganisatie binnen vijf [werkdagen] na de ontvangst van de aanvraag voor de afvoer en verwerking van sloopmateriaal door de uitvoerder van de bouw-, infrastructuur-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken, voorafgaand aan de afvoer en verwerking van het sloopmateriaal bij de bestemmeling;
een controlesysteem dat het mogelijk maakt het transport van herkomst tot aan de gecontroleerde verwerking te traceren. Dit controlesysteem bevat minstens de verplichte vermelding van de aanwezigheid van een verwerkingstoelating in de identificatieformulieren bij het transport van sloopmateriaal en in het acceptatieregister;
het opsturen van een ontvangstbevestiging van de geleverde hoeveelheid sloopmateriaal door de bestemmeling van het materiaal naar de erkende sloopbeheersorganisatie;
de voorwaarden voor de aflevering en de inhoud van een sloopattest door de erkende sloopbeheerorganisatie binnen een termijn van dertig [werkdagen] na de ontvangst van de aanvraag;
[de voorwaarden waaronder de sloopbeheerorganisatie de aanvraag van het sloopattest onvolledig kan verklaren en aanvullingen kan vragen. In dat geval wordt de termijn van dertig werkdagen geschorst vanaf de verzending van het verzoek om aanvullingen en begint de termijn opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de verduidelijkingen.]
]
De minister kan nadere regels vaststellen voor de procedure tot aanvraag van een sloopattest.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 1 vervangen bij art. 23, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 51, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).
§ 2 vervangen bij art. 49, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 3 gewijzigd bij art. 23, 4° en 5° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 51, 3° tot 7° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).
§ 3, lid 3:
2° gewijzigd bij art. 49, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2°/1 ingevoegd bij art. 49, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° gewijzigd bij art. 49, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7° gewijzigd bij art. 49, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
8° ingevoegd bij art. 49, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 2 vervangen bij art. 23, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 51, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), in werking op 1 juli 2022 voor alle nieuwe aanvragen voor een omgevingsvergunning. Voor reeds aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunningen zijn de wijzigingsbepalingen niet van toepassing gedurende de duurtijd van de aangevraagde en uitgereikte omgevingsvergunning (art. 82, lid 1).
De wijziging bij art. 23, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) kan niet uitgevoerd worden.

Artikel 4.3.6

§ 1

Om als sloopbeheerorganisatie erkend te worden en erkend te blijven, moet de organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen:
opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk conform [de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019], en als leden alleen organisaties hebben zonder winstgevend doel;
voldoende representatief zijn voor de verschillende sectoren die betrokken zijn bij de uitvoering van bouw- en sloopwerken. Een sloopbeheerorganisatie is representatief als in de raad van bestuur twee of meer beroepsorganisaties zitten die voldoende representatief zijn voor de sectoren die actief zijn in de uitvoering van bouw- en sloopwerken;
de leden van de raad van bestuur kunnen aantonen dat ze voldoende onafhankelijk zijn van individuele bedrijven;
als statutair doel “het afleveren van sloopattesten, het leveren van studiewerk over selectieve sloop, het slopen en verwerken van afvalstoffen afkomstig van bouw- en sloopwerken en het verstrekken van informatie en advies over bouw- en sloopmaterialen” hebben;
een of meer natuurlijke personen in dienst hebben die samen een grondige kennis hebben van milieu en traceerbaarheidssystemen;
voldoen aan een intern systeem dat de organisatie in staat stelt de taken die opgelegd zijn krachtens dit besluit, correct en kwaliteitsvol uit te voeren, met inbegrip van de uitvoering van steekproefsgewijze werfcontroles en het bijhouden van de volgende registers, die ter inzage van de toezichthoudende overheid op de exploitatiezetel liggen:
a)
een klachtenregister;
b)
een register van de sloopopvolgingsplannen, met inbegrip van de opmerkingen van de slooporganisatie op die verslagen. De sloopopvolgingsplannen inclusief de opmerkingen van de slooporganisatie worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard;
c)
een register van conformverklaringen van selectieve sloop. Die conformverklaringen worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard;
d)
een register van de sloopattesten. De sloopattesten worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard;
beschikken over een traceerbaarheidssysteem dat minstens voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.3.5, § 3;
[beschikken over een verzekering die haar beroepsaansprakelijkheid dekt;]
[voor de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden: beschikken over burgerlijke en politieke rechten en de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van de milieuwetgeving in een lidstaat van de Europese Unie;]
10°
[op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over specifieke transporten;]
11°
[op verzoek van de OVAM de gegevens verstrekken over de aard, de herkomst, de kwaliteit en de kwantiteit van de materiaalstromen, zoals opgenomen in het sloopattest.]
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 9° en 10°, worden alle documenten in een leesbare en verstaanbare vorm aan de OVAM bezorgd.

§ 2

De grondige kennis, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 5°, wordt aangetoond aan de hand van een curriculum vitae of een interview, afgenomen door en op verzoek van de OVAM, of academische diploma's, diploma's van het hoger onderwijs van het lange type in een wetenschappelijke richting, of met daarmee gelijkgestelde diploma's, uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 1, lid 1:
1° gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
8° tot 10° vervangen bij art. 41, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
11° ingevoegd bij art. 41, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.3.7

De aanvraag om erkend te worden als sloopbeheerorganisatie wordt met een [beveiligde zending] gericht aan de minister, op het adres van de OVAM.
Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag tot erkenning minstens de volgende gegevens:
de statuten van de rechtspersoon;
de namen van de natuurlijke personen die door de rechtspersoon aangesteld zijn als verantwoordelijk persoon;
het bewijs van de grondige kennis van milieu en traceerbaarheidssystemen, vermeld in artikel 4.3.6, § 1, eerste lid, 5°;
een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij de gegevens waarover hij zal beschikken, toegankelijk zal beheren;
een onvoorwaardelijke verbintenis waarin de aanvrager verklaart dat hij binnen dertig dagen na de erkenning een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid zal afsluiten als vermeld in artikel 4.3.6, § 1, eerste lid, 8°, en de OVAM van de afgesloten polis op de hoogte zal brengen;
een verklaring dat de bestuurders en de personen die de rechtspersoon kunnen verbinden, de laatste vijf jaar geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben voor overtredingen van milieuwetgeving in een lidstaat van de Europese Unie;
een recent attest waaruit blijkt dat de aanvrager aan zijn sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 44 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.3.8

De aanvragen tot erkenning als sloopbeheerorganisatie worden behandeld volgens de volgende procedure:
de OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij ze zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aanvraag;
de OVAM verklaart de aanvraag ontvankelijk of verzoekt om de nodige aanvullingen.
Als de OVAM niet binnen de termijn, vermeld in punt 1°, om aanvullingen heeft verzocht, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als de OVAM binnen de termijn, vermeld in punt 1°, om aanvullingen verzoekt, wordt de aangevulde aanvraag opnieuw met een [beveiligde zending] naar de OVAM gestuurd.
De OVAM stuurt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangevulde aanvraag het ontvangstbewijs naar de aanvrager, waarbij de OVAM zich ook uitspreekt over de ontvankelijkheid van de aangevulde aanvraag;
de OVAM onderzoekt de ontvankelijke aanvraag en stuurt die samen met haar advies binnen een termijn van negentig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag naar de minister;
de minister neemt binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag een beslissing over de erkenning;
binnen een termijn van honderdvijftig dagen na de datum van het ontvangstbewijs van de ontvankelijke aanvraag wordt de beslissing over de erkenning door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de aanvrager betekend. De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 45 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Enig lid, 2° en 5° gewijzigd bij art. 43 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.3.9

De minister kan de erkenning op elk moment schorsen voor een termijn van maximaal zes maanden in de volgende gevallen:
de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij met toepassing van dit besluit is belast, niet reglementair of niet objectief uit;
de houder van de erkenning voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 4.3.6;
de houder van de erkenning begaat onregelmatigheden bij het uitreiken van conformverklaringen selectieve sloop, verwerkingstoelatingen en/of sloopattesten;
de houder van de erkenning is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon aantast;
de houder van de erkenning heeft zich niet onafhankelijk getoond ten opzichte van betrokkenen.
De minister brengt de houder van de erkenning met een [beveiligde zending] op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing te voorkomen of kan hij zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken.
De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 46 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Leden 2 en 3 gwijzigd bij art. 44 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.3.10

De minister kan de erkenning, vermeld in artikel 4.3.6, op elk moment opheffen in de volgende gevallen:
als de houder van de erkenning de taken waarmee hij is belast krachtens dit besluit herhaaldelijk niet reglementair of niet objectief uitvoert;
als de houder van de erkenning bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 4.3.9, eerste lid, 2°, geschorst is;
als de houder van de erkenning ernstige onregelmatigheden of bij herhaling onregelmatigheden begaat bij het uitreiken van conformverklaringen selectieve sloop, verwerkingstoelatingen en/of sloopattesten;
als de houder van de erkenning bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de betrokken rechtspersoon in ernstige mate aantast;
als de houder van de erkenning zich niet onafhankelijk heeft getoond ten opzichte van betrokkenen.
De minister brengt de houder van de erkenning met een [beveiligde zending] op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot opheffing, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de opheffing te voorkomen of kan hij zijn verweermiddelen aan de minister kenbaar maken.
De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkene.
Wetshistoriek
Art. ingevoegd bij art. 47 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Leden 2 en 3 gewijzigd bij art. 45 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 4.3.11

Erkenningen zijn niet overdraagbaar.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 48 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 4.3.12

De OVAM kan in geval van schorsing of opheffing van de erkenning van een sloopbeheerorganisatie de volgende taken overnemen:
de uitreiking van de conformverklaringen selectieve sloop;
de aflevering van de verwerkingstoelating;
de uitreiking van de sloopattesten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 49 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Afdeling 4.4 Algemene regels voor verwerking van afvalstoffen

Artikel 4.4.1

De toepassing van één van de volgende verwijderingshandelingen of de afvoer van afvalstoffen met het oog op het toepassen van één van de volgende verwijderingshandelingen, is verboden:
EU-code
handelingen
D2
uitrijden (bijvoorbeeld biologische afbraak van vloeibaar of slibachtig afval in de bodem)
D3
injectie in de diepe ondergrond (bijvoorbeeld injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of in natuurlijk gevormde holten)
D11
verbranding op zee

Artikel 4.4.2

Het is verboden om een afvalstof of beoogde grondstof te mengen met een of meer andere materialen om door de lagere concentratie van een of meer in de afvalstof aanwezige stoffen:
voor de aldus verdunde afvalstof een verwijderingsmethode in aanmerking te laten komen die voor de niet-verdunde afvalstof niet is toegelaten;
een afvalstof die moet worden verwijderd, alsnog nuttig te kunnen toepassen;
een afvalstof of beoogde grondstof die niet in aanmerking komt om te worden aangewend als of om te worden omgevormd tot een grondstof, alsnog te kunnen aanwenden als of om te vormen tot een grondstof.

Artikel 4.4.3

Het gebruik van stortkokers om huishoudelijke afvalstoffen af te voeren in appartementsgebouwen, is verboden.

Artikel 4.4.4

De volgende afvalstromen worden, na inzameling, op- of overslag of eventuele mechanische behandeling op een daartoe vergunde inrichting, gemeld aan een centraal meldpunt:
organisch-biologisch composteerbaar afval, dat vrijkomt:
a)
in natuurgebieden en kleine landschapselementen;
b)
bij aanleg en onderhoud van tuinen, plantsoenen, parken en vergelijkbare groenaanplantingen;
c)
bij onderhoud van wegbermen en waterlopen;
de deelfracties van bovengenoemde afvalstromen.
Het centraal meldpunt kan deze afvalstromen naar een vergunde inrichting voor de meest geschikte nuttige toepassing sturen, onverminderd artikel 4, § 3, en artikel 8, § 1, van het Materialendecreet, en rekening houdende met volgende criteria:
het vermijden van discriminatie;
effectiviteit en efficiëntie;
beschikbare verwerkingscapaciteiten;
minimale transportafstanden.
De minister stelt hiervoor nadere maatregelen vast.

Artikel 4.4.5

Aan boord van een schip of ander vervoersmiddel zijn de volgende handelingen op olie-watermengsels verboden:
het opwarmen met als enige doel het verkrijgen van een efficiëntere scheiding;
het toevoegen van chemicaliën, afvalstoffen of andere producten;
een opmenging met waswaters die afkomstig zijn van het spoelen van ruimen en tanks die chemicaliën hebben bevat.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 24 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 4.4.6

§ 1

De OVAM kan bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan van de verplichting tot vernietiging of onomkeerbare omzetting van bepaalde POP-houdende afvalstoffen als vermeld in artikel 7.2 van Verordening (EU) 2019/1021 van 20 juni 2019 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen. De houder van de afvalstof vraagt de afwijking schriftelijk aan bij de OVAM.

§ 2

De OVAM bepaalt de vorm van de afwijkingsaanvraag. De afwijkingsaanvraag bevat de volgende elementen:
de identificatie van de aanvrager;
de identificatie en hoeveelheid van de afvalstof;
het gehalte van POP's in het afval;
de motivering voor de afwijkingsaanvraag in overeenstemming met artikel 7.4.b) i) van Verordening (EU) 2019/1021 van 20 juni 2019 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;
de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd.
De OVAM beslist binnen vijfenveertig kalenderdagen na de ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag en brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. De afwijkingen kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan. De verleende afwijkingen worden bekendgemaakt op de website van de OVAM.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 51 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 4.5 Stort- en verbrandingsverboden

Artikel 4.5.1

Voor de volgende afvalstoffen zijn de verwerkingshandelingen “D1 – storten op of in de bodem” en “D5 – verwijderen op speciaal ingerichte locaties”, alsook de afvoer voor het toepassen van de verwijderingshandeling “D1 – storten op of in de bodem” en “D5 – verwijderen op speciaal ingerichte locaties”, verboden:
afvalstoffen waarvoor conform artikel 4.5.2 van dit besluit een verbrandingsverbod geldt;
oude en vervallen geneesmiddelen;
andere brandbare afvalstoffen zoals wordt verstaan onder artikel 46, § 1, van het Materialendecreet.
In afwijking van het eerste lid vallen brandbare recyclageresidu's waarvoor conform artikel 46, § 2, van het Materialendecreet een verlaagde heffing geldt voor het storten ervan en recyclageresidu's van fysicochemische grondreiniging conform artikel 46, § 1, 6° tot en met 8°, niet onder het stortverbod.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 46 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2020 (art. 89).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 1° gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8).

Artikel 4.5.2

[§ 1 ][

Onverminderd artikel 6.11.1 van titel II van het VLAREM, zijn voor de volgende afvalstoffen de verwerkingshandelingen “R1 - hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking” en “D10 - verbranding op het land”, alsook de afvoer voor het toepassen van de verwerkingshandelingen “R1 - hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking” en “D10 - verbranding op het land”, verboden:
afvalstoffen die voor de recyclage ervan afzonderlijk zijn ingezameld;
afvalstoffen die door hun aard of hun hoeveelheid of hun homogeniteit overeenkomstig de meest geschikte en beschikbare technieken in aanmerking komen voor hergebruik of recyclage, al dan niet na voorbehandeling of verdere uitsortering;
huishoudelijk restafval dat niet conform artikel 4.3.1 [of artikel 5.1.4] werd ingezameld[, met uitzondering van huishoudelijk afval dat nog bioafval bevat en waarvoor door de OVAM uitstel is verleend uiterlijk tot 1 januari 2026;]
[bedrijfsrestafval dat niet conform afdeling 5.5 is beheerd;]
grofvuil dat nog niet werd gesorteerd met als doel de recycleerbare materialen te valoriseren;
[[gemengd bouwen sloopafval] dat niet conform onderafdeling 5.2.16 is beheerd.]
]

[§ 2

Voor gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal is verstoking en verbranding verboden.
]

[§ 3

In afwijking van paragraaf 1 vallen de volgende afvalstoffen niet onder het verbrandingsverbod:
onbehandeld houtafval dat in de houtverwerkende industrie wordt geproduceerd en dat door de producent in de eigen onderneming nuttig wordt toegepast als energiebron;
de houtige fractie afkomstig van het behandelen van plagsel en choppermateriaal;
recyclageresidu's waarvoor conform artikel 46, § 1, van het Materialendecreet een verlaagde heffing geldt voor het verbranden of meeverbranden ervan.
]
Wetshistoriek
§ 1 genummerd bij art. 25 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en vervangen bij art. 47, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2020 (art. 89).
§ 1, enig lid:
3° gewijzigd bij art. 52, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° vervangen bij art. 52 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
6° ingevoegd bij art. 52, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 159) en gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2 ingevoegd bij art. 25 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§ 3 ingevoegd bij art. 47, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2020 (art. 89).
Voorgeschiedenis
§ 1, lid 1:
2° vervangen bij art. 50, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
3° ingevoegd bij art. 50, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 4.5.3

§ 1 [

De minister kan bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan van de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 4.5.1, eerste lid, en artikel 4.5.2, § 1.
]

§ 2 [

De afwijking wordt schriftelijk aan de OVAM aangevraagd door de exploitant van de stortplaats of verbrandingsinstallatie of, in geval van uitvoer van de afvalstoffen, door de afvalstoffenproducent, -makelaar of -handelaar.
De OVAM bepaalt de vorm van de afwijkingsaanvraag. De afwijkingsaanvraag bevat de volgende elementen:
de identificatie van de aanvrager;
de identificatie van de afvalstof;
de motivering voor de afwijkingsaanvraag;
de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd.
De OVAM verleent binnen 45 kalenderdagen na de ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag een advies aan de minister. De minister doet uitspraak over de afwijkingsaanvraag binnen negentig kalenderdagen na de indiening ervan. De beslissing van de minister wordt met een beveiligde zending bezorgd aan de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de datum van de beslissing.
De afwijkingen kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan.
De verleende afwijkingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de OVAM.
]

[§ 3

De afwijkingsaanvraag voor artikel 4.5.2, § 2, wordt schriftelijk aangevraagd door de exploitant van de verbrandingsinstallatie of de exploitant van de installatie voor het verstoken van gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal. De aanvragen worden ingediend voor 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin men gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal wil verstoken of verbranden.
De afwijkingsaanvraag bevat de volgende elementen:
de vermelding van de verbodsbepalingen van dit besluit waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
de redenen die de afwijking motiveren, in het bijzonder in het licht van de aard en de hoeveelheden van de afvalstoffen, en de beschikbare verwerkingscapaciteit;
de vergunde en de geïnstalleerde verbrandings- of verstokingscapaciteit op het moment van de afwijkingsaanvraag.
Om de individuele afwijkingsaanvragen op gelijke basis te behandelen en tegelijkertijd een bepaalde mate van sturing in het kader van de afvalverwerkingshiërarchie te behouden, bepaalt de minister jaarlijks vóór 1 januari een contingent van gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal die het volgende jaar verbrand of verstookt mogen worden, en verdeelt dat contingent onder de aanvragen die voor 1 december werden ingediend. Aanvragen die na 1 december ingediend worden, kunnen niet meer meegenomen worden in de voormelde verdeling.
De verleende afwijkingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de OVAM.
]
Wetshistoriek
§§ 1 en 2 vervangen bij art. 48 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2020 (art. 89).
§ 3 ingevoegd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8).
§ 2, lid 1 gewijzigd bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Afdeling 4.6 Verbod op sluikstorten en zwerfvuil

Wetshistoriek
Afdeling 4.6 (art. 4.6.1 - art. 4.6.2) ingevoegd bij art. 53 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 4.6.1

Het is verboden om te sluikstorten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 53 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 4.6.2

Het is verboden om zwerfvuil te creëren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 53 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Hoofdstuk 5 Bepalingen over het beheer van specifieke materiaalkringlopen en afvalstoffen

Afdeling 5.1 Bepalingen over het beheer van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 5.1.1

De gemeenten passen het principe “de vervuiler betaalt” toe bij de berekening van de bijdrage in de kosten door de burger van het beheer van huishoudelijk afval dat via de gemeentelijke kanalen wordt ingezameld, rekening houdend met de werkelijke kosten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Artikel 5.1.2

De bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval door de burger wordt berekend op basis van de specifieke dienstverlening en de kosten worden aangerekend naargelang de hoeveelheid van het afval, per gewichtseenheid, per afvalrecipiënt of op een andere wijze.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 27 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.1.3

Bij het bepalen van het bedrag en de voorwaarden van de bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval houdt de gemeente rekening met volgende kosten:
de aankoop en de verdeling van de zakken of vignetten of andere recipiënten, bestemd voor de inzameling van afvalstoffen
het onderhoud en herstel van recipiënten, bestemd voor de inzameling van afvalstoffen
de afschrijving of huur van afvalcontainers
de huis-aan-huisinzameling van de diverse afvalstromen
de verwerkingskosten van de ingezamelde afvalstoffen
het beheer en het onderhoud van de [recyclageparken] of de andere inleverpunten voor afval
de inspanningen voor de preventie van afval
de sensibilisatie
de indirecte kosten, zoals ICT-ondersteuning, informatieverstrekking en klachtenbehandeling.
De gemeente brengt daarbij onder meer de bijdragen ingevolge de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, de opbrengst van afvalstromen en de subsidies van de gewestelijke overheid in mindering.
Wetshistoriek
Lid 1, 6° gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.1.4

De gemeente berekent het bedrag en de voorwaarden van de bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval te goeder trouw, en houdt rekening met de minima en maxima, opgenomen in bijlage 5.1.4.
[De minima en maxima, vermeld in bijlage 5.1.4, worden jaarlijks op 1 januari aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: elk bedrag wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 [september] van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 [september] van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het vigerende bedrag. [De derde decimaal van het getal dat wordt berekend met de voormelde bewerking, wordt altijd naar boven afgerond. Vervolgens wordt het getal afgerond op twee decimalen na de komma.]]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)), bij art. 28, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 9, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 5.1.5

De OVAM kan de berekeningswijze van de bijdragen in de kosten van het beheer van afvalstoffen altijd opvragen bij de gemeente. De gemeente beschikt over dertig dagen om de berekeningsnota aan de OVAM te bezorgen.

Artikel 5.1.6

[Als de gemeente aantoont dat het, conform artikel 5.1.1, noodzakelijk is een hoger bedrag dan het in de vork vastgestelde maximum voor de fractie huisvuil aan te rekenen op basis van de werkelijke kosten van haar beheer van alle huishoudelijk afval, berekend conform artikel 5.1.3, kan de OVAM op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van het maximum voor de fractie huisvuil, vermeld in bijlage 5.1.4.]
Als de gemeente aantoont dat ze vanwege de specifieke lokale situatie structureel afwijkt van een omrekeningsfactor als vermeld in bijlage 5.1.4, kan de OVAM op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van die omrekeningsfactor.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21) en gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.1.7

De gemeente stimuleert hergebruik door minstens een overeenkomst te sluiten met een door de OVAM erkend kringloopcentrum. Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorverwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.
[Het erkende kringloopcentrum onderneemt geen activiteiten die kunnen leiden tot marktverstoring.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 52 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Afdeling 5.2 Bepalingen over het beheer van sommige bijzondere afvalstoffen

Onderafdeling 5.2.1 Afvalstoffen die ontstaan bij het onderhouden, herstellen en slopen van motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun toebehoren

Artikel 5.2.1.1
De groepen van bijzondere afvalstoffen, vermeld in artikel 4.1.2, 16°, mogen niet met elkaar worden vermengd.
Om een efficiënte en milieuvriendelijke verwerkingswijze van de afvalstoffen te bevorderen, moeten de afvalstoffen die ontstaan tijdens het slopen en tijdens de herstellings- of onderhoudswerkzaamheden, worden opgeslagen en ingezameld in de groepen, vermeld in artikel 4.1.2, 16°.

Onderafdeling 5.2.2 Klein gevaarlijk afval

Artikel 5.2.2.1
De volgende afvalstoffen worden als kga beschouwd:
verven, lakken, vernissen, lijmen, siliconen, kleurstoffen, toners, inkten en inktcartridges;
smeeroliën, brandstoffen en antivries;
gechloreerde koolwaterstoffen, aromatische koolwaterstoffen, ontvlambare oplosmiddelen, verf- en celluloseverdunners en terpentijn;
schoonmaak- en onderhoudsmiddelen: bijtende en gefluoreerde schoonmaakmiddelen;
de volgende ongebruikte en afgedankte chemicaliën:
a)
zuren;
b)
basen;
c)
fotografische vloeistoffen;
d)
andere bekende chemicaliën inclusief chloortabletten en formol;
e)
chemische restanten met onbekende samenstelling;
bestrijdingsmiddelen inclusief schimmelwerende beschermingsmiddelen en curatieve en preventieve houtbeschermingsmiddelen;
batterijen en accu's;
metallisch kwik en kwikhoudende afvalstoffen inclusief gasontladingslampen;
brandblusmiddelen;
10°
vuurwerk en vuurpijlen;
11°
injectienaalden, pennaalden en bloedlancetten;
12°
rookdetectoren;
13°
analoge röntgenfoto's en nitraatfilms;
14°
niet-geperforeerde gasflessen voor eenmalig gebruik en gaspatronen;
15°
technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 1°, 2°, 5°, e), en 6°, met uitzondering van antivries;
16°
technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met een kindveilige sluiting;
17°
technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met het symbool doodshoofd of lange termijn gezondheidsgevaarlijk conform de bepalingen van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;
18°
technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met het symbool doodshoofd of corrosief conform de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en met het symbool doodshoofd of lange termijn gezondheidsgevaarlijk volgens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.2.2.2
Het is verboden om zich van klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong te ontdoen op een andere wijze dan die welke omschreven wordt in dit besluit.
Het door of in opdracht van de gemeente ingezamelde kga mag in geen geval verwerkt worden met als bestemming of eindbestemming de voedselketen van mens of dier.

Artikel 5.2.2.3

§ 1

De gemeenten zijn verplicht om het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong op regelmatige wijze selectief in te zamelen.
Met uitzondering van klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong dat onderworpen is aan een aanvaardingsplicht of terugnameplicht in het kader van het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval, wordt het klein gevaarlijk afval ingezameld op kosten van de gemeente.

§ 2

Als de inzameling van het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong daardoor niet wordt gehinderd, kunnen de gemeenten klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong inzamelen. Dat klein gevaarlijk afval wordt ingezameld op kosten van de afvalstoffenproducent.

§ 3

De gescheiden inzameling moet, naar keuze, ten minste gebeuren door een van de volgende inzamelwijzen:
bij [recyclageparken] in een inrichting voor de aanvoer en aanvaarding van kga;
het kga regelmatig laten ophalen door daartoe geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars per wijk of per straat, of huis aan huis;
een combinatie van de inzamelwijzen, vermeld in 1° en 2°.
Wetshistoriek
§ 3, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.2.4

§ 1

Het kga moet, afzonderlijk van andere afvalstoffen, aangeboden worden in een daartoe geschikt recipiënt.
Het kga, vermeld in artikel 5.2.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de ADR-reglementering.

§ 2

De afvalstoffen die als kga worden ingezameld overeenkomstig paragraaf 1, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen zolang de afvalstoffen in de inrichting bij het [recyclagepark] zijn opgeslagen en door die inrichting niet zijn afgegeven aan een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.

§ 3

De selectieve ophaling van kga verloopt per wijk, per straat, of huis aan huis, uitsluitend met daartoe geschikte voertuigen.
Het kga moet aan het ophaalvoertuig worden aangeboden in een daartoe geschikte recipiënt.
Het kga, vermeld in artikel 5.2.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de ADR-reglementering.
Het kga wordt door de begeleider van het ophaalvoertuig gecontroleerd en gesorteerd op een manier die elk risico vermijdt.
Het gesorteerde kga wordt opgeslagen in de daartoe gereserveerde compartimenten van het ophaalvoertuig, dat verlucht moet zijn.

§ 4

De afvalstoffen die als kga worden ingezameld overeenkomstig paragraaf 1, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen zolang die afvalstoffen niet zijn afgegeven aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 5.2.3 Medisch afval

Artikel 5.2.3.1

§ 1

Medische afvalstoffen worden onderverdeeld in:
risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die een bijzonder risico inhouden doordat ze een microbiologische of virale besmetting, een vergiftiging of een verwonding met zich kunnen meebrengen, of afvalstoffen die om ethische redenen een bijzondere behandeling vereisen;
niet-risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die geen bijzonder risico inhouden en die door hun aard vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, maar door hun samenstelling of waardebeleving niet vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen.

§ 2

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, en elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 1°, met huishoudelijke afvalstoffen of met de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 2°, met huishoudelijke afvalstoffen of met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de niet-risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
De verplichtingen van artikel 4.3.2. zijn onverminderd van toepassing op vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 3

Een lijst van de verschillende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, is opgenomen in bijlage 5.2.3.A.

§ 4

Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, moeten door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk ingedeeld worden bij de risicohoudende of niet-risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 5

Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, en waarover twijfel kan bestaan met betrekking tot het risicohoudende karakter ervan, moeten beheerd worden als risicohoudende medische afvalstoffen.

§ 6

De lijst van medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 3, aangevuld met alle aanvullende risicohoudende en niet-risicohoudende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 4 en 5, moet binnen elke instelling voor geneeskunde en elke geneeskundige praktijk ter beschikking worden gesteld van de toezichthouder en van elke persoon die betrokken is bij de productie en de behandeling van medische afvalstoffen.

[§ 7

Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden, na een afdoende decontaminatie overeenkomstig de bepalingen van subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, beschouwd als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en worden overeenkomstig beheerd.
]

[§ 8

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met huishoudelijke afvalstoffen of met bedrijfsafvalstoffen die door de aard en samenstelling ervan vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie.
]

[§ 9

Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen niet meer in aanmerking komen voor decontaminatie en moeten worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen.
]

[§ 10

Ggo's en pathogene organismen van inrichtingen die ingedeeld zijn [in rubriek 51 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid] vallen onder de bepalingen van deze rubriek. Decontaminatie sluit de mogelijkheden van ingeperkt gebruik niet uit.
]
Wetshistoriek
§§ 7 tot 9 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
§ 10 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21) en gewijzigd bij art. 101 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
§ 10 opgeheven bij art. 724 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.2
Alle andere stoffen, vloeistoffen en producten, met uitzondering van steriliseerbare en herbruikbare medische instrumenten of producten die rechtstreeks in aanraking komen met risicohoudend medisch afval, moeten als zodanig worden beheerd.

Artikel 5.2.3.3
Risicohoudend medisch afval moet worden verpakt in recipiënten die ten minste voldoen aan de eisen van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend op 30 september 1957 in Genève en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960, hierna ADR-reglementering te noemen, en die voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden:
vloeibare en pasteuze afvalstoffen, met inbegrip van de afvalstoffen, vermeld in punten 1.4 en 1.7 van bijlage 5.2.3.A, worden opgeborgen in eenmalig te gebruiken vormvaste recipiënten;
vaste afvalstoffen, met uitzondering van afvalstoffen besmet met een infectueuze stof als vermeld in artikel 2.2.62.1.4.1 van de ADR-reglementering, worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken recipiënt;
[risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden voorafgaand aan het decontaminatieproces:
a)
bij transport buiten de instelling: verpakt als vermeld in punt 1°;
b)
bij transport binnen de instelling, met als doel de afvalstoffen te vervoeren naar de decontaminatie-installatie of naar de opslagruimte waar de betreffende afvalstoffen opgeslagen worden voor decontaminatie, verpakt op een van de volgende wijzen:
1)
verpakt in kartonnen dozen met een binnenzak, vervaardigd uit een kunststofsoort die aangepast is aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij;
2)
verpakt in lekdichte zakken, vervaardigd uit een kunststofsoort met een dubbele wand die voldoende dik is om scheuren tijdens intern transport of opslag, voorafgaande aan decontaminatie, te voorkomen, met dubbele lasnaden, aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij. De zakken worden voor opslag en transport verzameld in duidelijk identificeerbare, vormvaste, geschikte transportmiddelen.
Het afval dat gedecontamineerd moet worden, wordt getransporteerd overeenkomstig artikel 5.2.3.11, 1°. De shredder van de decontaminatie-installatie moet in staat zijn de gebruikte recipiënt te vermalen tot de voorbestemde deeltjesdiameters.
]
Wetshistoriek
Enig lid , 3° ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.4
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiënt van risicohoudend medisch afval door de fabrikant van de recipiënt de vermelding “risicohoudend medisch afval” aangebracht. De vermelding “risicohoudend medisch afval” is waterbestendig en wordt, in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet op een gele achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Op elke vormvaste recipiënt of op een gesloten container van risicohoudend medisch afval wordt door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk de naam, het adres en het telefoonnummer van de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk in kwestie aangebracht.
De naam, het adres en het telefoonnummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt door hem zelf aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval die bij dezelfde producent van medisch afval wordt opgehaald.
De datum van de ophaling wordt door de instelling voor geneeskunde, door de geneeskundige praktijk of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar onder toezicht van de instelling voor geneeskunde of van de geneeskundige praktijk aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval.

Artikel 5.2.3.4/1
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiënt van risicohoudend medisch afval, die in aanmerking komt voor decontaminatie, door de fabrikant van de recipiënt de vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ aangebracht. De vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 cm hoog gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet op een groene achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Na decontaminatie als vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, worden de gedecontamineerde afvalstoffen aangezien als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en moeten de recipiënten voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.5 en 5.2.3.6 van dit besluit.
Op de recipiënten, vermeld in artikel 5.2.3.10, voor intern transport, voorafgaande aan het decontaminatieproces, in een installatie die gevestigd is in de instelling voor geneeskunde, wordt ten minste de afdeling van de inrichting vermeld waar de afvalstoffen ontstaan zijn. Artikel 5.2.3.4 is niet van toepassing op die recipiënten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.5
Niet-risicohoudend medisch afval kan, afhankelijk van de fysische toestand ervan, verpakt worden overeenkomstig artikel 5.2.3.3 en 5.2.3.4 en moet minstens als volgt verpakt worden:
vloeibare en pasteuze afvalstoffen worden opgeborgen in een recipiënt als vermeld in artikel 5.2.3.3,1°;
vaste afvalstoffen worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, blauwe zak, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen. De zak heeft dubbele lasnaden, is weinig doorzichtig, scheurbestendig, goed afsluitbaar, lekvrij en aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud.

Artikel 5.2.3.6
Op elke recipiënt of elke zak van niet-risicohoudend medisch afval wordt door de fabrikant van de recipiënt of van de zak de vermelding “niet-risicohoudend medisch afval” aangebracht. Die vermelding is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliëf gezet.

Artikel 5.2.3.7
Artikelen 5.2.3.5, 2° en 5.2.3.6 zijn niet van toepassing op vast niet-risicohoudend medisch afval dat voortkomt uit de geneeskundige praktijk.

Artikel 5.2.3.8
De minister kan op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.6, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de ADR-reglementering.
De aanvraag tot afwijking wordt door de producent van de verpakking of in zijn naam met een [beveiligde zending] verzonden aan de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg].
Als de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager daarvan uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag schriftelijk op de hoogte gebracht.
Binnen een termijn van [dertig kalenderdagen] na ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag brengen de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een advies uit bij de minister.
De minister doet binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviezen van de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een uitspraak over de afwijkingsaanvraag.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 216 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 30 juni 2023 (ed. 1)).

Artikel 5.2.3.9
Elke recipiënt of elke zak wordt nadat hij volledig gevuld is, onmiddellijk gesloten. Daarbij wordt elke recipiënt, conform de instructies van de fabrikant van de recipiënt, definitief gesloten.

Artikel 5.2.3.10
Gevulde en definitief gesloten recipiënten van medisch afval moeten elke werkdag, met aangepaste middelen, om elke beschadiging van de verpakking te voorkomen, van de afdeling of plaats van productie naar een centrale, interne inzamelplaats worden overgebracht.
De daartoe aangewende transportmiddelen, die desinfecteerbaar zijn, moeten geregeld gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen. Wanneer de recipiënt niet vormvast is, moet hij ten laatste na de inzameling op de afdelingen worden opgeborgen in gesloten containers.

Artikel 5.2.3.11
Met behoud van de toepassing van de bepalingen van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet de centrale, interne inzamelplaats van medisch afval voldoen aan de volgende voorwaarden:
voor risicohoudend medisch afval:
a)
de inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte of in een gesloten container buiten het eventuele beddengebouw;
b)
de inzamelplaats is niet toegankelijk voor onbevoegden en voor dieren;
c)
de inzamelruimte en de container moeten gemakkelijk bereikbaar zijn, zowel met de interne transportmiddelen als met de externe transportmiddelen die worden ingezet voor de ophaling;
d)
de grootte van de inzamelruimte en van de container moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen; de inzamelruimte moet op regelmatige tijdstippen geleegd worden, conform de bepalingen van dit besluit om elke overlading en elke vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen. Hetzelfde geldt voor de container die evenwel in zijn geheel kan worden opgehaald;
e)
elke recipiënt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiënten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen;
f)
de inzamelruimte en de container zijn slechts beperkt toegankelijk voor de bevoegde personen. Ze zijn vrij van ongedierte en worden nadat ze geleegd zijn, verlucht en gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
g)
de recipiënten moeten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, snel, veilig en met een minimum aan manipulatie door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar kunnen worden geladen;
h)
de inzamelruimte en de container moeten voldoen aan de volgende technische vereisten:
1)
ze zijn eenvoudig en efficiënt te reinigen, te desinfecteren en te verluchten;
2)
de vloeren en de wanden ervan zijn vloeistofdicht, bestand tegen ontsmettingsmiddelen, voldoende effen en gemakkelijk afwasbaar;
3)
ze zijn aan de buitenzijde voorzien van de vermelding “inzamelruimte voor risicohoudend medisch afval – toegang verboden voor onbevoegden”, samen met het logo van risicohoudend medisch afval. Die vermelding is in zwarte, duidelijk leesbare drukletters op een gele achtergrond aangebracht;
Voor niet-risicohoudend medisch afval:
a)
vloeibare en pasteuze afvalstoffen moeten opgeslagen worden op de wijze vermeld in 1° van dit artikel, al dan niet samen met het daar vermelde risicohoudend medisch afval;
b)
vaste afvalstoffen moeten opgeslagen worden in een inzamelruimte of in lekvrije containers of perscontainers, binnen het terrein van de instelling, op een of meer vaste, aan het zicht onttrokken locaties die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de interne en externe transportmiddelen, en waarvan de toegang voor onbevoegden verboden is;
c)
het volume van de inzamelruimte, van de containers en de perscontainers moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen. Ze moeten op regelmatige tijdstippen geledigd worden, conform de bepalingen van dit besluit, om elke overlading, vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen;
d)
elke locatie waar de containers of perscontainers zich bevinden, wordt na ophaling van de containers of perscontainers gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
[voor risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie:
a)
het transport naar de inzamelplaats gebeurt met behulp van geschikte transportmiddelen die na ophaling in de afdelingen in de inzamelruimte worden geplaatst. De transportmiddelen zijn onderworpen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.10. Als gewerkt wordt met een decontaminatie-installatie met automatische belading, worden transportmiddelen gebruikt die daarvoor geschikt zijn;
b)
de inzameling en opslag van de recipiënten, vermeld in artikel 5.2.3.3, gebeurt volgens de frequenties, vermeld in artikel 5.2.3.10. De inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte. De inzamelplaats is fysiek gescheiden van de inzamelplaats van risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie en mag buiten risicohoudend medisch afval geen andere opslag omvatten;
c)
de inzamelruimte voor te decontamineren risicohoudend medisch afval voldoet aan de voorwaarden voor de opslagplaatsen van risicohoudend medisch afval met als bijkomende voorwaarde dat de inzamelruimte is opgedeeld in een reine en onreine zone om fysiek contact te vermijden tussen gedecontamineerde afvalstoffen en afvalstoffen die nog niet gedecontamineerd zijn.
]
Wetshistoriek
Enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 102 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
3° ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 725 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.12
Elke instelling voor geneeskunde is verantwoordelijk voor het opmaken en het aan de betrokken personeelsleden en de toezichthouder ter beschikking stellen van de richtlijnen over het opslaan van medisch afval. De opslag van die afvalstoffen, de reiniging en eventuele desinfectie van de interne transportmiddelen, de opslagruimten, de containers of de perscontainers, alsook de regelmatige, tijdige afvoer ervan en het toezicht daarop gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor geneeskunde.

Artikel 5.2.3.13
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval in de geneeskundige praktijk worden opgeslagen in de beschikbare recipiënten overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.9. De definitief gesloten recipiënten worden, in afwachting van de verwijdering ervan, opgeslagen, in de geneeskundige praktijk, of in een lokaal dat gescheiden is van elke woon- of leefruimte en dat niet toegankelijk is voor onbevoegden. Elke recipiënt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiënten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen.

Artikel 5.2.3.14
Het vast niet-risicohoudend medisch afval kan in de geneeskundige praktijk samen met de huishoudelijk vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, worden verzameld en afgegeven.

Artikel 5.2.3.15
Het vervoermiddel van de beoefenaar van een geneeskundig beroep moet bij het vervoer van risicohoudend medisch afval niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.16.

Artikel 5.2.3.16
Met behoud van de toepassing van elke andere wettelijke en reglementaire bepaling gelden voor de afzonderlijke ophaling en het vervoer van medisch afval de volgende voorwaarden:
risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval worden ingezameld en vervoerd met een transporteenheid die voldoet aan de ADR-reglementering;
bij het vervoeren van risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval:
a)
moeten lekkende recipiënten onmiddellijk in een bergingsverpakking worden overgebracht;
b)
als bij een volgende ophaling gevaar bestaat voor vervuiling of besmetting van de lading, wordt de laadruimte van de transportmiddelen om microbiële broeihaarden te voorkomen deskundig en aantoonbaar droog gereinigd en gedesinfecteerd met opvang van de residu's voor verbranding. Indien nodig gebeurt een natte reiniging;
c)
elke manuele behandeling van de recipiënten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
d)
de bestuurderscabine bevat voldoende materiaal voor het wassen en ontsmetten van de handen van de bestuurder;
voor de container met risicohoudend en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval, vermeld in artikel 5.2.3.11:
a)
de ophaling en het vervoer van de container moet gebeuren met een transporteenheid die voldoet aan de ADR reglementering;
b)
de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar stelt duidelijke, schriftelijke instructies op zowel voor de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen als voor noodgevallen. De instructies zijn steeds binnen handbereik te vinden in de transporteenheid, op een duidelijk zichtbare plaats;
voor vast niet-risicohoudend medisch afval:
a)
bij het persen van de afvalstoffen moet het vrijkomen van lekvloeistoffen tot een minimum beperkt worden;
b)
elke manuele behandeling van de recipiënten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
[risicohoudende afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie worden na decontaminatie overeenkomstig de bepalingen, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, behandeld als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en voldoen bijgevolg aan de voorwaarden, vermeld in punt 4°.]
Wetshistoriek
Enig lid, 5° ingevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.17
Met behoud van de toepassing van de bepalingen, van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet elke inzamelplaats van medisch afval buiten de instelling voor geneeskunde, buiten de geneeskundige praktijk en buiten de inrichting vergund voor de definitieve verwerking van medisch afval voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.11.
Medisch afval dat in daartoe vergunde externe opslaglokalen wordt opgeslagen, moet daar ten laatste vijf werkdagen na ophaling bij de producent worden opgehaald[, tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning.].
Medisch afval dat in het vervoersmiddel wordt opgeslagen in afwachting van verdere verwerking, moet ten laatste 72 u. na ophaling bij de producent worden verwerkt.
Medisch afval afkomstig van geneeskundige praktijken en dat alleen bestaat uit naalden en scherpe voorwerpen moet binnen 14 kalenderdagen na ophaling bij de producent afgevoerd worden naar de verwerkingsinrichting.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 103 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 726 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Artikel 5.2.3.18
Het storten van medisch afval, afkomstig van de instelling voor geneeskunde, en van risicohoudend medisch afval, afkomstig van de geneeskundige praktijk, is verboden.

Artikel 5.2.3.19
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval moet verbrand worden.
[Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, mogen samen met risicohoudende medische afvalstoffen en vloeibare en pasteuze niet-risicohoudende medische afvalstoffen verbrand worden. Daarnaast mogen ze gedecontamineerd worden volgens de voorschriften, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, waarna ze verbrand worden als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 5.2.3.20
De verwerking van niet-risicohoudend medisch afval is niet onderworpen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4.5.3.

Onderafdeling 5.2.4 Afgedankte voertuigen

Artikel 5.2.4.1

§ 1

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die afgedankte voertuigen depollueert, demonteert, vernietigt (met inbegrip van indrukken) of een andere behandeling op afgedankte voertuigen uitvoert, moet erkend zijn als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of moet een beroep doen op een centrum dat erkend is voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen dat behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid.
Het erkende centrum moet de aangenomen afgedankte voertuigen depollueren en ontdoen van de verplicht te ontmantelen onderdelen overeenkomstig artikel 5.2.2.6.4, § 2, van titel II van het VLAREM. Na depollutie en demontage zorgt het erkende centrum voor de vernietiging van de afgedankte voertuigen.

§ 2

Werkplaatsen voor het nazicht, de herstelling en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) hoeven niet erkend te zijn als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen op voorwaarde dat ze de gedemonteerde onderdelen alleen inzetten bij de herstellingen die uitgevoerd worden in de eigen werkplaats, dat ze het gebruik van de gedemonteerde onderdelen vermelden op de facturen van de herstelling[, dat ze niet meer dan vijf afgedankte voertuigen opslaan, dat ze jaarlijks niet meer dan vijftien afgedankte voertuigen daarvoor demonteren en dat de voorraad van gedemonteerde onderdelen niet meer bedraagt dan het totaal van onderdelen afkomstig van dertig afgedankte voertuigen]. Ze houden daarvoor een register bij dat de volgende gegevens bevat:
de datum waarop het voertuig materieel de inrichting binnenkomt;
het chassisnummer van het voertuig;
de reden van aanwezigheid: voor demontage van onderdelen of aanvaard in het kader van de aanvaardingsplicht zonder demontage van onderdelen;
de datum van verzending van het voertuig.
Het register moet ingevuld worden op het moment dat het voertuig de inrichting binnenkomt. Het register dat in gebruik is, moet zich in de beroepslokalen bevinden in elke vestiging van het bedrijf.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 25 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.4.2

[§ 1

De houder ontdoet zich van een voertuig of heeft het voornemen zich ervan te ontdoen, onder meer:
als het gedemonteerd wordt voor hergebruik van onderdelen of daarvoor bestemd is;
als het niet meer als voertuig gebruikt wordt of bestemd is voor een ander gebruik dan het gebruik als voertuig.
]

§ [1/1]

De houder moet zich ontdoen van een voertuig:
[als het niet is voorzien van de volgende boorddocumenten of als de eigenaar van het voertuig die niet binnen een maand kan voorleggen:
a)
een geldige inschrijving;
b)
een geldige keuring, tenzij het voertuig er niet over moet beschikken conform het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;
]
als de geldigheidsduur van [de laatste reglementaire keuring], uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een lidstaat van de Europese Unie, meer dan [twee jaar] verstreken is;
vanaf [twee jaar] na de datum waarop het voertuig voor de eerste keer gekeurd had moeten zijn als het in gebruik was gebleven;
[als het een technisch totaalverlies betreft of het voertuig de volgende schade heeft:
a)
de veiligheidskooi van het voertuig is vervormd;
b)
het voertuig is in verschillende stukken uiteengevallen;
c)
de voor-, midden- of achterkant van het voertuig is vernield door brand;
d)
het voertuig heeft waterschade waarbij het waterniveau in het voertuig het zitvlak van de zetels heeft bereikt.
]
Die verplichting geldt evenwel niet voor:
[oldtimers ingeschreven in het repertorium van de motorvoertuigen en de aanhangwagens die voldoen aan de keuringsplicht voor oldtimers of voertuigen met historische waarde ouder dan [30 jaar] die zich alleen bij uitzondering op de openbare weg bevinden en die voldoen aan de keuringsplicht voor oldtimers;]
voertuigen die als verzamelobject met duidelijke zorg, minstens [overkapt] en voorzien van een lekbak onder potentieel lekkende mechanische onderdelen bewaard worden;
[voertuigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek, een inbeslagname of een aansprakelijkheidsonderzoek in het kader van een ongeval en waarvan het onderzoek nog loopt of die nog niet vrijgegeven zijn;]
voertuigen die gebruikt worden voor didactische doeleinden;
voertuigen die gebruikt worden voor [cross] op voorwaarde dat ze voldoen aan de volgende vereisten:
a)
ze zijn voorzien van de nodige verstevigingen (rolkooi of verstevigingsbalken);
b)
het glas is gedemonteerd;
c)
de binnenbekleding in het voertuig is verwijderd, met uitzondering van de bekleding van de bestuurderszetel.
[De voertuigen, vermeld in het tweede lid, die zich in een zodanige staat bevinden dat er kans is op het lekken van vloeistoffen, worden bewaard op een vloeistofdichte vloer die is aangesloten op een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en slibvangput of overkapt en voorzien van een lekbak onder potentieel lekkende mechanische onderdelen.]

§ 2

Alle afgedankte voertuigen moeten worden ingeleverd bij een punt van inontvangstname, aangewezen door de voertuigproducenten, of bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
De punten van inontvangstname leveren de aanvaarde afgedankte voertuigen in bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
Bij de afgedankte voertuigen zijn bij inlevering de boorddocumenten aanwezig, namelijk het inschrijvingsbewijs[...] en het keuringsbewijs, tenzij paragraaf 1, 1°, van toepassing is.

§ 3

De termijnen waarbinnen de afgedankte voertuigen moeten worden ingeleverd bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, bedragen:
één maand vanaf het verstrijken van de termijn waarbinnen de ontbrekende documenten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° moeten worden voorgelegd;
twee jaar vanaf het verlopen van de geldigheidsdatum van [de geldige keuring], uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een EU-lidstaat[, tenzij men alsnog over een geldige keuring beschikt];
twee jaar vanaf de datum waarop het voertuig voor de eerste keer gekeurd had moeten zijn als het in gebruik was gebleven[, tenzij men alsnog over een geldige keuring beschikt];
[een maand nadat het voertuig een technisch totaal verlies werd tenzij binnen een maand de rehabilitatieprocedure is opgestart.]

§ 4

Met het oog op de nakoming van die verplichtingen vermeldt het register, vermeld in onderafdeling 7.2.1, ook het chassisnummer van de aan- en afgevoerde afgedankte voertuigen.
Wetshistoriek
§ 1 ingevoegd bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Oorspronkelijke § 1 vernummerd tot § 1/1 bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 1:
1° vervangen bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
2° gewijzigd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
3° gewijzigd bij art. 26, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
4° vervangen bij art. 54, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 2:
1° vervangen bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 54, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2° gewijzigd bij art. 54, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
3° vervangen bij art. 54, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
5° gewijzigd bij art. 54, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 3 ingevoegd bij art. 54, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 26, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 3, enig lid:
2° gewijzigd bij art. 26, 5° en 6° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
3° gewijzigd bij art. 26, 7° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
4° vervangen bij art. 26, 8° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016)
Voorgeschiedenis
§ 1/1, lid 1, 4° gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).

Artikel 5.2.4.3

§ 1

Het is verboden om afgedankte voertuigen die nog niet door een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen werden gedepollueerd overeenkomstig artikel 5.2.2.6.4, § 2, van titel II van het VLAREM, te vernietigen, met inbegrip van pletten en indrukken.

§ 2

Elk erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen vereist de volgende technische capaciteiten van de uitbater en van zijn materieel en infrastructuur:
een geijkt weegtoestel, een infrastructuur die depollutie en demontage van onderdelen, vloeistoffen, gassen en materialen toelaat, en een mogelijkheid tot het vernietigen van de afgedankte voertuigen. Bij wijze van uitzondering kan een contract gelden met een bedrijf dat over de vernietigingsmogelijkheid beschikt en dat zich op een aanpalend terrein bevindt;
het nodige rollend materieel, enerzijds voor het intern verplaatsen van afgedankte voertuigen en opslagvoorzieningen van afgetapte vloeistoffen en gedemonteerde onderdelen, en anderzijds voor de aan- en afvoer van de afgedankte voertuigen als wordt geopteerd voor vervoer in eigen beheer;
het nodige personeel om de operationele taken van het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen te kunnen vervullen.

§ 3

Zodra een afgedankt voertuig of onderdelen van voertuigen bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen ingeleverd worden, is het erkende centrum volledig verantwoordelijk voor de verwerking ervan. Het afgedankte voertuig wordt zo degelijk mogelijk verwerkt vanuit technisch en markteconomisch oogpunt en op een milieuvriendelijke wijze. Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen moet zijn efficiëntiegestaag verhogen en verbeteren, onder meer door efficiëntere verwerkingsmethoden te ontwikkelen. [Alle uit te voeren verwerkingsstappen worden schematisch op een duidelijk zichtbare plaats weergeven op de plaats van verwerking. Het aftappen van koudemiddelen uit klimaatregelingsapparatuur wordt daarbij voor de verschillende nodige stappen in detail weergegeven.]

§ 4

Bij de depollutie, ontmanteling en verwerking van de materialen en onderdelen van de afgedankte voertuigen behaalt het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing ter uitvoering van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2. De voertuigproducenten of degenen die door hen zijn aangesteld ter uitvoering van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, verstrekken aan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de informatie over de bereikte percentages inzake nuttige toepassing van die materialen en onderdelen. De erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen leveren het bewijs van de bestemming van de materialen. Als er geen vergunning vereist is, leveren de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de materialen af aan bedrijven die uitgerust zijn met de beste beschikbare technieken.

§ 5

[Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen bezorgt de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig gratis een certificaat van vernietiging dat minstens de gegevens bevat, vermeld in bijlage 5.2.4. Het erkende centrum bezorgt het certificaat van vernietiging aan de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig ten laatste één maand na ontvangst van het afgedankte voertuig en voor het afgedankte voertuig het terrein verlaat.] Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen vernietigt alle aanwezige boorddocumenten van het vernietigde afgedankte voertuig, namelijk [de geldige inschrijving en de geldige keuring] met inachtneming van de nodige beveiligingsmaatregelen, en bezorgt de gegevens van alle afgedankte voertuigen elektronisch aan de bevoegde overheid voor de definitieve uitschrijving, vermeld in artikel 34, § 4, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, en voor de schrapping bij vernietiging van de registratie in de Kruispuntbank van de voertuigen, vermeld in artikel 32 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen. Het beheersorganisme voor afgedankte voertuigen voorziet in de nodige functionaliteit in het datacommunicatiesysteem met centrale databank om de gegevens van de afgedankte voertuigen elektronisch te bezorgen. De certificaten van vernietiging die door een lidstaat van de Europese Unie of door een van de twee andere Belgische gewesten worden afgegeven, gelden ook voor het Vlaamse Gewest.

§ 6

Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent [minstens per kwartaal] alle informatie die in het kader van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de voertuigproducenten of aan degenen die door hen zijn aangesteld. Als de eindverkopers, tussenhandelaars of voertuigproducenten voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, een beroep doen op een beheersorganisme [...], zullen de gegevens ter beschikking gesteld worden van een geüniformiseerd, geïnformatiseerd datacommunicatiesysteem met de centrale databank van het beheersorganisme, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme.

§ 7

Op elk moment moet op verzoek van de toezichthouder een geactualiseerde lijst kunnen worden voorgelegd van de afgedankte voertuigen, alsook van de afvalstoffen en materialen die aanvaard werden of van de hand gedaan werden, en die aanwezig zijn op de inrichting.

§ 8

Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent op uitdrukkelijk verzoek van de OVAM de volgende gegevens in verband met de materialenstroom, waarbij het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram:
een overzicht van de aangevoerde afgedankte voertuigen met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en lijsten van de chassisnummers;
een overzicht van de afgevoerde afgedankte voertuigen, met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en de lijsten van de chassisnummers;
een overzicht van de afgevoerde materialen volgens hun gewicht en totaal per bestemming.
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 55, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 5 gewijzigd bij art. 27, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en bij art. 55, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 6 gewijzigd bij art. 27, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en bij art. 55 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Voorgeschiedenis
§ 5 gewijzigd bij art. 27, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.2.4.4
Om als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen erkend te zijn, moet voldaan worden aan de volgende vereisten:
natuurlijke personen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden:
a)
ze bezitten de burgerlijke en politieke rechten;
b)
ze hebben de laatste vijf jaar geen effectieve strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;
c)
ze beschikken over een inrichting die vergund is voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken en die behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid en ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in titel II van het VLAREM;
d)
ze kunnen nuttige kennis of ervaring aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;
rechtspersonen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden:
a)
ze zijn opgericht overeenkomstig de Belgische vennootschapswetgeving of de overeenstemmende wetgeving van een andere EU-lidstaat;
b)
de maatschappelijke zetel bevindt zich binnen de EU;
c)
de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, bezitten burgerlijke en politieke rechten;
d)
ze beschikken over een inrichting die vergund is voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken en die behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid en ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in titel II van het VLAREM;
e)
de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, hebben de laatste vijf jaar voor de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;
f)
ten minste één lid van het orgaan of een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, kan nuttige kennis of ervaring aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;
[[de deskundige persoon, vermeld in artikel 5.2.4.5, § 1, 2°, en alle personen die koudemiddelen terugwinnen] moeten erkend zijn als technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen als vermeld in artikel 6, 2°, i), van het VLAREL. In afwijking daarvan is een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen als vermeld in artikel 17/5, 2°, van het VLAREL, gedurende maximaal één jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, vrijgesteld van de erkenningsverplichting op voorwaarde dat hij de terugwinning uitvoert onder toezicht van een erkende technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting vervalt indien de persoon een erkenning als technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen als vermeld in artikel 6, 2°, i), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor;]
[een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 controleert de conformiteit van het centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen aan de wettelijke verplichtingen. De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]
Wetshistoriek
Enig lid:
3° vervangen bij art. 286 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 56 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° ingevoegd bij art. 56 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.4.5

§ 1

De aanvraag tot erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen moet ten minste de volgende gegevens bevatten om volledig te zijn:
administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon en e-mailadres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft;
[gegevens van de deskundige persoon: voornaam, achternaam, straat en nummer, postnummer en gemeente, functie en deskundigheid van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijkse toezicht op en de dagelijkse leiding van het centrum. De deskundige persoon kan op verzoek van een ambtenaar van de bevoegde overheid op elk moment een actuele lijst bezorgen van de afgedankte voertuigen, alsook van de materialen die aanvaard zijn, van de hand gedaan zijn en aanwezig zijn op de inrichting;]
[...]
[...] in verband met de activiteiten van de aanvrager: een overzicht en omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager, met inbegrip van zijn huidige vergunnings- en erkenningstoestand ten aanzien van de milieuwetgeving;
[een technisch rapport, gebaseerd op een initiële keuring door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, dat de conformiteit van het centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen met de wettelijke bepalingen attesteert. [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.] De keuringsinstelling bezorgt het rapport van de initiële keuring binnen twee maanden aan de OVAM.]

§ 2 [

De aanvrager dient een elektronische aanvraag tot erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen in bij de OVAM. Voor die elektronische aanvraag stelt de OVAM een webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen ter beschikking via de website van de OVAM. De aanvrager verklaart dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn.
De onafhankelijke keuringsinstelling bezorgt het rapport van de initiële keuring, vermeld in paragraaf 1, 5°, aan de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen op de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van het keuringsrapport aan de aanvrager en de keuringsinstelling.
]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
2° vervangen bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
3° opgeheven bij art. 55 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
4° gewijzigd bij art. 32, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
5° vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 2 vervangen bij art. 32, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.2.4.6
De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door een elektronische melding in het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen. Zolang de aanvrager geen elektronische ontvangstmelding ontvangt, moet de aanvraag beschouwd worden als niet ingediend.
De OVAM onderzoekt de aanvraag en neemt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van de ontvangstmelding van de aanvraag een beslissing over de erkenning. De OVAM brengt de aanvrager van de beslissing op de hoogte via een melding in het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen van de OVAM.
Als er bepaalde gegevens in de aanvraag ontbreken, verzoekt de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen om de nodige aanvullingen.
Als de OVAM om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van behandeling, vermeld in het tweede lid, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de aanvullingen. Als de aanvrager nalaat om de aanvullingen binnen een termijn van negentig dagen aan de OVAM te bezorgen, wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn.
De communicatie tussen de aanvrager en de OVAM wordt gevoerd via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM. De OVAM stuurt de aanvrager een elektronische ontvangstmelding van zijn berichten.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 33 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.2.4.7

§ 1

De erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen geldt voor onbepaalde duur, als ze niet wordt opgeheven. De erkenning kan niet aan derden worden overgedragen.

§ 2

In het kader van het gebruik van de erkenning is het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen ertoe gehouden:
onverwijld wijzigingen van de gegevens, vermeld in artikel 5.2.4.5, aan de OVAM te melden;
[jaarlijks een opvolgingskeuring van de bedrijfsactiviteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, te laten uitvoeren. [...] [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]]
[vijf jaar na het verlenen van de erkenning een initiële keuring van de bedrijfsactiviteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, te laten uitvoeren. [...] [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]]
[...]

[§ 2/1

De onafhankelijke keuringsinstelling bezorgt binnen twee maanden de keuringsrapporten, vermeld in paragraaf 2, 2° en 3°, aan de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen op de website van de OVAM. De OVAM stuurt de keuringsinstelling een elektronische ontvangstmelding van het keuringsrapport.
Voor de verzending van de gewijzigde gegevens, vermeld in paragraaf 2, 1°, [...] stelt de OVAM het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen ter beschikking via de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding.
]

§ 3

In afwijking van paragraaf 2, 2°, kan de OVAM op basis van de keuringsrapporten, eventuele aanvullende administratieve stukken en een globale beoordeling beslissen dat een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen tweejaarlijks een opvolgingskeuring moet laten uitvoeren [...]. De OVAM neemt die beslissing op voorwaarde dat:
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen minstens zes jaar ononderbroken erkend is;
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen daarom verzoekt bij de OVAM;
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de doelstellingen, vermeld in artikel 3.4.2.2, behaalt en een voldoende hoge graad van depollutie bereikt.
De beslissing van de OVAM tot afwijking van paragraaf 2, 2°,wordt schriftelijk meegedeeld aan het erkende centrum binnen [dertig kalenderdagen] na het verzoek en blijft gelden zolang het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen aan de voorwaarden, vermeld in lid 1, voldoet of tot de OVAM op basis van een globale beoordeling gemotiveerd beslist dat de afwijking niet meer kan gelden. De OVAM maakt die laatste beslissing met een [beveiligde zending] bekend aan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen. [Als de OVAM om bijkomende informatie verzoekt, wordt de termijn vermeld in dit lid geschorst vanaf de verzending van het verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de bijkomende informatie.].
Wetshistoriek
§ 2, enig lid:
2° vervangen bij art. 29, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), gewijzigd bij art. 34, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
3° vervangen bij art. 29, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), gewijzigd bij art. 34, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
4° opgeheven bij art. 56, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2/1 ingevoegd bij art. 34, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 56, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 3, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 34, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§ 3, lid 2 gewijzigd bij art. 34, 5° en 6° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.4.8

§ 1

De OVAM kan de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen opheffen in de volgende gevallen:
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen voert de taken, vermeld in artikelen 5.2.4.1 en 5.2.4.3, niet reglementair uit;
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.2.4.4;
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen leeft de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning, vermeld in artikel 5.2.4.7, niet na;
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsethiek van het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen aantast.

§ 2

De OVAM brengt het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen met een [beveiligde zending] op de hoogte van haar voornemen tot opheffing van de erkenning, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen alle nodige formaliteiten vervullen om de opheffing te voorkomen of kan het zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar maken.

§ 3

De OVAM neemt binnen zestig dagen na de datum van het voornemen tot opheffing van de erkenning een beslissing over de opheffing van de erkenning, rekening houdend met de eventueel vervulde formaliteiten of de eventueel meegedeelde verweermiddelen. De beslissing over de opheffing van de erkenning wordt door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de houder van de erkenning betekend.

§ 4

De erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen wordt van rechtswege opgeheven in de volgende gevallen:
het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen heeft zijn activiteiten stopgezet;
de inrichting beschikt niet meer over een [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] voor de verwerking van afgedankte voertuigen.
Wetshistoriek
§§ 2 en 3 gewijzigd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 4, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 727 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).

Onderafdeling 5.2.5 Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.5 (art. 5.2.5.1 - art. 5.2.5.13) vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.1
Gescheiden ingezamelde afgedankte EEA worden ingezameld en getransporteerd op zo'n wijze dat optimaal hergebruik en recyclage van onderdelen en volledige apparaten die voor recyclage in aanmerking komen, mogelijk zijn.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.2
De ingezamelde afgedankte EEA worden op een milieuverantwoorde wijze opgeslagen, rekening houdend met de volgende technische voorschriften:
op een ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en, indien nodig, olie- en vuilafscheiders;
voorzien van weerbestendige afdekking van geschikte terreinen;
voor koel- en vriestoestellen: droog en zo geplaatst dat het koelcircuit niet beschadigd kan worden;
voor beeldschermen: in intacte toestand;
gescheiden van gedemonteerde reserveonderdelen of herbruikbare toestellen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.3
Afgedankte EEA moeten worden verwerkt overeenkomstig [artikel 5.2.2.5bis1 tot bis4], van titel II van het VLAREM.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 728 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), nooit in werking getreden.

Artikel 5.2.5.3/1
[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en opgeheven bij art. 35 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.2.5.4

§ 1

De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, moet de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.4.7, behalen.

§ 2

De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen:
de naam van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;
[...]
de rapportageperiode;
[de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantal, huishoudelijke of professionele apparatuur, per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied dan wel binnen of buiten de Europese Unie zijn overgebracht die:
a)
in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA, en het aandeel daarvan dat:
1)
werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
2)
werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;
3)
werd aangeboden aan een vergunde verwerker;
b)
buiten de aanvaardingsplicht om werd ingezameld, en het aandeel daarvan dat:
1)
werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
2)
werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;
3)
werd aangeboden aan een vergunde verwerker;
]
[de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die:
a)
voor het hergebruikcentrum: werden voorbereid voor hergebruik;
b)
voor de verwerker en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen:
1)
werden voorbereid voor hergebruik;
2)
werden gerecycleerd;
3)
op een andere wijze nuttig werden toegepast;
4)
werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;
5)
werden verwijderd door storten.
]
[...]
Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.

[§ 3

Een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 controleert de conformiteit van de inzameling en verwerking aan de wettelijke verplichtingen en valideert de gegevens, vermeld in paragraaf 2, die aan de OVAM of aan de organisatie die daarvoor aangewezen is, worden verstrekt. De voorwaarden voor deze conformiteitsverklaring en validatie worden nader bepaald door de minister.
]

[§ 4

In afwijking van paragraaf 3 kan de conformiteitscontrole van de inzameling en de verwerking, en de validatie van de gegevens gebeuren volgens de Europese norm EN50625, inclusief technische specificaties.
Hiertoe moet de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of verwerker voldoen aan één van volgende voorwaarden:
geslaagd zijn voor de WEEELABEX Conformity Verification, uitgevoerd door een auditeur die is goedgekeurd door de WEEELABEX Organisation, op basis van de Europese norm EN50625;
gecertificeerd zijn door een onafhankelijke certificatie-instelling die geaccrediteerd is door BELAC of door een ander lid van de European co-operation for Accreditation (EA) om audits uit te voeren op basis van de Europese norm EN50625.
]

[§ 5

De houder die afgedankte EEA met het oog op verwerking naar een ander land of ander gewest overbrengt, draagt er zorg voor dat de afgedankte EEA passend zal worden verwerkt onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen, vermeld in paragraaf 3 of 4. Op verzoek van de OVAM moet de houder dit kunnen aantonen aan de OVAM.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 1:
1° gewijzigd bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
2° opgeheven bij art. 32, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
4° vervangen bij art. 32, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
5° vervangen bij art. 32, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 36 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§§ 3 tot 5 ingevoegd bij art. 37 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.2.5.5
Voor de aanvang van een inzamelactie voor afgedankte EEA van huishoudelijke oorsprong beschikt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar over een goedkeuring van het beheersorganisme [...] of van een producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan]. Het beheersorganisme of de producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan] mag een inzamelactie alleen afkeuren op basis van non-conformiteit met het Materialendecreet en dit besluit. Overeenkomstig artikel 5.2.5.4 wordt er per inzamelpunt gerapporteerd aan het beheersorganisme of aan de producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan].
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.5.6
De houder die EEA niet langer voor eigen gebruik wil aanwenden, moet zich ontdoen van die EEA als de EEA niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.7
Gebruikte EEA die niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10, worden als een afvalstof ingezameld, verhandeld, gemakeld, en/of vervoerd.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.8
Het hergebruikcentrum voor EEA moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
het hergebruikcentrum voor EEA ondergaat binnen het jaar een keuring door een ISO17020-geaccrediteerde keuringsinstelling die de naleving van dit artikel evalueert. Nadien wordt er om de vier jaar een nieuwe keuring uitgevoerd. De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring ter beschikking van de OVAM;
de voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA] gebeurt door gekwalificeerd personeel, met minimaal een diploma elektriciteit van het technisch secundair onderwijs of gelijkwaardig door aantoonbare ervaring;
bij de voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA] worden de regels, vastgesteld door de minister, nageleefd. Die regels hebben betrekking op de minimale handelingen die moeten worden uitgevoerd met het oog op een kwaliteitsvolle voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA].
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Enig lid, 2 en 3° gewijzigd bij art. 33 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.2.5.9
Het hergebruikcentrum voor EEA dat met het oog op de voorbereiding voor hergebruik toegang wil verkrijgen tot afgedankte EEA die zijn ingezameld in opdracht van de producenten sluit daarvoor een samenwerkingsovereenkomst met de producenten of met een door de producenten aangewezen organisatie, waarin de onderlinge samenwerkingsmodaliteiten worden geregeld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.10
Gebruikte EEA kunnen alleen opnieuw in hergebruik gebracht worden als tweedehandse EEA als voldaan is aan de hergebruikscriteria.
De hergebruikscriteria, vermeld in het eerste lid, worden door de minister vastgesteld en houden minstens rekening met de algemene staat van het apparaat, de functionaliteit, het energieverbruik, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, het bestaan van een reguliere markt voor het apparaat en een voldoende mate van bescherming tijdens het transport.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.11
Met inachtneming van de uitzonderingen, vermeld in artikel 5.2.5.12, kunnen gebruikte EEA alleen grensoverschrijdend overgebracht worden als tweedehands EEA als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
de gebruikte EEA zijn [beoordeeld of getest voor hergebruik] en voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10;
de houder, verantwoordelijk voor het transport, beschikt over de volgende documenten, die bij de lading aanwezig zijn:
a)
een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en volledig functioneel is;
b)
een bewijs van beoordeling of test voor alle EEA die deel uitmaken van de zending;
c)
gespecificeerde etiketinformatie;
d)
een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is;
tijdens het vervoer en het in- en uitladen is de EEA voorzien van passende bescherming tegen beschadiging, meer bepaald door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, b) en c), nader uitwerken.
Als de grensoverschrijdende overbrenging plaatsvindt zonder te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, worden de apparaten beschouwd als een afvalstof.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.2.5.12
Artikel 5.2.5.11, eerste lid, 1° en 2°, a), b), c), is niet van toepassing als door afdoende bewijs wordt gedocumenteerd dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen en minstens voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
de EEA worden, door of in opdracht van de producent van EEA, de tussenhandelaar of de eindverkoper, naar de producent van het EEA of naar een derde die in diens naam handelt, teruggestuurd als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik;
de gebruikte professionele EEA worden verzonden naar de producent van de EEA, naar een derde die in diens naam handelt of naar faciliteiten van een derde in landen waar Besluit C(2001)107/def. van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is, met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract, met het oog op hergebruik;
de defecte gebruikte professionele EEA, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan, worden naar de producent van de EEA of naar een derde die in diens naam handelt, verzonden voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract, als een dergelijke analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent van het EEA of door derden die in zijn naam handelen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.2.5.13
De kosten van de passende analyses en inspecties door toezichthouders, waaronder de opslagkosten, van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is, kunnen in rekening worden gebracht aan de producenten, aan derden die in hun naam handelen, of aan andere personen die het vervoer organiseren van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.2.6 Afvalbanden

Artikel 5.2.6.1
Het is verboden afvalbanden en versnipperde rubberbanden te storten. Het is ook verboden afvalbanden te verwerken zonder dat voorafgaandelijk een bewerking heeft plaatsgevonden, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke nuttige toepassing van die afvalbanden.

Artikel 5.2.6.2
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afvalbanden met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde of zelf verwerkt, moet de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.3.2, behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.

Onderafdeling 5.2.7 Afgedankte batterijen en accu's

Artikel 5.2.7.1
Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te verwerken zonder dat vooraf een behandeling heeft plaatsgevonden, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke recycling van de afgedankte batterijen en accu's.
Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te ontdoen van zuren buiten een inrichting die vergund is voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's.
Afgedankte batterijen en accu's moeten verwerkt worden in inrichtingen die gebruik maken van de beste beschikbare technieken of van gelijkwaardige technieken.

Artikel 5.2.7.2
De opslag, met inbegrip van de tijdelijke opslag, de behandeling en de verwerking van afgedankte batterijen en accu's vindt plaats op overdekte locaties met vloeistofdichte vloer of in weerbestendig afgedekte en zuurbestendige containers.
De verwerking van afgedankte batterijen en accu's omvat minimaal het wegnemen van alle vloeistoffen en zuren.
[Afgedankte batterijen en accu's worden zodanig opgeslagen en verwerkt dat de aanwezigheid van geleidende of brandbare stoorstoffen tot een minimum wordt beperkt en dat de afgedankte batterijen en accu's beschermd zijn tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade. De bescherming tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade geldt niet voor installaties die specifiek vergund zijn voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's als water, overmatige hitte, breken of andere fysieke schade nodig of onvermijdelijk is in het proces.
Voor de opslag en verwerking van afgedankte lithiumbatterijen en accu's worden speciale voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen getroffen. De speciale maatregelen zijn afgestemd op de activiteit en in overleg met de brandweer of een onafhankelijke expert opgesteld. Als de inrichting of activiteit vergunningsplichtig is, maken de speciale maatregelen deel uit van de vergunningsaanvraag en het goedgekeurde werkplan.
De minister kan nadere regels bepalen voor het voorkomen en bestrijden van verhitting en brand, bij de opslag en verwerking van afgedankte batterijen en accu's.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 58 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.2.7.3
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte batterijen en accu's verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, moet de recyclingdoelstellingen, vermeld in artikel 3.4.5.2, behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.

Artikel 5.2.7.4
In geval van uitvoer buiten de EU moeten op verzoek van de OVAM de bereikte recyclingpercentages gevalideerd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling die geaccrediteerd is op basis van ISO 17020.

Onderafdeling 5.2.8 Pcb's

Artikel 5.2.8.1
De OVAM houdt een inventaris bij van apparaten die meer dan 1 liter pcb's bevatten. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel.
De gegevens in de inventaris zijn afkomstig van alle nuttige inlichtingen waarover de OVAM beschikt, en in het bijzonder van:
de kennisgevingen die zijn gedaan met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten;
de gegevens die zijn ingezameld met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's;
de kennisgevingen die zijn gedaan met toepassing van artikel 5.2.8.4.

Artikel 5.2.8.2
De inventaris bevat ten minste de volgende gegevens:
naam en adres van de houder van pcb-houdende apparaten;
plaats en omschrijving van de pcb-houdende apparaten;
hoeveelheid pcb's in de apparaten;
data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen;
datum van aangifte.
Voor de apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, moeten de gegevens, vermeld in lid 1, 3° en 4°, niet worden opgenomen.

Artikel 5.2.8.3
Bedrijven die pcb's verwerken, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde pcb's mee aan de OVAM. Ze houden die gegevens ook ter inzage van de lokale overheid en de bevolking.

Artikel 5.2.8.4

§ 1

De houder van pcb-houdende apparaten moet:
als dat nog niet eerder gebeurd is met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, of van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's, zo snel mogelijk ten minste de volgende gegevens bezorgen aan de OVAM:
a)
zijn naam en adres;
b)
plaats en omschrijving van de apparaten die pcb's bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden pcb's in die apparaten;
c)
de hoeveelheden pcb's die hij in zijn bezit heeft;
d)
de hoeveelheden gebruikte pcb's die hij in zijn bezit heeft;
e)
data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen.
Als die kennisgeving eerder is gedaan met toepassing van het besluit van 9 juli 1986 of van 17 maart 2000, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van de vroegere kennisgeving;
de OVAM op de hoogte brengen van elke wijziging in de situatie, vermeld in1°;
ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter pcb's bevat, wordt voorzien van een etiket. Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dat apparaat zich bevindt. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket met de vermelding "verontreinigd met pcb's < 0,05 %";
ervoor zorgen dat gebruikte pcb's zo spoedig mogelijk worden verwijderd;
ervoor zorgen dat pcb-houdende apparaten zo spoedig mogelijk worden gereinigd of verwijderd.

§ 2

Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld.

Artikel 5.2.8.5

§ 1

Apparaten en de daarin aanwezige pcb's die overeenkomstig artikel 5.2.8.1, eerste lid, moeten worden geïnventariseerd, worden onmiddellijk buiten gebruik gesteld en vervolgens gereinigd of verwijderd.
De termijn tussen het buiten gebruik stellen van een apparaat en de reiniging van pcb-houdende apparaten of verwijdering ervan mag niet meer dan zes maanden bedragen, behalve als de houder kan aantonen dat de inrichtingen voor reiniging of verwijdering tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren om apparaten te accepteren.

§ 2

In afwijking van paragraaf 1 mogen de transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, ofwel worden gereinigd overeenkomstig artikel 5.2.8.7, § 2, ofwel [uiterlijk op 31 december 2025] worden verwijderd.

§ 3

Voor apparaten die vrijkomen tijdens het slopen van gebouwen, moet de uitvoerder van de sloopwerken ervoor zorgen dat de apparaten afzonderlijk worden ingezameld en dat ze worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving die apparaten mag verwerken.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.2.8.6
Bij toestellen met minerale olie waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er tijdens de productie of het gebruik van de toestellen een verontreiniging van de minerale olie met pcb's is opgetreden, moet in de volgende situaties het pcb-gehalte in de minerale olie worden gemeten:
bij het openen van de toestellen voor onderhouds- of herstellingswerkzaamheden;
bij het veranderen van exploitatieadres van de toestellen;
bij het veranderen van houder;
bij het buiten gebruik stellen van de toestellen.
Als de meting, vermeld in lid 1, aantoont dat de minerale olie van een toestel meer dan 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevat, moet het toestel worden beschouwd als een pcb-houdend apparaat.

Artikel 5.2.8.7
Transformatoren waarvan de vloeistoffen meer dan 0,05 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen onder de volgende voorwaarden worden gereinigd:
het doel van de reiniging van pcb-houdende apparaten bestaat erin het gehalte aan pcb's te verlagen tot minder dan 0,05 gewichtsprocenten en, zo mogelijk, tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten;
de vervangende vloeistof, die geen pcb's bevat, houdt duidelijk minder risico's in;
de vervanging van de vloeistof brengt de latere verwijdering van de pcb's niet in gevaar.
Transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten'pcb's bevatten, mogen worden gereinigd onder de voorwaarden, vermeld in lid 1, 2° en 3°, met als einddoel het gehalte aan pcb's te verlagen tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten.

Artikel 5.2.8.8

§ 1

Pcb's moeten voor eindverwerking worden aangeboden bij een daartoe vergunde inrichting. Ze moeten verwijderd worden volgens handeling D8, D9, D10, D12 of D15, vermeld in artikel 4.2.1.
De toegelaten handeling D12 is in dit kader beperkt tot de veilige, diepe, ondergrondse opslag in rotsformaties en is alleen toegelaten voor apparaten die pcb's bevatten en niet kunnen worden gereinigd.

§ 2

Voor pcb's of pcb-houdende apparaten voor eindverwerking door een daartoe vergunde inrichting in ontvangst worden genomen, worden alle nodige voorzorgsmaatregelen getroffen om elk brandgevaar te vermijden. Daartoe worden de pcb's gescheiden gehouden van brandbare stoffen.

Artikel 5.2.8.9
De volgende activiteiten zijn verboden:
het scheiden van pcb's van andere stoffen met het oog op het hergebruik van de pcb's;
het verbranden van pcb's of gebruikte pcb's op schepen.

Artikel 5.2.8.10
De OVAM stuurt aan de verschillende overheden die belast zijn met de bescherming van het leefmilieu, de bescherming van de veiligheid van de werknemers en van de bevolking, op verzoek, een afschrift of een gedeeltelijk afschrift van de inventarissen, vermeld in artikel 5.2.8.1, eerste lid. De verstrekte gegevens kunnen alleen worden aangewend voor het doel waarvoor ze werden aangevraagd.

Artikel 5.2.8.11
Apparaten en onderdelen van toestellen die minder dan 1 liter pcb's bevatten, moeten worden verwijderd op het einde van hun gebruiksduur.

Artikel 5.2.8.12
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en andere toestellen die pcb-houdende onderdelen kunnen bevatten moeten zo verwerkt worden dat de pcb-houdende onderdelen selectief worden gedemonteerd en voor verwerking worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke pcb-houdende afvalstoffen mag verwerken. Onderdelen die mogelijk pcb's bevatten, moeten worden beschouwd als pcb-houdende onderdelen.

Artikel 5.2.8.13
Bij de vernieuwing van straatverlichting moeten de vrijgekomen condensatoren die pcb's kunnen bevatten, worden beschouwd als pcb-houdende condensatoren. Dergelijke condensatoren moeten voor de verwerking worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke pcb-houdende afvalstoffen mag verwerken.

Onderafdeling 5.2.9 Afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten

Artikel 5.2.9.1
Het is verboden afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen, gefluoreerde broeikasgassen of resten van die stoffen bevatten, te verwerken zonder dat voorafgaandelijk een bewerking heeft plaatsgevonden als vermeld in artikel 5.2.2.5.2, § 9, van titel II van het VLAREM.

Onderafdeling 5.2.10 Afval van schepen van de zeevaart

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.10 (art. 5.2.10.1 - art. 5.2.10.9) vervangen door onderafdeling 5.2.10 (art. 5.2.10.1 - art. 5.2.10.9/1) bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.1
De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op:
alle schepen, ongeacht hun vlag, die een haven aandoen of daar in bedrijf zijn;
alle havens die gewoonlijk worden aangedaan door schepen die binnen het toepassingsgebied van punt 1° vallen.
Schepen die havendiensten verrichten in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de transparantie van havens, oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen in eigendom of onder beheer van de overheid die, op dat moment, uitsluitend op niet-commerciële basis door de overheid worden gebruikt, hoeven niet te voldoen aan de bepalingen van deze onderafdeling, met uitzondering van, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de afgifteplicht van afval van schepen.
Voor de toepassing van deze onderafdeling, en om onnodig oponthoud voor schepen te vermijden, kan de OVAM besluiten ankerplaatsen van havens uit te sluiten van de toepassing van de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7 en 5.2.10.8.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.2

§ 1

Elke beheerder van een haven zorgt voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen die hun havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken.
De havenontvangstvoorzieningen zijn toereikend als:
ze over de nodige capaciteit beschikken om de soorten en hoeveelheden afval te ontvangen van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen, rekening houdend met:
a)
de operationele behoeften van de gebruikers van de haven;
b)
de grootte en de geografische ligging van de haven;
c)
het type schepen dat de haven aandoet;
d)
de vrijstellingen die verleend worden volgens de procedure, vermeld in artikel 5.2.10.9;
de formaliteiten en praktische regelingen in het verband met het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen eenvoudig en vlot verlopen om onnodig oponthoud voor de schepen te vermijden;
de vergoedingen die voor de afgifte in rekening worden gebracht, schepen niet ontmoedigen om de havenontvangstvoorzieningen te gebruiken;
de havenontvangstvoorzieningen het mogelijk maken afval van schepen op milieuvriendelijke wijze te beheren, conform de bepalingen van het Materialendecreet en dit besluit. Om hergebruik en recycling te vergemakkelijken, wordt het afval van schepen gescheiden ingezameld in de havens overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Om dat proces te vergemakkelijken, kunnen havenontvangstvoorzieningen de gescheiden afvalfracties inzamelen volgens de in het MARPOL-verdrag omschreven afvalcategorieën, rekening houdend met de daarin vervatte richtsnoeren en zonder afbreuk te doen aan de strengere eisen voor het beheer van keukenafval en etensresten van internationaal vervoer die worden opgelegd door Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten.

§ 2

De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de handelingen voor de afgifte en ontvangst van afvalstoffen met voldoende veiligheidsmaatregelen worden uitgevoerd om zowel persoonlijke als milieurisico's in de havens te voorkomen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.3

§ 1

De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van afval van schepen. Het plan wordt door de OVAM goedgekeurd.

§ 2

Het plan wordt uitgewerkt en toegepast in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers en, in voorkomend geval, bevoegde lokale instanties, exploitanten van havenontvangstvoorzieningen, organisaties die uitvoering geven aan de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Dat overleg vindt zowel tijdens de opstelling van het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan als na de goedkeuring ervan plaats, met name als aanzienlijke wijzigingen van de eisen, vermeld in de artikelen 5.2.10.2, 5.2.10.6 en 5.2.10.7, hebben plaatsgevonden.

§ 3

Het plan heeft betrekking op alle soorten afval van schepen die gewoonlijk de haven in kwestie aandoen, en is afgestemd op de grootte van de haven en het soort schepen dat die haven aandoet.
De volgende elementen maken deel uit van het plan:
een beschrijving van de haven, met vermelding van:
a)
het soort schepen dat de haven gewoonlijk aandoet;
b)
de geografische afbakening van de haven;
een beschrijving van de aanwezige inzamelfaciliteiten, met vermelding van:
a)
het soort havenontvangstvoorzieningen en de capaciteit ervan;
b)
de soorten afvalstoffen die de havenontvangstvoorzieningen inzamelen;
c)
eventuele voorbehandelingsinstallaties en -processen in de haven;
een beoordeling van de behoefte aan inzamelfaciliteiten, gelet op de behoefte van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen;
een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;
een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van het afval van schepen, met vermelding van:
a)
de methoden voor het registreren van het feitelijke gebruik van de havenontvangstvoorzieningen;
b)
een gedetailleerde beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van afval van schepen;
c)
de toepasselijke wetgeving en formaliteiten voor de afgifte;
d)
de methoden voor het registreren van de ontvangen hoeveelheden afval van schepen;
e)
de soort en hoeveelheden ontvangen en verwerkt afval van schepen;
f)
de wijze waarop het afval van schepen wordt verwerkt;
een beschrijving van de procedure voor het melden van vermoedens van ontoereikendheid van de havenontvangstvoorzieningen;
een beschrijving van het kostendekkingssysteem;
een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met havengebruikers, afvalbedrijven, terminalexploitanten en andere belanghebbende partijen;
een vermelding van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het plan, met inbegrip van het contactadres in de haven.

§ 4

Als dat nodig is om redenen van efficiëntie kunnen de plannen voor ontvangst en verwerking van afval van schepen door twee of meer naburige havens in dezelfde geografische regio samen worden opgesteld, met passende inschakeling van elke haven, op voorwaarde dat de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan voor elke haven apart worden vermeld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.4

§ 1

De plannen, vermeld in artikel 5.2.10.3, worden behandeld als volgt:
de beheerder van een haven stuurt een voorstel van plan met een beveiligde zending naar de OVAM. De OVAM onderzoekt het plan op volledigheid als vermeld in artikel 5.2.10.3, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7, 5.2.10.8 en 5.2.10.9;
binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van het volledig bevonden voorstel van plan doet de OVAM uitspraak over het plan;
de OVAM zendt die beslissing of een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerder van de haven binnen tien kalenderdagen na de datum van de beslissing.

§ 2

De conform paragraaf 1 goedgekeurde plannen voor ontvangst en verwerking van afval van schepen zijn geldig voor maximaal vijf jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet gemotiveerd zijn.
Als er gedurende de periode van vijf jaar geen aanzienlijke veranderingen hebben plaatsgevonden in de werking van de haven, kan de hernieuwde goedkeuring bestaan in een validering door OVAM van de bestaande plannen.

§ 3

Als er mogelijk aanzienlijke veranderingen zijn in de werking van de haven meldt de beheerder van de haven dat onmiddellijk aan de OVAM. Onder aanzienlijke veranderingen wordt onder meer verstaan: structurele veranderingen in het verkeer naar de haven, de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur, wijzigingen in de vraag naar en terbeschikkingstelling van havenontvangstvoorzieningen en nieuwe technieken om afval aan boord te behandelen. Op basis van de door de beheerder van de haven gemelde wijzigingen kan de OVAM binnen vijftien kalenderdagen beslissen dat het indienen van een nieuw plan noodzakelijk is. Een nieuw plan wordt ingediend volgens de procedure, vermeld in paragraaf 1.
De OVAM kan bij wijzigingen in de wetgeving of een herziening van het beleid ambtshalve wijzigingen in het plan doorvoeren.

§ 4

Kleine niet-commerciële havens die worden gekenmerkt door schaars of weinig verkeer van uitsluitend pleziervaartuigen, kunnen door de OVAM worden uitgesloten van de verplichtingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.3 en 5.2.10.4 als hun havenontvangstvoorzieningen zijn geïntegreerd in het afvalverwerkingssysteem dat door of namens de gemeente in kwestie wordt beheerd en de informatie over het afvalbeheersysteem beschikbaar wordt gesteld aan de gebruikers van die havens.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.5
De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie uit het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan wordt verstrekt:
de locatie van de havenontvangstvoorzieningen voor iedere aanlegplaats, en, indien relevant, hun openingstijden;
een lijst van afval van schepen dat gewoonlijk door de haven wordt beheerd;
een lijst van de contactpunten, de exploitanten van de havenontvangstvoorzieningen en de aangeboden diensten;
een beschrijving van de afgifteprocedures;
een beschrijving van het kostendekkingssysteem, waaronder, in voorkomend geval, de afvalbeheerregelingen en -fondsen.
De informatie, vermeld in het eerste lid, wordt duidelijk meegedeeld aan de havengebruikers, en openbaar en gemakkelijk toegankelijk gemaakt in het Nederlands, het Frans en het Engels.
De informatie, vermeld in het eerste lid, wordt door de OVAM beschikbaar gesteld en actueel gehouden in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.6

§ 1

De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum valt en op weg is naar een Vlaamse haven, vult het aanmeldingsformulier waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en verstrekt de informatie aan de instantie die daarvoor door de OVAM is aangewezen:
ten minste 24 uur voor aankomst, als de aanloophaven bekend is;
zodra de aanloophaven bekend is, als die informatie minder dan 24 uur voor aankomst beschikbaar is;
uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, als de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt.
De agent of de vertegenwoordiger die de ingevulde aanmelding ontvangt van de kapitein van het schip, bezorgt die onveranderd aan de beheerder van de haven. Een model van aanmeldingsformulier is opgenomen in bijlage 5.2.10.A.

§ 2

De informatie, vermeld in paragraaf 1, wordt ten minste tot na de volgende aanloophaven aan boord bewaard, en wordt desgevraagd ter beschikking gesteld van de bevoegde handhavingsinstanties.

§ 3

De informatie van de afvalvooraanmelding wordt door de beheerder van de haven via het Belgisch centraal beheerssysteem en SafeSeaBelgium elektronisch gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.7

§ 1

De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor zijn vertrek uit de haven al zijn aan boord meegevoerde afval af aan een havenontvangstvoorziening overeenkomstig de toepasselijke lozingsnormen van het MARPOL-verdrag.

§ 2

Bij de afgifte vult de exploitant van de havenontvangstvoorziening of de beheerder van de haven waar het afval is afgegeven, het afvalontvangstbewijs dat is opgenomen in bijlage 5.2.10.B, waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en zorgt hij er zonder onnodige vertraging voor dat aan de kapitein van het schip een afvalontvangstbewijs wordt verstrekt. Dat geldt niet voor kleine havens met onbemande voorzieningen of veraf gelegen havens, op voorwaarde dat de naam en locatie van die havens door de OVAM is gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum valt, meldt de informatie van het afvalontvangstbewijs vóór vertrek of zodra het afvalontvangstbewijs is ontvangen, aan de beheerder van de haven. Deze informatie wordt door de beheerder van de haven via het Belgisch centraal beheersysteem en SafeSeaBEL elektronisch gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
De informatie uit het afvalontvangstbewijs is gedurende ten minste twee jaar, in voorkomend geval samen met het passende oliejournaal, ladingjournaal, afvalstoffenjournaal of afvalbeheersplan, beschikbaar aan boord en wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde handhavingsinstanties.

§ 3

Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kan een schip doorvaren naar een volgende aanloophaven zonder afgifte van zijn afval als:
uit de aanmelding, vermeld in artikel 5.2.10.6, § 1, en het afvalontvangstbewijs, vermeld in artikel 5.2.10.7, § 2, blijkt dat er voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit aan boord is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;
uit de informatie aan boord van schepen die buiten het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum vallen, blijkt dat er aan boord van het schip voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;
het schip minder dan 24 uur of in slechte weersomstandigheden voor anker gaat, tenzij de ankerplaats buiten het toepassingsgebied van de havens valt.
De criteria voor het bepalen van de voldoende specifieke opslagcapaciteit als vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, worden vastgelegd via de daartoe door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

§ 4

Het schip is verplicht om al zijn afval vóór vertrek af te geven als:
op basis van de beschikbare informatie, waaronder informatie die elektronisch beschikbaar is in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt of in GISIS is gemeld, niet kan worden vastgesteld of er in de volgende aanloophaven toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn;
de volgende aanloophaven niet bekend is.

§ 5

De bepalingen, vermeld in paragraaf 3 blijven gelden met behoud van de toepassing van strengere afgiftevoorschriften voor schepen die overeenkomstig het internationale recht zijn vastgesteld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.8

§ 1

De kosten van de exploitatie van havenontvangstvoorzieningen voor de ontvangst en verwerking van afval van schepen, met uitzondering van ladingresiduen, worden gedekt door inning van een bijdrage van schepen. Die kosten omvatten de elementen die opgenomen zijn in bijlage 5.2.10.C.

§ 2

De kostendekkingssystemen mogen schepen er niet toe aanzetten hun afval in zee te lozen. Daartoe worden de volgende beginselen toegepast bij het ontwerp en de toepassing van de kostendekkingssystemen:
schepen betalen een indirecte bijdrage, ongeacht of er afval wordt afgegeven aan een havenontvangstvoorziening;
de indirecte bijdrage dekt:
a)
de indirecte administratieve kosten;
b)
een aanzienlijk gedeelte van de directe exploitatiekosten, vermeld in bijlage 5.2.10.C, dat minstens 30 % van de totale directe kosten voor de werkelijke afvalafgifte tijdens het voorgaande jaar bedraagt, waarbij het mogelijk is rekening te houden met de kosten in verband met het voor het komende jaar verwachte verkeersvolume;
om te voorzien in een zo sterk mogelijke prikkel voor de afgifte van afval in de zin van bijlage V bij het MARPOL-verdrag, wordt voor dergelijk afval, met uitzondering van ladingresiduen, geen directe vergoeding in rekening gebracht, om te zorgen voor een recht van afgifte zonder aanvullende kosten op basis van het afgegeven afvalvolume, behalve als het afgegeven afvalvolume de maximale specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit als vermeld in het aanmeldingsformulier dat opgenomen is in bijlage 5.2.10.A, te boven gaat. Passief opgevist afval valt ook onder deze regeling, met inbegrip van het recht van afgifte;
om te voorkomen dat de kosten van de inzameling en verwerking van passief opgevist afval uitsluitend door havengebruikers worden gedragen, worden die kosten, in voorkomend geval, gedekt met inkomsten uit alternatieve financieringsregelingen;
om de afgifte te bevorderen van residuen uit tankwaswater dat persistente drijvende stoffen met een hoge viscositeit bevat, kan in passende financiële prikkels voor de afgifte ervan worden voorzien;
de indirecte bijdrage heeft geen betrekking op afval van uitlaatgasreinigingssystemen. De kosten daarvan worden in rekening gebracht op basis van de soorten en hoeveelheden afval die worden afgegeven.

§ 3

Het gedeelte van de kosten dat eventueel niet wordt gedekt door de indirecte bijdrage, wordt in rekening gebracht op basis van de soorten en hoeveelheden afval die feitelijk door het schip afgegeven zijn.

§ 4

De bijdragen kunnen worden gedifferentieerd op grond van de volgende elementen:
de categorie, het type en de grootte van het schip;
het verlenen van diensten buiten de normale werktijd aan schepen in de haven;
het gevaarlijke karakter van de afvalstoffen.

§ 5

De bijdragen worden verlaagd op grond van de volgende elementen:
het soort handel waarvoor het schip wordt gebruikt, in het bijzonder als een schip voor de korte vaart wordt ingezet;
uit het ontwerp, de apparatuur en de exploitatie van het schip blijkt dat het schip beperkte hoeveelheden afval produceert en zijn afval op duurzame en milieuvriendelijke wijze beheert.
De criteria om te bepalen of een schip voldoet aan de criteria, vermeld in het eerste lid, punt 2°, worden bepaald via de daartoe door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

§ 6

Om te verzekeren dat de bijdragen billijk, transparant, gemakkelijk herkenbaar en niet-discriminerend zijn en de kosten van de ter beschikking gestelde en, voor zover van toepassing, gebruikte voorzieningen en diensten weerspiegelen, worden de bedragen ervan en de grondslag waarop ze zijn berekend, in het Nederlands en het Engels aan de havengebruikers meegedeeld in het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.9

§ 1

Een schip kan vrijgesteld worden van de verplichtingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7, § 1, en 5.2.10.8, als is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
het schip neemt deel aan geregeld verkeer en doet frequent en regelmatig havens aan;
er is een regeling getroffen om ervoor te zorgen dat het afval wordt afgegeven en de bijdragen worden betaald in een haven die op de route van het schip ligt, die;
a)
wordt aangetoond door een ondertekende overeenkomst met een haven of een afvalbedrijf, en door afvalontvangstbewijzen;
b)
is gemeld aan alle havens op de route van het schip,
c)
is aanvaard door de haven waar de afgifte en de betaling plaatsvinden, dat een haven in de Europese Unie of een andere haven kan zijn, waar, als vastgesteld op basis van de informatie die elektronisch in het daartoe door de Europese Commissie ter beschikking gestelde informatie-, monitoring- en handhavingssysteem en in GISIS is gemeld, toereikende voorzieningen beschikbaar zijn;
de vrijstelling heeft geen negatieve gevolgen voor de maritieme veiligheid, de gezondheid, het leven of de werkomstandigheden aan boord of het mariene milieu.

§ 2

Een aanvraag voor een vrijstelling wordt elektronisch ingediend bij de OVAM. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het webloket scheepvaart, dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM.
De vrijstelling kan verleend worden voor de termijn van de opgegeven dienstregeling of voor een maximale periode van vijf jaar.
De OVAM onderzoekt de aanvraag op volledigheid.
De beheerder van de haven waar de vrijstelling voor wordt aangevraagd, wordt uitgenodigd om binnen twintig kalenderdagen na de ontvangst van het dossier een advies over de aanloopfrequentie aan de OVAM te verstrekken.
De OVAM neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het advies van de beheerder van de haven en stuurt de beslissing door naar de aanvrager, de beheerder van de haven in kwestie, de met scheepvaartcontrole belaste dienst van het federale Directoraat-generaal Maritiem Vervoer en het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust.
Als de vrijstelling wordt toegekend, geeft de OVAM een vrijstellingscertificaat af op basis van het formaat dat is opgenomen in bijlage 5.2.10.D, waarmee wordt bevestigd dat het schip voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden en voorschriften voor de toepassing van de vrijstelling en waarin de duur van de vrijstelling is vermeld. De informatie uit dit vrijstellingscertificaat en de eventuele opheffing van de vrijstelling worden door de OVAM, via het Belgisch centraal beheersysteem en SafeSeaBEL, elektronisch gemeld en actueel gehouden in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.

§ 3

Een verleende vrijstelling kan met terugwerkende kracht gelden vanaf de dag van de ontvangst van de volledig bevonden aanvraag.

§ 4

Een vrijstelling kan door de OVAM worden opgeheven als er door wijzigingen in de route van het schip of in de regelingen voor de afgifte van het scheepsafval niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.

§ 5

Met behoud van de toepassing van paragraaf 4 blijft de vrijstelling geldig in de volgende situaties:
als het schip uitzonderlijk een andere haven aanloopt dan de haven die bepaald is in de vastgelegde route om redenen van overmacht, veiligheid, noodzakelijk technisch onderhoud of omdat het noodzakelijk is een noodhaven aan te lopen. De OVAM wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht;
als een schip tijdelijk gedurende een periode van maximaal één maand vervangen wordt door een ander vaartuig wegens een ongeval, een technisch defect of een gepland onderhoud. De verleende vrijstelling wordt gedurende die periode overgedragen aan het vervangende schip voor die route. In dergelijk geval wordt de OVAM daarvan op de hoogte gebracht. Als het oorspronkelijke schip niet binnen de periode van een maand opnieuw in dienst wordt genomen, vervalt de vrijstelling, zowel voor het oorspronkelijke als voor het vervangende schip, tenzij na goedkeuring van de OVAM.

§ 6

Niettegenstaande de verleende vrijstelling vaart een schip niet door naar de volgende aanloophaven als er onvoldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven zal ontstaan.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Artikel 5.2.10.9/1
De exploitant van de havenontvangstvoorziening zorgt ervoor dat alle personeelsleden de nodige opleiding krijgen om de kennis te vergaren die onontbeerlijk is voor het verrichten van hun werkzaamheden op het gebied van afvalbeheer, met bijzondere aandacht voor de gezondheids- en veiligheidsaspecten van het werken met gevaarlijke stoffen. De exploitant van de havenontvangstvoorziening zorgt er ook voor dat de opleidingseisen regelmatig worden geactualiseerd om aan de uitdagingen van technologische innovatie tegemoet te komen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).

Onderafdeling 5.2.11 Afval van de binnenvaart

Artikel 5.2.11.1
Deze onderafdeling voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.

Artikel 5.2.11.2
Deze onderafdeling is van toepassing op schepen die zich bevinden op binnenwateren die openstaan voor het scheepvaartverkeer.
In afwijking van het eerste lid is deze onderafdeling niet van toepassing op zeeschepen en op pleziervaartuigen.

Artikel 5.2.11.3
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders moeten voorzien in een voldoende dicht netwerk van ontvangstinrichtingen voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. De beheerders kunnen daarin zelf voorzien of daarin laten voorzien.

Artikel 5.2.11.4

§ 1

De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater. Het plan wordt door de minister, na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, goedgekeurd.

§ 2

Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.

§ 3

Het plan moet betrekking hebben op alle soorten scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingrestanten en waswater, afkomstig van schepen die gebruikmaken van de vaarwegen.
De volgende elementen maken deel uit van het plan:
een beschrijving van het toepassingsgebied:
a)
de geografische afbakening en oplijsting van de vaarwegen;
b)
de schepen waarvoor de ontvangstinrichtingen bestemd zijn;
een beschrijving van de toepasselijke wetgeving waarin minstens de volgende elementen worden verwerkt:
a)
een verwijzing naar het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart en de ratificatie ervan in het Vlaamse Gewest;
b)
een oplijsting van de begrippen en definities die relevant zijn voor het gebruik en de uitbating van het netwerk van ontvangstinrichtingen;
een beschrijving en oplijsting van de ontvangstvoorzieningen die binnen het geografische toepassingsgebied aanwezig zijn:
a)
per haven of waterwegbeheerder;
b)
per afvalstroom;
een beschrijving van de mate waarin het netwerk van ontvangstvoorzieningen een voldoende dicht netwerk vormt voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. Daarbij wordt minstens aandacht geschonken aan de geografische spreiding, het aantal voorzieningen per afvalstof en de behoeften van schepen die ervan gebruikmaken. Bij de toetsing van het voldoende dichte netwerk wordt aandacht geschonken aan:
a)
ontvangstinrichtingen voor huisvuil:
1)
bij overslaginstallaties of in havens;
2)
aan aanlegplaatsen voor passagiersschepen;
3)
bij ligplaatsen en sluizen;
b)
ontvangstinrichtingen voor slops en klein gevaarlijk scheepsafval in havens;
c)
ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater bij ligplaatsen van passagiersschepen waaraan de toestemming is verleend om meer dan vijftig personen te vervoeren;
een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en afval van lading, alsook een gedetailleerde beschrijving van het tariefsysteem, opgesplitst in de volgende deelstromen:
a)
olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval;
b)
afval van de lading;
c)
overig scheepsbedrijfsafval;
een beschrijving van de procedure voor het melden van vermeende tekortkomingen van ontvangstinrichtingen;
een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met alle actoren die betrokken zijn bij het gebruik en de uitbating van de ontvangstinrichtingen.

Artikel 5.2.11.5
Het plan, vermeld in artikel 5.2.11.4, voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading van de binnenvaart wordt behandeld als volgt:
de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders sturen een voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading per [beveiligde zending] naar de OVAM.
De OVAM onderzoekt het plan op volledigheid als vermeld in artikel 5.2.11.4, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.11.4;
binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval van de binnenvaart verleent OVAM daarover advies aan de minister;
de minister doet na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, uitspraak over het plan binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van de ontvangst van het voorstel van plan bij de OVAM;
de OVAM zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van die beslissing, die beslissing of een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerders. Het plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, vermeld in lid 1, is geldig voor een termijn van maximaal vijf jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet ter zake gemotiveerd zijn.
Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onmiddellijk meedelen aan de OVAM met een [beveiligde zending]. Op basis van de door de beheerder meegedeelde wijzigingen kan de OVAM binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling ervan beslissen dat het noodzakelijk is om een nieuw plan in te dienen. Een nieuw plan moet ingediend worden volgens de procedure, vermeld in het eerste lid. Bovendien kan de minister in geval van wijzigingen in de wetgeving of een herziening van het beleid, na advies van de OVAM, ambtshalve wijzigingen in het plan doorvoeren.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° en lid 2 gewijzigd bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.2.11.6
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is:
een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;
de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met een tekening of kaart;
een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;
een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;
een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;
een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangst- voorzieningen.

Artikel 5.2.11.7
De kosten voor de inname en verwijdering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval worden in eerste instantie betaald door de beheerders van de havens en de waterwegen. De beheerders kunnen die kosten verhalen op het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren vzw.
De beheerders van de havens en de waterwegen zijn verplicht om per kwartaal de volgende gegevens te rapporteren aan het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren vzw:
de totale hoeveelheid ingenomen en verwijderd olie- en vethoudend afval;
de totale inname- en verwijderingskosten voor de hoeveelheden, vermeld in 1°.

Onderafdeling 5.2.12 Gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.12 (art. 5.2.12.1 - art. 5.2.12.3) ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.12.1
Naast de gemeentelijke inzameling in het kader van de zorgplicht kan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon een inzameling van gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong opzetten onder de volgende voorwaarden:
de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong worden ingezameld op het privéterrein van eindverkopers die dierlijke en plantaardige vetten en oliën voor huishoudelijk gebruik te koop aanbieden;
de eindverkoper heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de organisator van de inzameling;
de ingezamelde hoeveelheden gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong staan in verhouding tot de te koop aangeboden hoeveelheden;
de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong worden opgeslagen zonder schade, hinder of verontreiniging aan mens, milieu of de directe omgeving;
er wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong;
de recipiënten waarin de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong ingezameld en getransporteerd worden, zijn technisch geschikt. De recipiënten worden in goede staat van werking gehouden;
de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong worden nuttig toegepast.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.2.12.2

§ 1

De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, houdt een register bij dat de volgende gegevens bevat:
de naam, het adres en het identificatienummer van de eindverkoper waar de inzameling heeft plaatsgevonden, van Belgische eindverkopers het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer;
de datum van de afvoer bij de eindverkoper;
de hoeveelheid in het Vlaamse Gewest ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong in kilogram;
als dat van toepassing is, de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of – makelaar die ingeschakeld wordt voor de inzameling, van Belgische inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer;
de verwerkings- of toepassingswijze van de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong: hergebruik, composteren, recyclage, sortering, andere voorbehandeling, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), storten;
de naam, het adres en het identificatienummer van de verwerker van de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong, van Belgische verwerkers het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer.
Het register wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens.
Het register wordt gedurende vijf jaar bijgehouden. Het register ligt ter inzage op de exploitatiezetel.
Als afvalstoffenregister kan een verzameling van handelsdocumenten als vermeld in artikel 12, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende de dierlijke bijproducten en afgeleide producten gebruikt worden.

§ 2

Van de plicht tot het bijhouden van een register als vermeld in paragraaf 1 kan worden afgeweken als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van de afgevoerde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong aan de toezichthoudende overheid online-inzagerecht geeft in zijn register, vermeld in onderafdeling 7.2.1, op voorwaarde dat de bepalingen van het online-inzagerecht zijn goedgekeurd door de OVAM.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.2.12.3

§ 1

De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, stelt voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
de hoeveelheid ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong;
de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliën van huishoudelijke oorsprong zijn verwerkt.
De OVAM kan voor de rapportage, vermeld in het eerste lid, een sjabloon en een formaat opleggen.

§ 2

De eindverkopers en de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, verstrekken op verzoek van OVAM alle aanvullende informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie en de controle van de inzameling.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Onderafdeling 5.2.13 Afvalolie

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.13 (art. 5.2.13.1) ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.13.1
Afvaloliën met uiteenlopende eigenschappen mogen niet worden gemengd met elkaar en met andere soorten afval of stoffen, als dat mengen een belemmering vormt voor de regeneratie ervan of voor andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.2.14 Afgedankte matrassen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.14 (art. 5.2.14.1 - art. 5.2.14.2) ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.14.1
Afgedankte matrassen worden droog ingezameld, opgeslagen en getransporteerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.2.14.2
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte matrassen inzamelt, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, behaalt de doelstellingen inzake hergebruik, recyclage en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.8.2. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.2.15 Gebruikte wegwerpluiers

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.15 (art. 5.2.15.1 - art. 2.15.4) ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.2.15.1
De gebruikte wegwerpluiers, inclusief urine, uitwerpselen en eventueel gebruikte vochtige doekjes, mogen gerecycleerd worden als het gaat om:
wegwerpluiers van kinderdagverblijven en groepsopvang;
wegwerpluiers van woonzorgcentra;
wegwerpluiers van huishoudens;
wegwerpluiers die onbruikbaar of onverkoopbaar zijn.
De volgende stromen mogen niet gerecycleerd worden:
gebruikte wegwerpluiers van ziekenhuizen;
gebruikte inlegkruisjes of gebruikt maandverband;
gebruikte wegwerpluiers van mensen die behandeld worden met cytostatica;
gebruikte wegwerpluiers die gecontamineerd zijn met radioactieve stoffen, gevaarlijk afval of bloed.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.15.2
De te recycleren materialen moeten selectief ingezameld worden. Er moet voldoende visuele controle mogelijk zijn.
De te recycleren materialen moeten bij inzameling in een geschikt recipiënt opgeslagen worden, die geur- en lekdicht is en handelingen op een hygiënische wijze toelaat.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.15.3
Het recyclageproces dat gebruikt wordt om wegwerpluiers te verwerken, moet minstens voldoen aan de eisen van het sterilisatieproces, vermeld in CMA/4/B.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 2.15.4

§ 1

De uitgaande stromen kunnen plastic, SAP, cellulose, slurry of andere uitgaande stromen zijn.

§ 2

De uitgaande stromen moeten voldoen aan de grenswaarden voor geneesmiddelen en hormonen, vermeld in bijlage 5.2.15.A, en aan de voorwaarden voor afwezigheid van pathogenen, vermeld in bijlage 5.2.15.B.
De uitgaande stromen moeten geregeld geanalyseerd worden op de aanwezige concentratie van geneesmiddelen, hormonen en pathogenen. Dat gebeurt minimaal bij ingebruikname van het recyclageproces, na zes maanden en na twaalf maanden. De procedure, vermeld in CMA/4/B en CMA/3/M, wordt daarbij gevolgd. Als de analyse van een teruggewonnen grondstof drie keer na elkaar voldoet aan de grenswaarde, wordt overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.

§ 3

De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten elke wijziging die invloed heeft op de samenstelling van de afvalstof steeds aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert melden.

§ 4

Als een of meer uitgaande stromen een grenswaarde overschrijden, moeten het bedrijf dat de recyclage uitvoert en de inzamelaar van de gebruikte wegwerpluiers de volgende acties ondernemen:
de oorzaak van overschrijding onderzoeken en de nodige aanpassingen aan het inputmateriaal of recyclageproces uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten hiertoe bijdragen door op verzoek van het bedrijf dat de recyclage uitvoert te onderzoeken of er bij hen een oorzaak voor de overschrijding is en de nodige aanpassingen uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. Het resultaat van dit onderzoek en de bijhorende aanpassingen worden overgemaakt aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert;
de toezichthouder binnen zeven kalenderdagen op de hoogte brengen van de overschrijding en de bijhorende maatregelen die uitgevoerd worden;
de stalen uit alle batchen van dezelfde materiaalstroom afzonderlijk testen vanaf de vorige controle waarbij de grenswaarde niet overschreden werd. De batchen die overschrijdingen vertonen of waarvoor geen stalen getest kunnen worden, moeten verwerkt worden volgens de afvalhandelingen, vermeld in paragraaf 6;
de uitgaande stromen waarvoor een overschrijding van de grenswaarde is vastgesteld, moet weer minstens om de zes maanden worden geanalyseerd. Na drie opeenvolgende gunstige zesmaandelijkse metingen van die materiaalstroom wordt opnieuw overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.

§ 5

Om een uitgaande stroom uit het recyclageproces als grondstof op de markt te brengen, moet altijd een grondstofverklaring verkregen worden conform de procedure, vermeld in afdeling 2.4.

§ 6

De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2, 3 en 4, zijn niet van toepassing op een uitgaande stroom die afgevoerd wordt voor:
een vergassings- of pyrolyse-installatie, waarbij de componenten chemisch worden omgezet;
vergisting waarvan het digestaat niet wordt toegepast als meststof of bodemverbeterend middel;
verbranding.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.2.16 Bepalingen over het beheer van gemengd bouw- en sloopafval

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.16 (art. 5.2.16.1 - art. 5.2.16.9) ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.1
Deze afdeling bevat de voorwaarden die vervuld moeten zijn bij het inzamelen, handelen en makelen, alsook het behandelen en verwerken van gemengd bouw- en sloopafval.
Deze afdeling is voor wat betreft het inzamelen, handelen en makelen niet van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
het bouw- en sloopafval komt vrij bij werkzaamheden uitgevoerd door een particulier;
het bouw- en sloopafval is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
het bouw- en sloopafval wordt ingezameld via de gemeentelijke kanalen voor het huishoudelijk afval;
voor de inzameling van het bouw- en sloopafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet;
Deze afdeling is niet van toepassing op het inzamelen, handelen en makelen en verwerken van bouw- en sloopafval dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten op andere wijze beheerd moet worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.2

§ 1

De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde inrichting die rechtstreeks van de afvalstoffenproducent gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt informeert de afvalstoffenproducent individueel en aantoonbaar over de fracties die gesorteerd en selectief moeten worden aangeboden [conform artikel 4.3.2, § 1 en dat] die nooit in een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval mogen worden aangeboden, tenzij aan de voorwaarden [van artikel 4.3.2, § 5] is voldaan.
Bewijsstukken over de effectieve informatieverstrekking per afvalstoffenproducent en de inhoud van de informatieverstrekking worden minstens 5 jaar bijgehouden.

§ 2

Het verspreiden van foutieve informatie aan de afvalstoffenproducenten over de sorteerplicht en het aanzetten tot het aanbieden van verplicht selectief aan te bieden fracties of afvalstoffen, inclusief bedrijfsrestafval, die niet onder de definitie vallen van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1., § 2.11°/1 in een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval is verboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 10, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 augustus 2024 (art. 35).

Artikel 5.2.16.3

§ 1

Er gebeurt een visuele controle op het conform artikel 4.3.2 gescheiden aanbieden van afvalstoffen door middel van een inspectie van de afvalstoffen die aan de oppervlakte van de recipiënt zichtbaar zijn wanneer dit in veilige omstandigheden kan gebeuren:
door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de door hem aangestelde vervoerder op het moment dat het gemengd bouw- en sloopafval wordt opgehaald bij de afvalstoffenproducent, vooraleer het afval op het voertuig wordt geladen;
door de vergunde verwerker, verwerker voor tussenopslag of inrichting vergund voor het sorteren, die rechtstreeks gemengd bouw- en sloopafval van een afvalstoffenproducent aanvaardt op het moment dat de container wordt aangeboden en voor het uitkippen op de site.

§ 2

Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen in de container voor gemengd bouw- en sloopafval waarvoor een nultolerantie met weigeringsplicht geldt, wordt het afval geweigerd en mag de inhoud van de recipiënt niet worden meegenomen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de door hem aangestelde vervoerder of niet worden aanvaard door de vergunde verwerker.
Voor volgende stromen geldt een nultolerantie met weigeringsplicht:
gevaarlijk afval;
AEEA;
KGA;
asbestcement, asbesthoudende en asbestverdachte materialen.
Er wordt een non-conformiteit opgemaakt zoals vermeld in artikel 5.2.16.5. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker brengt de afvalstoffenproducent op de hoogte van de non-conformiteit en van de weigering en vraagt aan de afvalstoffenproducent om de afvalstoffen waarvoor nultolerantie geldt uit de recipiënt te verwijderen en als afzonderlijke fracties aan te bieden.

§ 3

Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die volgens artikel 4.3.2 niet in aanmerking komen voor gemengde inzameling of die niet voldoen aan de definitie van bouw- en sloopafval, maar waarvoor geen nultolerantie met weigeringsplicht geldt zoals vermeld in paragraaf 2, dan maakt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker een non-conformiteit op zoals vermeld in artikel 5.2.16.5 en moet hij vervolgens:
ofwel het afval weigeren, dat wil zeggen de inhoud van de recipiënt niet meenemen of niet aanvaarden;
ofwel het afval meenemen of aanvaarden. Vervolgens moet hij het afval nasorteren conform artikelen 5.2.16.6 en 5.2.16.7.
Deze verplichtingen zijn ook van toepassing als er verpakkingen en inboedelafval worden waargenomen bij deze visuele controle, aangezien deze afvalstoffen expliciet zijn uitgesloten van de definitie bouw- en sloopafval in artikel 1.2.1 11°/1.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.4

§ 1

Een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval moet steeds afgevoerd worden naar een vergunde inrichting, waar het inzamelrecipiënt wordt geledigd en ook de ondoorzichtige zakken en bigbags worden geledigd. De exploitant doet vervolgens een visuele controle van de volledige inhoud van het inzamelrecipiënt op het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2.

§ 2

Als bij de visuele controle in de inrichting vergund voor het sorteren of tussenopslag voor sortering, afvalstoffen worden waargenomen die niet aan het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform art. 4.3.2 voldoen en die nog niet werden vastgesteld conform artikel 5.2.16.3, wordt er eveneens een non-conformiteit opgesteld overeenkomstig artikel 5.2.16.5.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.5

§ 1

Als bij de verschillende visuele controles afvalstoffen worden waargenomen die in overeenstemming met artikel 4.3.2 niet in het recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval mochten worden aangeboden, wordt er een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister waarin volgende elementen worden beschreven:
de datum van de non-conformiteit;
de naam, adres en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
de vermelding dat de recipiënt is geweigerd indien dat het geval is.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het register.
De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het non-conformiteitenregister en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde verwerker zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM, waarin overtreders in kaart worden gebracht.
De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
De afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit is vastgesteld, wordt uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de inrichting vergund voor het sorteren of de tussenopslag voor sortering. Alle elementen, vermeld in paragraaf 1, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2 niet heeft nageleefd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.6

§ 1

De inrichting voor tussenopslag doet enkel op- en overslag en voert geen behandeling uit op de opgeslagen fracties bouw- en sloopafval.
De inrichting voor tussenopslag moet kunnen aantonen dat de opgeslagen partijen gemengd bouw- en sloopafval voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd.
De minister kan de bepalingen waaraan de inrichting voor tussenopslag moet voldoen verder bepalen in een kwaliteitsborgingssysteem in overeenstemming met art. 5.2.16.9.

§ 2

Bij vergunde verwerkers die zowel gemengd bouw- en sloopafval uitsorteren, alsook bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1. § 2.11°/1, worden deze stromen steeds via aparte te verwerken batchen uitgesorteerd. Het gelijktijdig behandelen op één sorteerlijn van gemengd bouw- en sloopafval en bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval is verboden.
De vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval sorteert of verwerkt moet de werking van zijn inrichting specifiek afstemmen op de te verwerken fracties.

§ 3

Het verkleinen van stukken afval, voorafgaand aan een proces van nasortering, is alleen toegestaan indien dit gevolgd wordt door het gebruik van een geautomatiseerde sorteerlijn die erop gericht is de fracties uitgebreid na te sorteren zodat voldaan wordt aan artikel 5.2.16.7 § 1.
Het verkleinen voorafgaand aan het gebruik van de sorteerlijn is enkel toegestaan als dat de effectiviteit van het sorteerproces aantoonbaar ten goede komt en ervoor zorgt dat er bij de nasortering meer recycleerbaar materiaal uitgehaald wordt.
De verkleining moet voorafgaand aan de sorteerlijn beperkt worden tot stukken afval die zonder verkleining niet door een sorteerlijn verwerkt kunnen worden. De allergrootste stukken afval en gevaarlijk afval moeten voorafgaand aan het verkleinen nog maximaal door een kraan of handmatig worden uitgesorteerd. Het is verboden om te verkleinen alleen om de bepalingen rond stukgrootte vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1, punt 1° makkelijker te behalen. Als er nog verkleind wordt na het sorteerproces, moet een controle van de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7 § 1, nog mogelijk zijn voorafgaand aan dat verkleiningsproces en gelden de voorschriften omtrent de hoeveelheden ook voorafgaand aan dat verkleiningsproces.
Als er een nasortering gebeurt, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op het gemengd bouw- en sloopafval dat de laatste stap van het sorteerproces heeft ondergaan alvorens het afval naar verbranding of storten wordt afgevoerd. Degene die een nasortering verricht, kan duidelijk aantonen hoe het sorteerproces in elkaar zit, wat de laatste stap is en welk afval op de site al alle stappen heeft ondergaan. Als dat niet kan, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op al het afval dat aanwezig is op de site.

§ 4

De uitgesorteerde fracties worden gescheiden van elkaar opgeslagen.

§ 5

De uitgesorteerde fracties moeten worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage.
Wanneer deze uitgesorteerde fracties niet voldoen aan de acceptatiecriteria van diegene die afvalstoffen recycleert moeten deze afgevoerd worden naar een vergunde inrichting die deze fracties verder kan bewerken zodat ze wel in aanmerking komen voor hergebruik of materiaalrecyclage.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.7
Elke willekeurige partij van 10 m3 gemengd bouw- en sloopafval ongeacht de dichtheid, die al dan niet na verdere uitsortering wordt aangeboden voor verbranden, storten of reinigen, mag maximaal samengesteld zijn uit:
a)
maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
b)
maximum dertig liter samen verpakt papier en karton;
c)
maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2 met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn;
d)
maximum dertig liter samen verpakt houtafval;
e)
maximum drie stukken groenafval met een lengte van meer dan 0,5 m;
f)
maximum zestig liter samen verpakt groenafval;
g)
maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
h)
maximum drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2;
i)
maximum drie stukken inert puin met een oppervlakte van meer dan 0,5m2;
j)
maximum zestig liter inert puinafval;
k)
maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 30 liter;
l)
maximum drie stukken EPS en recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
m)
maximum vijftig stukken PMD;
n)
nul afvalbanden;
o)
nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, asbestcement en asbesthoudende en asbestverdachte materialen;
p)
nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm;
q)
nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm;
r)
nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5m2.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.8
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van gemengd bouw- en sloopafval of de vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt, kan te allen tijde de nodige bewijsstukken voorleggen die aantonen dat hij voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in deze afdeling. Die bewijsstukken worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van gemengd bouw- en sloopafval of vergunde verwerkers kunnen samenwerken om aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling te voldoen. In dat geval wordt contractueel vastgelegd:
voor welke vrachten gemengd bouw- en sloopafval de samenwerking geldt;
welke actor de verantwoordelijkheid neemt voor welke verplichting, vermeld in deze afdeling, waarbij alle verplichtingen in de contracten worden opgenomen.
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in deze afdeling en overtreden ze elk afzonderlijk het verbrandingsverbod en stortverbod, vermeld in artikel 4.5.2 en 4.5.1, als ze gemengd bouw- en sloopafval aanleveren voor verbranding of storten of gemengd bouw- en sloopafval verbranden of storten dat niet overeenkomstig afdeling 5.2.16 is beheerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Artikel 5.2.16.9
De minister werkt de voorwaarden uit voor een intern kwaliteitsborgingsysteem voor inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken en waar relevant ook voor inrichtingen voor tussenopslag.
Als de minister deze bepalingen vaststelt, moeten alle inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken binnen de door de minister vastgestelde termijn beschikken en werken volgens een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingsysteem dat aan deze voorwaarden voldoet.
Deze kwaliteitsborging moet de tracering van de in- en uitgaande stromen garanderen en de kwaliteit van de bekomen fracties na verwerking monitoren zodat voldaan is aan onderafdeling 5.2.16 en er een continue optimalisatie is van de sorteerprocessen en het rendement van de sortering. Het kwaliteitsborgingsysteem is er op gericht dat maatregelen worden genomen om het sorteer(zeef)residu van gemengd bouw- en sloopafval dat bekomen wordt na het uitsorteren van het gemengd bouw- en sloopafval tot het minimum te beperken en de uitgesorteerde fracties die worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage te maximaliseren. Dit kan door een strikt acceptatiebeleid of door de gebruikte sorteertechnieken aan te passen.
De kwaliteitsborging bevat bepalingen over:
de vereisten inzake aard en samenstelling van de geaccepteerde stromen, de registratie van de geaccepteerde en geweigerde vrachten, het acceptatiebeleid en de opmaak en terugkoppeling van non-conformiteiten overeenkomstig artikel 5.2.16.5;
het voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd;
de indeling in te verwerken batchen en de minimale vereisten waaraan het behandelen moet voldoen. Het omvat een beschrijving van het productieproces en hoe de geaccepteerde stromen kunnen verwerkt worden zodat voldaan is aan de bepalingen van deze onderafdeling;
de opvolging van de correcte afvoer van de verschillende uitgesorteerde fracties in functie van hergebruik en materiaalrecyclage en van de correcte afvoer van de fijne en grove fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval;
het monitoren van de massabalans en van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval, zoals bepaald in paragraaf 2 van dit artikel;
niet-conformiteiten in kader van de kwaliteitsborging en, indien van toepassing, de opvolging van de remediërende acties om de kwaliteit van de uitgesorteerde fracties te verbeteren en de effectiviteit van de sortering te verbeteren zoals de aanpassing of optimalisatie van de sorteertechnieken, het aanscherpen van het acceptatiebeleid en soortgelijke acties.
De minister kan de methode bepalen voor de bepaling van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte van een aantal recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval. De minister kan tevens bepalen wanneer maatregelen genomen moeten worden om de effectiviteit van de sortering te verbeteren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).

Afdeling 5.3 Bepalingen over het beheer van specifieke materialen die geen afvalstof zijn

Onderafdeling 5.3.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.3.1.1
Deze afdeling bevat de voorwaarden die moeten zijn vervuld bij het gebruik van grondstoffen.

Artikel 5.3.1.2
Als de gebruiksvoorwaarden, vermeld in deze afdeling, niet worden gerespecteerd of als de grondstoffen niet worden gebruikt voor de in de grondstofverklaring opgenomen toepassing, worden de betreffende materialen beschouwd als afvalstoffen.
De grondstoffen blijven ook tijdens het transport en gedurende de tussentijdse opslag met het oog op het effectieve gebruik grondstoffen.

Onderafdeling 5.3.2 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als meststof of bodemverbeterend middel

Artikel 5.3.2.1
Bij het gebruik van grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, [...] mag de dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet worden overschreden. Als er meer dan één grondstof [...] wordt gebruikt, mag de som van de toegevoegde individuele verontreinigingen de maximaal toelaatbare dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet overschrijden.
Voor grondstoffen, gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel, moet de dosering van de grondstof gebaseerd zijn op de landbouwkundige vereisten en op de landbouwkundige eigenschappen van de meststof of het bodemverbeterend middel zonder de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.C, te overschrijden. De grondstof wordt opgevolgd door de bevoegde autoriteit of de erkende keuringsinstantie.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.3.2.2
In het kader van een driejarig teeltplan mag om de drie jaar het drievoud gebruikt worden van de dosis, berekend op basis van de samenstelling en de gebruiksvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.1.C.

Artikel 5.3.2.3
Bij het gebruik van compost en eindmaterialen van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen voor de heraanleg van de [bouwvoor] voor groenvoorzieningen, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken mag een veelvoud van de maximaal toelaatbare bodemdosering gebruikt worden, berekend op het aantal jaar dat geldt als normale levensduur van de heraangelegde bouwvoor.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 40 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 5.3.2.4
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is alleen toegelaten als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de concentraties in de bodem, bepaald volgens [punt 4 en 5] van bijlage 2.3.1.D, overschrijden voor geen enkel metaal de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.E;
de bodem bezit een pH-waarde die hoger is dan 6;
bij de toepassing op grasland of akkerland wordt injectie in de bodem toegepast of wordt het behandeld zuiveringsslib onmiddellijk ondergeploegd.
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is verboden:
op weideland dat wordt beweid of op velden voor de teelt van voedergewassen als die voedergewassen worden geoogst vóór het verstrijken van een wachttermijn van ten minste zes weken;
op groente- en fruitaanplant gedurende de groeiperiode, met uitzondering van de aanplant van fruitbomen;
op bodems die bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van tien maanden, voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf;
in gebieden die volgens de vigerende plannen van aanleg overeenstemmen met een van de bestemmingen, opgesomd onder bestemmingstype I van het VLAREBO, in stadstuinen en op alle verstedelijkte plaatsen die toegankelijk zijn voor publiek.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.3.3 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als bouwstoffen

Artikel 5.3.3.1
De voorwaarden voor gebruik van grondstoffen als bouwstoffen zijn, voor zover dat van toepassing is, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 55 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.3.3.2
In afwijking van artikel 5.3.1.2, tweede lid, worden gerecycleerde granulaten rechtstreeks en zonder tussenopslag afgevoerd naar de aanwendingslocatie, tenzij voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in het eenheidsreglement.

Artikel 5.3.3.3
Puin, verkregen bij selectieve bouw- en sloopactiviteiten door particulieren zonder tussenkomst van een bedrijf of aannemer, kan alleen als grondstof in toepassingen van minder dan 100 ton worden gebruikt. Artikel 2.2.3. is in dat geval niet van toepassing.

Artikel 5.3.3.4
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 61 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 56 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 36, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 2 ingevoegd bij art. 36, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 5.3.3.5

§ 1

De bouwstof moet bij het gebruik een bouwtechnische functie vervullen. Bij het gebruik van de bouwstof op of in de bodem moet de bouwstof duidelijk visueel en planmatig te onderscheiden zijn van de bodem.

§ 2

Het gebruik van een niet-vormgegeven bouwstof moet gebeuren volgens de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik, vermeld in artikel 171 van het VLAREBO, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring of in de afleveringsbon in het geval van gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement.

§ 3

Bouwstoffen komen niet in aanmerking voor het ophogen van terreinen en het aanvullen van bouwputten, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring.
Bouwstoffen die gebruikt worden in tijdelijke werfconstructies voor het toegankelijk maken of het inrichten van de werf moeten worden verwijderd voor de oplevering van de werken als ze hun functie hebben vervuld, tenzij ze binnen de werf als bouwstoffen kunnen gebruikt worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vervangen bij art. 61 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.4

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.4 (art. 5.3.4.1 - art. 5.3.4.7) opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 5.3.4.2
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 5.3.4.3.
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 5.3.4.4
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 5.3.4.5
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 5.3.4.6
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 104 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 5.3.4.7
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Onderafdeling 5.3.5

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.5 (art. 5.3.5.1) opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.5.1
[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.6 Voorwaarden voor het gebruik van rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden als instrooimateriaal in kunstgrasvelden

Artikel 5.3.6.1
Rubbergranulaat dat afkomstig is van de recyclage van afvalbanden mag als instrooimateriaal worden gebruikt in kunstgrasvelden onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling.

Artikel 5.3.6.2
De kunstgrasvelden moeten worden aangelegd op een onderlaag die duidelijk herkenbaar gescheiden wordt van de onderliggende bodem die van nature aanwezig is. Het kunstgrasveld en de onderlaag worden zo ontworpen dat de uitloging van schadelijke stoffen in de bodem maximaal wordt voorkomen. De minister kan normen vastleggen voor de uitloging van schadelijke stoffen uit het kunstgrasveld en de onderlaag. De minister kan ook termijnen vastleggen waarbinnen bestaande kunstgrasvelden moeten voldoen aan de uitlogingsnormen.

Artikel 5.3.6.3
De kunstgrasvelden, ingestrooid met rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden, moeten altijd vrij van rottend plantenafval worden gehouden.
Het rubbergranulaat dat verspreid raakt in de omgeving rond het kunstgrasveld, moet regelmatig worden opgeveegd en opgeruimd.

Artikel 5.3.6.4
Bij vervanging van de kunstgrasmat moet worden gecontroleerd of de onderlaag nog een compacte structuur heeft. Scheurvormingen of onregelmatigheden moeten hersteld worden.
De onderlaag moet worden vervangen wanneer de belasting met schadelijke stoffen te hoog is. De minister kan hiervoor normen vastleggen
Bij afdanking van de kunstgrasvelden moeten alle componenten waaronder het rubbergranulaat, de kunstgras-matten en de onderlaag afgevoerd worden naar inrichtingen die vergund zijn voor de verwerking van dergelijke afvalstoffen.

Onderafdeling 5.3.7 Voorwaarden voor het gebruik van afvalbanden als afdekmateriaal op voedersilo?s

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.7 (art. 5.3.7.1.) ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Artikel 5.3.7.1
Afvalbanden mogen worden gebruikt als afdekmateriaal op voedersilo’s onder de volgende voorwaarden :
het aantal silobanden dat aanwezig is op een landbouwbedrijf, moet in verhouding staan tot het aantal banden dat nodig is om de voedersilo’s van dat bedrijf af te dekken;
als de banden op een bepaald moment niet gebruikt worden als afdekmateriaal op de voedersilo’s, moeten ze ordelijk worden gestapeld op een vloeistofdichte vloer.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).

Onderafdeling 5.3.8 Voorwaarden voor het beheer van kabels en leidingen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.8 (art. 5.3.8.1 - art. 5.3.8.3) ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.1
Deze onderafdeling is van toepassing op alle infrastructuur die bestemd is voor de transit, het transport, de transmissie of de distributie van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie of informatie, hierna genoemd kabels en leidingen, die zich bevinden onder, op of boven het openbaar domein. [Ze geldt evenwel niet als de kabels of leidingen deel uitmaken van een ingedeelde inrichting of activiteit zoals vermeld in artikel 5.1.1, 8°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]. Ze geldt eveneens niet voor vervoersinstallaties die vallen onder de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere, door middel van leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 105 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).

Artikel 5.3.8.2
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen neemt de kabel- en leidingbeheerder die een kabel of leiding definitief buiten dienst stelt volgens afnemende prioriteit, de volgende initiatieven voor het beheer van die kabel of leiding:
ze hergebruikt de kabel of leiding of delen ervan voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, eventueel op een andere locatie;
ze hergebruikt de onderscheiden stoffen of materialen waaruit die kabel of leiding bestaat;
ze neemt de kabel of leiding weg die zichtbaar is in de opgebroken sleuf en beheert ze vervolgens volgens de regels die gelden voor het beheer van afvalstoffen;
ze laat de kabel of leiding ter plaatse nadat ze alle nodige maatregelen heeft genomen om schade en verontreiniging ten gevolge van de kabel of leiding of de aanwezigheid ervan te voorkomen;
ze neemt de kabels en leidingen weg wanneer geen van de vorige initiatieven aangewezen is.
Het bepalen van de te nemen maatregelen en de uitvoering ervan gebeurt met toepassing van de best beschikbare technieken. Daarbij houdt men in het bijzonder rekening met de gevaarseigenschappen van de kabels en leidingen of van de stoffen of materialen waaruit ze bestaan, zowel in eigen beheer als in de onmiddellijke nabijheid.
De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd. De termijn mag, als de kabels en leidingen overeenkomstig het eerste lid, 3° en 5° weggenomen worden, niet meer dan 36 maanden bedragen na het definitief buiten dienst stellen van de kabel of leiding, tenzij de openbaar domeinbeheerder verzoekt de termijn te verlengen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 5.3.8.3
Kabels en leidingen die met toepassing van artikel 5.3.8.2, eerste lid, 4°, ter plaatse worden gelaten, worden geïnventariseerd overeenkomstig het KLIP-decreet van 14 maart 2008.
De kabel- en leidingbeheerder blijft verantwoordelijk voor het beheer van die kabels en leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.3.9 Voorwaarden voor het verstoken van gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.9 (art. 5.3.9.1) ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.9.1
Gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal mogen verstookt worden als aan al de volgende criteria voldaan wordt:
de dierlijke vetten ontstaan in een conform verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 erkende verwerkingsinstallatie;
de verbrandingsinstallatie waarin de dierlijke vetten als brandstof verstookt of verbrand worden, is vergund en erkend voor het verstoken of het verbranden van dierlijke vetten;
voor de gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal werd conform artikel 4.5.3 van dit besluit een afwijking op het verbrandingsverbod verkregen.
In dit artikel wordt verstaan onder:
categorie 1-materiaal: categorie 1-materiaal als vermeld in artikel 8 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;
categorie 2-materiaal: categorie 2-materiaal als vermeld in artikel 9 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 5.3.10 Voorwaarden voor het gebruik van boerderijcompost als meststof of als bodemverbeterend middel

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.10 (art. 5.3.10.1) ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.10.1
Artikel 2.3.1.3./2, § 2 is niet van toepassing op boerderijcompost verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden, en de boerderijcompost vervolgens op de bedrijfseigen landbouwgronden wordt gebruikt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.11 Voorwaarden voor het gebruik van draagtassen voor eenmalig gebruik

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.11 (art. 5.3.11.1 - art. 5.3.11.2) ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.11.1
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankoop in de detailhandel. De bijdrage per draagtas moet zichtbaar worden gemaakt aan de consument. Onder detailhandel moet worden verstaan elk verkooppunt en elke vorm van verkoop aan consumenten, al dan niet overdekt.
De minister kan op het verbod, vermeld in het eerste lid, uitzonderingen met een vastgelegde duurtijd voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiëne, behandeling of veiligheid van bepaalde producten of vormen van verkoop wanneer er geen gepaste alternatieven beschikbaar zijn. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de draagtassen, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 5.3.11.2
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot zes maanden na de inwerkingtreding van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 5.3.12 Voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.12 (art. 5.3.12.1 - art. 5.3.12.3) ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Artikel 5.3.12.1
Vanaf 15 juni 2023 is het serveren van drank in recipiënten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, met uitzondering van petflessen en blikjes als de eventorganisator daarvoor in een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 95 % van die eenmalige recipiënten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
Voor evenementen, vermeld in het eerste lid, georganiseerd in 2023 kan de minister uitzonderingen voorzien als de eventorganisator kan aantonen dat ondanks tijdige en behoorlijke inspanningen voor een bepaald evenement er onvoldoende capaciteit aan herbruikbare recipiënten en/of wasfaciliteiten beschikbaar is.
De uitzondering, vermeld in het eerste lid, vervalt vanaf 1 januari [2030].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 20 december 2024 (BS 27 december 2024 (ed. 2)).

Artikel 5.3.12.2
Vanaf 1 januari 2020 is het voor Vlaamse overheden en lokale besturen in hun eigen werking en door hen georganiseerde evenementen verboden drank te serveren in recipiënten voor eenmalig gebruik. Vanaf 1 januari 2022 is dit verbod ook van toepassing op het aanbieden van bereide voedingsmiddelen in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).

Artikel 5.3.12.3
De minister kan uitzonderingen voorzien op [artikel 5.3.12.1, 5.3.12.2 en 5.3.12.2/1] als het verbod in kwestie voor bepaalde types cateringmateriaal in bepaalde toepassingen niet zal leiden tot milieuwinst.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.3.12.4
Bij het gebruik van herbruikbare recipiënten en herbruikbaar cateringmateriaal, met uitzondering van recipiënten uit glas en porselein, is het verplicht om in een systeem te voorzien dat garandeert dat minstens 90 % van deze recipiënten en dit cateringmateriaal wordt ingezameld voor hergebruik. Bij evenementen is dit de verantwoordelijkheid van de eventorganisator.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.3.13 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.13 (art. 5.3.13.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.13.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen afvalzakken die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2021.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in afvalzakken is vastgelegd op:
80 % vanaf 1 januari 2021, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen;
100 % vanaf 1 januari 2025, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen.
[Het verbod is niet van toepassing op de treklinten van de afvalzak die dienen om de afvalzak te sluiten.]
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen dient het gedeclareerde gehalte gerecycleerde kunststoffen bewezen te worden door een gecertificeerd management systeem (zoals QA-CER of gelijkwaardig) dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die oorsprong en gehalte gerecycleerde kunststoffen in de zakken garandeert.

§ 2

Op het verbod vermeld in § 1 gelden volgende uitzonderingen:
biodegradeerbare afvalzakken bestemd voor groen- of gft-afval;
afvalzakken bestemd voor risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.3, en afvalzakken bestemd voor niet-risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.5;
afvalzakken bestemd voor asbesthoudende materialen;
afvalzakken bestemd voor bouwpuin.
De minister kan bijkomende uitzonderingen voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiëne of veiligheid. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de afvalzakken, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.

§ 3

Het gebruik van kunststoffen afvalzakken zonder gerecycleerde kunststoffen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot maximaal 6 maanden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.3.13.2
Onverminderd de bepaling in art. 5.3.13.1, is het vanaf 1 januari 2022 verboden voor afvalstoffenproducenten om niet-transparante afvalzakken te gebruiken bij het aanbieden van bedrijfsrestafval in containers. Tot 1 januari 2023 geldt dit verbod enkel voor afvalzakken met een inhoud groter dan 60 liter, daarna voor alle afvalzakken.
[Het eerste lid geldt niet voor afvalzakken die gebruikt worden op schepen en niet voor afvalzakken die gebruikt worden voor risicohoudend of niet-risicohoudend medisch afval.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.3.14 Voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.14 (art. 5.3.14.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.14.1
Het is verboden om stickers te gebruiken op groenten en fruit, tenzij de stickers industrieel composteerbaar of thuiscomposteerbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.15 Voorwaarden voor het gebruik van houtsnippers als bodembedekker

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.15 (art. 5.3.15.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.15.1

§ 1

Het gebruiken van houtsnippers als bodembedekker buiten landbouwgebieden is alleen toegelaten als de houtsnippers geproduceerd zijn uit:
hout en schors die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten;
houtresten en schors, die afkomstig zijn van de eerste bewerking van boomstammen, die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten.

§ 2

De bodembedekker mag niet worden geproduceerd uit:
gras, bladeren, naalden en haagscheersel;
houtafval dat afkomstig is van bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie.

§ 3

Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.16 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.16 (art. 5.3.16.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.16.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in het compostvak of compostbak garandeert.

§ 2

Het verbod, vermeld in paragraaf 1, geldt niet voor de bewegende delen van de compostbak of het compostvat.

§ 3

Bestaande compostbakken en compostvaten die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen compostbakken en compostvaten uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.17 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.17 (art. 5.3.17.1) ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.17.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
50 % vanaf 1 januari 2024, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen;
80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de rolcontainer voor afval garandeert.

§ 2

Het verbod, vermeld in paragraaf 1, is alleen geldig voor de romp van de rolcontainer voor afval en niet voor het deksel, het onderstel en de wielen.

§ 3

Bestaande kunststoffen rolcontainers voor afval die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen rolcontainers voor afval uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.18 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays.

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.18 (art. 5.3.18.1) ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.18.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die gebruikt worden voor het opkweken van bloemen en planten, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
80 % vanaf 1 januari 2024, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen;
100 % vanaf 1 januari 2026, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kweekpotten, kweektrays en plantentrays garandeert.

§ 2

Kweekpotten, plantentrays en kweektrays die als verpakking worden ingezet, vallen niet onder het verbod.
Bestaande kweekpotten, plantentrays en kweektrays die voor een eerste keer in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen kweekpotten, plantentrays en kweektrays uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.19 Voorwaarden voor het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.19 (art. 5.3.19.1) ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.19.1

§ 1

Het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte, waarbij de kunststofonderdelen niet geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststofonderdelen van het meubilair garandeert.

§ 2

Verbindingselementen in kunststof die bestemd zijn om de verschillende onderdelen van het meubilair met elkaar te verbinden tot één structureel geheel, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.

§ 3

Bestaand meubilair met kunststoffen onderdelen voor de openbare buitenruimte dat al in gebruik genomen is voor 1 januari 2024, valt niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Meubilair met kunststoffen onderdelen uit bestaande voorraden dat aangekocht is voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mag nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.20 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen geluidsschermen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.20 (art. 5.3.20.1) ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.20.1

§ 1

Het gebruik van niet-transparante kunststoffen geluidsschermen voor buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die de foorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen geluidsschermen garandeert.

§ 2

Bestaande kunststoffen geluidsschermen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen geluidsschermen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.21 Voorwaarden voor het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.21 (art. 5.3.21.1) ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.21.1

§ 1

Het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2027.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 20 % vanaf 1 januari 2027.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen buizen voor de afvoer van regenwater en afvalwater garandeert.

§ 2

Bestaande drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de overheid, die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.22 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.22 (art. 5.3.22.1) ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.22.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
50 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
100 % vanaf 1 januari 2028, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen garandeert.

§ 2

Bestaande kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 5.3.23 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen raamsystemen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.23 (art. 5.3.23.1) ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.23.1

§ 1

Het gebruik van kunststoffen raamsystemen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet gedeeltelijk geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
De kunststoffen raamsystemen moeten gemiddeld over de totale hoeveelheid kunststoffen in het raamsysteem, voor minimaal 30 % uit gerecycleerde kunststoffen bestaan vanaf 1 januari 2026.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen raamprofielen garandeert.

§ 3

Bestaande kunststoffen raamsystemen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen raamsystemen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 5.4 Bepalingen over het beheer van asbesthoudende materialen

Wetshistoriek
Afdeling 5.4 (art. 5.4.1 - art. 5.4.15) ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 augustus 2021, met uitzondering van de artikelen 5.4.3 tot en met 5.4.12 die in werking treden op 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022) en artikel 5.4.15 dat in werking treedt op 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).

Artikel 5.4.1

De OVAM stelt het inspectieprotocol asbestinventarisatie op, vastgesteld door de minister. Het inspectieprotocol asbestinventarisatie bevat de standaardprocedure die gecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie moeten volgen om op een correcte manier een geldige asbestinventaris op te maken.
Het inspectieprotocol asbestinventarisatie regelt minstens:
de richtlijnen voor de afbakening van [het te inventariseren inspectiegebied] en de eventuele inspectiebeperkingen;
de inspanningsverplichtingen voor de asbestdeskundige [inventarisatie];
de richtlijnen voor monstername;
de richtlijnen voor de invoer van inspectiegegevens in de databank asbestinventarisatie;
de risico-evaluatie om een uitspraak te doen over [de asbesthoudende materialen en] de asbestveiligheid;
de richtlijnen voor het formuleren van adviezen over [het veilige beheer en het veilig verwijderen van de asbesthoudende materialen];
de modaliteiten van de aflevering, raadpleging en ontsluiting van een asbestinventarisattest [, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen] via de databank asbestinventarisatie;
de voorwaarden waaronder de geldigheidsduur van het asbestinventarisattest [, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen] verkort kan worden, vermeld in artikel 5.4.16, eerste lid;
[de voorschriften en de modaliteiten voor de opmaak van de asbestinventaris, de asbestinventaris gemene delen en de asbestinventaris gemeenschappelijk gebruikte delen;]
10°
de voorschriften en modaliteiten voor het opmaken van een asbestinventaris per gebouw, per gebouweenheid [en per wooneenheid] [...];
11°
de richtlijnen voor de afbakening en het bepalen van de som van de grondoppervlaktes, vermeld in artikel 5.4.2;
12°
de verdere inhoud van het asbestinventarisattest[, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 2:
1° gewijzigd bij art. 76, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2° gewijzigd bij art. 76, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
5° gewijzigd bij art. 76, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
6° gewijzigd bij art. 76, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7° gewijzigd bij art. 19, 1° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
8° gewijzigd bij art. 19, 2° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
9° vervangen bij art. 19, 3° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
10° gewijzigd bij art. 19, 4° en 5° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
12° gewijzigd bij art. 19, 6° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2)).
Voorgeschiedenis
Lid 2, 9° gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 5.4.2

De eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar hoeft niet te beschikken over een geldig asbestinventarisattest als de grondoppervlakte van die constructie kleiner is dan 20 m2. [Als meerdere toegankelijke constructies met risicobouwjaar aanwezig zijn, moet de som van de grondoppervlaktes kleiner dan 20 m2 zijn.] Onder grondoppervlakte wordt verstaan: de loodrechte, horizontale projectie op het maaiveld van het dak gemeten aan de buitenzijden.
[In afwijking van het eerste lid moet een eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar met een grondoppervlakte kleiner dan 20 m2, die deel uitmaakt van een grotere toegankelijke constructie met een grondoppervlakte gelijk aan of groter dan 20 m2, beschikken over een asbestinventarisattest.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 77, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.3

Om als certificatie-instelling asbest erkend te worden en de erkenning te behouden, voldoet de organisatie aan de volgende voorwaarden:
de organisatie is opgericht in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zonder winstoogmerk;
de effectieve leden, de bestuurders, hun vaste vertegenwoordigers en de personen die de organisatie kunnen verbinden, oefenen geen actieve opdracht of mandaat uit voor een bedrijf met asbestactiviteiten, meer bepaald activiteiten inzake expertise en begeleiding, inzake asbestinventarisatie, -beheer, -verwijdering en -analyse;
de effectieve leden, de bestuurders, hun vaste vertegenwoordigers en de personen die de organisatie kunnen verbinden, beschikken over burgerlijke en politieke rechten en hebben de laatste vijf jaar voor de aanvraagdatum tot erkenning geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor overtredingen van de milieu- of arbeidswetgeving met betrekking tot asbest in een lidstaat van de Europese Unie;
de organisatie is niet bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de rechtspersoon in kwestie in ernstige mate aantast;
de organisatie beschikt over een interne, onafhankelijke beroepscommissie;
[de organisatie beschikt over een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten certificaathouders. Aangesloten certificaathouders zijn de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12;]
de organisatie beschikt over en werkt volgens een intern kwaliteitshandboek [met bijbehorende stukken,] dat alle procedures beschrijft van de werking en taken die onder de erkenning vallen [en de manier om deze correct en kwaliteitsvol uit te voeren, inclusief klachtenprocedure met klachtenregister omtrent de werking van de organisatie in het kader van het kwaliteitsbeheersysteem];
de organisatie beschikt over een digitaal informatiebeheersysteem dat een eenvoudige informatie-uitwisseling mogelijk maakt met de OVAM voor de procedures beschreven in het kwaliteitshandboek. Dat omvat onder meer een actueel gegevensbeheer van de geldige, geschorste of opgeheven certificaten;
de organisatie kan een beroep doen op voldoende, gekwalificeerde auditeurs voor de controle op aangesloten [persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12]. [Onder gekwalificeerde auditeur wordt verstaan iemand die:
a)
zelf een geldig persoonscertificaat als asbestdeskundige inventarisatie heeft;
b)
ervaring heeft als auditeur of daarvoor een opleiding heeft gevolgd;
c)
kennis heeft van de beoordelingsrichtlijnen voor de audits van de certificaathouders, zoals beschreven in het certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest;
d)
relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
e)
ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters;
]
10°
de organisatie kan een beroep doen op voldoende, gekwalificeerde lesgevers en de faciliteiten voor het geven van de verplichte opleiding aan kandidaat asbestdeskundigen inventarisatie. [Onder gekwalificeerde lesgever wordt verstaan iemand die:
a)
beschikt over ervaring met lesgeven;
b)
relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
c)
ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters;
d)
geslaagd is voor het eindexamen, vermeld in artikel 5.4.10, dat de eindcompetenties toetst;
e)
de opleiding voor de lesgevers bij de OVAM gevolgd heeft;
f)
de jaarlijkse bijscholing voor lesgevers volgt bij de OVAM;
]
11°
de organisatie kan een beroep doen op de faciliteiten voor het organiseren van het verplichte praktijkgedeelte binnen de verplichte opleiding aan kandidaat-asbestdeskundigen inventarisatie;
12°
de organisatie beschikt over een verzekeringspolis beroepsaansprakelijkheid voor kosten die voortvloeien uit haar werking als certificatie-instelling asbest;
13°
de organisatie werkt onder strikte geheimhouding naar derden uitgezonderd de toezichthoudende overheden;
14°
de organisatie voert de toegewezen taken objectief, onafhankelijk en onpartijdig uit en verstrekt de juiste informatie over de geldende wettelijke bepalingen.
De certificatie-instelling asbest meldt elke wijziging waardoor ze niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk aan de OVAM.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement. Het certificatiereglement bepaalt minstens de vereisten voor het gegevensbeheer en het digitaal informatiebeheerssysteem van een certificatie-instelling asbest, de modaliteiten van de werking van een interne beroepscommissie van een certificatie-instelling asbest, de modaliteiten van een intern kwaliteitshandboek van een certificatie-instelling asbest, de voorwaarden voor de organisatie van een eerstelijns digitale en telefonische helpdesk door een certificatie-instelling asbest.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1:
6° vervangen bij art. 78, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7° gewijzigd bij art. 78, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 12 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
9° gewijzigd bij art. 78, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
10° gewijzigd bij art. 78, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.4

§ 1

De aanvraag om erkend te worden als certificatie-instelling asbest [gebeurt met een aanvraagformulier, waarvan het model bepaald wordt door de minister en] bevat:
de statuten van de organisatie;
een kopie van het intern kwaliteitshandboek dat alle procedures beschrijft van de werking en taken die onder de erkenning vallen;
een door de bestuurders ondertekende organisatiebeschrijving met:
a)
de namen en functies van de personen die de organisatie kunnen verbinden;
b)
een door de bestuurders ondertekende verklaring op eer dat de organisatie voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3;
een recent attest waaruit blijkt dat de organisatie aan haar sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft;
een bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 9.2.2.

§ 2

De erkenningsaanvraag als certificatie-instelling asbest wordt behandeld als volgt:
de aanvraag om erkend te worden, wordt met een beveiligde zending gericht aan de OVAM;
de OVAM onderzoekt de aanvraag om erkend te worden, vermeld in punt 1°, op haar volledigheid overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1:
a)
als de aanvraag onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag daarvan door de OVAM schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de documenten en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen. Een nieuwe termijn van dertig kalenderdagen begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van de ontbrekende documenten en gegevens of de nadere toelichting om de aanvraag onvolledig te bevinden;
b)
als de aanvraag volledig wordt bevonden, wordt de aanvrager daarvan binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag of na de indiening van de gevraagde bijkomende documenten, gegevens en nadere toelichting door de OVAM met een beveiligde zending in kennis gesteld;
c)
als de OVAM uiterlijk dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag of na de indiening van de bijkomende gevraagde documenten, gegevens en nadere toelichting de aanvrager niet met een beveiligde zending in kennis heeft gesteld van een beslissing over de volledigheid, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn;
binnen zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de beveiligde zending, vermeld in punt 2°, b), of, in voorkomend geval, vanaf de datum van het verstrijken van de termijn, vermeld in punt 2°, c), doet de OVAM uitspraak over de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag om erkend te worden, vermeld in punt 1°;
de OVAM betekent binnen negentig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de beveiligde zending, vermeld in punt 2°, b), of, in voorkomend geval, vanaf de datum van het verstrijken van de termijn, vermeld in punt 2°, c), de beslissing over de erkenning aan de aanvrager. De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

§ 3

De erkenning is geldig voor onbepaalde duur en is niet overdraagbaar.

§ 4

De minister kan de procedure voor de aanvraag van de erkenning als certificatie-instelling asbest, vermeld in paragraaf 2, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 79 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.5

§ 1

De OVAM kan de erkenning, vermeld in artikel 5.4.4, op elk moment schorsen voor een termijn van maximaal zes maanden in de volgende gevallen:
de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij belast is, niet reglementair, objectief, onafhankelijk of onpartijdig uit;
de houder van de erkenning voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3.
De OVAM brengt de houder van de erkenning met een beveiligde zending op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing, met vermelding van de motieven. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van de beveiligde zending om de nodige formaliteiten te vervullen om de schorsing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar te maken. Als die termijn verstrijkt zonder dat de OVAM een verdediging heeft ontvangen of zonder dat de houder de nodige formaliteiten vervuld heeft, treedt de schorsing in werking. Als de OVAM een verdediging ontvangt of bewijsstukken dat aan de formaliteiten voldaan is, beschikt ze over een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst hiervan om een beslissing te nemen over de voorgenomen schorsing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens en nadere toelichting opvragen.
De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkenen.

§ 2

De houder van de erkenning die overeenkomstig artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is, kan na het ingaan van de schorsing een aanvraag tot opheffing van de schorsing indienen bij de OVAM via een beveiligde zending. Bij de aanvraag tot opheffing van de schorsing voegt de houder van de erkenning de bewijsstukken die aantonen dat hij niet meer verkeert in een geval als vermeld in artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°. De OVAM beschikt over een termijn van zestig kalenderdagen nadat ze de aanvraag heeft ontvangen om een beslissing te nemen over de opheffing van de schorsing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens en nadere toelichting opvragen.
Voor de houder van de erkenning die bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is, wordt de schorsing van rechtswege met zes maanden verlengd.

§ 3

Tijdens de schorsingsperiode mag de houder van de erkenning alleen de taken uitvoeren die beschreven zijn in artikel 5.4.8, eerste lid, 4° en 5°. Trajecten van de taken die beschreven zijn in artikel 5.4.8, eerste lid, 1°, 2° en 3°, die bij het ingaan van de schorsing reeds liepen, kunnen wel afgewerkt worden.

§ 4

De minister kan de voorwaarden tot schorsing, de schorsingsprocedure en de werking tijdens de schorsingsperiode, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).

Artikel 5.4.6

§ 1

De OVAM kan de erkenning, vermeld in artikel 5.4.4, op elk moment opheffen in de volgende gevallen:
de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij is belast herhaaldelijk of in ernstige mate niet reglementair, niet onafhankelijk, niet onpartijdig of niet objectief uit;
de houder van de erkenning voldoet bij het verstrijken van de schorsingsperiode, vermeld in artikel 5.4.5, § 1, nog altijd niet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is;
de houder van de erkenning is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de rechtspersoon in kwestie in ernstige mate aantast;
een persoon die de houder van de erkenning kan verbinden is bij vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gaan, veroordeeld voor overtredingen van de milieu- of arbeidswetgeving in een lidstaat van de Europese Unie.
De OVAM brengt de houder van de erkenning met een beveiligde zending op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot opheffing, met vermelding van de motieven. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen nadat hij de beveiligde zending heeft ontvangen om de nodige formaliteiten te vervullen om de opheffing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar te maken. Als die termijn verstrijkt zonder dat de OVAM een verdediging heeft ontvangen of zonder dat de houder de nodige formaliteiten vervuld heeft, treedt de opheffing in werking. Als de OVAM een verdediging ontvangt of bewijsstukken dat aan de formaliteiten voldaan is, beschikt ze over een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst hiervan om een beslissing te nemen over de voorgenomen opheffing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens of nadere toelichting opvragen.
De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkenen.

§ 2

De erkenning wordt van rechtswege opgeheven als de houder van de erkenning na het verstrijken van de verlengde schorsingsperiode, vermeld in artikel 5.4.5, § 2, tweede lid, nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2, ° geschorst is.

§ 3

Om opnieuw in aanmerking te komen als certificatie-instelling asbest na opheffing van de erkenning, wordt een nieuwe aanvraag ingediend conform artikel 5.4.4.

§ 4

De minister kan de voorwaarden tot opheffing van de erkenning en de opheffingsprocedure, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).

Artikel 5.4.7

De OVAM of een door de OVAM aangestelde onafhankelijke instantie controleert minimaal één keer per jaar of de certificatie-instelling asbest nog voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3, en de kwalitatieve uitvoering van de taken waarmee ze is belast, vermeld in artikel 5.4.8.
[De OVAM of een door de OVAM aangestelde onafhankelijke instantie kan altijd stukken en informatie opvragen die noodzakelijk zijn om de werking van de certificatie-instellingen asbest te beoordelen.]
De certificatie-instelling asbest bezorgt de OVAM voor [1 maart] van elk jaar een jaarverslag van de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorgaande werkingsjaar. De minister kan de inhoud van het jaarverslag verder uitwerken in een certificatiereglement.
[De minister kan de modaliteiten van de controle, vermeld in het eerste en tweede lid verder uitwerken in een certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 80, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.8

De certificatie-instelling asbest heeft als taak:
het organiseren van een opleiding inzake het inspectieprotocol asbestinventarisatie, de databank asbestinventarisatie, aangevuld met een praktijkgedeelte[, met aflevering van een opleidingsattest];
het verlenen, schorsen en opheffen van een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10;
het verlenen, schorsen en opheffen van een procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie vermeld in artikel 5.4.12;
[het aanbieden van een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12, en het beheren en opvolgen van klachten over hun werking;]
[het waarborgen van het kwaliteitsvolle gebruik van de certificaten van de bij haar aangesloten persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, in het bijzonder door audits en controles, klachtenregeling met klachtenregister, sanctionering, informatieverstrekking aan de certificaathouders en het organiseren van een jaarlijkse verplichte bijscholing, met aflevering van een opleidingsattest. De sanctieregeling voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, omvat een systeem voor schorsing, opheffing, voorwaardelijke opheffing en waarschuwing.]
[De minister kan de taken, vermeld in dit lid, verder uitwerken in een certificatiereglement.]
[De certificatie-instelling asbest vraagt jaarlijks minstens vijftien euro vaste kosten aan de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie per door hem opgemaakte asbestinventaris waarvoor een asbestinventarisattest is afgeleverd in het jaar van aansluiting.
De certificatie-instelling asbest kan bijkomende kosten vragen voor de behandeling van de aanvraag van een persoons- of procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie en het organiseren van controle en audits en de jaarlijks verplichte bijscholing. De minister kan een minimum tarief opleggen voor deze bijkomende kosten in een certificatiereglement.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1:
1° gewijzigd bij art. 81, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° vervangen bij art. 81, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
5° vervangen bij art. 81, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 1 gewijzigd bij art. 81, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 2 vervangen bij art. 81, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.9

In de volgende gevallen neemt een door de OVAM aangestelde organisatie de taken van een certificatie-instelling asbest over:
bij het ontbreken van erkende certificatie-instellingen asbest;
bij ontoereikende operationaliteit van certificatie-instellingen asbest als daardoor een vlotte marktwerking voor het opmaken en het uitreiken van asbestinventarisattesten wordt verhinderd.
Om in voorkomend geval een vlotte overname te kunnen garanderen, verleent de certificatie-instelling asbest de door de OVAM aangestelde organisatie altijd een vlotte toegang tot haar actuele gegevensbeheer en digitaal informatiebeheerssysteem.
Bij tijdelijke overname van de taken van certificatie-instelling asbest kan de door de OVAM aangestelde organisatie de gemaakte kosten terugvorderen van de certificatie-instelling asbest in kwestie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).

Artikel 5.4.10

Een natuurlijk persoon kan een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie verkrijgen van een certificatie-instelling asbest als die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
beschikken over een diploma secundair onderwijs type ASO of TSO of een gelijkwaardig diploma of beschikken over minimaal twee jaar relevante beroepservaring, opgedaan in de afgelopen zes jaar. De relevante beroepservaring wordt aangetoond door een verklaring op erewoord;
doorlopen van de verplichte opleiding met praktijkgedeelte inzake het inspectieprotocol asbestinventarisatie via een erkende certificatie-instelling asbest;
slagen voor het eindexamen dat de eindcompetenties toetst;
op erewoord verklaren onafhankelijk en onpartijdig te werken [en geen gebruik te maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt.]
Het eindexamen, vermeld in de artikelen 5.4.3, 5.4.8 en 5.4.10, eerste lid, 3°, wordt opgesteld, afgenomen en beoordeeld door de OVAM of een door haar daartoe aangestelde organisatie.
Persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie kunnen het beroep van asbestdeskundige inventarisatie alleen actief uitoefenen als ze in dienst zijn bij of bestuurder-zaakvoerder zijn van een procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12. [Een persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie kan zich maar bij één certificatie-instelling asbest aansluiten. De aansluiting gebeurt bij de certificatie-instelling asbest waarbij het jaarlijkse tarief, vermeld in artikel 5.4.8, tweede lid, betaald wordt.]
Persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie moeten jaarlijks een verplichte bijscholing volgen bij een erkende certificatie-instelling asbest.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement.
Opleidingen over asbestinventarisatie die gevolgd zijn gedurende drie maanden voor de afgifte van de eerste erkenning als certificatie-instelling asbest, vermeld in artikel 5.4.3, kunnen door een erkende certificatie-instelling asbest aanvaard worden als een opleiding, vermeld in het eerste lid, 2°. [Het certificatiereglement bepaalt minstens de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 4°, kan worden gewaarborgd. De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.]
[De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven persoonscertificaten asbestdeskundige inventarisatie, ter beschikking via haar website.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, 4° gewijzigd bij art. 82, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 82, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 gewijzigd bij art. 82, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 7 ingevoegd bij art. 82, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.11

Overeenkomstig artikel 33/10, § 3, laatste lid Materialendecreet kunnen interne preventieadviseurs of interne milieucoördinators voor een toegankelijke constructie met risico-bouwjaar in eigendom of exploitatie van de werkgever een asbestinventaris opmaken [voor het deel van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waar de werkgever werknemers tewerkstelt,] als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
ze bezitten een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie;
ze treden op als werknemer van de eigenaar of exploitant;
de werkgever is geregistreerd bij een erkende certificatie-instelling asbest.
De erkende certificatie-instelling asbest houdt toezicht op de geregistreerde interne preventieadviseur of intern milieucoördinator.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 83 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.12

Een bedrijf kan een procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie verkrijgen van een certificatie-instelling asbest als het aan al de volgende voorwaarden voldoet:
beschikken over een verzekeringspolis beroepsaansprakelijkheid voor kosten die voortvloeien uit haar werking als procesgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie;
op erewoord verklaren om onafhankelijk en onpartijdig te werken, de persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie de tijd en middelen te bieden om kwaliteitsvol asbestinventarissen te kunnen opmaken, alleen een beroep te doen op persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen asbestinventarisatie voor de uitvoering en opmaak van asbestinventarissen. [Procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie mogen geen gebruik maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt;]
beschikken over een zaakvoerder of werknemer die beschikt over een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie ;
werken volgens een intern kwaliteitsbeheerssysteem.
Een bedrijf kan maar over één procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie beschikken en is aangesloten bij de certificatie-instelling asbest dat het procescertificaat heeft uitgereikt.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement. Het certificatiereglement bepaalt de minimumvereisten voor het kwaliteitsbeheersysteem dat ze moeten volgen [en de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 2°, kan worden gewaarborgd.]. [De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.]
[De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven procescertificaten asbestdeskundigen inventarisatie ter beschikking via haar website.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, 2° gewijzigd bij art. 84, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 84, 2° en 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 4 ingevoegd bij art. 84, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.13

§ 1

De asbestdeskundige inventarisatie kan conform de bepalingen van de regelgeving over de bescherming en verwerking van persoonsgegevens de volgende persoonsgegevens verwerken:
persoonlijke contactgegevens van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
a)
naam en voornaam;
b)
adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
c)
telefoniereferenties;
d)
e-mail;
kenmerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
a)
kadastrale basisgegevens van de constructie;
b)
adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
c)
ouderdom van de constructie;
d)
type constructie;
e)
fysieke kenmerken van de constructie;
f)
eigendomstoestand van de constructie;
rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar.

§ 2

De OVAM kan conform de bepalingen van de regelgeving over de bescherming en verwerking van persoonsgegevens de volgende persoonsgegevens verwerken:
kenmerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
a)
kadastrale basisgegevens van de constructie;
b)
adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
c)
ouderdom van de constructie;
d)
type constructie;
e)
fysieke kenmerken van de constructie;
f)
eigendomstoestand van de constructie;
rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar.

§ 3

De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, 2°, worden door de asbestdeskundige inventarisatie gedurende 10 jaar bewaard. De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, 1°, worden door de OVAM bewaard zolang een opvolging van het behoud van een asbestveilige toestand dit vereist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.4.14

§ 1

De volgende actoren kunnen leesrecht krijgen tot de databank asbestinventarisatie, ofwel rechtstreeks [ofwel via een gegevensdelingsplatform van de Vlaamse overheid:]
een eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar voor zijn asbestinventarisattest;
een medewerker van een procesgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie voor de door haar opgestelde asbestinventarissen en de bijbehorende asbestinventarisattesten;
een syndicus die is aangesteld voor de mede-eigendom voor het asbestinventarisattest opgesteld voor de gemeenschappelijke delen;
een notaris voor het asbestinventarisattest voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat het voorwerp is van een overdracht;
een toezichthouder wooninspectie voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de toezichthouder bevoegd is;
een medewerker van een hulpdienst voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de medewerker van de hulpdienst bevoegd is;
een medewerker van een bij de certificatie-instelling asbest geregistreerde werkgever, zoals vermeld in artikel 5.4.11, 3°, voor de asbestinventarissen opgesteld voor de toegankelijke constructie met risicobouwjaar in eigendom of exploitatie van de werkgever en de bijbehorende asbestinventarisattesten;
een vastgoedmakelaar voor het asbestinventarisattest van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat via bemiddeling van de vastgoedmakelaar te koop of te huur wordt aangeboden;
een toezichthouder milieu voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de toezichthouder bevoegd is.
10°
een lokaal bestuur dat specifieke projecten asbestafbouw heeft;
11°
[een vastgoedcommissaris van de dienst Vastgoedtransacties van de Vlaamse overheid voor het asbestinventarisattest voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat het voorwerp is van een overdracht;]
12°
[een conform artikel 4.3.6 erkende sloopbeheerorganisatie voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar die het voorwerp is van een sloopopvolgingsplan;]
13°
[een medewerker van het Agentschap Onroerend Erfgoed voor de asbestinventarissen en de bijbehorende asbestinventarisattesten voor de toegankelijke constructies met risicobouwjaar die zijn opgenomen in de Inventaris van het Onroerend Erfgoed.]

§ 2

De volgende actoren kunnen lees- en schrijfrecht krijgen tot de databank asbestinventarisatie:
persoonsgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie voor de asbestinventarissen waarvoor zijn bedrijf een formele opdracht tot aanmaak of actualisatie heeft ontvangen van de eigenaar;
een medewerker of auditeur die is aangesteld door de erkende certificatie-instelling asbest voor de asbestinventarissen van de bij haar aangesloten certificaathouders en de daartoe behorende persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie;
een medewerker van de OVAM die is aangesteld door de leidend ambtenaar van de OVAM.
De minister werkt de verdere regels over het toegangsbeheer [en de mogelijke aanpassing van de lees- en schrijfrechten minstens na sanctionering van de certificatie instelling asbest, vermeld in artikel 5.4.8, eerste lid, 5°] van de databank asbestinventarisatie, vermeld in § 1 en § 2, uit in het certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
11° en 12° ingevoegd bij art. 85, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
13° ingevoegd bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, lid 2 gewijzigd bij art. 85, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.15

De standaard geldigheidsduur van een asbestinventarisattest bedraagt tien jaar, maar kan door de gecertificeerd asbestdeskundige asbestinventarisatie verminderd worden op basis van de richtlijnen die beschreven zijn in het inspectieprotocol asbestinventarisatie, vermeld in artikel 5.4.1.
[Indien geen asbesthoudende materialen werden aangetroffen, is de geldigheid van het asbestinventarisattest van onbepaalde duur.]
De geldigheidstermijnen, vermeld in het eerste lid [en tweede lid], gelden alleen bij een ongewijzigde toestand van het inspectiegebied, zoals opgenomen in het asbestinventarisattest. Bij gewijzigde toestand vraagt de eigenaar een nieuw asbestinventarisattest aan binnen een termijn van één jaar na de vaststelling van de wijziging. Er is sprake van een gewijzigde toestand als:
er nieuwe asbesthoudende materialen zijn aangetroffen;
er werken zijn gebeurd die tot gevolg hebben dat het inspectiegebied, zoals opgenomen in het bestaand asbestinventarisattest als asbestveilig beschouwd kan worden;
de toestand van de asbesthoudende materialen zichtbaar gewijzigd is door een calamiteit of een incident.
De minister kan de modaliteiten van de vaststelling van een gewijzigde toestand en het verkrijgen van een geactualiseerd asbestinventarisattest verder uitwerken in het inspectieprotocol.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 2 ingevoegd bij art. 86, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 86, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.4.16

§ 1

In de sectorraad asbest worden minstens de volgende partijen vertegenwoordigd:
de OVAM;
de sectorvertegenwoordiging van asbestdeskundigen inventarisatie;
de sectorvertegenwoordiging van erkende asbestlabo's;
de sectorvertegenwoordiging van de erkende asbestverwijderaars;
Constructiv, als vertegenwoordiger van de bouw en de sociale partners;
een vertegenwoordiger van elke erkende certificatie-instelling asbest;
een vertegenwoordiger van een erkende slachtoffervereniging inzake asbest.
De minister kan de samenstelling van de sectorraad asbest, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in het certificatiereglement asbest.

§ 2

De sectorraad bestaat uit twee comités:
het technisch comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 6°. Dit technisch comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 1° en 2°, van het Materialendecreet;
het algemeen comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 7°. Het algemeen comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 3°, van het Materialendecreet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 87 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 5.5 Bepalingen over het beheer van bedrijfsrestafval

Wetshistoriek
Afdeling 5.5 (art. 5.5.1.1 - art. 5.5.6.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 augustus 2021, met uitzondering van de artikelen 5.5.3.4, 5.5.3.5, 5.5.3.7, 5.5.3.8, 5.5.3.9, 5.5.4.2, 5.5.4.3, 5.5.4.5 en 5.5.4.6 die in werking treden op 1 september 2021 (art. 87).

Onderafdeling 5.5.1 Algemene bepalingen

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.1 (art. 5.5.1.1) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.1.1
Deze afdeling bevat voorwaarden die vervuld moeten zijn bij het inzamelen, handelen en makelen, alsook het behandelen en verwerken van bedrijfsrestafval.
Deze afdeling is evenwel niet van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld [via de gemeentelijke inzamelkanalen voor het huishoudelijk afval];
voor de inzameling van het bedrijfsrestafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet.
Deze afdeling is ook niet van toepassing op risicohoudend en niet-risicohoudend medisch afval [...].
Deze afdeling is ook niet van toepassing op bedrijfsrestafval dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten onmiddellijk vernietigd moet worden zonder verdere bewerkingen.
[Deze afdeling is niet van toepassing op bedrijfsrestafval afkomstig van schepen.]
[Deze afdeling is niet van toepassing op afvalstoffen die niet voldoen aan de definitie van bedrijfsrestafval op het moment dat de afvalstoffen worden ingezameld bij de eerste afvalstoffenproducent, en die door bewerkingen erop pas later in de keten aan de definitie van bedrijfsrestafval voldoen.]
[Deze afdeling is niet van toepassing op zwerfvuil dat ontstaat en wordt opgeruimd op vrij toegankelijke openbare domeinen die beheerd worden voor of door provinciebesturen, de Vlaamse Milieumaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos, het Agentschap Wegen en Verkeer en De Vlaamse Waterweg of op openbare havendomeinen, steeds op voorwaarde dat het zwerfvuil als een aparte fractie wordt ingezameld.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 2, 2° gewijzigd bij art. 88, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 88, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 5 ingevoegd bij art. 88, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 88, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 7 ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Onderafdeling 5.5.2 Regels voor inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval inzake de algemene informatieverstrekking aan de eerste afvalstoffenproducent

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.2 (art. 5.5.2.1 - art. 5.5.2.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 89 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.2.1
Het contract, vermeld in artikel 6.1.1.4, eerste lid, 1°/1, vermeldt expliciet dat de fracties die gesorteerd en selectief moeten worden aangeboden conform artikel 4.3.2, nooit in het recipiënt voor bedrijfsrestafval mogen worden aangeboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.2.2
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval stelt op basis van zijn ervaring in en kennis van de sector of een bevraging bij de klant vast welke verplicht te sorteren afvalstoffen vrijkomen bij elke afvalstoffenproducent. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar informeert elke afvalstoffenproducent actief over de sorteerplicht voor die fracties, bovenop de algemene informatie in het contract, vermeld in de artikelen 5.5.2.1 en 6.1.1.4. De informatie is in goed begrijpbare taal geschreven op maat van de klant en is correct overeenkomstig de geldende wetgeving. Bewijsstukken over de informatieverstrekking worden bijgehouden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.2.3
Het verspreiden van foutieve informatie aan de afvalstoffenproducenten over de sorteerplicht is verboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.2.4
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar mag afvalstoffenproducenten er nooit toe aanzetten verplicht te sorteren afvalstoffen aan te bieden in het recipiënt voor restafval.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.5.3 Regels voor de inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval als de inzameling bij meerdere afvalstoffenproducenten in één ronde met één voertuig gebeurt, waarbij het bedrijfsrestafval van die afvalstoffenproducenten in dat voertuig gemengd raakt

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.3 (art. 5.5.3.1 - art. 5.5.3.9) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.3.1
Er gebeurt een visuele controle op de sorteerplicht op het moment dat het bedrijfsrestafval wordt opgehaald bij de [eerste] afvalstoffenproducent, vooraleer het afval in het voertuig wordt geladen.
[In afwijking van het eerste lid kan een visuele controle ook gebeuren tijdens de lediging van de recipiënten in het voertuig, als de afvalstoffen worden herkend via een camerasysteem en een dergelijk systeem aantoonbaar performanter werkt dan een visuele controle die voorafgaat aan de lediging van de recipiënt. Een dergelijk camerasysteem moet door de OVAM goedgekeurd worden voor het in gebruik kan worden genomen. De OVAM baseert zich daarbij op de informatie die de inzamelaar, handelaar of makelaar aanlevert en die de performantie aantoont.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 91, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.5.3.2
De visuele controle gebeurt door [minstens] een inspectie van de afvalstoffen die aan de oppervlakte van het recipiënt zichtbaar zijn. Als de inzameling gebeurt door middel van containers met deksel, wordt het deksel van de container geopend om de controle uit te voeren. Gesloten zakken hoeven niet te worden geopend. Als de zak doorzichtig is, of als er afvalstoffen gedeeltelijk uit de zak steken, wordt het zichtbare materiaal gecontroleerd voor zover dat mogelijk is zonder de zak te openen. Dat geldt zowel voor de ophaling die alleen met zakken gebeurt, als voor de ophaling met zakken die in een container of ander recipiënt aan de oppervlakte zichtbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 92 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.5.3.3
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar mag een afvalstoffenproducent er nooit toe aanzetten gebruik te maken van ondoorzichtige zakken, voor zover dat als doel heeft de sorteerplicht of de visuele controle op die sorteerplicht te ontwijken.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.3.4
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister, met uitzondering van non-conformiteiten die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid, waarin de volgende elementen worden beschreven:
de datum van de non-conformiteit;
de naam en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
het vestigingsnummer of ophaaladres van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het non-conformiteitenregister. De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het non-conformiteitenregister en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM, waarin overtreders in kaart worden gebracht. De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.3.5
De afvalstoffenproducent waarbij een non-conformiteit is vastgesteld, wordt door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit. Alle elementen, vermeld in artikel 5.5.3.4, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk de wettelijke sorteerplicht heeft overtreden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.3.5/1
Als bij één afvalstoffenproducent tijdens dezelfde ophaling het bedrijfsrestafval uit verschillende recipiënten wordt meegenomen, gebeurt de visuele controle bij elke recipiënt. Als in meerdere recipiënten afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt er maar één non-conformiteit opgemaakt.
Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 93 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.5.3.6
Als bij de visuele controle gevaarlijke afvalstoffen worden waargenomen, wordt het afval geweigerd en mag de inhoud van het recipiënt niet in het voertuig worden meegenomen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.3.7
Als bij de visuele controle niet-gevaarlijke afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar:
het afval weigeren en de inhoud van het recipiënt niet meenemen in het voertuig. Als de weigering gebeurt bij elk recipiënt waarvoor een sorteerfout is opgemerkt tijdens de ophaalronde, mag het bedrijfsrestafval dat wel meegenomen wordt tijdens de ophaalronde naar verbranding worden afgevoerd, ook al zijn er alsnog niet-gevaarlijke afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen in aanwezig. Er zijn daarvoor geen verdere resultaatsvoorschriften van toepassing. Voor gevaarlijke afvalstoffen blijft een nultolerantie gelden voor afvoer naar verbranding of storten;
het afval meenemen in het voertuig en de non-conformiteit, met alle elementen, vermeld in artikel 5.5.3.4 uiterlijk de volgende werkdag ingeven in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM, met uitzondering voor non-conformiteiten bij eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid. Als dat gebeurt bij elk recipiënt waarvoor een sorteerfout is opgemerkt tijdens de ophaalronde, mag het bedrijfsrestafval naar verbranding worden afgevoerd, ook al zijn er alsnog niet-gevaarlijke afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen aanwezig. Er zijn daarvoor geen verdere resultaatsvoorschriften van toepassing. Voor gevaarlijke afvalstoffen blijft een nultolerantie gelden voor afvoer naar verbranding;
het afval meenemen in het voertuig en de volledige vracht uitkiepen op een daartoe vergunde locatie. Vervolgens moet het afval van de volledige vracht, waar nodig door middel van nasortering, voldoen aan de resultaatsvoorschriften van artikel 5.5.4.4 alvorens naar verbranding te worden afgevoerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.3.8
Elke weigering van gevaarlijk of niet-gevaarlijk afval, waarbij het afval niet wordt meegenomen, wordt bijkomend genoteerd in het register, vermeld in artikel 5.5.3.4.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.3.9
Het non-conformiteitenregister wordt minstens elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens. De gegevens in het non-conformiteitenregister worden minstens vijf jaar bijgehouden. Enkel de gegevens in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM worden na 18 maanden niet meer uitgewisseld met de toezichthouders en gewist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Onderafdeling 5.5.4 Regels voor de inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval als de inzameling individueel per afvalstoffenproducent gebeurt, waarbij bedrijfsrestafval van meerdere afvalstoffenproducenten niet in één voertuig gemengd raakt

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.4 (art. 5.5.4.1 - art. 5.5.4.6) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.4.1
Het bedrijfsafval van elke [eerste] afvalstoffenproducent wordt uitgekipt op een daartoe vergunde locatie. Daar gebeurt een grondige visuele controle op de sorteerplicht. Tijdens de controle hoeven gesloten zakken niet te worden geopend. Als de zak doorzichtig is of als er afvalstoffen gedeeltelijk uit de zak steken, wordt het zichtbare materiaal gecontroleerd volgens een visuele controle en voor zover dat mogelijk is zonder de zak te openen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 94 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.5.4.2
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt er een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister, met uitzondering van non-conformiteiten die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid, waarin volgende elementen worden beschreven:
de datum van de non-conformiteit;
de naam en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
het vestigingsnummer of ophaaladres van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het register. De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het register en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM en waarin overtreders in kaart worden gebracht. De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.4.3
De afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit is vastgesteld, wordt uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar. Alle elementen, vermeld in artikel 5.5.4.2, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk de wettelijke sorteerplicht heeft overtreden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.4.3/1
Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 95 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 5.5.4.4
Elke willekeurige partij van 10 m3 bedrijfsrestafval, ongeacht de dichtheid, die naar verbranding wordt afgevoerd of verbrand, mag voor de afvalstromen, vermeld in punt 1° en 2°, samengesteld zijn uit:
tot 1 januari 2023:
a)
maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
b)
maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
c)
maximum drie stukken stammig groenafval met een lengte van meer dan 1 m;
d)
maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 1 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
e)
maximum [...] drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
f)
maximum drie stukken puin met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
g)
maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 60 liter;
h)
maximum drie stukken recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
i)
nul doorzichtige zakken gevuld met PMD;
j)
nul doorzichtige zakken gevuld met EPS;
k)
nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, afvalbanden en asbestcement en asbesthoudende afvalstoffen;
vanaf 1 januari 2023:
a)
maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
b)
maximum dertig liter samen verpakt papier en karton;
c)
maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2 [met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn];
d)
maximum dertig liter samen verpakt houtafval;
e)
maximum drie stukken groenafval met een lengte van meer dan 0,5 m;
f)
maximum zestig liter samen verpakt groenafval;
g)
maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
h)
maximum drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2;
i)
maximum drie stukken puin met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
j)
maximum zestig liter puinafval;
k)
maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 30 liter;
l)
maximum drie stukken EPS en recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
m)
maximum vijftig stukken PMD;
n)
nul afvalbanden;
o)
nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, asbestcement en asbesthoudende [en asbestverdachte] afvalstoffen;
p)
[nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm;]
q)
[nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm;]
r)
[nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2.]
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is tot 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. Ondoorzichtige zakken met een inhoud van meer dan 60 liter tellen mee voor de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°. Ondoorzichtige zakken met een inhoud tot en met 60 liter tellen niet mee voor de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, en moeten niet geopend worden.
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vanaf 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 2°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. De hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 2°, moeten evenwel gehaald worden en zijn van toepassing op al het afval dat zich in zakken bevindt.
Zowel voor als na 1 januari 2023 gelden de volgende bepalingen:
sterk vervuild papier en karton en sterk vervuilde kunststoffen worden als niet-recycleerbaar beschouwd en mogen nog in het restafval aanwezig zijn dat naar verbranding wordt afgevoerd of verbrand wordt;
het verkleinen van stukken afval, voorafgaand aan een proces van nasortering, is alleen toegestaan indien dit gevolgd wordt door het gebruik van een geautomatiseerde sorteerlijn die erop gericht is de fracties vermeld in het eerste lid, punt 1° en punt 2° uitgebreid na te sorteren. Het verkleinen voorafgaand aan het gebruik van de sorteerlijn is enkel toegestaan als dat de effectiviteit van het sorteerproces aantoonbaar ten goede komt en ervoor zorgt dat er bij de nasortering meer recycleerbaar of gevaarlijk afval uitgehaald wordt. In ieder geval moet de verkleining voorafgaand aan de sorteerlijn beperkt worden tot stukken afval die zonder verkleining niet door een sorteerlijn verwerkt kunnen worden. De allergrootste stukken afval en gevaarlijk afval moeten voorafgaand aan het verkleinen nog maximaal door een kraan of handmatig worden uitgesorteerd. Het is verboden om te verkleinen alleen om de bepalingen rond stukgrootte makkelijker te behalen. Als er nog verkleind wordt na het sorteerproces, moet een controle van de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en punt 2°, nog mogelijk zijn voorafgaand aan dat verkleiningsproces en gelden de voorschriften omtrent de hoeveelheden ook voorafgaand aan dat verkleiningsproces;
als er een nasortering gebeurt, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, op het bedrijfsrestafval dat de laatste stap van het sorteerproces heeft ondergaan alvorens het afval naar verbranding wordt afgevoerd. Degene die een nasortering verricht, kan duidelijk aantonen hoe het sorteerproces in elkaar zit, wat de laatste stap is en welk afval op de site al alle stappen heeft ondergaan. Als dat niet kan, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, op al het afval dat aanwezig is op de site;
het sorteer(zeef)residu van bedrijfsrestafval wordt als brandbare afvalstof beschouwd en mag dus conform artikel 4.5.1 niet gestort worden, ook niet na verdere verwerking. Dit materiaal komt niet in aanmerking voor de afwijkingen, vermeld in artikel 4.5.1, tweede lid, ook niet na verdere verwerking.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 1:
1°, e) gewijzigd bij art. 96, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2°, c) gewijzigd bij art. 96, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2°, o) gewijzigd bij art. 96, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
2°, p) tot r) ingevoegd bij art. 96, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 162).

Artikel 5.5.4.5
Als een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar tijdens de ophaling bij de klant sorteerfouten opmerkt, mag het afval geweigerd worden en blijven staan bij de afvalstoffenproducent. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar maakt een non-conformiteit op conform artikel 5.5.4.2 en brengt de afvalstoffenproducent daarvan op de hoogte conform artikel 5.5.4.3. Elke weigering, waarbij het afval niet wordt meegenomen, wordt genoteerd in het register, vermeld in artikel 5.5.4.2, met uitzondering van weigeringen die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Artikel 5.5.4.6
Het non-conformiteitenregister wordt minstens elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens. De gegevens in het register worden minstens vijf jaar bijgehouden. Enkel de gegevens in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM worden na 18 maanden niet meer uitgewisseld met de toezichthouders en gewist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).

Onderafdeling 5.5.5 Regels voor vergunde verwerkers die bedrijfsrestafval aanvaarden

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.5 (art. 5.5.5.1) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.5.1
De vergunde verwerker die rechtstreeks bedrijfsrestafval aanvaardt van een eerste afvalstoffenproducent zonder tussenkomst van een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, leeft de bepalingen van onderafdeling 5.5.4 na.
In afwijking van artikel 5.5.4.5 kan de vergunde verwerker, vermeld in het eerste lid, die afval weigert, dat niet doen tijdens de ophaling bij de klant, maar wel door het niet aanvaarden van het afval op de site. Hierdoor is de afvalstoffenproducent verplicht terug te keren met de vracht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Onderafdeling 5.5.6 Regels over transparantie en samenwerking in de keten

Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.6 (art. 5.5.6.1 - art. 5.5.6.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.6.1
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, toont aan of het door hem naar verbranding afgevoerde of verbrande bedrijfsrestafval valt onder de regels van onderafdeling 5.5.3, 5.5.4 of 5.5.5. Als het afval valt onder de toepassing van onderafdeling 5.5.3, moet duidelijk zijn welke keuze gemaakt is voor de acceptatie, vermeld in artikel 5.5.3.7. Als er geen duidelijkheid is, gelden de regels, vermeld in onderafdeling 5.5.4. Als gelijktijdig naar verbranding afgevoerd bedrijfsrestafval bestaat uit afval dat op verschillende wijzen is ingezameld en onder verschillende onderafdelingen kan vallen, gelden uitsluitend de regels, vermeld in onderafdeling 5.5.4.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.6.2
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, beschikt over een uitgeschreven procedure die omschrijft hoe binnen het bedrijf verzekerd wordt dat aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling voldaan wordt. Bij de vergunde verwerker kan dat geïntegreerd worden in het werkplan.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.6.3
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, kan te allen tijde de nodige bewijsstukken voorleggen die aantonen dat hij voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in deze afdeling. Die bewijsstukken worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 5.5.6.4
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van bedrijfsrestafval of vergunde verwerkers kunnen samenwerken om aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling te voldoen. In dat geval wordt contractueel vastgelegd:
voor welke vrachten restafval de samenwerking geldt;
welke actor de verantwoordelijkheid neemt voor welke verplichting, vermeld in deze afdeling, waarbij alle verplichtingen in de contracten worden opgenomen.
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in deze afdeling en overtreden ze elk afzonderlijk het verbrandingsverbod, vermeld in artikel 4.5.2, als ze bedrijfsrestafval aanleveren voor verbranding of bedrijfsrestafval verbranden dat niet conform afdeling 5.5 is beheerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Hoofdstuk 6 Inzamelen en vervoeren van afvalstoffen

Afdeling 6.1 Vervoeren en inzamelen van en handelen en makelen in afvalstoffen

Artikel 6.1.1

Deze afdeling is niet van toepassing op dierlijke bijproducten als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgeleide producten, met uitzondering van [...] [artikel 6.1.1.4, eerste lid, 2° en vijfde lid], artikel 6.1.1.5, artikel 6.1.1.6, § 2, artikel 6.1.2.1, § 1, artikel 6.1.2.2 tot en met artikel 6.1.2.4, artikel 6.1.3.1, eerste en tweede lid, artikel 6.1.3.2 tot en met artikel 6.1.4.1.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 25, § 1 B.Vl.Reg. 21 juni 2013 (BS 6 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 16 augustus 2013 (art. 29), gewijzigd bij art. 97, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 15 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Onderafdeling 6.1.1 Voorwaarden voor het vervoeren en inzamelen van en het handelen en makelen in afvalstoffen

Artikel 6.1.1.1
De volgende algemene vervoersvoorwaarden zijn van toepassing op elk vervoer van afvalstoffen, inclusief op het laden en lossen van die afvalstoffen:
de afvalstoffen moeten degelijk zijn verpakt;
de vervoerders [en de afvalstoffenproducenten die met eigen transportmiddelen de eigen afvalstoffen vervoeren,] moeten de verschillende soorten afvalstoffen die gescheiden worden aangeboden, van elkaar gescheiden houden en moeten de gevaarlijke afvalstoffen gescheiden houden van de niet-gevaarlijke afvalstoffen;
het is verboden afvalstoffen te verdunnen als vermeld in artikel 4.4.2;
de vervoersmiddelen en de recipiënten moeten technisch geschikt zijn voor de afvalstoffen die worden vervoerd, en moeten over de nodige keuringsattesten en certificaten beschikken. Ze moeten in goede staat van werking worden gehouden;
de vervoersmiddelen en de recipiënten moeten in- en uitwendig worden gereinigd om vermenging van verschillende soorten afvalstoffen te vermijden;
bij calamiteiten moeten onmiddellijk efficiënte maatregelen worden genomen om hinder en schade voor mens en milieu zo veel mogelijk te beperken. Daarvoor zijn de nodige kennis, richtlijnen en middelen beschikbaar.
De afvalstoffen mogen in geen geval rechtstreeks naar het grondwater, de openbare riolering of het oppervlaktewater worden afgevoerd. Ze moeten worden verzameld en verwerkt overeenkomstig de aard van de afvalstoffen;
de vervoerder [en de afvalstoffenproducent die met eigen transportmiddelen de eigen afvalstoffen vervoert, mogen] afvalstoffen alleen vervoeren als er een identificatieformulier als vermeld in artikel 6.1.1.2, bijgevoegd is. Punt 4°, 5° en 6° zijn niet van toepassing op de actoren, vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, 2° tot en met 8°;
[de vervoerder moet de start van het vervoer en de afgifte van de afvalstoffen registreren in het digitale identificatieformulier.]
Wetshistoriek
Enig lid:
2° gewijzigd bij art. 43, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
7° gewijzigd bij art. 43, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
8° ingevoegd bij art. 98 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.1.1.2

§ 1

Een identificatieformulier is aanwezig tijdens het vervoer van alle afvalstoffen, met uitzondering van:
de inzameling in één ophaalronde van huishoudelijke afvalstoffen, met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen of niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen;
de particulier die zijn afvalstoffen naar inzamelpunten van afvalstoffen brengt;
de zelfstandige of kleine ondernemer, die geen afvalstoffenverwerker is, met minder dan tien werknemers, die de afvalstoffen waarvan hij de producent is, naar inzamelpunten van afvalstoffen brengt;
de afvalstoffenproducent van afvalstoffen die zijn ontstaan uit verleende onderhoudsdiensten bij derden, die de afvalstoffen naar zijn bedrijfsterrein of naar een verwerkingsinrichting brengt;
de leverancier van goederen die in het kader van de terugnameplicht, van de aanvaardingsplicht of van vrijwillige terugname, ter gelegenheid van een levering van goederen, lege verpakkingen of afgedankte goederen naar zijn bedrijfsterrein of naar een inzamelpunt voor afgedankte goederen brengt;
de houder van afvalstoffen die in het kader van de terugnameplicht, de aanvaardingsplicht of een vrijwillige terugname de afvalstoffen terugbrengt naar zijn leverancier van soortgelijke goederen;
[het kringloopcentrum of het hergebruikcentrum voor EEA dat de ingezamelde afgedankte EEA, die een visuele voorselectie op herbruikbaarheid hebben ondergaan, vervoert naar een hergebruikcentrum voor EEA, met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;]
de afvalstoffenproducenten die hun afvalstoffen via pijpleidingen vervoeren.
De uitzondering op het gebruik van een identificatieformulier geldt met behoud van de verplichte afgifte van bedrijfsafvalstoffen tegen de ontvangst van een afgiftebewijs als vermeld in artikel 25 van het Materialendecreet;
[de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die niet-gevaarlijke afvalstoffen van een [recyclagepark] naar een inzamelpunt van afvalstoffen of naar een verwerkingsinrichting brengt;]
10°
[de afvalstoffenproducent die in het kader van een collectieve regeling met andere bedrijven die gevestigd zijn op hetzelfde bedrijventerrein, de eigen bedrijfsafvalstoffen vervoert naar een inzamelpunt van afvalstoffen op het bedrijventerrein waar hij zelf gevestigd is, en dat alleen voor die bedrijven bedoeld is, waarbij tijdens het transport het terrein niet verlaten wordt of de kortste route genomen wordt. Het bedrijventerrein is officieel ruimtelijk bestemd als bedrijventerrein en bevindt zich niet in een zeehavengebied.]
De uitzondering op het gebruik van een identificatieformulier geldt met behoud van de verplichte afgifte van bedrijfsafvalstoffen tegen de ontvangst van een afgiftebewijs als vermeld in artikel 25 van het Materialendecreet.
De OVAM stelt een model van identificatieformulier ter beschikking via haar website.
[Het is mogelijk een digitaal identificatieformulier te gebruiken na voorafgaande goedkeuring door de OVAM. De gegevens op het identificatieformulier moeten altijd voorgelegd kunnen worden aan de toezichthouder. Vanaf 1 januari 2023 is het verplicht om een digitaal identificatieformulier te gebruiken, afgeleverd door een systeem dat door de OVAM werd goedgekeurd.]

§ 2

Het identificatieformulier voor niet-gevaarlijke afvalstoffen bevat ten minste de volgende gegevens:
[twee unieke volgnummers: een eerste start met een drielettercode die het systeem identificeert waarmee het identificatieformulier is aangemaakt, het tweede heeft de vorm van een Universally Unique Identifier. Minstens een van de twee voormelde volgnummers wordt gevisualiseerd op het identificatieformulier;]
datum van vervoer;
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent en in geval van zeeschepen de naam van het schip en het adres van de ligplaats, of van de afvalstoffenverwerker die de afvalstoffen afvoert [vanaf de eigen inrichting], en het adres van verzending van de afvalstoffen;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, als dat van toepassing is;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vervoerders;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de verwerker, met vermelding van de aard van de verwerking (R- of D-code, vermeld in afdeling 4.2)]
omschrijving, hoeveelheid in ton en de EURAL-codes van de afvalstoffen, vermeld in bijlage 2.1;
[vanaf 1 januari 2023, de geo-locatie van de start van het transport en de geo-locatie van de afgifte van de afvalstoffen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar of de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen.]
Het identificatieformulier voor gevaarlijke afvalstoffen bevat ten minste de volgende gegevens:
[twee unieke volgnummers: een eerste start met een drielettercode die het systeem identificeert waarmee het identificatieformulier is aangemaakt, het tweede heeft de vorm van een Universally Unique Identifier. Minstens een van de twee voormelde volgnummers wordt gevisualiseerd op het identificatieformulier;]
datum van vervoer;
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent en in geval van zeeschepen de naam van het schip en het adres van de ligplaats, of van de afvalstoffenverwerker die de afvalstoffen afvoert [vanaf de eigen inrichting], en het adres van verzending van de afvalstoffen;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, als dat van toepassing is;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vervoerders;]
[het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de verwerker, met vermelding van de aard van de verwerking (R- of D-code, vermeld in afdeling 4.2) en de gebruikte techniek van de verwerking;]
omschrijving, hoeveelheid in ton, chemische samenstelling en de EURAL-codes van de afvalstoffen, vermeld bijlage 2.1;
fysische eigenschappen van de afvalstoffen;
type en aantal verpakkingen;
10°
speciale instructies voor het transport, indien van toepassing;
11°
[vanaf 1 januari 2023, de geo-locatie van de start van het transport en de geo-locatie van de afgifte van de afvalstoffen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar of de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen.]
De gegevens, vermeld in het eerste en tweede lid, moeten ingevuld worden vóór het vervoer aanvangt, en ze moeten worden ondertekend en gedateerd door de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of - makelaar. Als de hoeveelheid niet kan bepaald worden voor het vertrek, mag de hoeveelheid ingevuld worden op de plaats van bestemming en moet [die hoeveelheid aan de producent bezorgd worden]. [De afvalstoffenproducent bewaart die aanvulling samen met het oorspronkelijke identificatieformulier.]

§ 3

Als verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen van toepassing is, gelden voor het vervoer van de afvalstoffen het vervoersdocument en de afschriften van het kennisgevingsdocument als identificatieformulier.
Bij de overbrenging voor nuttige toepassing van de afvalstoffen, vermeld in bijlagen III, IIIA en IIIB van de verordening, vermeld in het eerste lid, geldt het document, vermeld in bijlage VII van de verordening, als identificatieformulier.

§ 4

Het identificatieformulier kan dienen als een afgiftebewijs als vermeld in artikel 25, § 2, van het Materialendecreet.

§ 5

De afvalstoffenproducent ontvangt een kopie van het tot zover ingevulde identificatieformulier en bewaart die kopie gedurende een periode van minimaal vijf jaar.

§ 6

Op de plaats van bestemming wordt het identificatieformulier door de verwerker gedateerd en voor ontvangst ondertekend. Hij ontvangt [binnen 24 uur na de ondertekening] een kopie van het volledig ingevulde [en ondertekende] identificatieformulier en bewaart die kopie gedurende een periode van minimaal vijf jaar.

§ 7

De afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bewaart het [digitale], volledig ingevulde identificatieformulier gedurende een periode van minimaal vijf jaar.
Wetshistoriek
§ 1, lid 1:
7° vervangen bij art. 58, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1));
9° ingevoegd bij art. 58, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 69, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 7 december 2019 (art. 90);
10° ingevoegd bij art. 69, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 1, lid 4 vervangen bij art. 65 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 1:
1° vervangen bij art. 16, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
3° vervangen bij art. 99, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163) en gewijzigd bij art. 16, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
4° vervangen bij art. 99, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
5° vervangen bij art. 99, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
6° vervangen bij art. 99, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
8° ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 2:
1° vervangen bij art. 16, 3° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
3° vervangen bij art. 99, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163) en gewijzigd bij art. 16, 4° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
4° vervangen bij art. 99, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
5° vervangen bij art. 99, 7° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
6° vervangen bij art. 99, 8° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
11° ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 58, 3° en 4° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
§ 6 gewijzigd bij art. 99, 9° en 10° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
§ 7 gewijzigd bij art. 99, 11° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Voorgeschiedenis
§ 2, lid 1, 1° vervangen bij art. 66 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 2, 1° vervangen bij art. 68 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1))

Artikel 6.1.1.3
Inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars en afvalstoffenproducenten die zelf regelingen treffen voor hun afvalstoffen, moeten de volgende algemene voorwaarden naleven:
de afvalstoffen moeten worden vervoerd naar een verwerker die vergund is voor de verwerking van die afvalstoffen. Als verschillende afvalstoffen gescheiden worden aangeboden, moet de inzamelaar, afvalstoffen-handelaar of -makelaar voor elke afvalstof een gepaste verwerker kiezen;
ze moeten zorgen voor een correct ingevuld identificatieformulier als vermeld in artikel 6.1.1.2;
ze moeten een afvalstoffenregister bijhouden als vermeld in onderafdeling 7.2.1;
[als het afval niet door de afvalstoffenproducent wordt vervoerd, moet het vervoer van de afvalstoffen uitgevoerd worden door een vervoerder die geregistreerd is overeenkomstig artikel 6.1.2.1.]
Wetshistoriek
Enig lid, 4° ingevoegd bij art. 37 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 6.1.1.4
Naast de algemene voorwaarden, vermeld in deze afdeling, moeten inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars bijkomend:
[informatie verstrekken aan de afvalstoffenproducenten over de afvalstoffen die verplicht gescheiden moeten worden aangeboden, als vermeld in artikel 4.3.2 en 4.3.4, en die afzonderlijk moeten worden gehouden bij de inzameling. Zij moeten daarbij informatie geven op maat van de individuele klant of minstens op maat van de sector;]
1°/1
[bij het inzamelen, het handelen of het makelen van bedrijfsrestval met de afvalstoffenproducent een contract afsluiten, met daarin duidelijke vermelding van de fracties, vermeld [artikel 4.3.2, § 1], en hun vooropgestelde inzamelwijze. Bij een aanpassing van de fracties vermeld [artikel 4.3.2, § 1] moet elke inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval deze contracten met zijn klanten stapsgewijs aanpassen vanaf de inwerkingtreding van deze nieuwe bepalingen: minstens 50 % van de contracten moeten aangepast zijn na één jaar, minstens 75 % na twee jaar en 100 % na drie jaar. [Verder moet de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval handelen conform de bepalingen, vermeld in afdeling 5.5.]; [...]]
1°/2
[[bij het inzamelen van papier- en kartonafval, houtafval, metaalafval, harde kunststoffen en folies in dezelfde recipiënt op de wijze, vermeld in artikel 4.3.2, met de afvalstoffenproducent een contract sluiten waarin de samengevoegde fracties worden gespecificeerd en waarin vermeld wordt dat de recipiënt geen andere afvalstoffen en geen bedrijfsrestafval mag bevatten, alsook de inhoud van de recipiënt overbrengen naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd. Als de recipiënt andere fracties blijkt te bevatten dan vermeld in voorgaande zin, dan moet de inhoud van de recipiënt behandeld worden als bedrijfsrestafval;]]
beschikken over en werken volgens een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingssysteem, indien zij gevaarlijk afval inzamelen of erin handelen of makelen;
[het gemeentelijk politiereglement over de inzameling van het huishoudelijk textielafval naleven;]
[voldoen aan de kwartaalmeldingen in het materialeninformatiesysteem zoals bepaald in onderafdelingen 7.3.2 en 7.3.3.]
[[Het eerste lid, 1°/1, is niet van toepassing] als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld in één ronde samen met huishoudelijk afval;
[voor de inzameling van het bedrijfsrestafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet.]
]
[In afwijking van het eerste lid, 2°, geldt dat de OVAM niet hoeft te beschikken over een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingssysteem en geen keuring hoeft te laten uitvoeren als vermeld in artikel 6.1.1.6, § 2, voor het inzamelen, handelen en makelen van afvalstoffen die afkomstig zijn van ambtshalve verwijderingen en ambtshalve saneringen die in opdracht van de OVAM worden uitgevoerd binnen het kader van haar decretale opdracht.]
[In afwijking van het eerste lid, 2°, geldt dat de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, niet hoeft te beschikken over een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingssysteem en geen keuring hoeft te laten uitvoeren als vermeld in artikel 6.1.1.6, § 2, voor de transporten waarvoor een goedgekeurde kennisgeving is gedaan.]
De minister kan voor bepaalde niet-gevaarlijke afvalstoffen of voor bepaalde bedrijfssectoren specifieke voorwaarden vaststellen, waaronder de verplichting te beschikken over en te werken volgens een geactualiseerd intern [kwaliteitsborgingssysteem].
Wetshistoriek
Lid 1:
1° vervangen bij art. 70, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
1°/1 ingevoegd bij art. 70, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), gewijzigd bij art. 70, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), bij art. 100, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 17 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 augustus 2024 (art. 35);
1°/2 ingevoegd bij art. 70, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vervangen bij art. 100, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
3° ingevoegd bij art. 44, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
4° ingevoegd bij art. 100, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Lid 2 ingevoegd bij art. 59, 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 70, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Lid 2, 3° ingevoegd bij art. 70, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Lid 3 ingevoegd bij art. 44, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 4 ingevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 5 gewijzigd bij art. 44, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 1° gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8) en vervangen bij art. 59, 1° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 6.1.1.4/1
Naast de algemene voorwaarden, vermeld in deze afdeling, moeten inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars en afvalstoffenproducenten van verontreinigde bodemmaterialen in het kader van de controle op de volumebalans van de bodemmaterialen, afkomstig van grond-, bagger- of ruimingswerken aan de erkende bodembeheerorganisaties kunnen aantonen dat de verontreinigde bodemmaterialen naar een vergunde verwerker zijn afgevoerd.
Voor de bodemmaterialen die buiten het Vlaamse Gewest worden toegepast, moeten inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars en afvalstoffenproducenten kunnen aantonen dat de bodemmaterialen zijn overgebracht naar een inrichting die volgens de wetgeving die daar geldt, gemachtigd is om die bodemmaterialen te aanvaarden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).

Artikel 6.1.1.4/2
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars kunnen samenwerken om een afvalstof in te zamelen en naar een vergunde verwerker af te voeren. In dat geval wordt contractueel vastgelegd hoe de verplichtingen waaraan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar onderhevig is in het kader van hoofdstuk 6 en 7 van dit besluit verdeeld worden over de verschillende betrokken inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars. Hierbij worden tenminste de volgende verantwoordelijkheden contractueel verdeeld en vastgelegd:
wie staat in voor de opmaak van het identificatieformulier, zoals vermeld in artikel 6.1.1.2 § 2 derde lid;
wie staat in voor de melding in MATIS, zoals vermeld in onderafdeling 7.3.4
wie staat in voor het bijhouden van het afvalstoffenregister, zoals vermeld in artikel 7.2.1.2;
wie staat in voor het treffen van de regelingen met de verwerker van de afvalstoffen bij uitvoer buiten het Vlaamse gewest
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in dit artikel.
De betrokken inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars bewaren de overeenkomst minstens tot vijf jaar na de einddatum van het contract.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 101 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 6.1.1.5
Het kwaliteitsborgingssysteem bevat naast maatregelen die de naleving van de algemene en specifieke voorwaarden uit deze onderafdeling garanderen, maatregelen die de naleving van andere voorwaarden voor specifieke afvalstoffen als vermeld in dit besluit, waarborgen.
Het kwaliteitsborgingssysteem is gebaseerd op het principe van risicoanalyse, integraal ketenbeheer, traceerbaarheid en zelfcontrole. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar moet zijn kwaliteitsborgingssysteem in al zijn vestigingen beschikbaar houden voor keuring en administratieve controle. Een kopie van het kwaliteitsborgingssys-teem kan altijd opgevraagd worden voor administratieve controle.
Het kwaliteitsborgingssysteem is van toepassing op alle exploitatiezetels van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar. Het kwaliteitsborgingssysteem bevat minstens de volgende onderdelen:
een werkmethode die aangeeft op welke wijze getoetst wordt of de geaccepteerde afvalstoffen stroken met de eigen registratie als afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
richtlijnen die aangeven hoe de aard, samenstelling en verpakking van de geaccepteerde afvalstoffen worden beoordeeld en bijgestuurd indien nodig;
een werkmethode die aangeeft op welke wijze verzekerd wordt dat de afvalstoffenproducenten de nodige inlichtingen krijgen over de afvalstoffen die zij verplicht gescheiden moeten aanbieden;
een werkmethode die weergeeft hoe een geschikte vervoerder gecontacteerd wordt naargelang de aard van de afvalstoffen en de wijze van aanbieding van de afvalstoffen;
een werkmethode die aangeeft op welke wijze de traceerbaarheid van de afvalstoffen van bij de afvalstoffenproducent over het vervoer tot bij de vergunde verwerker wordt verzekerd, met daarin onder meer richtlijnen voor het invullen van een identificatieformulier, [de vermelding van het systeem dat de digitale identificatieformulieren aflevert en verspreidt], een beschrijving van de manier waarop de administratieve medewerkers worden opgeleid en waarop ingeschakelde vervoerders worden geïnstrueerd om de [digitale] formulieren correct in te vullen;
een werkmethode die aangeeft op welke manier het afvalstoffenregister wordt bijgehouden, welke data dat register bevat en waar dat register ter inzage ligt;
een werkmethode die aangeeft op welke wijze wordt nagegaan dat de gekozen bestemmeling vergund of erkend is voor de aanvaarding van de aangeboden afvalstoffen;
een werkmethode die wettelijke bepalingen over de bestemmingsmogelijkheden en de verwerkingshiërarchie van de afvalstoffen omzet in richtlijnen voor de verantwoordelijke werknemers;
voor elk onderdeel van het kwaliteitsborgingssysteem een oplijsting van de verantwoordelijken.
Wetshistoriek
Lid 3, 5° gewijzigd bij art. 102, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.1.1.6

§ 1

[...]

§ 2

De inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars die over een kwaliteitsborgingssysteem moeten beschikken op grond van artikel 6.1.1.4, moeten een keuring ondergaan door een onafhankelijke keuringsinstelling om het kwaliteitsborgingssysteem op te volgen en te evalueren.
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die voor de eerste keer geregistreerd wordt overeenkomstig onderafdeling 6.1.3, zal binnen twee jaar nadat hij de registratie heeft gekregen, een keuring laten uitvoeren door een onafhankelijke keuringsinstelling.
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die een verlenging van een bestaande registratie aanvraagt, moet beschikken over een keuring die jonger is dan vier jaar. [...]
[Om de vier jaar wordt een nieuwe keuring van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar uitgevoerd. De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring elektronisch ter beschikking van de OVAM. De keuringsinstellingen gebruiken daarvoor het loket keuringsinstellingen in de registratietoepassing van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.]
Tijdens de keuring wordt onderzocht of het kwaliteitsborgingssysteem alle voorwaarden dekt, of het toereikend is om ervoor te zorgen dat alle wettelijke voorwaarden in de praktijk worden nageleefd, en of het in de praktijk wordt toegepast.
De OVAM maakt een code van goede praktijk op over de werkwijze die de onafhankelijke keuringsinstellingen moeten volgen bij de keuringen. [De OVAM brengt de onafhankelijke keuringsinstellingen tijdig op de hoogte van elke wijziging in de code van goede praktijk.]
[De minister legt de specifieke kwalificatievereisten vast voor de keuringsinstellingen en bepaalt de vorm en inhoud van een lijst van keuringsinstellingen. De minister kan de OVAM machtigen het beheer van de lijst van de keuringsinstellingen op zich te nemen, de rapporteringsprocedure voor de keuringsinstellingen vast te leggen en een evaluatie en controle door te voeren. De minister stelt daarvoor de te volgen werkwijze vast. Het niet-naleven van de vereisten of de code van goede praktijk leidt tot een schrapping door de OVAM van de keuringsinstellingen van de lijst. De keuringsinstelling wordt daarvan op de hoogte gebracht met een [beveiligde zending]. De keuringsinstelling kan vanaf dan gedurende een maand gehoord worden en verweermiddelen aanbrengen.]
Wetshistoriek
§ 1 opgeheven bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2 gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25), bij art. 18, 1° en 2° B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21), bij art. 60 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 6.1.2 Registratie van vervoerders van afvalstoffen

Artikel 6.1.2.1

§ 1

De vervoerder van afvalstoffen moet beschikken over een registratie voor het vervoer van afvalstoffen, tenzij het een doorvoertransport van afvalstoffen door het Vlaamse Gewest betreft.
De vervoerder van afvalstoffen die wordt beschouwd als geregistreerd vervoerder overeenkomstig artikel 6.1.4.1. moet dit op vraag van de bevoegde autoriteit aantonen.
De OVAM stelt een register van de in het Vlaamse Gewest geregistreerde vervoerders van afvalstoffen ter beschikking via haar website.

§ 2

Gemeenten en verenigingen van gemeenten die huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen inzamelen, zijn van rechtswege geregistreerd als vervoerder van afvalstoffen.
[De actoren, vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6° en 7°, zijn uitgesloten van de registratieplicht als vervoerder van afvalstoffen.]
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 103 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.1.2.2
De aanvraag tot een registratie als vervoerder van afvalstoffen moet de volgende gegevens bevatten:
administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon, e-mailadres, voor Belgische ondernemingen het ondernemingsnummer en voor buitenlandse ondernemingen het btw-nummer;
[verklaring: de aanvrager verklaart dat hij in opdracht zal vervoeren, dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn, en dat hij kennisneemt van de vervoersvoorwaarden.]
[...]
Wetshistoriek
Lid 1, 2° vervangen bij art. 45, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 2 opgeheven bij art. 45, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Voorgeschiedenis
Lid 2 vervangen bij art. 25, § 2 B.Vl.Reg. 21 juni 2013 (BS 6 augustus 2013 (ed. 2)), met ingang van 16 augustus 2013 (art. 29), opgeheven bij art. 61 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en vervangen bij art. 40 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 6.1.2.3
De vervoerder van afvalstoffen registreert zich elektronisch bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket registraties van de OVAM, dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM.
De OVAM brengt de vervoerder van afvalstoffen op de hoogte van de correcte registratie via een melding in het webloket registraties van de OVAM. Zolang de aanvrager geen elektronische melding ontvangt, moet de aanvraag beschouwd worden als niet ingediend.
De registratie geldt voor een periode van tien jaar.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 46 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 62 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 6.1.2.4
[Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de geregistreerde vervoerder gebruik van het [webloket registraties] van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM. De OVAM past de gewijzigde gegevens in het register van geregistreerde vervoerders aan.]
De registratie kan niet aan derden worden doorgegeven.
[Bij stopzetting van de activiteiten kan de geregistreerde vervoerder van afvalstoffen op zijn verzoek de registratie opheffen. De vervoerder wordt dan verwijderd uit het register van geregistreerde vervoerders. De geregistreerde vervoerder meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het [webloket registraties] van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 63, 1° en 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 47 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 6.1.3 Registratie van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars

Artikel 6.1.3.1
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die afvalstoffen inzamelt of handelt of makelt in afvalstoffen die vanuit of binnen het Vlaamse Gewest worden getransporteerd, moet beschikken over een registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar. Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar zelf afvalstoffen vervoert, moet hij ook beschikken over een registratie als vervoerder van afvalstoffen.
De OVAM stelt een register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars [...] en een register van geschorste registraties van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars ter beschikking via haar website.
De afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor de afvalstoffen waarvan hij de afvalstoffenproducent [is, en de actoren, [vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6° en 7°] zijn] uitgesloten van de registratieplicht als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
Gemeenten en verenigingen van gemeenten die huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen inzamelen, zijn van rechtswege geregistreerd als inzamelaar, [afvalstoffenhandelaar] of -makelaar [...].
[De kennisgever, vermeld in Verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, wordt beschouwd als geregistreerd inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor de transporten die gevat zijn door een goedgekeurde kennisgeving. De kennisgever wordt niet opgenomen in het register, vermeld in het tweede lid, tenzij hij een registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar heeft bekomen volgens de procedure, vermeld in artikel 6.1.3.2 en 6.1.3.3.]
[De OVAM is van rechtswege geregistreerd als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar voor het inzamelen, handelen en makelen van afvalstoffen die afkomstig zijn van ambtshalve verwijderingen en ambtshalve saneringen die in opdracht van de OVAM worden uitgevoerd binnen het kader van haar decretale opdracht. De OVAM wordt niet opgenomen in het register, vermeld in het tweede lid.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 5, 1° tot 4° B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8), bij art. 15 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25), bij art. 48 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Artikel 6.1.3.2
De aanvraag tot registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar moet de volgende gegevens bevatten:
administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon, e-mailadres, voor Belgische ondernemingen het ondernemingsnummer en voor buitenlandse ondernemingen het btw-nummer;
vermelding van de afvalstoffen die ingezameld zijn of waarin gehandeld of gemakeld wordt;
[verklaring: de aanvrager verklaart dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn, en dat hij kennisneemt van de vervoersvoorwaarden en de algemene en specifieke voorwaarden voor inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars.]
[...]
Wetshistoriek
Lid 1, 3° vervangen bij art. 49 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Lid 2 opgeheven bij art. 64 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 6.1.3.3
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar registreert zich elektronisch bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket registraties van de OVAM, dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM.
De registratie geldt voor een periode van tien jaar.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 50 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Voorgeschiedenis
Lid 1 vervangen bij art. 65 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Artikel 6.1.3.4
[Elke wijziging in de geregistreerde gegevens wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar gebruik van het [webloket registraties] van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM. De gewijzigde gegevens worden in het register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars aangepast.]
De registratie kan niet aan derden worden doorgegeven.
[Bij stopzetting van de activiteiten kan de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar op zijn verzoek de registratie opheffen. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt dan verwijderd uit het register van geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars. De geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het [webloket registraties] van de OVAM. Die registratietoepassing wordt ter beschikking gesteld via de website van de OVAM.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 66, 1° en 2° B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 51 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 6.1.3.5
Een ontoereikend kwaliteitsborgingssysteem, een negatief keuringsverslag van het kwaliteitsborgings-systeem, elk misbruik van de registratie en elke overtreding van de voorwaarden voor het inzamelen, handelen of makelen van afvalstoffen, kunnen leiden tot het schorsen van de registratie.
Bij een ontoereikend kwaliteitsborgingssysteem, een negatief keuringsverslag van het kwaliteitsborgingssysteem, een vaststelling van misbruik van de registratie of van een overtreding van de voorwaarden voor het inzamelen of handelen of makelen van afvalstoffen wordt de geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, door de OVAM met een [beveiligde zending] op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schorsing en de motieven daartoe. De geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar beschikt over een termijn van veertien dagen om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde zijn gebracht. Hij kan vragen om gehoord te worden.
De schorsing wordt door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar meegedeeld, met vermelding van de motieven. Na de schorsing wordt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar opgenomen in het register van geschorste registraties van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars.
Een schorsing van de registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de registratie. Als door de geschorste inzamelaar, afvalstoffenhan-delaar of -makelaar intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schorsing niet meer bestaat, kan de schorsing ongedaan worden gemaakt. Tijdens de periode van de schorsing kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar geen nieuwe registratie als inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar verkrijgen.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Onderafdeling 6.1.4 Aanvaarding van registraties voor het vervoer van afvalstoffen uit andere gewesten en staten van de Europese Economische Ruimte

Artikel 6.1.4.1
Vervoerders van afvalstoffen die, in uitvoering van artikel 26 van de richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen, zijn opgenomen in een register in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of in het Waalse Gewest of in een van de staten van de Europese Economische Ruimte zijn geregistreerd of erkend, worden beschouwd als geregistreerde vervoerders van afvalstoffen [op voorwaarde dat ze beschikken over een ondernemingsnummer als het Belgische bedrijven betreft, of over een btw-nummer als het buitenlandse bedrijven zijn].
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 67 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).

Onderafdeling 6.1.5 Goedkeuring van systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren

Wetshistoriek
Onderafdeling 6.1.5 (art. 6.1.5.1 - art. 6.1.5.8) ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 6.1.5.1
Systemen die digitale identificatieformulieren afleveren moeten goedgekeurd worden door de OVAM. De beheerder van het systeem dient hiervoor een aanvraag tot goedkeuring in bij de OVAM. Hij dient zijn aanvraag in via het DIGIPOST webloket dat de OVAM ter beschikking stelt via haar website.
De OVAM stelt een register van goedgekeurde systemen voor het afleveren van digitale transportmeldingen ter beschikking via haar website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 6.1.5.2
De aanvraag tot goedkeuring van het systeem voor het afleveren van digitale identificatieformulieren bevat tenminste volgende onderdelen:
een checklist waarbij elk van de voorwaarden opgelegd in artikel 6.1.5.3. wordt afgetoetst en beschreven;
een beschrijving van de functionele werking van het systeem voor het afleveren van digitale identificatieformulieren, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden opgelegd in artikel 6.1.5.3; 3° een gedetailleerde beschrijving van volgende essentiële onderdelen van het systeem:
a)
de manier van handtekening;
b)
de toegankelijkheid voor de diverse actoren, onder andere welke toestellen gebruikt kunnen worden, in welke formaten de gegevens ter beschikking worden gesteld van de gebruikers, de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten;
c)
hoe de archivering van de gegevens gebeurt;
d)
een korte beschrijving van de gebruikte software en welke middelen voorzien zijn om de beveiliging, integriteit en de authenticiteit van het digitale identificatieformulier te garanderen, inclusief op welke wijze de wijzigingen aan het formulier gelogd worden;
e)
de wijze waarop de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten op de plaats van de controle het elektronische identificatieformulier kunnen controleren: het model, de leesbaarheid en de authenticiteit;
f)
een beschrijving op welke manier toegang en inzage zal worden verleend aan de OVAM en de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten, inclusief een korte handleiding.
Na de ontvangst van de aanvraag stelt de OVAM de toezichthoudende diensten in kennis van de indiening van een dossier en stuurt hen de volledige aanvraag voor advies door. [De toezichthoudende diensten delen hun mondelinge advies mee aan de OVAM aan het einde van de demonstratie van het systeem.]
De OVAM zal de aanvrager binnen de 20 kalenderdagen na ontvangst van het dossier uitnodigen voor een demonstratie van het systeem in de kantoren van de OVAM. Vertegenwoordigers van de toezichthoudende diensten zullen ook worden uitgenodigd voor deze demonstratie. De OVAM en de toezichthoudende diensten kunnen tijdens deze demonstratie vragen stellen. Als de OVAM of de toezichthouders dit nodig achten kan gevraagd worden om het aanvraagdossier aan te passen en verdere specificaties erin op te nemen.
Uiterlijk 30 kalenderdagen na de demonstratie en, indien van toepassing, na ontvangst van het aangepaste aanvraagdossier, neemt de OVAM een gemotiveerde beslissing en stuurt deze naar de aanvrager.
De OVAM brengt de toezichthoudende diensten en de andere gewesten op de hoogte van haar beslissing.
Een goedkeuring wordt verleend voor onbepaalde termijn. Elke wijziging van de beheerder van het systeem wordt op voorhand aan de OVAM gemeld.
Een goedkeuring van een systeem kan niet overgedragen worden aan een andere beheerder.
[De beheerder van een goedgekeurd systeem voor het afleveren van digitale identificatieformulieren brengt de OVAM op de hoogte van de gebruikers van het systeem. De eerste werkdag nadat een gebruiksovereenkomst is gesloten met een nieuwe gebruiker of de gebruiker het systeem verlaat, brengt de beheerder de OVAM daarvan op de hoogte. Dit gebeurt aan de hand van het ondernemingsnummer van de gebruiker en via de digitale tool die de OVAM ter beschikking stelt. De technische beschrijving van de digitale tool wordt opgenomen in een standaardprocedure die de OVAM op haar website ter beschikking stelt.]
De beheerder van het systeem brengt de OVAM op de hoogte van elke [wijziging in de essentiële onderdelen van het systeem als vermeld in artikel 6.1.5.2, eerste lid, 3°] en legt de wijziging ter goedkeuring voor aan de OVAM volgens de in dit artikel beschreven procedure voor de aanvraag van een goedkeuring.
Als het systeem op eender welk moment niet blijkt te voldoen aan de opgelegde vereisten of als het systeem niet in overeenstemming blijkt te zijn met de beschrijving in het aanvraagdossier, kan de OVAM de goedkeuring van het systeem opheffen. In dit geval stuurt de OVAM een aangetekende brief naar de beheerder van het systeem voor de aflevering van digitale identificatieformulieren met de mededeling dat de OVAM zich heeft voorgenomen om de goedkeuring op te heffen en de motieven die daartoe de aanleiding zijn geweest. De beheerder van het systeem voor de aflevering van digitale identificatieformulieren beschikt daarna over een termijn van veertien kalenderdagen om zijn verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat zijn zaken ondertussen in orde zijn gebracht. Hij kan vragen om gehoord te worden.
Als de verweermiddelen of de voorgestelde remediërende maatregelen niet voldoen beslist de OVAM [bij het versturen van het voornemen om de goedkeuring op te heffen]. De OVAM meldt dit met een aangetekende brief aan de beheerder van het systeem voor de aflevering van digitale identificatieformulieren, met vermelding van de motieven. De OVAM licht de gebruikers van het systeem in over de opheffing van de goedkeuring.
De opheffing van de goedkeuring is blijvend. Als een beheerder nadien opnieuw goedkeuring wil verkrijgen voor een systeem voor de aflevering en het beheer van digitale identificatieformulieren zal hij een volledig nieuw dossier moeten indienen en de goedkeuringsprocedure opnieuw doorlopen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 2 gewijzigd bij art. 104, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 8 vervangen bij art. 18 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Lid 9 gewijzigd bij art. 104, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 11 gewijzigd bij art. 104, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.1.5.3
Een systeem voor de aflevering van digitale identificatieformulieren moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
[het digitale identificatieformulier wordt door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen, ondertekend met een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening, zoals bepaald in Verordening EU 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. Een methode van geavanceerde of gekwalificeerde handtekening houdt in dat de digitale ondertekening:
a)
op unieke wijze is gekoppeld aan de ondertekenaar;
b)
de mogelijkheid biedt de ondertekenaar te identificeren;
c)
wordt gecreëerd met middelen die onder de exclusieve macht van de ondertekenaar vallen;
d)
zodanig gekoppeld is aan de gegevens waarop ze betrekking heeft, dat een latere wijziging van de gegevens traceerbaar wordt;
]
1°/1
[het digitale identificatieformulier wordt door de bestemmeling van het afval ondertekend door middel van een gewone elektronische handtekening die aangevuld wordt met gegevens die de betrouwbaarheid verhogen, zoals de geolocatie op het moment van de ondertekening. De bestemmeling van de afvalstoffen kan naast de gewone elektronische handtekening ook gebruikmaken van een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening;]
de gebruiksvoorwaarden van het systeem moeten vermelden dat de actor die verantwoordelijk is voor de opmaak van het identificatieformulier, verantwoordelijk is voor de gegevens in het systeem ongeacht wie de gegevens heeft ingebracht;
het digitale identificatieformulier dient de gegevens te bevatten en aan de voorwaarden te voldoen, opgenomen in artikel 6.1.1.2, § 2;
de gegevens vervat in het digitale identificatieformulier en de logbestanden met alle wijzigingsinformatie [vanaf de start van het vervoer] zijn toegankelijk voor elke daartoe gerechtigde partij;
de procedure voor het afleveren van het digitale identificatieformulier moet de integriteit van de daarin vervatte gegevens waarborgen vanaf het tijdstip waarop zij voor de eerste maal ondertekend wordt en in alle gevallen voor het transport aanvat. Bij elke extra ondertekening of aanvulling zal de integriteit van de gegevens opgenomen in het digitale identificatieformulier gewaarborgd zijn. De integriteit van gegevens staat vast als zij volledig en ongewijzigd zijn gebleven. De gegevens vervat in het digitale identificatieformulier en de logbestanden zijn uniek en hebben slechts betrekking op één transport;
de gegevens van het digitale identificatieformulier, alsook de logs van alle wijzigingen, moeten 5 jaar bewaard worden door de betrokken bedrijven. Dit betekent dat gebruikers die uit het systeem stappen nog vijf jaar de gegevens van de digitale identificatieformulieren moeten kunnen raadplegen. Als ervoor gekozen wordt om de gegevens van de digitale identificatieformulieren van de laatste vijf jaren te kopiëren naar een ander systeem, moeten de gegevens op dezelfde manier gevisualiseerd kunnen worden als vermeld in artikel 6.1.5.4, inclusief de gegevens van de log met de wijzigingen [vanaf de start van het vervoer];
[...]
de beheerder van het systeem voor het afleveren van digitale identificatieformulieren is verplicht om [elke gebruiker waarmee hij een gebruiksovereenkomst heeft afgesloten] het systeem, te registreren in een register. [De gebruikers worden geregistreerd aan de hand van hun ondernemingsnummer.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Enig lid:
1° vervangen bij art. 105, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
1°/1 ingevoegd bij art. 105, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
4° gewijzigd bij art. 105, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
6° gewijzigd bij art. 105, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
7° opgeheven bij art. 105, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
8° gewijzigd bij art. 19, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 6.1.5.4
Toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten dienen op eenvoudig verzoek online toegang te verkrijgen tot de gegevens van de digitale identificatieformulieren van gecontroleerde transporten.
De gegevens van het digitale identificatieformulier van een gecontroleerd transport moeten door alle toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten onmiddellijk en eenvoudig te consulteren zijn. Het digitale identificatieformulier dient, ook tijdens de controle, voldoende leesbaar te zijn voor controledoeleinden.
Het systeem laat toe dat bij een controle van een transport de gegevens van het identificatieformulier op een scherm getoond kunnen worden aan de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten en eveneens gevisualiseerd kunnen worden in een documentformaat bijvoorbeeld pdf. Als er een model van formulier in de wetgeving is vastgesteld neemt de visualisatie in documentformaat deze structuur aan.
Alle gegevens van het identificatieformulier en de bijhorende logbestanden met [de wijzigingen vanaf de start van het vervoer] moeten bij een controle van een transport volledig gevisualiseerd kunnen worden in een documentformaat, ongeacht in welk stadium van het transport de controle plaats vindt. De gegevens in de logbestanden moeten gelijktijdig met de gegevens van het bijhorende identificatieformulier in één bestand gepresenteerd en gevisualiseerd kunnen worden.
[De gegevens van alle digitale identificatieformulieren en de bijbehorende logbestanden van transporten die al gestart zijn moeten voor de OVAM, de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten, toegankelijk zijn met het oog op een effectief en efficiënt toezicht op de maatregelen van dit besluit en voor de tracering van afvalstoffen. De OVAM, de toezichthouders en de andere inspectiediensten moeten daarbij wel rekening houden met het vertrouwelijke karakter van de gegevens op de identificatieformulieren.]
[De gegevens over afgeronde transporten moeten op verzoek van de OVAM uitgewisseld worden met het materialeninformatiesysteem van de OVAM met het oog op tracering van afvaltransporten en de doelgerichte ontsluiting van informatie om de effectiviteit van de handhaving te verbeteren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 106, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.1.5.5
De gegevens van het transport moeten op het digitale identificatieformulier ingevuld worden voor vertrek van het transport en mogen vanaf het vertrek van het transport niet meer gewijzigd worden. Elke aanvulling wordt gelogd en ook dan worden de gegevens bevroren samen met de handtekening van degene die de wijziging/aanvulling heeft doorgevoerd.
De log van alle wijzigingen zoals datum, bron, wijziging/aanvulling die bij een formulier hoort wordt vanaf het moment van de controle en zo lang de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten het nodig hebben, aan de inspectiediensten ter beschikking gesteld samen met de gegevens van het formulier of de visualisatie van het formulier.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 6.1.5.6
Het register, vermeld in artikel 6.1.5.3, 8°, [...] wordt op eenvoudige vraag aan [...] de toezichthoudende overheid ter beschikking gesteld. De overeenkomsten voor toetreding tot het systeem zijn eveneens toegankelijk voor [de toezichthoudende overheid] [indien deze nodig zijn om de rechtsgeldigheid van de elektronische handtekening te bewijzen].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 107 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 20, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 6.1.5.7
Als er door de OVAM meerdere systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren worden goedgekeurd, moet er een interoperabiliteit tussen de verschillende systemen voorzien worden [waarbij een gemeenschappelijk formaat voor de uitwisseling van gegevens gebruikt wordt. Dat formaat wordt in een standaardprocedure vastgelegd die de minister heeft goedgekeurd. [De goedgekeurde systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren zullen de identificatieformulieren en wijzigingen ervan uitwisselen met een centraal platform dat door de OVAM wordt aangeboden, met als enige doel het realiseren van de interoperabiliteit tussen deze systemen.] De minister kan nadere regels voor de interoperabiliteit tussen de systemen vaststellen.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 108 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 21 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 6.1.5.8
De minister kan de technische specificaties voor de digitale identificatieformulieren en hun inhoud[, de uitwisseling ervan] en de systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren en hun interoperabiliteit verder specificeren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 109 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 6.2 Invoer en uitvoer van afvalstoffen

Artikel 6.2.1

Deze afdeling is van toepassing op de invoer en de uitvoer van afvalstoffen voor zover de afvalstoffen onderworpen zijn aan de bepalingen, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, hierna verordening te noemen.

Artikel 6.2.2

De communicatie tussen de kennisgever, de ontvanger, de verwerker en de OVAM, voorgeschreven door de verordening, moet verlopen per post, per fax, [via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website,] of door de uitwisseling van gestructureerde berichten via elektronische weg tussen computers.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 91).

Artikel 6.2.3

De kennisgever kan de kennisgevingen die betrekking hebben op de uitvoer van afvalstoffen op de volgende manieren indienen bij de OVAM:
de kennisgever kan de originele kennisgeving, met minstens één afschrift ervan, per post naar de OVAM sturen. Als er doorvoerlanden zijn, wordt er voor elk doorvoerland een exemplaar toegevoegd. De informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via post of e-mail;
de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale verzending van de bijlagen bij het kennisgevingsdossier en de digitale behandeling van zijn kennisgeving, de bijlagen indienen via het webloket dat de OVAM beschikbaar stelt via haar website. Hij stuurt dan enkel het originele kennisgevingsformulier, het originele vervoersdocument en het originele attest van de bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering met de post naar de OVAM en laadt de andere bijlagen bij het kennisgevingsformulier op in het webloket. De kennisgever voegt dan geen afschrift en geen extra exemplaar voor elk doorvoerland toe. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket;
de kennisgever kan, als hij akkoord gaat met de digitale indiening en behandeling van zijn dossier, gebruikmaken van het webloket dat de OVAM via haar website aanbiedt. Het kennisgevingsdocument, het transportdocument, een door de financiële instelling digitaal ondertekende bankgarantie, borgsom of gelijkwaardige verzekering en de nodige bijlagen kunnen dan via het webloket bij de OVAM worden ingediend. Elke informatie-uitwisseling tussen de kennisgever en de OVAM in het kader van de behandeling van de kennisgeving gebeurt dan via het webloket.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 91).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 41 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 6.2.4

§ 1

Het bedrag van de administratieve kosten, verbonden aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure, vermeld in artikel 14 van het Materialendecreet, is afhankelijk van het type dossier en de gekozen indienings- en behandelingswijze. De administratieve kosten worden als volgt vastgesteld:
voor uitvoerdossiers die ingediend en behandeld worden volgens de methode, vermeld in artikel 6.2.3, 1°, van dit besluit, bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 550 euro per kennisgeving;
voor uitvoerdossiers die ingediend en behandeld worden volgens de methode, vermeld in artikel 6.2.3, 2° en 3°, van dit besluit, bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 400 euro per kennisgeving;
voor de invoerdossiers bedraagt het bedrag van de administratieve kosten 550 euro per kennisgeving.
[Een vermindering van 200 euro op het bedrag van de administratieve kosten, vermeld in het eerste lid, is mogelijk als de kennisgever aangeeft dat de transportmeldingen digitaal zullen gebeuren volgende de specificaties die door de minister worden vastgelegd in een standaardprocedure. Als achteraf blijkt dat de transportmeldingen niet digitaal zijn verzonden volgens de specificaties die door de minister worden vastgelegd in een standaardprocedure, volgt een navordering. Pas als die betaald is, verstuurt de OVAM weer beslissingen over andere dossiers naar de kennisgever.]
Na de ontvangst van de betaalinformatie, inclusief de gestructureerde mededeling, wordt het bedrag, vrij van alle bankonkosten, aan de OVAM betaald volgens de specificaties opgenomen in de betaalinformatie. Bij de betaling wordt de gestructureerde mededeling vermeld die de OVAM heeft opgenomen in de betaalinformatie. Betalingen waarin die gestructureerde mededeling niet wordt vermeld, worden niet aanvaard en teruggestort.

§ 2

De kennisgevings- en vervoersdocumenten worden gratis door de OVAM ter beschikking gesteld, als de OVAM ze kan afleveren binnen de bepalingen van de verordening. Kennisgevingsdocumenten en transportdocumenten met een uniek kennisgevingsnummer worden altijd besteld via het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 76 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2020 (art. 92).
§ 1, leden 2 en 3 vervangen door lid 2 bij art. 110 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 1 gewijzigd bij art. 16 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).

Artikel 6.2.5

§ 1

In geval van uitvoer van afvalstoffen uit het Vlaamse Gewest stelt de kennisgever een bankgarantie of borgsom ten gunste van de OVAM of sluit hij een gelijkwaardige verzekering af voor de dekking van de kosten van het vervoer en van de verwijdering of nuttige toepassing, overeenkomstig artikel 6 van de verordening. In geval van invoer van afvalstoffen in het Vlaamse Gewest kan de OVAM een bankgarantie, een borgsom of een gelijkwaardige verzekering eisen van de kennisgever als die nodig is om te voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 6, vierde lid, van de verordening.
De OVAM stelt het bedrag van de bankgarantie, de borgsom of van het te verzekeren risico vast.
De minister kan nadere regels vaststellen om de hoogte van dat bedrag te berekenen.

§ 2

Het bewijs van de bankgarantie, van de borgsom of van de verzekering vormt in geval van uitvoer een onderdeel van het kennisgevingsdossier. Zonder dat bewijs beschouwt de OVAM het dossier niet als volledig.

§ 3

De bankgarantie of borgsom kan na akkoord van de OVAM gelicht worden als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, vijfde lid, van de verordening. Dat akkoord wordt verleend binnen een maand na de ontvangst van een bericht van de kennisgever dat de documenten, vermeld in artikel 6, vijfde lid, werden opgestuurd naar de OVAM.

Artikel 6.2.6

Specifieke inrichtingen die vergund zijn voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, kunnen bij de OVAM een goedkeuring aanvragen als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen als vermeld in artikel 14 van de verordening. Ze maken daarvoor gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.7

De OVAM stelt een register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen ter beschikking via haar website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.8

De aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen moet al de volgende gegevens bevatten:
de volgende administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon, e-mailadres en het ondernemingsnummer en, als dat beschikbaar is, het vestigingsnummer van de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft;
de vermelding van de afvalstoffen waarvoor de aanvrager de registratie wenst te verkrijgen, met de vermelding van de BAZEL/OESO-code, vermeld in bijlage IV van de verordening. De aanvrager voegt ook altijd een omschrijving van de afvalstoffen toe;
een afschrift van de milieuvergunning of omgevingsvergunning van de inrichting en een gedetailleerde beschrijving van de verwerking van de afvalstoffen;
de einddatum van de milieuvergunning of de omgevingsvergunning;
de vergunde hoeveelheden te verwerken afvalstoffen per afvalstof en voor de gehele inrichting, als die gespecificeerd worden in de milieuvergunning of omgevingsvergunning;
een beschrijving van de processen en methoden die worden gebruikt voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan de aspecten die voor de beoordeling van de aanvraag in beschouwing genomen worden;
de volgende verklaring: de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen, die ondertekend en gedateerd is, en waarbij de ondertekenaar verklaart dat de door hem verstrekte inlichtingen volledig en correct zijn. De naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.9

De aanvrager van een goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen dient zijn aanvraag elektronisch in bij de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.10

Bij de beoordeling van de aanvragen worden minstens de volgende aspecten in beschouwing genomen:
de bewezen milieukwaliteit van de nuttige toepassing van de afvalstoffen tijdens de voorbije jaren;
de bewezen ervaring met het nuttig toepassen van de afvalstoffen waarvoor een registratie als vooraf goedgekeurde inrichting wordt aangevraagd;
de mate waarin de wijze van nuttige toepassing aansluit bij het Vlaamse afvalstoffen- en materialenbeleid;
de mate waarin de voorgestelde nuttige toepassing een bijdrage levert aan de effectieve materiaalrecyclage van de afvalstoffen;
de overtredingen en misbruiken van de milieuregelgeving die al zijn vastgesteld.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.11

De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door een elektronische melding in het webloket voor vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen. Zolang de aanvrager geen elektronische ontvangstmelding ontvangt, wordt de aanvraag beschouwd als niet ingediend.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.12

De OVAM beslist over de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen en brengt de aanvrager op de hoogte van de toekenning of de weigering via een elektronische melding uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangstdatum van de aanvraag. De behandeltermijn start op de eerstvolgende werkdag na de melding van ontvangst van de aanvraag.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.13

Als de OVAM bij de behandeling van de aanvraag, vermeld in artikel 6.2.8, om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van de behandeling, vermeld in artikel 6.2.12, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de aanvullingen. Als de aanvrager de aanvullingen niet binnen negentig kalenderdagen aan de OVAM bezorgt, wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn. De voormelde termijn van negentig kalenderdagen kan in overleg tussen de aanvrager en de OVAM verlengd worden.
Voor de verzending van het verzoek tot aanvullingen door de OVAM en het ontvangen van de aanvullingen stelt de OVAM een webloket ter beschikking via de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvullingen naar de aanvrager.
Na een weigering van de goedkeuring van de aanvraag van goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen wordt een nieuwe aanvraag door de OVAM alleen behandeld als de aanvrager elementen kan aandragen die een nieuwe aanvraag rechtvaardigen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.14

De goedkeuring geldt voor een bepaalde periode, maar nooit langer dan de geldigheidsperiode van de milieuvergunning of de omgevingsvergunning van de inrichting.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.15

Elke wijziging in de gegevens van de vooraf goedgekeurde inrichting wordt elektronisch aan de OVAM meegedeeld. Daarvoor maakt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De gewijzigde gegevens worden in het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen aangepast.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.16

De goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting kan niet aan derden worden doorgegeven, uitgezonderd wanneer de vooraf goedgekeurde inrichting wordt overgenomen.
Bij een overname van de vooraf goedgekeurde inrichting deelt de goedgekeurde inrichting de administratieve gegevens zoals vermeld in artikel 6.2.8, 1°, en een bewijs van de overname mee aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De nieuwe goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting op naam van de overnemer is geldig met onmiddellijke ingang.
Bij stopzetting van de activiteiten kan de vooraf goedgekeurde inrichting op zijn verzoek de goedkeuring laten opheffen. De goedkeuring wordt dan geschrapt uit het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen. De houder van een vooraf goedgekeurde inrichting meldt de stopzetting van de activiteiten elektronisch aan de OVAM. Daarvoor maakt hij gebruik van het webloket dat de OVAM via haar website ter beschikking stelt. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van de aanvraag tot opheffing en een elektronische melding van de opheffing.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Artikel 6.2.17

[...]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93) en opgeheven bij art. 111 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 6.2.18

Elk misbruik van de goedkeuring en elke overtreding van de milieuwetgeving kan leiden tot de schorsing van de goedkeuring.
Bij een vaststelling van misbruik van de goedkeuring of van een overtreding van de milieuwetgeving wordt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen door de OVAM met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de voorgenomen beslissing tot schorsing en de motieven daarvoor. De vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen beschikt over veertien dagen om haar verweermiddelen kenbaar te maken of om aan te tonen dat haar zaken ondertussen in orde zijn gebracht. Ze kan vragen om gehoord te worden.
De schorsing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen meegedeeld, met vermelding van de motieven. Na de schorsing wordt de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen verwijderd uit het register van vooraf goedgekeurde inrichtingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Een schorsing van de goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen blijft van kracht voor een termijn die afloopt samen met de einddatum van de goedkeuring. Als door de geschorste vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen intussen kan worden aangetoond dat de aanleiding tot schorsing niet meer bestaat, kan de schorsing ongedaan worden gemaakt. Tijdens de periode van de schorsing kan de vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen geen nieuwe goedkeuring als vooraf goedgekeurde inrichting voor de nuttige toepassing van afvalstoffen verkrijgen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 juli 2019 (art. 93).

Hoofdstuk 7 Registreren en rapporteren van afvalstoffen- en materiaalgegevens

Afdeling 7.1 Algemene bepalingen

Artikel 7.1.1

Als in dit hoofdstuk verwezen wordt naar identificatienummers van afvalstoffenproducenten, vervoerders van afvalstoffen, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, of afvalstoffenverwerkers worden daarmee de volgende identificatienummers bedoeld:
voor Belgische ondernemingen: het ondernemingsnummer, zoals toegekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
[voor ondernemingen die in het buitenland gevestigd zijn: het btw-nummer. Als de onderneming geen btw-nummer heeft, volstaat de vermelding van de naam en het adres;]
voor Belgische vestigingseenheden: het vestigingseenheidsnummer, zoals toegekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
voor buitenlandse vestigingseenheden: het identificatienummer van de onderneming, gecombineerd met het adres van de vestigingseenheid;
voor zeeschepen: het IMO-nummer of MMSI-nummer, gecombineerd met het adres van de ligplaats van het schip;
voor particulieren: de aanduiding “particulier”.
De afvalstoffenproducent is verplicht om het identificatienummer van de productieplaats van de afvalstoffen mee te delen aan de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalstoffenverwerker als die daarom vraagt, met het oog op een efficiënte tracering van de afvalstoffen.
Als de afvalstoffenproducent ondanks de verplichting, vermeld in het tweede lid, het vestigingseenheidsnummer van de productieplaats niet meedeelt aan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalverwerker, kunnen die het identificatienummer van de onderneming gebruiken als identificatienummer, gecombineerd met de naam en het adres van de vestigingseenheid.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 112 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Lid 1, 2° vervangen bij art. 22 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 7.1.2

[Het materialeninformatiesysteem MATIS] bevat de gegevens die in het kader van dit hoofdstuk ingezameld en statistisch verwerkt worden.
[MATIS bevat basisgegevens die, met behoud van de toepassing van de bepalingen over openbaarheid van bestuur en openbaarheid van milieugegevens alleen toegankelijk zijn voor de ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk en met het verlenen van technische ondersteuning voor de benodigde ICT-systemen. MATIS bevat ook gevalideerde informatie die geschikt is voor actieve en passieve openbaarmaking, onder meer in het kader van de milieudatabank, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1992 houdende de regeling van de samenwerking tussen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de milieuparastatalen inzake de oprichting en de organisatie van een milieudatabank.]
[De commercieel vertrouwelijke gegevens in het materialeninformatiesysteem MATIS zullen beheerd worden volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 5, van het Materialendecreet.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 113, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.1.3

Tenzij het anders bepaald is in dit hoofdstuk, zijn de volgende actoren ertoe gehouden afvalstoffen- en materiaalgegevens te verschaffen op eenvoudig verzoek van de OVAM:
de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
de inrichtingen voor het verwerken van afvalstoffen;
de afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen;
de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer;
de grondstoffenproducent;
de grondstoffengebruiker.
De verslaggeving kan verlopen overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald.

Afdeling 7.2 Registers van afvalstoffen en materialen

Onderafdeling 7.2.1 Registers van afvalstoffen

Artikel 7.2.1.1
[De afvalstoffenproducent van bedrijfsafvalstoffen die geen afvalstoffenverwerker is, houdt een register bij van de geproduceerde afvalstoffen. De afvalstoffenverwerker houdt een register bij van de afvalstoffen die de verwerker heeft afgevoerd. Die afvalstoffenregisters bevatten de volgende gegevens:
de datum van productie of afvoer;
de vervoerswijze: waterweg, spoorweg, luchtvaart, pijpleiding, wegvervoer;
de hoeveelheid afvalstoffen in ton;
de aard en de samenstelling van de afvalstoffen, met vermelding van de EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1;
een omschrijving van de afvalstof of een aanduiding van de kwaliteit;
de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: storten, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, op- en overslag, drogen-scheiden, andere voorbehandeling;
de aard van de afvalstoffenhandeling, vermeld in afdeling 4.2;
als dat van toepassing is, de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen.
]
Het register van geproduceerde afvalstoffen, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens. [Het register van de afgevoerde afvalstoffen van afvalstoffenverwerker, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens.]
Als register van geproduceerde afvalstoffen kan een verzameling van identificatieformulieren als vermeld in artikel 6.1.1.2, gebruikt worden, aangevuld met de gegevens, vermeld in het eerste lid, over de afvalbewegingen waarvoor overeenkomstig artikel 6.1.1.2 geen identificatieformulier vereist is of waarvoor de afvalstoffenproducent zelf regelingen treft.
Wetshistoriek
Lid 1 vervangen bij art. 114, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Lid 2 gewijzigd bij art. 114, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Voorgeschiedenis
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).

Artikel 7.2.1.2
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar houden een register bij van de afvalstoffen die ingezameld of verhandeld zijn of waarin zij gemakeld hebben. Het register van ingezamelde, verhandelde of gemakelde afvalstoffen bevat de volgende gegevens:
[...]
de datum van het effectieve vervoer van de afvalstoffen;
[de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent of de inrichting vanwaar de afvalstoffen worden afgevoerd, of de naam en het identificatienummer van het schip waar de afvalstoffen werden ingezameld, alsook de vermelding van de ligplaats, of de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar die de afvalstoffen afgeeft;]
de hoeveelheid afvalstoffen in [ton [...]];
de aard en samenstelling van de afvalstoffen, met vermelding van de EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1;
5°/1
[de omschrijving van de afvalstof of de aanduiding van de kwaliteit;]
indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de vervoerder van de afvalstoffen [...];
[de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: storten, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, op- en overslag, drogen-scheiden, andere voorbehandeling. De aard van de afvalstoffenhandeling, vermeld in afdeling 4.2, wordt ook aangeduid;]
[de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen, of de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar of de afvalstoffenhandelaar of -makelaar aan wie de afvalstoffen worden afgegeven.]
[Aanvullend op de gegevens, vermeld in het eerste lid, vermeldt de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar die afgedankte EEA inzamelt of handelt of erin makelt, of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, ook de gegevens vermeld in artikel 5.2.5.4, § 2, eerste lid, 4°, in het afvalstoffenregister.]
Het register van ingezamelde, verhandelde of gemakelde afvalstoffen, vermeld in het eerste lid, wordt tenminste elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens.
Wetshistoriek
Lid 1:
1° opgeheven bij art. 115, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
3° vervangen bij art. 115, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
4° gewijzigd bij art. 18, 2° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en bij art. 115, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
5°/1 ingevoegd bij art. 115, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
6° gewijzigd bij art. 115, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
7° vervangen bij art. 115, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
8° vervangen bij art. 115, 7° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Lid 2 ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Voorgeschiedenis
Lid 1, 3° gewijzigd bij art. 18, 1° B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).

Artikel 7.2.1.3
De minister bepaalt de vorm en de inhoud van de afvalstoffencodelijst die wordt gebruikt voor de codering van afvalstoffen die door de gemeente of in opdracht van de gemeente ingezameld worden.
De gemeentelijke overheid of de vereniging van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, houdt een register bij van de door de gemeente of in opdracht van de gemeente ingezamelde afvalstoffen. Dat register bevat per gemeente de volgende gegevens over de afvalstoffen:
de hoeveelheid afvalstoffen in [ton];
1°/1
[de datum van de inzameling;]
de aard en de samenstelling van de afvalstoffen, met vermelding van de afvalstoffencode, vermeld in het eerste lid;
indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of –makelaar [...];
[de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: hergebruik, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, drogen-scheiden, recyclage, composteren/vergisten, storten, op- en overslag, andere voorbehandeling;]
[de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen of een aanduiding dat de materialen gebruikt zijn door burgers;]
[de gegevens over de oorsprong van de afvalstof en de inzamelwijze van de afvalstoffen.]
Het register, vermeld in het tweede lid, wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens.
[...]
Wetshistoriek
Lid 2:
1° gewijzigd bij art. 116, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
1°/1 ingevoegd bij art. 116, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
3° gewijzigd bij art. 116, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
4° vervangen bij art. 116, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
5° vervangen bij art. 116, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
6° vervangen bij art. 116, 6° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Lid 4 opgeheven bij art. 116, 7° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.2.1.4
De verwerker van afvalstoffen houdt een register bij van de door hem verwerkte afvalstoffen, dat de volgende gegevens bevat:
datum en uur van de aanvoer van de te verwerken afvalstoffen;
de hoeveelheid aangevoerde afvalstoffen in [ton [...]];
de aard en de samenstelling van de afvalstoffen, met vermelding van de EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1;
3°/1
[de omschrijving van de afvalstof of de aanduiding van de kwaliteit van de afvalstof;]
[de naam, het adres, met inbegrip van het land, en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent of van de vergunde inrichting voor de verwerking van afvalstoffen, waarvan de afvalstoffen zijn afgevoerd;]
indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
[de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen, met vermelding van de betreffende R- of D-code, vermeld in [afdeling 4.2], en ten minste met de volgende categorieën: storten, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, drogen-scheiden, andere voorbehandeling, op- en overslag;]
indien van toepassing, de vermelding dat de aangevoerde afvalstoffen geweigerd zijn, met de reden van de weigering;
in geval van storten, het nummer van het stortvak, met in het geval van gevaarlijk afval de nauwkeurige ligging op de stortplaats;
in geval van opslag, de lokalisatie van de opslag in de inrichting;
10°
opmerkingen over de afvalstof en de aanvoer, de ondervonden moeilijkheden en storingen, waarnemingen, metingen en andere inlichtingen over de uitbating van de inrichting.
[Aanvullend op de gegevens, vermeld in het eerste lid, vermeldt de verwerker die afgedankte EEA verwerkt ook de gegevens vermeld in artikel 5.2.5.4, § 2, eerste lid, 4°, in het afvalstoffenregister.]
Het register, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke werkdag of na elke aanvoer aangevuld met de meest recente gegevens.
In de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit], verleend overeenkomstig de bepalingen van het [decreet betreffende de omgevingsvergunning], kan afgeweken worden van de inhoudsvoorschriften van het register, vermeld in het eerste lid.
Wetshistoriek
Lid 1:
2° gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en bij art. 117, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
3°/1 ingevoegd bij art. 117, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
4° vervangen bij art. 117, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
6° vervangen bij art. 117, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163) en gewijzigd bij art. 23 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Lid 2 ingevoegd bij art. 43 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 4 gewijzigd bij art. 729, 1° en 2° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).

Onderafdeling 7.2.2 Registers van materialen die geen afvalstoffen zijn

Artikel 7.2.2.1
De minister bepaalt de vorm en de inhoud van de materiaalcodelijst voor de codering van materialen in de materialenregisters van grondstoffenproducenten en -gebruikers.

Artikel 7.2.2.2
De grondstoffenproducent houdt een register bij van de geproduceerde grondstoffen die overeenkomstig de materiaalcodelijst, vermeld in art. 7.2.2.1, worden aangemerkt als op te nemen in het uitgaande materialenregister. Het uitgaande materialenregister bevat de volgende gegevens over de geproduceerde grondstoffen:
de hoeveelheid grondstoffen in [ton [...]];
1°/1
[de datum van de afvoer;]
de aard en de samenstelling van de grondstoffen, met vermelding van de materiaalcode, vermeld in artikel 7.2.2.1;
2°/1
[een omschrijving van de materialen of een aanduiding van de kwaliteit van de materialen;]
de beoogde toepassingswijze van de grondstoffen: [toepassingsgebied van de grondstof], gebruik als brandstof of ander gebruik in een ingedeelde inrichting;
[als de grondstoffen gebruikt worden in een ingedeelde inrichting: de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de gebruiker. Als de grondstoffen gebruikt worden in een werk in het kader van een geldige omgevingsvergunning: de naam en het identificatienummer van de onderneming van de gebruiker en het adres van de plaats waar het werk wordt uitgevoerd. Als de grondstoffen worden toegepast in dispers gebruik van bodemverbeterende middelen: de naam en het identificatienummer van de onderneming van de gebruiker of de aanduiding dat de materialen door een particulier gebruikt zijn.]
Het materialenregister, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke dag aangevuld met de meest recente gegevens.
De grondstoffen die gebruikt worden in de inrichting waar ze zijn ontstaan, hoeven niet te worden opgenomen in het register, vermeld in het eerste lid.
Wetshistoriek
Lid 1:
1° gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25) en bij art. 118, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
1°/1 ingevoegd bij art. 118, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
2°/1 ingevoegd bij art. 118, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
3° gewijzigd bij art. 118, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
4° vervangen bij art. 118, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.2.2.3
De grondstoffengebruiker, vermeld in artikel 7.2.2.4, houdt een register bij van de door hem gebruikte grondstoffen die overeenkomstig de materiaalcodelijst, vermeld in art. 7.2.2.1, worden aangemerkt als op te nemen in het inkomende materialenregister. Het inkomende materialenregister bevat de volgende gegevens over de gebruikte grondstoffen:
datum en uur van de aanvoer van de te gebruiken grondstoffen;
de hoeveelheid aangevoerde grondstoffen in [ton];
de aard en de samenstelling van de grondstoffen, met vermelding van de materiaalcode, vermeld in artikel 7.2.2.1;
[de naam, het adres, met inbegrip van het land, en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de grondstoffenproducent;]
de beoogde toepassingswijze van de grondstoffen: dispers gebruik, gebruik als brandstof of ander gebruik in een ingedeelde inrichting;
korte omschrijving van de toepassingswijze;
indien van toepassing, de vermelding dat de aangevoerde grondstoffen geweigerd zijn, met de reden van de weigering.
Het register, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke werkdag of na elke aanvoer aangevuld met de meest recente gegevens.
De grondstoffen die gebruikt worden in de inrichting waar ze zijn ontstaan, hoeven niet te worden opgenomen in het register, vermeld in het eerste lid.
Wetshistoriek
Lid 1:
2° gewijzigd bij art. 119, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163);
4° vervangen bij art. 119, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.2.2.4
De volgende grondstoffengebruikers houden een inkomend materialenregister bij, vermeld in artikel 7.2.2.3: de grondstoffengebruikers die non-ferro metalen winnen en raffineren met pyrometallurgische, hydrometallurgische of elektrolytische procedés.
De minister kan de grondstoffengebruikers aanwijzen die een inkomend materialenregister moeten bijhouden, als vermeld in artikel 7.2.2.3.

Onderafdeling 7.2.3 Bewaren en uitwisselen van afvalstoffen- en materialenregisters

Artikel 7.2.3.1
De registers, opgemaakt overeenkomstig artikel 7.2.1.1, 7.2.1.2, 7.2.1.3, 7.2.1.4, 7.2.2.2 en 7.2.2.3, worden gedurende vijf jaar door de registerplichtige actor bijgehouden. Het register ligt ter inzage op de exploitatiezetel en, voor binnenschippers, op het schip.

Artikel 7.2.3.2
De registers, opgemaakt overeenkomstig artikel [7.2.1.1, als het registers betreft van afgevoerde afvalstoffen van een afvalstoffenverwerker, artikel] 7.2.1.2, [7.2.1.3], 7.2.1.4, 7.2.2.2 en 7.2.2.3, worden bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM[, de toezichthouder] en de houder van het register. De technische specificaties waaraan de registers moeten voldoen, en de technische specificaties in verband met de uitwisseling van gegevens op verzoek van de OVAM worden opgenomen in een standaardprocedure, vastgesteld door de minister op voorstel van de OVAM. Bij gebrek aan een dergelijke standaardprocedure wordt het register bijgehouden en worden de registergegevens uitgewisseld volgens een code van goede praktijk.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 78 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 120, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Afdeling 7.3 Melding van gegevens over de productie en inzameling van afvalstoffen en materialen

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 121 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 7.3.1 Jaarlijkse melding van de productie van bedrijfsafvalstoffen en grondstoffen

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 122 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 7.3.1.1
De OVAM maakt jaarlijks op basis van statistische criteria een selectie van afvalstoffenproducenten van bedrijfsafvalstoffen en van grondstoffenproducenten om gegevens te verzamelen over de productie van bedrijfsafval-stoffen en grondstoffen.
De OVAM publiceert de lijst van de selectie, vermeld in het eerste lid, op haar website uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de rapporteringsplicht van toepassing is.
De OVAM publiceert samen met de lijst de statistische verantwoording voor de samenstelling ervan op haar website.

Artikel 7.3.1.2

§ 1 [

De afvalstoffenproducenten die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.3.1.1, eerste lid, brengen verslag uit over de afvalstoffen die in het vorige kalenderjaar geproduceerd zijn.
De grondstoffenproducenten die geen vergunde inrichting uitbaten voor de verwerking van afvalstoffen, brengen verslag uit over de grondstoffen die in het vorige kalenderjaar geproduceerd zijn.
]

§ 2

De verslaggeving heeft betrekking op alle bedrijfsafvalstoffen, met uitzondering van de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen die door of in opdracht van de gemeente zijn ingezameld of opgehaald.
De verslaggeving bevat jaartotalen uit het register van geproduceerde afvalstoffen, vermeld in artikel 7.2.1.1. Voor bedrijfsafvalstoffen die in aard, samenstelling, verwerkingswijze, inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of afvalstoffenverwerker verschillen, moeten per exploitatiezetel afzonderlijke totalen worden ingevuld.

§ 3

De verslaggeving heeft betrekking op alle geproduceerde grondstoffen.
De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het uitgaande materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2. Voor materialen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of bestemming verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 123 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
§ 1 vervangen bij art. 730 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798) en gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 7.3.1.3
De verslaggeving over de productie van bedrijfsafvalstoffen [kan verlopen] overeenkomstig artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, voor de datum die daarin wordt bepaald, en door middel van het deelformulier “Identificatiegegevens” en het deelformulier “Afvalstoffenmelding voor producenten” van het integrale milieujaarverslag, waarvan het model als bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag is gevoegd.
[De verslaggeving over de productie van grondstoffen kan gebeuren via het webloket van het integrale milieujaarverslag voor de datum die wordt bepaald in artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 124, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Onderafdeling 7.3.2 Kwartaalmelding van gegevens over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en van bedrijfsafvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, in het materialeninformatiesysteem

Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 125 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Artikel 7.3.2.1
De gemeentelijke overheden of de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen of in hun opdracht ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen en daarmee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en de inzameling van huishoudelijk restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente. De gemeentelijke overheden of de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, kunnen de uitvoering van die meldingen geheel of gedeeltelijk delegeren aan andere instanties. Ze brengen de OVAM voor het begin van elk kwartaal op de hoogte van de wijzigingen in die delegaties. Ze blijven wel verantwoordelijk voor de correcte en tijdige melding van de gegevens.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van inzamelingen die plaats vonden in een hierboven gespecificeerd kwartaal, moeten uiterlijk gedaan worden op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 126 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 53, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 7.3.2.2
De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.2.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit het afvalstoffenregister van de afvalstoffen die de gemeente ingezameld heeft of die in opdracht van de gemeente ingezameld zijn, vermeld in artikel 7.2.1.3, en kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, van het ingezamelde huishoudelijk restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.2.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, de inzamelwijze, de verwerkingswijze en de bestemming van de afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de afvalstoffen zijn ingezameld, en, als dat van toepassing is, de identificatie van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of makelaar.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 127 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Onderafdeling 7.3.3 Kwartaalmelding in het materialeninformatiesysteem van gegevens over de inzameling, in het Vlaamse Gewest, van andere afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen

Wetshistoriek
Onderafdeling 7.3.3 (art. 7.3.3.1 - art. 7.3.3.2) ingevoegd bij art. 128 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Artikel 7.3.3.1
De geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de andere afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare afvalstoffen die ze in het Vlaamse Gewest ingezameld hebben. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van inzamelingen van afvalstoffen die plaats vonden in een hierboven gespecificeerd kwartaal, moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal”..
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 128 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.3.3.2
De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.3.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit de afvalstoffenregisters, vermeld in artikel 7.2.1.2.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.3.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, [de vervoerswijze], de verwerkingswijze en de bestemming van de ingezamelde afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding[, de periode] waarin de afvalstoffen zijn ingezameld [en de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die instond voor de regelingen voor de verwerking van de afvalstoffen].
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 128 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 24, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Onderafdeling 7.3.4 Kwartaalmelding van gegevens over de productie van grondstoffen in het materialeninformatiesysteem

Wetshistoriek
Onderafdeling 7.3.4 (art. 7.3.4.1 - art. 7.3.4.2) ingevoegd bij art. 129 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Artikel 7.3.4.1
De exploitanten van een vergunde inrichting voor het verwerken van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen geproduceerde grondstoffen. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van de geproduceerde grondstoffen die afgevoerd werden in een hierboven gespecificeerd kwartaal moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal”.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 129 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.3.4.2
De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.5.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit het materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.5.1, hebben betrekking op [de oorsprong,] de aard, de hoeveelheid, [de vervoerswijze,] de toepassingswijze en de bestemming van de geproduceerde grondstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de grondstoffen afgevoerd werden, en, als dat van toepassing is, de identificatie van de gebruiker van de grondstoffen.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 129 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 25, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Afdeling 7.4 Gegevens over het gebruik van grondstoffen

Wetshistoriek
Opschrift gewijzigd bij art. 130 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 7.4.1

De OVAM maakt jaarlijks een gemotiveerde selectie van Vlaamse [...] grondstoffengebruikers en de [...] grondstoffen waarover zij moeten rapporteren om gegevens te verzamelen over [...] het gebruik van grondstoffen in het Vlaamse Gewest.
De OVAM publiceert de lijst van de selectie, vermeld in het eerste lid op haar website uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de rapporteringsplicht van toepassing is.
De OVAM publiceert samen met de lijst op haar webstek de verantwoording voor de samenstelling ervan op haar website.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 131, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 7.4.2

§ 1

De [...] grondstoffengebruikers die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid, brengen respectievelijk verslag uit over de in het vorige kalenderjaar [...] gebruikte grondstoffen.

§ 2

[...]

§ 3

De verslaggeving heeft betrekking op alle gebruikte grondstoffen die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.4.1, eerste lid. De verslaggeving bevat de jaartotalen uit het inkomende materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.3. Voor grondstoffen die in aard, samenstelling, toepassingswijze of plaats van herkomst (binnen België het gewest, buiten België het land) verschillen, moeten afzonderlijke totalen worden ingevuld.
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 132, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 2 opgeheven bij art. 132, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 7.4.3

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 133 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Afdeling 7.5 Kwartaalmelding van gegevens over de verwerking van afvalstoffen in het materialeninformatiesysteem

Wetshistoriek
Afdeling 7.5 (art. 7.5.1 - art. 7.5.2) ingevoegd bij art. 134 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.5.1

De exploitanten van een vergunde inrichting voor het verwerken van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen verwerkte afvalstoffen. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen. Het betreft gegevens over de te verwerken aangevoerde afvalstoffen, de afvoer van verwerkte afvalstoffen en bedrijfsinterne stromen die in de inrichting geproduceerd en verwerkt worden door middel van storten, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, composteren/vergisten of recyclage.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van afvalstoffen die aangevoerd of afgevoerd werden in een hierboven gespecificeerd kwartaal moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 134 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Artikel 7.5.2

De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.5.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit de afvalstoffenregisters, vermeld in artikel 7.2.1.1 en 7.2.1.4.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.5.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, de verwerkingswijze, de vervoerswijze en de bestemming van de aangevoerde en afgevoerde afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de afvalstoffen werden ingezameld, en, indien van toepassing, de identificatie van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 134 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 januari 2024 (art. 163).

Hoofdstuk 8 Monsterneming en analyse van afvalstoffen en andere materialen

Wetshistoriek
Hoofdstuk 8 (art. 8.1 - art. 8.2) opnieuw opgenomen bij art. 135 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Hoofdstuk 8 (art. 8.1.1.1 tot 8.2.1) opgeheven bij art. 185 B.Vl.Reg. 1 maart 2013 (BS 23 april 2013 (ed. 1)).

Artikel 8.1

§ 1

De monsternemingen op afvalstoffen en andere materialen in het kader van het Materialendecreet, dit besluit en titel II en III van het VLAREM worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld.

§ 2

Er is een vrijstelling van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, voor de materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen die rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen.
Wetshistoriek
Opnieuw opgenomen bij art. 135 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 8.2

§ 1

De analyses op afvalstoffen en andere materialen in het kader van het Materialendecreet, dit besluit en titel II en III van het VLAREM worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard.

§ 2

Er is een vrijstelling van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, voor de materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen en die rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen.

§ 3

De OVAM spreekt zich uit binnen een termijn van negentig dagen na de ontvangst van het verzoek om een methode gelijkwaardig te verklaren.

§ 4

Als de OVAM een methode gelijkwaardig verklaart, geldt die verklaring alleen voor het laboratorium dat het verzoek heeft ingediend.
Wetshistoriek
Opnieuw opgenomen bij art. 135 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Hoofdstuk 9 Milieuheffingen, retributies en milieubijdragen

Wetshistoriek
Opschrift hoofdstuk 9 gewijzigd bij art. 72 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Afdeling 9.1 Milieuheffingen

Artikel 9.1.1

§ 1 [

De door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaren en personeelsleden van de OVAM zijn belast, voor rekening van het Vlaamse Gewest, met de inning, de invordering en de controle van de milieuheffingen.
Een door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaar van de OVAM is bevoegd voor het treffen van dadingen, het kwijtschelden of verminderen van de administratieve geldboete, het verlenen van uitstel van betaling en het uitvaardigen van dwangbevelen overeenkomstig de artikelen 60 tot en met 63 van het Materialendecreet.
]

§ 2

De leidend ambtenaar van de OVAM is ertoe gemachtigd:
het dwangbevel, vermeld in artikel 63 van het Materialendecreet, te viseren, uitvoerbaar te verklaren en eensluidend te verklaren;
om een hypothecaire inschrijving, vermeld in artikel 64 van het Materialendecreet, te verzoeken.
Bij afwezigheid wordt hij voor de uitvoering van de taken, vermeld in het eerste lid, vervangen door een ambtenaar die door hem is aangewezen.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 44 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Artikel 9.1.2

§ 1 [

De aangifte, vermeld in artikel 50 en volgende van het Materialendecreet, moet gedaan worden uiterlijk de twintigste van de eerste maand na ieder kalenderkwartaal:
ofwel op een aangifteformulier, waarvan het model bepaald wordt door de minister en waarvan de nodige exemplaren door de OVAM ter beschikking worden gesteld;
ofwel via een webloket waarvan de modaliteiten bepaald worden door de minister en dat door de OVAM ter beschikking wordt gesteld.
Het voorschot op de heffing voor het vierde kwartaal van elk jaar wordt uiterlijk op 20 november aangegeven:
ofwel door middel van een bijzonder aangifteformulier, waarvan het model bepaald wordt door de minister en waarvan de nodige exemplaren door de OVAM ter beschikking worden gesteld;
ofwel via een webloket waarvan de modaliteiten bepaald worden door de minister en dat door de OVAM ter beschikking wordt gesteld.
Als de elektronische aangifte via het webloket ingevuld en bezorgd is overeenkomstig de richtlijnen in het elektronische platform, heeft ze voor de toepassing van hoofdstuk 5, afdeling 2 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en de uitvoeringsbesluiten ervan dezelfde rechtskracht als een ondertekende aangifte op papier.
]

§ 2

De milieuheffing voor de eerste drie kwartalen wordt betaald voor de tiende van de tweede maand na ieder kalenderkwartaal door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het aangifteformulier.
Het voorschot op de milieuheffing voor het vierde kwartaal wordt betaald voor de tiende van de maand december, door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het bijzonder aangifteformulier.
Het eventuele saldo van de milieuheffing voor het vierde kwartaal wordt betaald voor de tiende van de maand februari van het volgende jaar door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag op de financiële rekening, vermeld op het aangifteformulier.
Wetshistoriek
§ 1 vervangen bij art. 55 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Artikel 9.1.3

De beroepen, vermeld in artikel 55 van het Materialendecreet, moeten ingesteld worden bij de minister.
De adviescommissie, vermeld in artikel 55 van het Materialendecreet, bestaat uit:
een voorzitter, aangesteld in onderling overleg tussen de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen en de minister;
twee ambtenaren als effectieve leden en twee ambtenaren van de Vlaamse overheid als plaatsvervangende leden, aangesteld door de minister;
twee ambtenaren van de Vlaamse overheid als effectieve leden en twee ambtenaren als plaatsvervangende leden, aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
De adviescommissie hoort de OVAM of de heffingsplichtige op eigen verzoek of op verzoek van de OVAM en de heffingsplichtige.
De minister kan nadere regels bepalen voor de werking van de adviescommissie.

Afdeling 9.2 Retributies

Wetshistoriek
Afdeling 9.2 (art. 9.2.1 - art. 9.2.4) ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 9.2.1

§ 1

Het bedrag van de retributie voor de uitreiking van een nieuw of geactualiseerd asbestinventarisattest wordt bepaald door de minister.

§ 2

Het bedrag van de retributie wordt tweejaarlijks aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: het bedrag van de retributie wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het geldende bedrag. Het zo verkregen getal wordt afgerond tot het gehele getal.
Uiterlijk op 1 januari wordt het aangepaste bedrag van de retributie door de minister vastgelegd.

§ 3 [

De retributie voor de afgifte van een asbestinventarisatieattest is verschuldigd door de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar en wordt maandelijks gevorderd ten laste van de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12 of de geregistreerde werkgever van de interne preventieadviseur of intern milieucoördinator, vermeld in artikel 5.4.11, eerste lid, 3° in naam van voormelde eigenaar[, via de databank asbestinventarisatie].
De verschuldigde retributie wordt gestort op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van de naam van de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, of de geregistreerde werkgever van de interne preventieadviseur of intern milieucoördinator, vermeld in artikel 5.4.11, eerste lid, 3°.
De minister kan verdere regels omtrent de modaliteiten van vordering verder uitwerken.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 3 vervangen bij art. 136 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 9.2.2

§ 1

Het bedrag van de retributie voor de behandeling van een aanvraagdossier tot erkenning als certificatie-instelling asbest wordt bepaald door de minister.

§ 2

Het bedrag van de retributie wordt tweejaarlijks aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: het bedrag van de retributie wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het geldende bedrag. Het zo verkregen getal wordt afgerond tot het gehele getal.
Uiterlijk op 1 januari wordt het aangepaste bedrag van de retributie door de minister vastgelegd.

§ 3

De retributie voor de behandeling van een aanvraagdossier voor erkenning als certificatie-instelling asbest wordt eenmalig gevorderd ten laste van de kandidaat-certificatie-instelling asbest.
De verschuldigde retributie wordt gestort op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van de naam van de kandidaat-certificatie-instelling asbest.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 9.2.3

§ 1

Het bedrag van de retributie en de modaliteiten voor het consulteren van de databank asbestinventarisatie worden bepaald door de minister.

§ 2

Het bedrag van de retributie wordt tweejaarlijks aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: het bedrag van de retributie wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het geldende bedrag. Het zo verkregen getal wordt afgerond tot het gehele getal.
Uiterlijk op 1 januari wordt het aangepaste bedrag van de retributie door de minister vastgelegd.

§ 3

De retributie voor het consulteren van de databank asbestinventarisatie wordt gevorderd ten laste van de aanvrager.
De verschuldigde retributie wordt gestort op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van de naam van de aanvrager.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Artikel 9.2.4

De door de leidend ambtenaar van de OVAM aangestelde ambtenaren en personeelsleden van de OVAM zijn, voor rekening van het Vlaamse Gewest, belast met de invordering en de controle van de retributies.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Hoofdstuk 9/1 Verwerking van persoonsgegevens

Wetshistoriek
Hoofdstuk 9/1 (art. 9/1.1 - art. 9/1.3) ingevoegd bij art. 137 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 9/1.3 ingevoegd bij art. 137 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 164).

Artikel 9/1.1

§ 1

De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van onderafdeling 6.1.1 en 6.1.5 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.

§ 2

De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking of bij de inzet als grondstoffen;
het monitoren, bewaken en opvolgen van de overdracht van verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer;
het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit;
[het realiseren van interoperabiliteit tussen de goedgekeurde systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren.]

§ 3

De aard van de gegevens betreft de ondernemingsnummers, de vestigingsnummers, de naam en de contactgegevens, namelijk het telefoonnummer, het faxnummer en het e-mailadres, van de natuurlijke personen en rechtspersonen die voorkomen in de identificatieformulieren en in de documenten die betrekking hebben op de goedkeuringsprocedure van systemen voor de aflevering van digitale identificatieformulieren.
Het betreft ook de locatiegegevens die verbonden zijn aan het begin- en eindpunt van een transport van afvalstoffen of materialen. Die locatiegegevens zullen alleen gebruikt worden voor de doelen, vermeld in paragraaf 2, punt 1° en 3°.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.

§ 4

De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.

§ 5

De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan:
de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit;
de natuurlijke of rechtspersonen die opdrachten voor de OVAM uitvoeren in het kader van de wet op overheidsopdrachten of die opdrachten uitvoeren waaraan de OVAM haar medewerking verleent, op voorwaarde dat een vertrouwelijkheidsovereenkomst wordt ondertekend;
[de goedgekeurde systemen voor het afleveren van digitale identificatieformulieren.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 137 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Wetshistoriek
§ 2, enig lid, 4° ingevoegd bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 5, enig lid, 3° ingevoegd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Artikel 9/1.2

§ 1

De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van hoofdstuk 7 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.

§ 2

De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking of inzet als grondstoffen;
het voorbereiden, uitvoeren, bewaken en monitoren van het afval- en materialenbeleid en de doelstellingen ter zake;
het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit;
het vervullen van diverse Europese, internationale, Belgische en Vlaamse rapportageverplichtingen die opgelegd zijn in toepasselijke wetgeving en verdragen;
het innen van de milieuheffingen en de controle ervan.

§ 3

De aard van de gegevens betreft de ondernemingsnummers, de vestigingsnummers, de naam en de contactgegevens, namelijk het telefoonnummer, het faxnummer en het e-mailadres, van de natuurlijke personen en rechtspersonen die voorkomen in de afvalstoffenregisters en in de gegevens die aan de OVAM gemeld worden in het kader van hoofdstuk 7 van dit besluit.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.

§ 4

De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.

§ 5

De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan:
de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit;
de natuurlijke of rechtspersonen die opdrachten voor de OVAM uitvoeren in het kader van de wet op overheidsopdrachten of die opdrachten uitvoeren waaraan de OVAM haar medewerking verleent, op voorwaarde dat een vertrouwelijkheidsovereenkomst wordt ondertekend;
de Europese en internationale instanties aan wie de OVAM moet rapporteren over afvalstoffen en materialen die door specifieke natuurlijke of rechtspersonen worden geproduceerd, vervoerd of beheerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 137 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Artikel 9/1.3

§ 1

De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van onderafdeling 5.2.16 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.

§ 2

De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking;
het bewaken van het afval- en materialenbeleid en de doelstellingen ter zake;
het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit.

§ 3

De aard van de gegevens betreft de naam, het adres en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld in het kader van onderafdeling 5.2.16 van dit besluit.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.

§ 4

De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.

§ 5

De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 137 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 164).

Hoofdstuk 10 Wijzigingsbepalingen

Afdeling 10.1 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende milieuvergunning

Artikel 10.1.1

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 15° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
punt 44° wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.1.2

In artikel 21 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.1.3

In artikel 43ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.1.4

In bijlage 1, rubriek 2, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, 24 april 2009 en 20 november 2009, worden de woorden “Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA)” telkens vervangen door de woorden “besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.1.5

In bijlage 1, rubriek 2, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, 24 april 2009 en 20 november 2009 wordt de zin “Overeenkomstig artikel 4.1.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) worden de secundaire grondstoffen niet meer als afvalstoffen beschouwd vanaf het ogenblik dat ze voldoen aan de ter zake in het VLAREA gestelde voorwaarden”, opgeheven.

Artikel 10.1.6

In bijlage 1, rubriek 2.1, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de woorden “decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen” vervangen door de woorden “decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.1.7

In bijlage 1, rubriek 2.1.1, bij hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, worden de woorden “secundaire grondstoffen” vervangen door “grondstoffen zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”;

Artikel 10.1.8

In bijlage 1, rubriek 2.2, bij hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, wordt de zin “Alle inrichtingen onder 2.2. zijn inrichtingen waarin handelingen gebeuren waardoor nuttige toepassing van althans een gedeelte van de afvalstoffen mogelijk wordt.” vervangen door de zin “Alle inrichtingen onder 2.2. zijn inrichtingen waarin handelingen gebeuren waardoor nuttige toepassing van het merendeel van de afvalstoffen mogelijk wordt.”.

Artikel 10.1.9

In bijlage 1, rubriek 2.2.4, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, worden de woorden “decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen” telkens vervangen door de woorden “decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.1.10

In bijlage 1, rubriek 2.3.9, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de woorden “in de zin van artikel 1.3.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” telkens vervangen door de woorden “als vermeld in artikel 4.2.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.1.11

In bijlage 1, rubriek 45.18, bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de woorden “decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen” telkens vervangen door de woorden “decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Afdeling 10.2 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Artikel 10.2.1

In het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, worden de woorden “decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen” telkens vervangen door de woorden “decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.2

In artikel 1.3.1.1, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, worden de woorden “volgens hoofdstuk VII van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” vervangen door de woorden “volgens hoofdstuk 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.3

In artikel 5.2.1.7, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003, worden de woorden “zoals gedefinieerd in artikel 5.2.2.2. van het Vlarea” vervangen door de woorden “zoals gedefinieerd in artikel 4.4.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.4

In artikel 5.2.4.1.2, § 1,3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt het woord “VLAREA” vervangen door “het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.5

In artikel 5.2.4.1.3, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in puntf), worden de woorden “bijlage 1.2.1 van het VLAREA” vervangen door de woorden “bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”;
in punt g), worden de woorden “zoals opgenomen in afdeling 2.4 van het VLAREA” vervangen door de woorden “als vermeld in afdeling 4.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.6

In artikel 5.2.4.1.8, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, worden de woorden “zoals opgenomen in subbijlage 1.2.1 B van het VLAREA” vervangen door de woorden “als vermeld in de bijlage 2.1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.7

In artikel 5.2.5.2.2, 2°, van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
in punt f) worden de woorden “zoals opgenomen in bijlage 1.2.1 van het VLAREA” vervangen door de woorden “als vermeld in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”;
in punt g) worden de woorden “zoals opgenomen in afdeling 2.4 van het VLAREA” vervangen door de woorden “als vermeld in afdeling 4.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.8

In artikel 5.12.0.2, § 2, 5° van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 maart 1998 en 5 december 2003, worden de woorden “onverminderd de bepalingen van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (Vlarea)” vervangen door de woorden “met behoud van de toepassing van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.9

In artikel 5.17.3.20, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de woorden “de bepalingen van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en zijn uitvoeringsbesluiten” vervangen door de woorden “de bepalingen van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.10

In bijlage 2.8 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
de woorden “Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” worden telkens vervangen door de woorden “het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”;
de woorden “secundaire grondstoffen” worden telkens vervangen door de woorden “grondstoffen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.11

In bijlage 5.2.6.1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008, worden de woorden “vermeld in bijlage 1.2.1. B van besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” vervangen door de woorden “vermeld in bijlage 2.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.2.12

In bijlage 5.2.6.3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2008 worden de woorden “afdeling 4 van hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” vervangen door de woorden “artikel 4.1.3 tot en met artikel 4.1.5 van afdeling 4.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Afdeling 10.3 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2004 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd

Artikel 10.3.1

In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2004 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lagere besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, wordt de zinsnede “overeenkomstig artikelen 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen” vervangen door de zinsnede “overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Afdeling 10.4 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag

Artikel 10.4.1

In artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 januari 2005 en 27 januari 2006, wordt punt b) vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.4.2

In artikel 1, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 januari 2005, wordt punt b) vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.4.3

In artikel 4, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de woorden “het Vlarea-besluit” vervangen door de woorden “het besluit van de Vlaamse Regering van februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Artikel 10.4.4

In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2012, worden de deelformulieren “Afvalstoffen” en “Ingevoerde afvalstoffen door verwerkers” vervangen door de deelformulieren “Afvalstoffenmelding voor producenten” en “Ingevoerde afvalstoffen door verwerkers”, die als bijlage 10.4 bij dit besluit zijn gevoegd.

Afdeling 10.5 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van kringloopcentra

Artikel 10.5.1

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van kringloopcentra, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 2° en 3° worden vervangen door wat volgt:
(...)
punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.5.2

In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “overeenkomstig artikel 14, § 9, van het decreet” vervangen door de zinsnede “overeenkomstig artikel 9, § 2, van het decreet”.

Artikel 10.5.3

In artikel 3, 3°, van hetzelfde besluit wordt punt b) opgeheven.

Afdeling 10.6 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming

Artikel 10.6.1

Artikel 1, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming wordt vervangen als volgt:
(...)

Artikel 10.6.2

In artikel 161, § 2, 5°, en artikel 168, § 2, 3°, en § 3, 2°, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
het woord “Afvalstoffendecreet” wordt vervangen door het woord “Materialendecreet”;
de zin “Het gebruik van de uitgegraven bodem in het gebruiksgebied bouwstof als secundaire grondstof is niet toegelaten.” wordt opgeheven.

Artikel 10.6.3

In bijlage VI van hetzelfde besluit worden in de tabel de woorden “Extraheerbare organohalogeen-verbindingen (EOX)” en het getal “10” opgeheven.

Afdeling 10.7 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Artikel 10.7.1

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, 15 juli 2011 en 23 september 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 8° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
punt 19° wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.2

Aan artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, 19 november 2010 en 28 oktober 2011, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 10.7.3

In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en 19 november 2010, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.4

In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en 19 november 2010,15 juli 2011,23 september 2011 en 28 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
(...)
een punt 20° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
(...)

Artikel 10.7.5

In artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.6

Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010, wordt vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.7

In artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.8

In artikel 29 van hetzelfde besluit, vervangen bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en 28 oktober 2011, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.9

In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.10

In artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.11

In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.12

In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.13

In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 april 2009, 19 november 2010 en 28 oktober 2011, wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.14

In artikel 59 van hetzelfde besluit wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.15

In artikel 60 van hetzelfde besluit wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
(...)

Artikel 10.7.16

Bijlage VIII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010 en 19 november 2010, wordt vervangen door bijlage 10.7, die bij dit besluit is gevoegd.

Afdeling 10.8 Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 inzake de certificering van bedrijven en hun technici voor brandbeveiligingssystemen die ozonlaag afbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten

Artikel 10.8.1

In artikel 4, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 inzake de certificering van bedrijven en hun technici voor brandbeveiligingssystemen die ozonlaag afbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten, worden de woorden “als vermeld in artikel 5.1.2.2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaamse reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer” vervangen door de woorden “als vermeld in artikel 6.1.1.6, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen”.

Hoofdstuk 11 Overgangsbepalingen

Artikel 11.1

De gebruikscertificaten, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer, worden beschouwd als grondstofverklaringen als vermeld in dit besluit, voor de termijn die vastgesteld is in het gebruikscertificaat.

Artikel 11.2

Alle registraties als vervoerder van afvalstoffen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, blijven geldig voor de termijn waarvoor ze werden verleend en worden automatisch opgenomen in het register van geregistreerde vervoerders indien de geregistreerde vervoerder beschikt over een ondernemingsnummer of btw-nummer.

Artikel 11.3

§ 1

Alle erkenningen als overbrenger van niet gevaarlijke afvalstoffen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, worden beschouwd als een registratie van inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaars en worden automatisch opgenomen in het register van inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars indien de erkende overbrenger beschikt over een ondernemingsnummer of btw-nummer.
De geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt daarvan door de OVAM op de hoogte gebracht.

§ 2

Alle erkenningen als overbrenger van gevaarlijke afvalstoffen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, worden beschouwd als een registratie van inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar en worden automatisch opgenomen in het register van inzamelaars, geregistreerde afvalstoffenhandelaars en -makelaars indien de erkende overbrenger beschikt over een ondernemingsnummer of btw-nummer. Deze registraties blijven geldig voor de termijn waarvoor de erkenning was verleend. Indien deze termijn korter is dan [36 maanden] na de inwerkingtreding van dit besluit, wordt hij verlengd tot [36 maanden] na de inwerkingtreding van dit besluit.
Erkenningen voor kga-codes worden omgezet naar registraties voor de overeenkomstige EURAL-codes.

§ 3

Voor de toepassing van het kwaliteitsborgingssysteem, vermeld in artikel 6.1.1.4. en 6.1.1.5, geldt een overgangsperiode van twaalf maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Binnen twee jaar na het aflopen van de overgangsperiode zal een keuring als vermeld in artikel 6.1.1.6, door een onafhankelijke keuringsinstelling uitgevoerd moeten worden.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 19 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).

Artikel 11.4

§ 1

Alle erkenningen als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, met uitzondering van de erkenningen die verleend zijn voor een kortere termijn dan vijf jaar, worden van rechtswege verlengd voor onbepaalde duur.

§ 2

Alle erkenningen als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, verleend met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit langer dan vijf jaar ononderbroken verleend zijn, hoeven niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 5.2.4.7, § 2, 3°.

Artikel 11.5

In alle wetteksten waarin verwezen wordt naar het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, moet die verwijzing gelezen worden als een verwijzing naar dit besluit.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 12.1

Het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en 7 maart 2008, wordt opgeheven.

Artikel 12.2

Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2010, wordt opgeheven.

Artikel 12.3

Het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met uitzondering van artikel 7, artikel 76 en afdeling 2 van hoofdstuk 5, en dit besluit, met uitzondering van artikel 6.1.1.4, 1°, tweede lid, tweede en derde zin [en bijlage 5.1.4], treden in werking op 1 juni 2012.
Artikel 6.1.1.4, 1°, tweede en derde zin, treedt in werking op 1 januari 2013.
[Bijlage 5.1.4 bij dit besluit, treedt in werking op 1 juli 2013.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8).

Artikel 12.4

De minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 2.1 Lijst van afvalstoffen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

1

“gevaarlijke stof”: een stof die is ingedeeld als gevaarlijk omdat ze voldoet aan de criteria van de delen 2 tot en met 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008;

2

“zwaar metaal”: elke verbinding van antimoon, arseen, cadmium, chroom (VI), koper, lood, kwik, nikkel, seleen, telluur, thallium of tin, alsook deze metalen in metallische vorm, voor zover deze als gevaarlijke stof zijn ingedeeld;

3

“polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (pcb's)”: pcb's zoals omschreven in artikel 1.2.1 van dit besluit;

4

“overgangsmetalen”: elk van de volgende metalen: elke verbinding van scandium, vanadium, mangaan, kobalt, koper, yttrium, niobium, hafnium, wolfraam, titaan, chroom, ijzer, nikkel, zink, zirkonium, molybdeen of tantaal, alsook deze metalen in metallische vorm, voor zover deze als gevaarlijke stof zijn ingedeeld;

5

“stabilisatie”: processen waardoor de gevaarskenmerken van de bestanddelen van het afval veranderen en gevaarlijk afval in ongevaarlijk afval wordt omgezet;

6

“verharding”: processen waardoor onder invloed van additieven alleen de fysische toestand van het afval verandert, zonder dat de chemische eigenschappen van het afval veranderen;

7

“gedeeltelijk gestabiliseerd afval”: afval dat na het stabilisatieproces gevaarlijke bestanddelen bevat die niet volledig in ongevaarlijke bestanddelen zijn omgezet en op korte, middellange of lange termijn in het milieu terecht kunnen komen.

1 Beoordeling van gevaarlijke eigenschappen van afval

Voor de beoordeling van de gevaarlijke eigenschappen van afval zijn de criteria van bijlage III bij Richtlijn 2008/98*/EG van toepassing. Wanneer een stof in een lagere concentratie dan de ondergrens aanwezig is in het afval, wordt die niet opgenomen in de berekening van de concentratie.
Wanneer een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld door middel van een test en aan de hand van de concentraties van gevaarlijke stoffen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG, hebben de testresultaten voorrang.

2 Indeling als gevaarlijk afval

Alle met een asterisk (*) aangeduid afval in de lijst van afvalstoffen wordt beschouwd als gevaarlijk afval overeenkomstig artikel 4.1.3 van dit besluit, behalve als artikel 31 van het Materialendecreet van toepassing is.
Voor afval waaraan gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalcodes kunnen worden toegekend geldt het volgende:
Afval wordt alleen vermeld in de geharmoniseerde lijst van als gevaarlijk ingedeelde afvalstoffen met een specifieke of algemene verwijzing naar “gevaarlijke stoffen” indien het gevaarlijke stoffen bevat waardoor het afval een of meer van de gevaarlijke eigenschappen HP 1 tot en met HP 8 en/of HP 10 tot en met HP 15 van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bezit. De gevaarlijke eigenschap HP 9 “Infectueus” wordt beoordeeld overeenkomstig de Eural Handleiding die de OVAM publiceert op haar website.
Een gevaarlijke eigenschap kan worden beoordeeld aan de hand van de concentratie van stoffen in het afval, zoals bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG of, tenzij in Verordening (EG) nr. 1272/2008 anders is bepaald, door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 440/2008 een test uit te voeren, rekening houdend met artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 met betrekking tot proeven op dieren en mensen.
Indien de houder van de afvalstof een andere test wenst te gebruiken dan die vermeld in Verordening (EG) nr. 440/2008, dient het schriftelijk akkoord van de OVAM gevraagd te worden.
Als ecotoxiciteit bepaald wordt aan de hand van een test, moet artikel 4.1.3, § 2, 2°, gevolgd worden.
Afval dat polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (pcdd's en pcdf's), DDT (1,1,1-trichloor- 2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan), chloordaan, hexachloorcyclohexanen (inclusief lindaan), dieldrin, endrin, heptachloor, hexachloorbenzeen, chloordecon, aldrin, pentachloorbenzeen, mirex, toxafeen hexabroombifenyl en/of pcb bevat in concentraties die hoger zijn dan de concentratiegrenswaarden van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), wordt ingedeeld als gevaarlijk afval.
De concentratiegrenzen van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG gelden niet voor zuivere (niet met gevaarlijke stoffen verontreinigde) metaallegeringen in massieve vorm. Afval van legeringen dat als gevaarlijk afval wordt beschouwd, is specifiek in deze lijst opgenomen en is met een asterisk (*) aangeduid.
De volgende noten van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 kunnen, indien van toepassing, in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen:
1.1.3.1. Noten betreffende de identificatie, indeling en etikettering van stoffen: Noten B, D, F, J, L, M, P, Q, R en U.
1.1.3.2. Noten betreffende de indeling en etikettering van mengsels: Noten 1, 2, 3 en 5.
Nadat de gevaarlijke eigenschappen van het afval volgens deze methode zijn beoordeeld, wordt een passend codenummer uit de lijst van gevaarlijke of nietgevaarlijke afvalstoffen toegekend.
Alle andere codes in de geharmoniseerde lijst van afvalstoffen worden als nietgevaarlijk beschouwd, tenzij artikel 4.1.5 of 4.1.6 van dit besluit van toepassing is.
De verschillende soorten afvalstoffen in de lijst worden volledig gedefinieerd door de code van zes cijfers voor de afvalstoffen en de code van twee en vier cijfers boven de hoofdstukken. Dat houdt in dat een afvalstof als volgt in de lijst kan worden opgezocht:
Zoek de herkomst van de afvalstof op in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 en bepaal de bijbehorende code van zes cijfers voor de afvalstof (met uitzondering van de codes in de hoofdstukken die op 99 eindigen). Er valt op te merken dat de activiteiten in een specifieke installatie onder verschillende hoofdstukken kunnen vallen. Zo zijn de afvalstoffen van een autofabriek afhankelijk van de processtap te vinden in hoofdstuk 12 (afval van de machinale bewerking en oppervlaktebehandeling van metalen), hoofdstuk 11 (anorganisch metaalhoudend afval van de behandeling en coating van metalen) en hoofdstuk 08 (afval van het gebruik van coatings). NB: gescheiden ingezameld verpakkingsafval (met inbegrip van mengsels van verschillende verpakkingsmaterialen) wordt ingedeeld onder 15 01, niet 20 01.
Als er in de hoofdstukken 01 tot en met 12 of 17 tot en met 20 geen geschikte afvalcode kan worden gevonden, moet er in de hoofdstukken 13, 14 en 15 worden gezocht om de code van de afvalstof te bepalen.
Als geen van deze afvalcodes van toepassing is, moet u de afvalcode aan de hand van hoofdstuk 16 bepalen.
Als de afvalstof ook niet in hoofdstuk 16 onder te brengen is, moet u de code “99” (niet elders genoemd afval) gebruiken in het deel van de lijst dat overeenkomt met de bij de eerste stap bepaalde activiteit.

1

Afval van exploratie, mijnbouw, exploitatie van steengroeven en de fysische en chemische bewerking van mineralen

2

Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking

3

Afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen, alsmede pulp, papier en karton

4

Afval van de leer-, bont- en textielindustrie

5

Afval van olieraffinage, aardgaszuivering en de pyrolytische behandeling van kool

6

Afval van anorganische chemische processen

7

Afval van organische chemische processen

8

Afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van coatings (verf, lak en email), lijm, kit en drukinkt

9

Afval van de fotografische industrie

10

Afval van thermische processen

11

Afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen; non-ferro-hydrometallurgie

12

Afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen

13

Olieafval en afval van vloeibare brandstoffen (exclusief spijsolie, 05 en 12)

14

Afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen (exclusief 07 en 08)

15

Verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd)

16

Niet elders in de lijst genoemd afval

17

Bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties)

18

Afval van de gezondheidszorg bij mens of dier en/of verwant onderzoek (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is)

19

Afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik

20

Stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen), inclusief gescheiden ingezamelde fracties
1 AFVAL VAN EXPLORATIE, MIJNBOUW, EXPLOITATIE VAN STEENGROEVEN EN DE FYSISCHE EN CHEMISCHE BEWERKING VAN MINERALEN
01 01
afval van de winning van mineralen
01 01 01
afval van de winning van metaalhoudende mineralen
01 01 02
afval van de winning van niet-metaalhoudende mineralen
01 03
afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen
01 03 04*
zuurvormende tailings verkregen bij de verwerking van sulfide-erts
01 03 05*
andere tailings die gevaarlijke stoffen bevatten
01 03 06
niet onder 01 03 04 en 01 03 05 vallende tailings
01 03 07*
ander afval van de fysische en chemische verwerking van metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat
01 03 08
niet onder 01 03 07 vallend stof- en poederachtig afval
01 03 09
niet onder 01 03 07 vallend slib van de aluminiumproductie
01 03 10*
niet onder 01 03 07 vallend rood slib van de aluminiumproductie dat gevaarlijke stoffen bevat
01 03 99
niet elders genoemd afval
01 04
afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen
01 04 07*
afval van de fysische en chemische verwerking van niet-metaalhoudende mineralen dat gevaarlijke stoffen bevat
01 04 08
niet onder 01 04 07 vallend grind- en rotsafval
01 04 09
zand- en kleiafval
01 04 10
niet onder 01 04 07 vallend stof- en poederachtig afval
01 04 11
niet onder 01 04 07 vallend afval van de kali- en steenzoutverwerking
01 04 12
niet onder 01 04 07 en 01 04 11 vallende schilfers en ander afval van het wassen en schoonmaken van mineralen
01 04 13
niet onder 01 04 07 vallend afval van het hakken en zagen van steen
01 04 99
niet elders genoemd afval
01 05
boorgruis en overig boorafval
01 05 04
zoetwaterboorgruis en -afval
01 05 05*
oliehoudend boorgruis en -afval
01 05 06*
boorgruis en ander boorafval dat gevaarlijke stoffen bevat
01 05 07
niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend bariethoudend boorgruis en -afval
01 05 08
niet onder 01 05 05 en 01 05 06 vallend chloridehoudend boorgruis en - afval
01 05 99
niet elders genoemd afval
02 AFVAL VAN LANDBOUW, TUINBOUW, AQUACULTUUR, BOSBOUW, JACHT EN VISSERIJ EN DE VOEDINGSBEREIDING EN -VERWERKING
02 01
afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij
02 01 01
slib van wassen en schoonmaken
02 01 02
afval van dierlijke weefsels
02 01 03
afval van plantaardige weefsels
02 01 04
kunststofafval (exclusief verpakkingen)
02 01 06
dierlijke feces, urine en mest (inclusief gebruikt stro), afvalwater, gescheiden ingezameld en elders verwerkt
02 01 07
afval van de bosbouw
02 01 08*
agrochemisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat
02 01 09
niet onder 02 01 08 vallend agrochemisch afval
02 01 10
metaalafval
02 01 99
niet elders genoemd afval
02 02
afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong
02 02 01
slib van wassen en schoonmaken
02 02 02
afval van dierlijke weefsels
02 02 03
voor consumptie o f verwerking ongeschikt materiaal
02 02 04
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 02 99
niet elders genoemd afval
02 03
afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak, de productie van conserven, de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse
02 03 01
slib van wassen, schoonmaken, pellen, centrifugeren en scheiden
02 03 02
afval van conserveermiddelen
02 03 03
afval van oplosmiddelenextractie
02 03 04
voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal
02 03 05
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 03 99
niet elders genoemd afval
02 04
afval van de suikerverwerking
02 04 01
grond van het schoonmaken en wassen van bieten
02 04 02
afgekeurd calciumcarbonaat (= schuimaarde)
02 04 03
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 04 99
niet elders genoemd afval
02 05
afval van de zuivelindustrie
02 05 01
voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal
02 05 02
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 05 99
niet elders genoemd afval
02 06
afval van bakkerijen en de banketbakkersindustrie
02 06 01
voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal
02 06 02
afval van conserveermiddelen
02 06 03
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 06 99
niet elders genoemd afval
02 07
afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao)
02 07 01
afval van wassen, schoonmaken en mechanische bewerking van de grondstoffen
02 07 02
afval van de destillatie van alcoholische dranken
02 07 03
afval van chemische behandeling
02 07 04
voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal
02 07 05
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
02 07 99
niet elders genoemd afval
03 AFVAL VAN DE HOUTVERWERKING EN DE PRODUCTIE VAN PANELEN EN MEUBELEN ALSMEDE PULP, PAPIER EN KARTON
03 01
afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen
03 01 01
schors- en kurkafval
03 01 04*
zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer die gevaarlijke stoffen bevatten
03 01 05
niet onder 03 01 04 vallend zaagsel, schaafsel, spaanders, hout, spaanplaat en fineer
03 01 99
niet elders genoemd afval
03 02
houtverduurzamingsafval
03 02 01*
niet-gehalogeneerde organische houtverduurzamingsmiddelen
03 02 02*
organochloor-houtverduurzamingsmiddelen
03 02 03*
organometaal-houtverduurzamingsmiddelen
03 02 04*
anorganische houtverduurzamingsmiddelen
03 02 05*
andere houtverduurzamingsmiddelen die gevaarlijke stoffen bevatten
03 02 99
niet elders genoemde niet-gevaarlijke houtverduurzamingsmiddelen
03 03
afval van de productie en verwerking van pulp, papier en karton
03 03 01
schors- en houtafval
03 03 02
“green liquor”-slib (afkomstig van de terugwinning van de kookvloeistof)
03 03 05
ontinktingsslib van papierrecycling
03 03 07
mechanisch afgescheiden rejects afkomstig van de verpulping van papier- en kartonafval
03 03 08
afval van het scheiden van voor recycling bestemd papier en karton
03 03 09
kalkneerslagafval
03 03 10
onbruikbare vezels en door mechanische afscheiding verkregen vezel-, vulstof-en coatingslib
03 03 11
niet onder 03 03 10 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
03 03 99
niet elders genoemd afval
04 AFVAL VAN DE LEER-, BONT- EN TEXTIELINDUSTRIE
04 01
afval van de leer- en bontindustrie
04 01 01
schraapafval
04 01 02
loogafval
04 01 03*
ontvettingsafval dat oplosmiddelen bevat zonder vloeibare fase
04 01 04
chroomhoudende looivloeistof
04 01 05
chroomvrije looivloeistof
04 01 06
chroomhoudend slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse
04 01 07
chroomvrij slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse
04 01 08
chroomhoudend gelooid leerafval (snijafval, polijststof)
04 01 09
afval van bewerking en afwerking
04 01 99
niet elders genoemd afval
04 02
afval van de textielindustrie
04 02 09
afval van composietmaterialen (geïmpregneerde textiel, elastomeren, plastomeren)
04 02 10
organisch afval van natuurlijke producten (bv. vet en was)
04 02 14*
afval van afwerking dat organische oplosmiddelen bevat
04 02 15
niet onder 04 02 14 vallend afval van afwerking
04 02 16*
kleurstoffen en pigmenten die gevaarlijke stoffen bevatten
04 02 17
niet onder 04 02 16 vallende kleurstoffen en pigmenten
04 02 19*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
04 02 20
niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
04 02 21
afval van onverwerkte textielvezels
04 02 22
afval van verwerkte textielvezels
04 02 99
niet elders genoemd afval
05 AFVAL VAN OLIERAFFINAGE, AARDGASZUIVERING EN DE PYROLYTISCHE BEHANDELING VAN KOOL
05 01
afval van olieraffïnage
05 01 02*
ontzoutingsslib
05 01 03*
tankbodemslib
05 01 04*
zuur alkylslib
05 01 05*
gemorste olie
05 01 06*
olieachtig slib afkomstig van onderhoudswerkzaamheden aan installaties of apparaten
05 01 07*
zuurteer
05 01 08*
overige teer
05 01 09*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
05 01 10
niet onder 05 01 09 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
05 01 11*
afval van brandstofzuivering met behulp van basen
05 01 12*
olie die zuren bevat
05 01 13
ketelvoedingwaterslib
05 01 14
afval van koeltorens
05 01 15*
afgewerkte bleekaarde
05 01 16
zwavelhoudend afval van de ontzwaveling van petroleum
05 01 17
bitumen
05 01 99
niet elders genoemd afval
05 06
afval van de pyrolytische behandeling van kool
05 06 01*
zuurteer
05 06 03*
overige teer
05 06 04
afval van koeltorens
05 06 99
niet elders genoemd afval
05 07
afval van aardgaszuivering en -transport
05 07 01*
kwikhoudend afval
05 07 02
zwavelhoudend afval
05 07 99
niet elders genoemd afval
06 AFVAL VAN ANORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN
06 01
afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van zuren
06 01 01*
zwavelzuur en zwaveligzuur
06 01 02*
zoutzuur
06 01 03*
waterstoffluoride
06 01 04*
fosfor- en fosforigzuur
06 01 05*
salpeter- en salpeterigzuur
06 01 06*
overige zuren
06 01 99
niet elders genoemd afval
06 02
afval van BFLG van basen
06 02 01*
calciumhydroxide
06 02 03*
ammoniumhydroxide
06 02 04*
natrium- en kaliumhydroxide
06 02 05*
overige basen
06 02 99
niet elders genoemd afval
06 03
afval van BFLG van zouten en hun oplossingen en metaaloxiden
06 03 11*
vaste zouten en oplossingen die cyanide bevatten
06 03 13*
vaste zouten en oplossingen die zware metalen bevatten
06 03 14
niet onder 06 03 11 en 06 03 13 vallende vaste zouten en oplossingen
06 03 15*
metaaloxiden die zware metalen bevatten
06 03 16
niet onder 06 03 15 vallende metaaloxiden
06 03 99
niet elders genoemd afval
06 04
niet onder 06 03 vallend metaalhoudend afval
06 04 03*
arseenhoudend afval
06 04 04*
kwikhoudend afval
06 04 05*
afval dat andere zware metalen bevat
06 04 99
niet elders genoemd afval
06 05
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
06 05 02*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
06 05 03
niet onder 06 05 02 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
06 06
afval van BFLG van zwavelverbindingen, chemische processen met zwavel en ontzwavelingsprocessen
06 06 02*
afval dat gevaarlijke sulfiden bevat
06 06 03
niet onder 06 06 02 vallend afval dat sulfiden bevat
06 06 99
niet elders genoemd afval
06 07
afval van BFLG van halogenen en chemische processen met halogenen
06 07 01*
asbesthoudend afval van elektrolyse
06 07 02*
actieve kool van de chloorbereiding
06 07 03*
bariumsulfaatslib dat kwik bevat
06 07 04*
oplossingen en zuren, bv. contactzuur
06 07 99
niet elders genoemd afval
06 08
afval van BFLG van silicium en siliciumderivaten
06 08 02*
afval dat gevaarlijke chloorsilanen bevat
06 08 99
niet elders genoemd afval
06 09
afval van BFLG van fosforverbindingen en chemische processen met fosfor
06 09 02
fosforhoudende slakken
06 09 03*
calciumhoudend reactieafval dat gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd
06 09 04
niet onder 06 09 03 vallend calciumhoudend reactieafval
06 09 99
niet elders genoemd afval
06 10
afval van BFLG van stikstofverbindingen, chemische processen met stikstof en kunstmestbereiding
06 10 02*
afval dat gevaarlijke stoffen bevat
06 10 99
niet elders genoemd afval
06 11
afval van de bereiding van anorganische pigmenten en opacifïceermiddelen
06 11 01
calciumhoudend reactieafval van de productie van titaandioxide
06 11 99
niet elders genoemd afval
06 13
afval van niet elders genoemde anorganische chemische processen
06 13 01*
anorganische gewasbeschermingsmiddelen, houtverduurzamingsmiddelen en andere biociden
06 13 02*
afgewerkte actieve kool (exclusief 06 07 02)
06 13 03
actief kool
06 13 04*
afval van asbestverwerking
06 13 05*
roet
06 13 99
niet elders genoemd afval
07 AFVAL VAN ORGANISCHE CHEMISCHE PROCESSEN
07 01
afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van organische basischemicaliën
07 01 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 01 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 01 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 01 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 01 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 01 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 01 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 01 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 01 12
niet onder 07 01 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 01 99
niet elders genoemd afval
07 02
afval van BFLG van kunststoffen, synthetische rubber en kunstvezels
07 02 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 02 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 02 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 02 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 02 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 02 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 02 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 02 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 02 12
niet onder 07 02 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 02 13
kunststofafval
07 02 14*
afval van additieven die gevaarlijke stoffen bevatten
07 02 15
afval van niet onder 07 02 14 bedoelde additieven
07 02 16*
afval dat gevaarlijke siliconen bevat
07 02 17
afval dat andere siliconen bevat dan die vermeld bij 07 02 16
07 02 99
niet elders genoemd afval
07 03
afval van BFLG van organische kleurstoffen en pigmenten (exclusief 06 11)
07 03 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 03 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 03 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 03 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 03 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 03 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 03 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 03 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 03 12
niet onder 07 03 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 03 99
niet elders genoemd afval
07 04
afval van BFLG van organische gewasbeschermingsmiddelen (exclusief 02 01 08 en 02 01 09), houtverduurzamingsmiddelen (exclusief 03 02) en andere biociden
07 04 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 04 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 04 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 04 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 04 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 04 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 04 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 04 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 04 12
niet onder 07 04 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 04 13*
vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten
07 04 99
niet elders genoemd afval
07 05
afval van BFLG van farmaceutische producten
07 05 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 05 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 05 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 05 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 05 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 05 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 05 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 05 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 05 12
niet onder 07 05 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 05 13*
vaste afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten
07 05 14
niet onder 07 05 13 vallende vaste afvalstoffen
07 05 99
niet elders genoemd afval
07 06
afval van BFLG van vetten, smeermiddelen, zepen, detergenten, desinfecterende middelen en cosmetische producten
07 06 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 06 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 06 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 06 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 06 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 06 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 06 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 06 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 06 12
niet onder 07 06 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 06 99
niet elders genoemd afval
07 07
afval van BFLG van fijnchemicaliën en niet elders genoemde chemische producten
07 07 01*
waterige wasvloeistoffen en moederlogen
07 07 03*
gehalogeneerde organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 07 04*
overige organische oplosmiddelen, wasvloeistoffen en moederlogen
07 07 07*
gehalogeneerde destillatieresiduen en reactieresiduen
07 07 08*
overige destillatieresiduen en reactieresiduen
07 07 09*
gehalogeneerde filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 07 10*
overige filterkoek en afgewerkte absorbentia
07 07 11*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
07 07 12
niet onder 07 07 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
07 07 99
niet elders genoemd afval
08 AFVAL VAN BEREIDING, FORMULERING, LEVERING EN GEBRUIK (BFLG) VAN COATINGS (VERF, LAK EN EMAIL), LIJM, KIT EN DRUKINKT
08 01
afval van BFLG en verwijdering van verf en lak
08 01 11*
afval van verf en lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 12
niet onder 08 01 11 vallend afval van verf en lak
08 01 13*
slib van verf of lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 14
niet onder 08 01 13 vallend slib van verf of lak
08 01 15*
waterig slib dat verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 16
niet onder 08 01 15 vallend waterig slib dat verf of lak bevat
08 01 17*
afval van verf- en lakverwijdering dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 18
niet onder 08 01 17 vallend afval van verf- en lakverwijdering
08 01 19*
waterige suspensies die verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevatten
08 01 20
niet onder 08 01 19 vallende waterige suspensies die verf of lak bevatten
08 01 21*
afval van verf- of lakverwijderaar
08 01 99
niet elders genoemd afval
08 02
afval van BFLG van andere coatings (inclusief keramisch materiaal)
08 02 01
afval-coatingpoeder
08 02 02
waterig slib dat keramisch materiaal bevat
08 02 03
waterige suspensies die keramisch materiaal bevatten
08 02 99
niet elders genoemd afval
08 03
afval van BFLG van drukinkt
08 03 07
waterig slib dat inkt bevat
08 03 08
waterig vloeibaar afval dat inkt bevat
08 03 12*
inktafval dat gevaarlijke stoffen bevat
08 03 13
niet onder 08 03 12 vallend inktafval
08 03 14*
inktslib dat gevaarlijke stoffen bevat
08 03 15
niet onder 08 03 14 vallend inktslib
08 03 16*
afval van etsoplossingen
08 03 17*
tonerafval dat gevaarlijke stoffen bevat
08 03 18
niet onder 08 03 17 vallend tonerafval
08 03 19*
dispersieolie
08 03 99
niet elders genoemd afval
08 04
afval van BFLG van lijm en kit (inclusief vochtwerende producten)
08 04 09*
afval van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 04 10
niet onder 08 04 09 vallend afval van lijm en kit
08 04 11*
slib van lijm en kit dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 04 12
niet onder 08 04 11 vallend slib van lijm en kit
08 04 13*
waterig slib dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 04 14
niet onder 08 04 13 vallend waterig slib dat lijm of kit bevat
08 04 15*
waterig vloeibaar afval dat lijm of kit met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 04 16
niet onder 08 04 15 vallend waterig vloeibaar afval dat lijm of kit bevat
08 04 17*
harsolie
08 04 99
niet elders genoemd afval
08 05
niet elders in 08 genoemd afval
08 05 01*
isocyanaatafval
09 AFVAL VAN DE FOTOGRAFISCHE INDUSTRIE
09 01
afval van de fotografische industrie
09 01 01*
ontwikkelvloeistof en activatoroplossing op basis van water
09 01 02*
ontwikkelvloeistof voor offsetplaten op basis van water
09 01 03*
ontwikkelvloeistof op basis van oplosmiddelen
09 01 04*
fixeervloeistof
09 01 05*
bleek- en bleekfixeervloeistof
09 01 06*
zilverhoudend afval van ter plaatse behandeld fotografisch afval
09 01 07
fotografische film en papier die zilver of zilververbindingen bevatten
09 01 08
fotografische film en papier zonder zilver o f zilververbindingen
09 01 10
wegwerpcamera's zonder batterijen
09 01 11*
wegwerpcamera's met onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen
09 01 12
niet onder 09 01 11 vallende wegwerpcamera's met batterijen
09 01 13*
niet onder 09 01 06 vallend waterig vloeibaar afval van ter plaatse uitgevoerde terugwinning van zilver
09 01 99
niet elders genoemd afval
10 AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN
10 01
afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19)
10 01 01
bodemas, slakken en ketelstof (exclusief het onder 10 01 04 vallende ketelstof)
10 01 02
koolvliegas
10 01 03
vliegas van turf en onbehandeld hout
10 01 04*
olievliegas en -ketelstof
10 01 05
calciumhoudend reactieafval van rook gasontzwaveling in vaste vorm
10 01 07
calciumhoudend reactieafval van rook gasontzwaveling in slibvorm
10 01 09*
zwavelzuur
10 01 13*
vliegas van als brandstof gebruikte geëmulgeerde koolwaterstoffen
10 01 14*
bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten
10 01 15
niet onder 10 01 14 vallende bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof
10 01 16*
bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat
10 01 17
niet onder 10 01 16 vallende bij bijstoken vrijkomende vliegas
10 01 18*
afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 01 19
niet onder 10 01 05, 10 01 07 en 10 01 18 vallend afval van gasreiniging
10 01 20*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
10 01 21
niet onder 10 01 20 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
10 01 22*
waterig slib van ketelreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 01 23
niet onder 10 01 22 vallend waterig slib van ketelreiniging
10 01 24
wervelbedzand
10 01 25
afval van de opslag en toebereiding van brandstof voor kolengestookte elektriciteitscentrales
10 01 26
afval van koelwaterzuivering
10 01 99
niet elders genoemd afval
10 02
afval van de ijzer- en staalindustrie
10 02 01
afval van de verwerking van slakken
10 02 02
onverwerkte slakken
10 02 07*
vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat
10 02 08
niet onder 10 02 07 vallend vast afval van gaszuivering
10 02 10
walshuid
10 02 11*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 02 12
niet onder 10 02 11 vallend afval van koelwaterzuivering
10 02 13*
bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten
10 02 14
niet onder 10 02 13 vallende bij gaszuivering verkregen slib en filterkoek
10 02 15
overig(e) slib en filterkoek
10 02 99
niet elders genoemd afval
10 03
afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie
10 03 02
anodeafval
10 03 04*
slakken van primaire productie
10 03 05
aluminiumoxideafval
10 03 08*
zoutslakken van secundaire productie
10 03 09*
black drosses van secundaire productie
10 03 15*
skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen
10 03 16
niet onder 10 03 15 vallende skimmings
10 03 17*
teerhoudend afval van de anodefabricage
10 03 18
niet onder 10 03 17 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage
10 03 19*
rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat
10 03 20
niet onder 10 03 19 vallend rookgasstof
10 03 21*
overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten
10 03 22
overige, niet onder 10 03 21 vallende deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof)
10 03 23*
vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 03 24
niet onder 10 03 23 vallend vast afval van gasreiniging
10 03 25*
bij met gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten
10 03 26
niet onder 10 03 25 vallende bij gasreiniging vrijkomende slib en filterkoek
10 03 27*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 03 28
niet onder 10 03 27 vallend afval van koelwaterzuivering
10 03 29*
afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat
10 03 30
niet onder 10 03 29 vallend afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses
10 03 99
niet elders genoemd afval
10 04
afval van thermische processen in de loodmetallurgie
10 04 01*
slakken van primaire en secundaire productie
10 04 02*
dross en skimmings van primaire en secundaire productie
10 04 03*
calciumarsenaat
10 04 04*
rookgasstof
10 04 05*
overige deeltjes en stof
10 04 06*
vast afval van gasreiniging
10 04 07*
slib en filterkoek van gasreiniging
10 04 09*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 04 10
niet onder 10 04 09 vallend afval van koelwaterzuivering
10 04 99
niet elders genoemd afval
10 05
afval van thermische processen in de zinkmetallurgie
10 05 01
slakken van primaire en secundaire productie
10 05 03*
rookgasstof
10 05 04
overige deeltjes en stof
10 05 05*
vast afval van gasreiniging
10 05 06*
slib en filterkoek van gasreiniging
10 05 08*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 05 09
niet onder 10 05 08 vallend afval van koelwaterzuivering
10 05 10*
dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen
10 05 11
niet onder 10 05 10 vallende dross en skimmings
10 05 99
niet elders genoemd afval
10 06
afval van thermische processen in de kopermetallurgie
10 06 01
slakken van primaire en secundaire productie
10 06 02
dross en skimmings van primaire en secundaire productie
10 06 03*
rookgasstof
10 06 04
overige deeltjes en stof
10 06 06*
vast afval van gasreiniging
10 06 07*
slib en filterkoek van gasreiniging
10 06 09*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 06 10
niet onder 10 06 09 vallend afval van koelwaterzuivering
10 06 99
niet elders genoemd afval
10 07
afval van thermische processen in de zilver-, goud- en platinametallurgie
10 07 01
slakken van primaire en secundaire productie
10 07 02
dross en skimmings van primaire en secundaire productie
10 07 03
vast afval van gasreiniging
10 07 04
overige deeltjes en stof
10 07 05
slib en filterkoek van gasreiniging
10 07 07*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 07 08
niet onder 10 07 07 vallend afval van koelwaterzuivering
10 07 99
niet elders genoemd afval
10 08
afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie
10 08 04
deeltjes en stof
10 08 08*
zoutslakken van primaire en secundaire productie
10 08 09
overige slakken
10 08 10*
dross en skimmings die brandbaar zijn of waaruit bij contact met water gevaarlijke hoeveelheden brandbare gassen vrijkomen
10 08 11
niet onder 10 08 10 vallende dross en skimmings
10 08 12*
teerhoudend afval van de anodefabricage
10 08 13
niet onder 10 08 12 vallend koolstofhoudend afval van de anodefabricage
10 08 14
anodeafval
10 08 15*
rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat
10 08 16
niet onder 10 08 15 vallend rookgasstof
10 08 17*
slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten
10 08 18
niet onder 10 08 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging
10 08 19*
oliehoudend afval van koelwaterzuivering
10 08 20
niet onder 10 08 19 vallend afval van koelwaterzuivering
10 08 99
niet elders genoemd afval
10 09
afval van ijzergieten
10 09 03
ovenslak
10 09 05*
gietkemen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt
10 09 06
niet onder 10 09 05 vallende gietkemen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt
10 09 07*
gietkemen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt
10 09 08
niet onder 10 09 07 vallende gietkemen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt
10 09 09*
rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat
10 09 10
niet onder 10 09 09 vallend rookgasstof
10 09 11*
andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten
10 09 12
niet onder 10 09 11 vallende deeltjes
10 09 13*
bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat
10 09 14
niet onder 10 09 13 vallend bindmiddelafval
10 09 15*
afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat
10 09 16
niet onder 10 09 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen
10 09 99
niet elders genoemd afval
10 10
afval van het gieten van non-ferrometalen
10 10 03
ovenslak
10 10 05*
gietkemen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt
10 10 06
niet onder 10 10 05 vallende gietkemen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt
10 10 07*
gietkemen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt
10 10 08
niet onder 10 10 07 vallende gietkemen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt
10 10 09*
rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat
10 10 10
niet onder 10 10 09 vallend rookgasstof
10 10 11*
andere deeltjes die gevaarlijke stoffen bevatten
10 10 12
niet onder 10 10 11 vallende deeltjes
10 10 13*
bindmiddelafval dat gevaarlijke stoffen bevat
10 10 14
niet onder 10 10 13 vallend bindmiddelafval
10 10 15*
afval van scheurindicatorstoffen dat gevaarlijke stoffen bevat
10 10 16
niet onder 10 10 15 vallend afval van scheurindicatorstoffen
10 10 99
niet elders genoemd afval
10 11
afval van de fabricage van glas en glasproducten
10 11 03
afval van glasvezelmateriaal
10 11 05
deeltjes en stof
10 11 09*
afval van het mengsel vóór thermische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat
10 11 10
niet onder 10 11 09 vallend afval van het mengsel vóór thermische behandeling
10 11 11*
glasafval in de vorm van kleine glasdeeltjes en glaspoeder die zware metalen bevatten (bv. van kathodestraalbuizen)
10 11 12
niet onder 10 11 11 vallend glasafval
10 11 13*
slib van het polijsten en slijpen van glas dat gevaarlijke stoffen bevat
10 11 14
niet onder 10 11 13 vallend slib van het polijsten en slijpen van glas
10 11 15*
vast afval van rookgasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 11 16
niet onder 10 11 15 vallend vast afval van rookgasreiniging
10 11 17*
slib en filterkoek van rookgasreiniging die gevaarlijke stoffen bevatten
10 11 18
niet onder 10 11 17 vallende slib en filterkoek van rookgasreiniging
10 11 19*
vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
10 11 20
niet onder 10 11 19 vallend vast afval van afvalwaterbehandeling ter plaatse
10 11 99
niet elders genoemd afval
10 12
afval van de fabricage van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen
10 12 01
afval van het mengsel vóór thermische behandeling
10 12 03
deeltjes en stof
10 12 05
slib en filterkoek van gasreiniging
10 12 06
afgedankte vormen
10 12 08
afval van keramische producten, stenen, tegels en bouwmaterialen (na thermische behandeling)
10 12 09*
vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 12 10
niet onder 10 12 09 vallend vast afval van gasreiniging
10 12 11*
glazuurafval dat zware metalen bevat
10 12 12
niet onder 10 12 11 vallend glazuurafval
10 12 13
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
10 12 99
niet elders genoemd afval
10 13
afval van de fabricage van cement, (ongebluste) kalk en pleistermortel en producten die hiervan zijn gemaakt
10 13 01
afval van het mengsel voor thermische verwerking
10 13 04
afval van het branden en blussen van kalk
10 13 06
deeltjes en stof (exclusief 10 13 12 en 10 13 13)
10 13 07
slib en filterkoek van gasreiniging
10 13 09*
afval van de fabricage van asbestcement dat asbest bevat
10 13 10
niet onder 10 13 09 vallend afval van de fabricage van asbestcement
10 13 11
niet onder 10 13 09 en 10 13 10 vallend afval van cementhoudende composietmaterialen
10 13 12*
vast afval van gasreiniging dat gevaarlijke stoffen bevat
10 13 13
niet onder 10 13 12 vallend vast afval van gasreiniging
10 13 14
betonafval en betonslib
10 13 99
niet elders genoemd afval
10 14
afval van crematoria
10 14 01*
afval van gasreiniging dat kwik bevat
11 AFVAL VAN DE CHEMISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING EN COATING VAN METALEN EN ANDERE MATERIALEN; NON-FERROHYDROMETALLURGIE
11 01
afval van de chemische oppervlaktebehandeling en coating van metalen en andere materialen (bijvoorbeeld galvanische processen, verzinken, beitsen, etsen, fosfaatbehandeling, alkalisch ontvetten, anodisatie)
11 01 05*
beitszuren
11 01 06*
niet elders genoemde zuren
11 01 07*
basen gebruikt voor beitsen
11 01 08*
slib van fosfaatbehandeling
11 01 09*
slib en filterkoek die gevaarlijke stoffen bevatten
11 01 10
niet onder 11 01 09 vallende slib en filterkoek
11 01 11*
waterige spoelvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten
11 01 12
niet onder 11 01 11 vallende waterige spoelvloeistoffen
11 01 13*
afval van ontvetting dat gevaarlijke stoffen bevat
11 01 14
niet onder 11 01 13 vallend afval van ontvetting
11 01 15*
eluaat en slib van membraansystemen of ionenwisselaars die gevaarlijke stoffen bevatten
11 01 16*
verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen
11 01 98*
overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat
11 01 99
niet elders genoemd afval
11 02
afval van non-ferrohydrometallurgische processen
11 02 02*
slib van de zinkhydrometallurgie (inclusief jarosiet en goethiet)
11 02 03
afval van de productie van anoden voor waterige elektrolyseprocessen
11 02 05*
afval van koperhydrometallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat
11 02 06
niet onder 11 02 05 vallend afval van koperhydrometallurgische processen
11 02 07*
overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat
11 02 99
niet elders genoemd afval
11 03
slib en vaste stoffen van temperingsprocessen
11 03 01*
cyanidehoudend afval
11 03 02*
overig afval
11 05
afval van thermische galvanisatieprocessen
11 05 01
hardzink
11 05 02
zinkas
11 05 03*
vast afval van gasreiniging
11 05 04*
fluxbad afval
11 05 99
niet elders genoemd afval
12 AFVAL VAN DE MACHINALE BEWERKING EN DE FYSISCHE EN MECHANISCHE OPPERVLAKTEBEHANDELING VAN METALEN EN KUNSTSTOFFEN
12 01
afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen
12 01 01
ferrometaalvijlsel en -krullen
12 01 02
ferrometaalstof en -deeltjes
12 01 03
non-ferrometaalvijlsel en -krullen
12 01 04
non-ferrometaalstof en -deeltjes
12 01 05
kunststofschaafsel en -krullen
12 01 06*
halogeenhoudende minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)
12 01 07*
halogeenvrije minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)
12 01 08*
halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking
12 01 09*
halogeenvrije emulsies en oplossingen voor machinale bewerking
12 01 10*
synthetische machineolie
12 01 12*
afgewerkte wassen en vetten
12 01 13
lasafval
12 01 14*
slib van machinale bewerking dat gevaarlijke stoffen bevat
12 01 15
niet onder 12 01 14 vallend slib van machinale bewerking
12 01 16*
afval van gritstralen dat gevaarlijke stoffen bevat
12 01 17
niet onder 12 01 16 vallend afval van gritstralen
12 01 18*
oliehoudend metaalslib (slib van slijpen, wetten en leppen)
12 01 19*
biologisch gemakkelijk afbreekbare machineolie
12 01 20*
afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal die gevaarlijke stoffen bevatten
12 01 21
niet onder 12 01 20 vallend afgewerkt slijpgereedschap en slijpmateriaal
12 01 99
niet elders genoemd afval
12 03
afval van water- en stoomontvetting (exclusief 11)
12 03 01*
waterige wasvloeistoffen
12 03 02*
afval van stoomontvetting
13 OLIEAFVAL EN AFVAL VAN VLOEIBARE BRANDSTOFFEN (exclusief spijsolie en onder de hoofdstukken 05, 12 en 19 vallende oliën)
13 01
afval van hydraulische olie
13 01 01*
hydraulische olie die pcb's bevat
13 01 04*
gechloreerde emulsies
13 01 05*
niet-gechloreerde emulsies
13 01 09*
gechloreerde minerale hydraulische olie
13 01 10*
niet-gechloreerde minerale hydraulische olie
13 01 11*
synthetische hydraulische olie
13 01 12*
biologisch gemakkelijk afbreekbare hydraulische olie
13 01 13*
overige hydraulische olie
13 02
afval van motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 04*
gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 05*
niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 06*
synthetische motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 07*
biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 08*
overige motor-, transmissie- en smeerolie
13 03
afval van olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 01*
olie voor isolatie en warmteoverdracht die pcb's bevat
13 03 06*
niet onder 13 03 01 vallende gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 07*
niet-gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 08*
synthetische olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 09*
biologisch gemakkelijk afbreekbare olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 10*
overige olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 04
bilgeolie
13 04 01*
bilgeolie van de binnenvaart
13 04 02*
bilgeolie uit de kadeafvoer
13 04 03*
bilgeolie van de overige scheepvaart
13 05
inhoud van olie/waterscheiders
13 05 01*
vaste stoffen uit zandvangers en olie/waterscheiders
13 05 02*
slib uit olie/waterscheiders
13 05 03*
opvangerslib
13 05 06*
olie uit olie/waterscheiders
13 05 07*
met olie verontreinigd water uit olie/waterscheiders
13 05 08*
afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders
13 07
afval van vloeibare brandstoffen
13 07 01*
stookolie en dieselolie
13 07 02*
benzine
13 07 03*
overige brandstoffen (inclusief mengsels)
13 08
niet elders genoemd olieafval
13 08 01*
ontzoutingsslib en -emulsies
13 08 02*
overige emulsies
13 08 99*
niet elders genoemd afval
14 AFVAL VAN ORGANISCHE OPLOSMIDDELEN, KOELMIDDELEN EN DRIJFGASSEN (exclusief 07 en 08)
14 06
afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen voor schuim/aerosolen
14 06 01*
chloorfluorkoolwaterstoffen, hcfk's, hfk's
14 06 02*
overige gehalogeneerde oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen
14 06 03*
overige oplosmiddelen en mengsels van oplosmiddelen
14 06 04*
slib of vast afval dat gehalogeneerde oplosmiddelen bevat
14 06 05*
slib of vast afval dat andere oplosmiddelen bevat
15 VERPAKKINGSAFVAL; ABSORBENTIA, POETSDOEKEN, FILTERMATERIAAL EN BESCHERMENDE KLEDING (NIET ELDERS GENOEMD)
15 01
verpakking (inclusief gescheiden ingezameld stedelijk verpakkingsafval)
15 01 01
papieren en kartonnen verpakking
15 01 02
kunststofverpakking
15 01 03
houten verpakking
15 01 04
metalen verpakking
15 01 05
composietverpakking
15 01 06
gemengde verpakking
15 01 07
glazen verpakking
15 01 09
textielen verpakking
15 01 10*
verpakking die resten van gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd
15 01 11*
metalen verpakking die een gevaarlijke vaste poreuze matrix (bijvoorbeeld asbest) bevat, inclusief lege drukhouders
15 02
absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding
15 02 02*
absorbentia, filtermateriaal (inclusief niet elders genoemde oliefilters), poetsdoeken en beschermende kleding die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd
15 02 03
niet onder 15 02 02 vallende absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding
16 NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL
16 01
afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08)
16 01 03
afgedankte banden
16 01 04*
afgedankte voertuigen
16 01 06
afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten
16 01 07*
oliefïlters
16 01 08*
onderdelen die kwik bevatten
16 01 09*
onderdelen die pcb's bevatten
16 01 10*
explosieve onderdelen (bv. airbags)
16 01 11*
remblokken die asbest bevatten
16 01 12
niet onder 16 01 11 vallende remblokken
16 01 13*
remvloeistoffen
16 01 14*
antivriesvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten
16 01 15
niet onder 16 01 14 vallende antivriesvloeistoffen
16 01 16
tanks voor vloeibaar gas
16 01 17
ferrometalen
16 01 18
non-ferrometalen
16 01 19
kunststoffen
16 01 20
glas
16 01 21*
niet onder 16 01 07 tot en met 16 01 11 alsmede 16 01 13 en 16 01 14 vallende gevaarlijke onderdelen
16 01 22
niet elders genoemde onderdelen
16 01 99
niet elders genoemd afval
16 02
afval van elektrische en elektronische apparatuur
16 02 09*
transformatoren en condensatoren die pcb's bevatten
16 02 10*
niet onder 16 02 09 vallende afgedankte apparatuur die pcb's bevat of daarmee verontreinigd is
16 02 11*
afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen, hcfk's en/of hfk's bevat
16 02 12*
afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat
16 02 13*
niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat
16 02 14
niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 13 vallende afgedankte apparatuur
16 02 15*
uit afgedankte apparatuur verwijderde gevaarlijke onderdelen
16 02 16
niet onder 16 02 15 vallende uit afgedankte apparatuur verwijderde onderdelen
16 03
afgekeurde charges en ongebruikte producten
16 03 03*
anorganisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat
16 03 04
niet onder 16 03 03 vallend anorganisch afval
16 03 05*
organisch afval dat gevaarlijke stoffen bevat
16 03 06
niet onder 16 03 05 vallend organisch afval
16 03 07*
Metallisch kwik
16 04
afval explosieven
16 04 01*
afvalmunitie
16 04 02*
vuurwerkafval
16 04 03*
overig explosief afval
16 05
gassen in drukhouders en afgedankte chemicaliën
16 05 04*
gassen in drukhouders (inclusief halonen) die gevaarlijke stoffen bevatten
16 05 05
niet onder 16 05 04 vallende gassen in drukhouders
16 05 06*
labchemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan o f deze bevatten, inclusief mengsels van labchemicaliën
16 05 07*
afgedankte anorganische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten
16 05 08*
afgedankte organische chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten
16 05 09
niet onder 16 05 06, 16 05 07 of 16 05 08 vallende afgedankte chemicaliën
16 06
batterijen en accu's
16 06 01*
loodaccu's
16 06 02*
NiCd-batterijen
16 06 03*
kwikhoudende batterijen
16 06 04
alkalibatterijen (exclusief 16 06 03)
16 06 05
overige batterijen en accu's
16 06 06*
gescheiden ingezamelde elektrolyt uit batterijen en accu's
16 07
afval van de reiniging van transport- en opslagtanks en vaten (exclusief 05 en 13)
16 07 08*
afval dat olie bevat
16 07 09*
afval dat andere gevaarlijke stoffen bevat
16 07 99
niet elders genoemd afval
16 08
afgewerkte katalysatoren
16 08 01
afgewerkte katalysatoren die goud, zilver, rhénium, rhodium, palladium, iridium of platina bevatten (exclusief 16 08 07)
16 08 02*
afgewerkte katalysatoren die gevaarlijke overgangsmetalen of gevaarlijke verbindingen van overgangsmetalen bevatten
16 08 03
niet elders genoemde afgewerkte katalysatoren die overgangsmetalen of verbindingen van overgangsmetalen bevatten
16 08 04
afgewerkte katalysatoren voor wervelbedkrakers (exclusief 16 08 07)
16 08 05*
afgewerkte katalysatoren die fosforzuur bevatten
16 08 06*
afgewerkte vloeistoffen die als katalysator zijn gebruikt
16 08 07*
afgewerkte katalysatoren die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd
16 09
oxiderende stoffen
16 09 01*
permanganaten, bv. kaliumpermanganaat
16 09 02*
chromaten, bv. kaliumchromaat, kalium- of natriumdichromaat
16 09 03*
peroxiden, bv. waterstofperoxide
16 09 04*
niet elders genoemde oxiderende stoffen
16 10
waterig vloeibaar afval dat bestemd is om elders te worden verwerkt
16 10 01*
waterig vloeibaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat
16 10 02
niet onder 16 10 01 vallend waterig vloeibaar afval
16 10 03*
waterige concentraten die gevaarlijke stoffen bevatten
16 10 04
niet onder 16 10 03 vallende waterige concentraten
16 11
ovenpuin
16 11 01*
koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat
16 11 02
niet onder 16 11 01 vallend koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen
16 11 03*
overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat
16 11 04
overig, niet onder 16 11 03 vallend ovenpuin van metallurgische processen
16 11 05*
ovenpuin van niet-metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat
16 11 06
niet onder 16 11 05 vallend ovenpuin van niet-metallurgische processen
17 BOUW'- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES)
17 01
beton, stenen, tegels en keramische producten
17 01 01
beton
17 01 02
stenen
17 01 03
tegels en keramische producten
17 01 06*
mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten
17 01 07
niet onder 17 01 06 vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten
17 02
hout, glas en kunststof
17 02 01
hout
17 02 02
glas
17 02 03
kunststof
17 02 04*
glas, kunststof en hout die gevaarlijke stoffen bevatten o f daarmee verontreinigd zijn
17 03
bitumineuze mengsels, koolteer en met teer behandelde producten
17 03 01*
bitumineuze mengsels die koolteer bevatten
17 03 02
niet onder 17 03 01 vallende bitumineuze mengsels
17 03 03*
koolteer en met teer behandelde producten
17 04
metaal (inclusief legeringen)
17 04 01
koper, brons en messing
17 04 02
aluminium
17 04 03
lood
17 04 04
zink
17 04 05
ijzer en staal
17 04 06
tin
17 04 07
gemengde metalen
17 04 09*
metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd
17 04 10*
kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten
17 04 11
niet onder 17 04 10 vallende kabels
17 05
grond (inclusief uitgegraven bodem van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie
17 05 03*
grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten
17 05 04
niet onder 17 05 03 vallende grond en stenen
17 05 05*
bagger- en ruimingsspecie die gevaarlijke stoffen bevat
17 05 06
niet onder 17 05 05 vallende bagger- en ruimingsspecie
17 05 07*
spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat
17 05 08
niet onder 17 05 07 vallende spoorwegballast
17 06
isolatiemateriaal en asbesthoudend bouwmateriaal
17 06 01*
asbesthoudend isolatiemateriaal
17 06 03*
overig isolatiemateriaal dat uit gevaarlijke stoffen bestaat of dergelijke stoffen bevat
17 06 04
niet onder 17 06 01 en 17 06 03 vallend isolatiemateriaal
17 06 05*
asbesthoudende bouwmaterialen
17 08
gipshoudend bouwmateriaal
17 08 01*
gipshoudend bouwmateriaal dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd
17 08 02
niet onder 17 08 01 vallend gipshoudend bouwmateriaal
17 09
overig bouw- en sloopafval
17 09 01*
bouw- en sloopafval dat kwik bevat
17 09 02*
bouw- en sloopafval dat pcb's bevat (bv. pcb-houdende kit, vloerbedekkingen waarin pcb-houdende hars is verwerkt, isolerende beglazing met pcb-houdende afdichting, pcb-houdende condensatoren)
17 09 03*
overig bouw- en sloopafval (inclusief gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat
17 09 04
niet onder 17 09 01, 17 09 02 en 17 09 03 vallend gemengd bouw- en sloopafval
18 AFVAL VAN DE GEZONDHEIDSZORG BIJ MENS OF DIER EN/OF VERWANT ONDERZOEK (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is)
18 01
afval van verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij de mens
18 01 01
scherpe voorwerpen (exclusief 18 01 03)
18 01 02
lichaamsdelen en organen, inclusief bloedzakj es en geconserveerd bloed (exclusief 18 01 03)
18 01 03*
afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen
18 01 04
afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen (bv. verband, gipsverband, linnengoed, wegwerpkleding, luiers)
18 01 06*
chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten
18 01 07
niet onder 18 01 06 vallende chemicaliën
18 01 08*
cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen
18 01 09
niet onder 18 01 08 vallende geneesmiddelen
18 01 10*
amalgaamafval uit de tandheelkunde
18 02
afval van onderzoek en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij dieren
18 02 01
scherpe voorwerpen (exclusief 18 02 02)
18 02 02*
afval waarvan de inzameling en verwijdering zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen
18 02 03
afval waarvan de inzameling en verwijdering niet zijn onderworpen aan speciale richtlijnen teneinde infectie te voorkomen
18 02 05*
chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of deze bevatten
18 02 06
niet onder 18 02 05 vallende chemicaliën
18 02 07*
cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen
18 02 08
niet onder 18 02 07 vallende geneesmiddelen
19 AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFF-SITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK
19 01
afval van de verbranding of pyrolyse van afval
19 01 02
uit bodemas verwijderde ferromaterialen
19 01 05*
filterkoek van gasreiniging
19 01 06*
waterig vloeibaar afval van gasreiniging en ander waterig vloeibaar afval
19 01 07*
vast afval van gasreiniging
19 01 10*
afgewerkte actieve kool van rookgasreiniging
19 01 11*
bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten
19 01 12
niet onder 19 01 11 vallende bodemas en slakken
19 01 13*
vliegas die gevaarlijke stoffen bevat
19 01 14
niet onder 19 01 13 vallende vliegas
19 01 15*
ketelas die gevaarlijke stoffen bevat
19 01 16
niet onder 19 01 15 vallende ketelas
19 01 17*
afval van pyrolyse dat gevaarlijke stoffen bevat
19 01 18
niet onder 19 01 17 vallend afval van pyrolyse
19 01 19
wervelbedzand
19 01 99
niet elders genoemd afval
19 02
afval van de fysisch-chemische behandeling van afval (inclusief verwijdering van chroom of cyanide of neutralisatie)
19 02 03
voorgemengd afval dat uitsluitend bestaat uit ongevaarlijke afvalstoffen
19 02 04*
voorgemengd afval dat ten minste één gevaarlijke afvalstof bevat
19 02 05*
slib van fysisch-chemische behandeling dat gevaarlijke stoffen bevat
19 02 06
niet onder 19 02 05 vallend slib van fysisch-chemische behandeling
19 02 07*
door afscheiding verkregen oliën en concentraten
19 02 08*
vloeibaar brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat
19 02 09*
vast brandbaar afval dat gevaarlijke stoffen bevat
19 02 10
niet onder 19 02 08 en 19 02 09 vallend brandbaar afval
19 02 11*
overig afval dat gevaarlijke stoffen bevat
19 02 99
niet elders genoemd afval
19 03
gestabiliseerd/verhard afval
19 03 04*
als gevaarlijk ingedeeld afval dat gedeeltelijk gestabiliseerd is
19 03 05
niet onder 19 03 04 vallend gestabiliseerd afval
19 03 06*
als gevaarlijk ingedeeld afval dat verhard is
19 03 07
niet onder 19 03 06 vallend verhard afval
19 03 08*
gedeeltelijk gestabiliseerd kwik
19 04
verglaasd afval en afval van verglazen
19 04 01
verglaasd afval
19 04 02*
vliegas en ander rookgasreinigingsafval
19 04 03*
niet-verglaasde vaste fase
19 04 04
waterig vloeibaar afval van het ontlaten van verglaasd afval
19 05
afval van de aërobe behandeling van vast afval
19 05 01
niet-gecomposteerde fractie van huishoudelijk en soortgelijk afval
19 05 02
niet-gecomposteerde fractie van dierlijk en plantaardig afval
19 05 03
afgekeurde compost
19 05 99
niet elders genoemd afval
19 06
afval van de anaërobe behandeling van afval
19 06 03
vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van stedelijk afval
19 06 04
digestaat van de anaërobe behandeling van stedelijk afval
19 06 05
vloeistof verkregen bij de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval
19 06 06
digestaat van de anaërobe behandeling van dierlijk en plantaardig afval
19 06 99
niet elders genoemd afval
19 07
percolatiewater van stortplaatsen
19 07 02*
percolatiewater van stortplaatsen dat gevaarlijke stoffen bevat
19 07 03
niet onder 19 07 02 vallend percolatiewater van stortplaatsen
19 08
niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering
19 08 01
roostergoed
19 08 02
afval van zandvang
19 08 05
slib van de behandeling van stedelijk afvalwater
19 08 06*
verzadigde of afgewerkte ionenwisselaarharsen
19 08 07*
oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars
19 08 08*
afval van membraansystemen dat zware metalen bevat
19 08 09
vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die uitsluitend spijsolie en -vetten bevatten
19 08 10*
niet onder 19 08 09 vallende vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders
19 08 11*
slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat
19 08 12
niet onder 19 08 11 vallend slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater
19 08 13*
slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat
19 08 14
niet onder 19 08 13 vallend slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater
19 08 99
niet elders genoemd afval
19 09
afval van de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik
19 09 01
vast afval van primaire filtratie en roostergoed
19 09 02
waterzuiveringsslib
19 09 03
onthardingsslib
19 09 04
afgewerkte actieve kool
19 09 05
verzadigde o f afgewerkte ionenwisselaarharsen
19 09 06
oplossingen en slib van de regeneratie van ionenwisselaars
19 09 99
niet elders genoemd afval
19 10
afval van de shredding van metaalhoudend afval
19 10 01
ijzer- en staalafval
19 10 02
non-ferroafval
19 10 03*
lichte fractie die en stof dat gevaarlijke stoffen bevat
19 10 04
niet onder 19 10 03 vallende lichte fracties en stof
19 10 05*
andere fracties die gevaarlijk stoffen bevatten
19 10 06
andere, niet onder 19 10 05 vallende fracties
19 11
afval van de regeneratie van olie
19 11 01*
afgewerkte bleekaarde
19 11 02*
zuurteer
19 11 03*
waterig vloeibaar afval
19 11 04*
afval van brandstofzuivering met behulp van basen
19 11 05*
slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat
19 11 06
niet onder 19 11 05 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse
19 11 07*
afval van rookgasreiniging
19 11 99
niet elders genoemd afval
19 12
afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren)
19 12 01
papier en karton
19 12 02
ferrometalen
19 12 03
non-ferrometalen
19 12 04
kunststoffen en rubber
19 12 05
glas
19 12 06*
hout dat gevaarlijke stoffen bevat
19 12 07
niet onder 19 12 06 vallend hout
19 12 08
textiel
19 12 09
minerale stoffen (bv. zand, steen)
19 12 10
brandbaar afval (RDF)
19 12 11*
overig afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking dat gevaarlijke stoffen bevat
19 12 12
overig, niet onder 19 12 11 vallend afval (inclusief mengsels van materialen) van mechanische afvalverwerking
19 12 64
niet onder 19 12 11 vallend, sorteer(zeef)residu van bedrijfsrestafval oorspronkelijk ingezameld als 20.03.01
19 12 65
niet onder 19 12 11 vallend, sorteer(zeef)residu van bouw- en sloopafval oorspronkelijk ingezameld als 17 09 04
19 13
afval van bodem- en grondwatersanering
19 13 01*
vast afval van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat
19 13 02
niet onder 19 13 01 vallend vast a fval van bodemsanering
19 13 03*
slib van bodemsanering dat gevaarlijke stoffen bevat
19 13 04
niet onder 19 13 03 vallend slib van bodemsanering
19 13 05*
slib van grondwatersanering dat gevaarlijke stoffen bevat
19 13 06
niet onder 19 13 05 vallend slib van grondwatersanering
19 13 07*
waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering die gevaarlijke stoffen bevatten
19 13 08
niet onder 19 13 07 vallend waterig vloeibaar afval en waterige concentraten van grondwatersanering
20 STEDELIJK AFVAL (HUISHOUDELIJK AFVAL EN SOORTGELIJK BEDRIJFSAFVAL, INDUSTRIEEL AFVAL EN AFVAL VAN INSTELLINGEN) INCLUSIEF GESCHEIDEN INGEZAMELDE FRACTIES
20 01
gescheiden ingezamelde fracties (exclusief 15 01)
20 01 01
papier en karton
20 01 02
glas
20 01 08
biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval
20 01 10
kleding
20 01 11
textiel
20 01 13*
oplosmiddelen
20 01 14*
zuren
20 01 15*
basisch afval
20 01 17*
fotochemicaliën
20 01 19*
pesticiden
20 01 21*
tl-buizen en ander kwikhoudend afval
20 01 23*
afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen bevat
20 01 25
spijsolie en -vetten
20 01 26*
niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten
20 01 27*
verf, inkt, lijm en hars die gevaarlijke stoffen bevatten
20 01 28
niet onder 20 01 27 vallende verf, inkt, lijm en hars
20 01 29*
detergenten die gevaarlijke stoffen bevatten
20 01 30
niet onder 20 01 29 vallende detergenten
20 01 31*
cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen
20 01 32
niet onder 20 01 31 vallende geneesmiddelen
20 01 33*
onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde batterijen en accu's alsmede ongesorteerde mengsels van batterijen en accu's die dergelijke batterijen en accu's bevatten
20 01 34
niet onder 20 01 33 vallende batterijen en accu's
20 01 35*
niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen bevat
20 01 36
niet onder 20 01 21, 20 01 23 en 20 01 35 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
20 01 37*
hout dat gevaarlijke stoffen bevat
20 01 38
niet onder 20 01 37 vallend hout
20 01 39
kunststoffen
20 01 40
metalen
20 01 41
afval van het vegen van schoorstenen
20 01 99
niet elders genoemde fracties
20 02
tuin- en plantsoenafval (inclusief afval van begraafplaatsen)
20 02 01
biologisch afbreekbaar afval
20 02 02
grond en stenen
20 02 03
overig niet biologisch afbreekbaar afval
20 03
overig stedelijk afval
20 03 01
gemengd stedelijk afval
20 03 02
marktafval
20 03 03
veegvuil
20 03 04
slib van septic tanks
20 03 06
afval van het reinigen van riolen
20 03 07
grofvuil
20 03 70
droog niet-gevaarlijk recycleerbaar bedrijfsafval dat gemengd werd ingezameld en voldoet aan de voorwaarden zoals vastgelegd in het VLAREM A
20 03 71*
gemengd afval van de zeevaart dat gevaarlijke afvalstoffen kan bevatten
20 03 99
niet elders genoemd stedelijk afval
Wetshistoriek
Bijlage 2.1 vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Voorgeschiedenis
Bijlage 2.1 vervangen bij art. 45 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).

Bijlage 2.2 Lijst van materialen die overeenkomstig hoofdstuk 2 in aanmerking komen voor gebruik als grondstoffen


Afdeling 1 Grondstoffen voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel
BEOOGDE GRONDSTOF
HERKOMST EN OMSCHRIJVING
VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING
Schuimaarde van suikerfabrieken
suikerproductieverkregen bij de suikerraffinage en dat hoofdzakelijk bestaatuit calciumcarbonaat, organische stof en water
[artikel 2.3.3.1]
Kalkas
branden van kalksteenrotsasrest die als hoofdbestanddeel calciumoxide bevat eneventueel calciumhydroxide en calciumcarbonaat
[artikel 2.3.3.1]
Calciumsulfaat
verkregen bij de fosfor- en/of citroenzuurproductie en die gehydrateerd calciumsulfaat bevat
[artikel 2.3.3.1]
Afgeoogste champignon compost
champignonkwekerijorganische voedingsbodem die overblijft na het telen vanchampignons
[artikel 2.3.3.1]
Compost van boomschors
vergunde inrichting voor de compostering van schorsafval dat vrijkomt bij het ontschorsen van bomen
[artikel 2.3.3.1]
Vinasse, vinasse-extract, vinassekali en chicorei-vinasse
gistfabriekstroopachtig residu bekomen uit uitgegiste melasse, extract verkregen uit vinasse door toevoeging van ammoniumsulfaat of bekomen tijdens de productie van inuline
[artikel 2.3.3.1]
[Toegelaten materialen van dierlijke oorsprong conform de wetgeving overdierlijke bijproducten
erkende of geregistreerde inrichtingen of bedrijven voor dierlijke bijproducten afgeleide producten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1069/2009 en andere materialen van dierlijke oorsprong uitgezonderd onverwerkte stromen
[artikel 2.3.3.1]]
Gedroogd cacao-, tabak- en koffieafval
genotmiddelenindustrieverkregen bij de verwerking van cacao- en koffiebonen en tabak en de bereiding van theobromine uit cacaoafval onder toevoeging van kalk
[artikel 2.3.3.1]
Neergeslagen dubbelzout van kaliumsulfaat en calciumsulfaat (in geval van toevoeging van een magnesiumzout aangevuld met “met magnesiumzout”)
industriële citroenzuurproductie verkregen uit spoeling van citroenzuur
[artikel 2.3.3.1]
Meel van oliekoeken
winning plantaardige oliënverkregen door winning van olie door persing van oliehoudende zaden
[artikel 2.3.3.1]
Moutscheuten
mouterij
[artikel 2.3.3.1]
Behandeld zuiveringsslib
zie artikel 1.2.1, § 2, 7°
[artikel 2.3.3.1, 2.3.3.2 grondstofverklaring verplicht]
[Kalkhoudend materiaal
Waterbehandeling verkregen bij de bereiding van drinkwater of proceswater uit ruwwater
[artikel 2.3.3.1]]
GFT- en groencompost
vergunde inrichting voor de compostering of vergisting van groente-, fruit- en tuinafval met maximaal 25 % organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen of van organisch afval dat vrijkomt in tuinen, plantsoenen, parken en langs wegbermen
[artikel 2.3.3.1 en 2.3.3.3 ]
Eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen
vergunde inrichting voor de biologische verwerking van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen al dan niet in combinatie met dierlijke mest
[artikel 2.3.3.1 en 2.3.3.3 ]
[Boerderijcompost
verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen organische restproducten al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest gecomposteerd worden
[artikel 2.3.3.1]]
Filterkoek
voedingsnijverheid verkregen bij de filtratie van levensmiddelen op anorganische filtermedia (diatomeeënaarde, perliet, bleekaarde )
[artikel 2.3.3.1]
Gehydrolyseerd eiwit voor meststof
aromaproductiebekomen door hydrolyse van eiwitten
[artikel 2.3.3.1]
Slib van natuursteen bewerking
bekomen door het verzagen, slijpen en polijsten van kalkhoudende natuursteen
[artikel 2.3.3.1]
Filterkoek van de fermentatie
fermentatie-industrie verkregen bij de vergisting
[artikel 2.3.3.1 grondstofverklaring verplicht]
Kalimoederloog
methionineproductievloeibare stof waarbij kalium als kaliumcarbonaat en kaliumbicarbonaat voorkomt
[artikel 2.3.3.1]
Oplossing bevattende ammoniumchloride
glycineproductieverkregen bij de bereiding van het aminozuur glycine
[artikel 2.3.3.1]
Gemalen staalslakken
staalnijverheidcalciumsilicofosfaten voortkomend van de behandeling van gietijzer
[artikel 2.3.3.1]
Gedroogde en gemalen anorganische kalkrijke voedingsresten
afkomstig van een vergunde verwerkingsinrichting van selectief ingezamelde eierschalen, schelpen van schelpdieren en schalen van schaaldieren
[artikel 2.3.3.1]
Vlasstof, graanstof
vlasindustrie, graanindustrie
[artikel 2.3.3.1]
[...]
[...]
[...]
Ammoniumsulfaatoplossing
reactie van met ammoniak beladen lucht in een zure luchtwasser
[artikel 2.3.3.1]
[Spuistroom
overtollig voedingswater afkomstig van de teelt van planten op groeimediums, dat niet hergebruikt wordt als voedingswater, of afkomstig van biologische luchtwasser voor met ammoniak beladen lucht
[artikel 2.3.3.1]]
[...]
[...]
[...]
[Boerderijcompost
Verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden. De boerderijcompost wordt op de bedrijfseigen landbouwgronden gebruikt
artikel 2.3.3.1]
[Boerderijcompost, geproduceerd in een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 3, § 5, 3°, van het Mestdecreet
Verkregen uit een composteringsproces waarbij plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met stalmest, gecomposteerd worden
artikel 2.3.3.1 en artikel 2.3.3.3]
[Houtsnippers
Afkomstig van specifiek houtig materiaal
artikel 2.3.3.5]

Afdeling 2 [Gebruik als bouwstof]
[
BEOOGDE GRONDSTOF
HERKOMST EN OMSCHRIJVING
VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING
Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken, assen of andere steenachtige afvalstoffen
afkomstig van de ferro-industrie, van de non-ferro-industrie, van de vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht
Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken of assen
afkomstig van de verbrandingsprocessen van afvalstoffen
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht
Vliegas en bodemas
afkomstig van verbrandingsprocessen
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht
Betongranulaat
verkregen bij sloop- en breekactiviteiten van wegen
artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten
Gerecycleerde brokken
afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval
artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2
alleen in waterbouwkundige werken voor schanskorven en bestortingenmateriaal, onderworpen aan het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten
[Betongranulaat, metselwerkgranulaat, menggranulaat en brekerzeefzand
afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval
artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten
[Zeefzand van asfalt en asfaltgranulaat
afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval
artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten]
[...]
[...]
[...]
Sorteerzeefgranulaat en sorteerzeefzand
afkomstig van een vergunde vaste recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval
artikel 2.3.2.1 en artikel 2.3.2.2 materiaal, onderworpen aan het eenheidsreglement betreffende gerecycleerde granulaten
Gewassen uitgesorteerd beton- of gewassen metselwerkgranulaat
afkomstig van installaties die vergund zijn voor het reinigen van verontreinigde bodemmaterialen
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
Gewassen zand van rioolkolken, zandvangers en veegvuil
afkomstig van vergunde inrichtingen voor de fysico-chemische reiniging van verontreinigde anorganische afvalstoffen
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht]
Gerecycleerde bitumineuze granulaten
afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting verkregen bij het vermalen van bitumineuze dakmaterialen
artikel 2.3.2.1 grondstofverklaring verplicht
Slib van natuursteenbewerking
verkregen bij het verzagen, slijpen of polijsten van natuursteen
artikel 2.3.2.1
]

Afdeling 3 [...]
[...]

Afdeling 4 [...]
[...]
Wetshistoriek
Afdeling 1 gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), bij art. 57 tot 61 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 139 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Afdeling 2 vervangen bij art. 68 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)), gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), bij art. 73 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80) en bij art. 74, 1° tot 5° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Afdeling 3 opgeheven bij art. 73 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Afdeling 4 opgeheven bij art. 140 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Afdeling 3 gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Bijlage 2.3.1 Voorwaarden inzake samenstelling en gebruik als meststof of bodemverbeterend middel


[
A SAMENSTELLINGSVOORWAARDEN MAXIMUM GEHALTEN AAN VERONTREINIGENDE STOFFEN
METALEN (1)
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (2) (mg/kg droge stof)
Arseen (As)
20
Cadmium (Cd)
6
Chroom (Cr)
150
Koper (Cu)
800
Kwik (Hg)
1
Lood (Pb)
300
Nikkel (Ni)
100
Zink (Zn)
1500
(1)
De concentratie geldt voor het metaal en de verbindingen ervan uitgedrukt als metaal.
(2)
Bepaling van de totaalconcentratie aan metalen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (3) mg/kg droge stof)
Acenafteen
10
Acenaftyleen
10
Antraceen
5
Benzo(a)antraceen
3
Benzo(a)pyreen
3
Benzo(ghi)peryleen
5
Benzo(b)fluoranteen
10
Benzo(k)fluoranteen
5
Chryseen
3
Dibenzo(a, h)antraceen
5
Fenantreen
10
Fluoranteen
10
Fluoreen
10
Indeno(1,2,3cd)pyreen
5
Naftaleen
3
Pyreen
3
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
OVERIGE ORGANISCHE STOFFEN
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (3) (mg/kg droge stof)
Som van 1,2,3,5-Tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-Tetrachloorbenzeen
4
1,2,3,4-Tetrachloorbenzeen
2
Pentachloorbenzeen
1.5
Hexachloorbenzeen
0.5
Minerale olie C10-C20
560
Minerale olie C20-C40
5600
Polychloorbifenylen (pcb als som 7 congeneren)
0,6
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
]
[
B SAMENSTELLINGSVOORWAARDEN MAXIMUMGEHALTEN AAN VERONTREINIGDE STOFFEN VOOR GRONDSTOFFEN MET < 2 % DROGE STOF PER LITER
METALEN (1)
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (2) (mg/liter)
Arseen (As)
0.4
Cadmium (Cd)
0.12
Chroom (Cr)
3
Koper (Cu)
16
Kwik (Hg)
0.02
Lood (Pb)
6
Nikkel (Ni)
2
Zink (Zn)
30
(1)
De concentratie geldt voor het metaal en de verbindingen ervan uitgedrukt als metaal.
(2)
Bepaling van de totaalconcentratie aan metalen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (3) µg/liter)
Acenafteen
200
Acenaftyleen
200
Antraceen
100
Benzo(a)antraceen
60
Benzo(a)pyreen
60
Benzo(ghi)peryleen
100
Benzo(b)fluoranteen
200
Benzo(k)fluoranteen
100
Chryseen
60
Dibenzo(a, h)antraceen
100
Fenantreen
200
Fluoranteen
200
Fluoreen
200
Indeno(1,2,3cd)pyreen
100
Naftaleen
60
Pyreen
60
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
OVERIGE ORGANISCHE STOFFEN
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (3) (µg/liter)
Som van 1,2,3,5-Tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-Tetrachloorbenzeen
80
1,2,3,4-Tetrachloorbenzeen
40
Pentachloorbenzeen
30
Hexachloorbenzeen
10
Minerale olie C10-C20
11.2 mg/liter
Minerale olie C20-C40
112 mg/liter
Polychloorbifenylen (pcb als som 7 congeneren)
12
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
]
[
C VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK ALS MESTSTOF OF BODEMVERBETEREND MIDDEL, MAXIMAAL TOELAATBARE DOSERING AAN VERONTREINIGENDE STOFFEN
METALEN (1)
PARAMETERS
DOSERING (g/ha/jaar) (2)
Arseen (As)
40
Cadmium (Cd)
12
Chroom (Cr)
300
Koper (Cu)
1600
Kwik (Hg)
2
Lood (Pb)
600
Nikkel (Ni)
200
Zink (Zn)
3000
(1)
De concentratie geldt voor het metaal en de verbindingen ervan, uitgedrukt als metaal.
(2)
Bepaling van de totaalconcentratie aan metalen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PARAMETERS
DOSERING (g/ha/jaar) (3)
Acenafteen
20
Acenaftyleen
20
Antraceen
10
Benzo(a)antraceen
6
Benzo(a)pyreen
6
Benzo(ghi)peryleen
10
Benzo(b)fluoranteen
20
Benzo(k)fluoranteen
10
Chryseen
6
Dibenzo(a, h)antraceen
10
Fenantreen
20
Fluoranteen
20
Fluoreen
20
Indeno(1,2,3cd)pyreen
10
Naftaleen
6
Pyreen
6
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
OVERIGE ORGANISCHE STOFFEN
PARAMETERS
DOSERING (g/ha/jaar) (3)
Som van 1,2,3,5-Tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-Tetrachloorbenzeen
8
1,2,3,4-Tetrachloorbenzeen
4
Minerale olie C10-C20
1120
Minerale olie C20-C40
11200
Polychloorbifenylen (pcb als som 7 congeneren)
1.2
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
]
D SPECIFIEKE VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK VAN BEHANDELD ZUIVERINGSSLIB ALS MESTSTOF OF BODEMVERBETEREND MIDDEL
BEHANDELING ZUIVERINGSSLIB
Zuiveringsslib dat bestemd is om overeenkomstig het Materialendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan gebruikt te worden als meststof of als bodemverbeterend middel, moet behandeld worden op één of meer van de volgende wijzen:
a)
een mesofiele anaerobe vergisting bij een temperatuur van 35°C en een gemiddelde verblijftijd van 15 dagen;
b)
een vloeibare opslag bij omgevingstemperatuur als een batch, zonder toevoeging of onttrekking van slib gedurende de opslagperiode van drie maanden. Het aantal Escherichia Coli in het slib moet ten minste met een factor 100 beperkt worden;
c)
een aerobe stabilisatie bij een minimaal gehalte aan opgeloste zuurstof van meer dan 1 ppm. Die stabilisatie kan uitgevoerd worden:
1)
ofwel binnen dezelfde bekkens als de afvalwaterzuivering zelf, bij een slibbelasting < of = 0,06 kg BOD/kg slib/dag of een volumebelasting < of = 0,25 kg BOD/m3/dag;
2)
ofwel in een afzonderlijk daarvoor gereserveerd bekken, bij een hydraulische verblijftijd van 10 dagen;
d)
een toevoeging en menging met kalk tot een homogeen mengsel wordt verkregen met een pH > 12 onmiddellijk na het bekalken; de pH moet gedurende minstens 24 uur groter dan of gelijk aan 12 worden gehouden;
e)
een thermische droging waarbij de temperatuur van de slibdeeltjes hoger is dan 80°C en het watergehalte tot minder dan 10 % beperkt wordt.
Bij de behandeling worden de relevante procesparameters ten minste dagelijks gemeten. Die meting wordt continu uitgevoerd tenzij dat praktisch niet mogelijk is.
De OVAM kan andere behandelingstechnieken toestaan als de exploitant aantoont dat het resultaat van de behandeling minstens gelijkwaardig is aan het resultaat van de hierboven vermelde behandelingswijzen. Bij alternatieve behandelingswijzen zijn de bepalingen voor de relevante procesparameters ook van toepassing.
[...]
[...]
BODEMBEMONSTERING
De te analyseren representatieve monsters worden normaal gezien gemaakt door menging van ten minste 25 afzonderlijke bodemmonsters, genomen uit een homogeen geëxploiteerde oppervlakte van ten hoogste 5 ha. De afzonderlijke monsters moeten worden genomen op een diepte van 25 cm, behalve als de diepte van de ploeglaag geringer is, maar zonder dat de bemonsteringsdiepte in dat geval minder dan 10 cm bedraagt.
BODEMANALYSE
Bodemmonsters worden geanalyseerd voor de zuurtegraad, arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, nikkel, lood, zink. De analyse wordt uitgevoerd volgens methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse.

E
METALEN (1)
MAXIMUM CONCENTRATIE IN STANDAARDBODEM (2) (mg/kg droge stof)
Arseen (As)
35
Cadmium (Cd)
1,2
Chroom (Cr)
91
Koper (Cu)
72
Kwik (Hg)
1.5
Lood (Pb)
120
Nikkel (Ni)
56
Zink (Zn)
200
(1)
De concentratie geldt voor het metaal en de verbindingen ervan uitgedrukt als metaal.
De totaalconcentratie aan metalen wordt bepaald volgens het compendium voor monsterneming en analyse.
(2)
Standaardbodem bezit een gehalte van 10 % klei op de minerale bestanddelen en een gehalte van 2 % organisch materiaal op de luchtdroge bodem.
De maximumconcentratie in de bodem waarop nog behandeld zuiveringsslib gebruikt mag worden, is voor arseen, cadmium, koper en zink afhankelijk van de kenmerken van de bodem. De voormelde maximumconcentraties worden omgerekend naar de gemeten gehalten aan klei en/of organisch materiaal en/of pH-KCl in een representatief staal van de ontvangende bodem.
De omrekening voor arseen, cadmium, koper en zink wordt gemaakt op basis van de formules voor richtwaarden bodemkwaliteit, zoals opgenomen in bijlage II van het VLAREBO.
De omrekening voor koper wordt gemaakt met de volgende beperking van de randvoorwaarden:
als het gehalte klei hoger is dan 20 %, dan wordt gerekend met een verondersteld gehalte aan klei van 20 %;
als het gehalte organische materiaal hoger is dan 5 %, dan wordt gerekend met een verondersteld gehalte organisch materiaal van 5 %;
als de pH-KCl hoger is dan 6.5, dan wordt gerekend met een veronderstelde pH-KCl van 6.5.
De omrekening voor zink wordt gemaakt met de volgende beperking van de randvoorwaarden:
als het gehalte klei hoger is dan 14 %, dan wordt gerekend met een verondersteld gehalte aan klei van 14 %;
als het gehalte organische materiaal hoger is dan 3 %, dan wordt gerekend met een verondersteld gehalte organisch materiaal van 3 %;
als de pH-KCl hoger is dan 5, dan wordt gerekend met een veronderstelde pH-KCl van 5.
Wetshistoriek
A vervangen bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
B vervangen bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
C vervangen bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
D, 2° en 3° opgeheven bij art. 29 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Voorgeschiedenis
D, 3° gewijzigd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).

Bijlage 2.3.2 Voorwaarden inzake samenstelling voor gebruik als bouwstof


A VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK ALS BOUWSTOF
[...]
[...]
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (3) in mg/kg droge stof
Benzo(a)antraceen
35
Benzo(a)pyreen
8,5
Benzo(ghi)peryleen
35
Benzo(b)fluoranteen
55
Benzo(k)fluoranteen
55
Chryseen
400
Fenantreen
30
Fluoranteen
40
Indeno(1,2,3cd)pyreen
35
Naftaleen
20
(3)
Bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methoden, opgenomen in het compendium voor monsterneming en analyse (CMA).
[...]

B [Voorwaarden voor gebruik als bouwstof]
[
METALEN
PARAMETERS
UITLOOGBAARHEID (1) in mg/kg droge stof
Arseen (As)
0,8 (2)
Cadmium (Cd)
0,03 (2)
Chroom (Cr)
2,6 (2)
Koper (Cu)
0,8 (2)
Kwik (Hg)
0,02 (2)
Lood (Pb)
1,3 (2)
Nikkel (Ni)
0,75 (2)
Zink (Zn)
2,8 (2)
Antimoon (Sb)
1 (2) (3)
Molybdeen (Mo)
55 (2) (3)
Vanadium (V)
2,5 (2) (3)
Kobalt (Co)
0,5 (2) (3)
Seleen (Se)
2 (2) (3)
Tin (Sn)
1 (2) (3)
Barium (Ba)
20 (4)
Bromide (Br)
20 (4)
Fluoride (F)
55 (4)
Chloride (Cl)
1000 (4)
Sulfaat (S04)
2200 (4)
(1)
Uitloogbaarheid wordt gemeten met de kolomproef
(2)
Dwingende waarde
(3)
Alleen in as van afvalverbranding en in de slakken van metallurgie
(4)
Richtwaarden
]

C [...]
[...]
Wetshistoriek
2.3.2.A gewijzigd bij art. 141, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
2.3.2.B vervangen bij art. 142 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
2.3.2.C opgeheven bij art. 143 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Bijlage 2.3.3 Samenstellingsvoorwaarden maximumgehalten aan verontreinigende stoffen voor opgewerkte afvalolie en opgewerkte brandstofresten

PARAMETERS
TOTAALCONCENTRATIE (mg/kg)
Cl
< 200
Som zware metalen Σ (As, Cd, Cr, Co, Cu, Mn, Pb, Ni, Sn)
< 25
Hg
< 1
Totaal PCB
< 5
Ca (**)
< 30
Zn (**)
< 15
P (**)
< 15
S (*)
1 % (m/m)
Sediment
0,1 % (m/m)
Watergehalte
0,5 % (v/v)
(*)
Of lager als het S-gehalte in de geldende productnormering lager is dan 1 % (m/m)
(**)
Als de combinatie Ca en Zn of Ca en P de vermelde maximumgehalten overschrijdt, wordt de afvalolie niet als opgewerkt beschouwd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 144 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Bijlage 2.3.4

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 145 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 79 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Bijlage 2.3.5 Metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen

Een metallurgisch productieproces beoogt het winnen en raffineren van non-ferrometalen en non-ferrometaalverbindingen uit materialen door middel van chemische processen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
pyrometallurgie: de procesreacties verlopen bij verhoogde temperatuur. Door smelten, roosten, sinteren, oxideren, reduceren en vervluchtigen worden de in de materialen aanwezige componenten door chemische reacties omgezet in andere componenten.
hydrometallurgie: de procesreacties verlopen in een waterig milieu. Door o.a. loging, precipitatie, cementatie, indamping, ionenwisseling, solventextractie en membraantechnieken worden de in de materialen aanwezige componenten door chemische reacties omgezet in andere componenten.
elektrochemie: de procesreacties verlopen in een waterig milieu of in gesmolten zouten, waarbij elektrische stroom zorgt voor reductiereacties aan de kathode en voor oxidatiereacties aan de anode.
Materialen die ontstaan in zuiveringsprocessen voor milieutechnische doeleinden of voor materialen die een gebruiksfase hebben doorlopen, worden verondersteld niet voort te komen uit een metallurgisch productieproces.

Bijlage 2.3.6 Metallurgisch productieproces voor ferrometalen

Een metallurgisch proces voor ferrometalen beoogt het winnen en raffineren van ferrometalen en ferrolegeringen uit materialen via pyrometallurgie. De procesreacties verlopen bij verhoogde temperatuur. Door smelten, roosten, sinteren, oxideren en reduceren en vervluchtigen worden de in de materialen aanwezige componenten door chemische reacties omgezet in andere componenten.
Materialen die ontstaan in zuiveringsprocessen voor milieutechnische doeleinden of voor materialen die een gebruiksfase hebben doorlopen, worden verondersteld niet voort te komen uit een metallurgisch proces.

Bijlage 3.4.6 Afvalolie die onder het toepassingsgebied van de aanvaardingsplicht valt

In het kader van de aanvaardingsplicht moeten onder het begrip [afvalolie], onder verwijzing naar de lijst van afvalstoffen in bijlage 2.1, de onderstaande afvalstoffen worden verstaan.
CODE
OMSCHRIJVING
08 03 19*
dispersieolie
12 01 06*
halogeenhoudende minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)
12 01 07*
halogeenvrije minerale machineolie (exclusief emulsies en oplossingen)
12 01 08*
halogeenhoudende emulsies en oplossingen voor machinale bewerking
12 01 09*
halogeenvrije emulsies en oplossingen voor machinale bewerking
12 01 10*
synthetische machineolie
12 01 19*
biologisch gemakkelijk afbreekbare machineolie
13 01 04*
gechloreerde emulsies
13 01 05*
niet-gechloreerde emulsies
13 01 09*
gechloreerde minerale hydraulische olie
13 01 10*
niet-gechloreerde minerale hydraulische olie
13 01 11*
synthetische hydraulische olie
13 01 12*
biologisch gemakkelijk afbreekbare hydraulische olie
13 01 13*
overige hydraulische olie
13 02 04*
gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 05*
niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 06*
synthetische motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 07*
biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie
13 02 08*
overige motor-, transmissie- en smeerolie
13 03 06*
niet onder 13 03 01 vallende gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 07*
niet-gechloreerde minerale olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 08*
synthetische olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 09*
biologisch gemakkelijk afbreekbare olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 03 10*
overige olie voor isolatie en warmteoverdracht
13 08 02*
overige emulsies
13 08 99*
niet elders vermeld olieafval
20 01 26*
niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten
Voornoemde afvalstoffen, die ontstaan tijdens de normale bedrijfsvoering van een schip, en waarvoor reeds een bijdrage betaald wordt omwille van andere internationale wetgeving, vallen niet onder het toepassingsgebied van de aanvaardingsplicht.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 80 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).

Bijlage 5.1.4 Tarieven voor inzameling en verwerking huishoudelijke afvalstoffen

De lokale besturen hanteren drie vormen van tarieven:
de variabele invulling (onder meer retributies);
de forfaitaire afvalbelasting;
de algemene middelen van de lokale besturen.
huisvuil grofvuil
De hieronder gehanteerde vork van minima- en maximabedragen betreft de variabele invulling van de tarifering van onderstaande fracties. De volgende minima- en maximabedragen van toepassing:
 
minimum variabel
maximum variabel
Fractie brengmethode
 
 
zuiver steenpuin zonder milieurisico
0 euro/kg
0,03 euro/kg
[huisvuil
0,1 euro/kg
0,3 euro/kg]
grofvuil
0,02 euro/kg
0,3 euro/kg
Fractie haalmethode
 
 
huisvuil
0,1 euro/kg
0,3 euro/kg
grofvuil
0,05 euro/kg
0,6 euro/kg
Omrekening van kg naar l huisvuil
1 huisvuilzak van 60 l = 7,5 kg
1 recipiënt van 120 l = 15,0 kg
Omrekening van kg naar m3 grofvuil
1 m3 = 200 kg
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).

Bijlage 5.2.3.A Medische afvalstoffen


Risicohoudend medisch afval
1.1
Afval afkomstig van de geneeskundige behandeling van mensen en dieren besmet met een ziekte waarvan de wijze van overdracht niet bekend is, onder meer lassa-, ebola-, marburgkoorts, genetisch gemodificeerde organismen, of waarvan de overdracht via afval mogelijk is, onder meer anthrax.
1.2
Afval van laboratoria dat viraal en/of bacterieel besmet is en dat niet onder verantwoordelijkheid van de houder werd geautoclaveerd.
1.3
Alle bloed en bloedderivaten.
1.4
Alle scherpe voorwerpen.
1.5
Cytostatica en alle afval van cytostatica behandelingen.
1.6
Kunstnieren van patiënten, besmet met één van de ziekten, vermeld in punt 1.1.
1.7
Anatomisch afval, pathologisch afval, orgaandelen of delen van ledematen die bij operatieve en obstetrische ingrepen vrijkomen, met uitzondering van de organische delen, bestemd voor transplantatie of recuperatie.

Niet-risicohoudend medisch afval
2.1
Verbanden, tissues, disposables, onderleggers, lakens met inbegrip van operatielakens, gebruikte al dan niet wegwerpoperatiekledij, -handschoenen, -schorten, -maskers, -mutsen, onderleggers met inbegrip van die met kleine hoeveelheden bloed en/of lichaamsvochten in geabsorbeerde toestand.
2.2
Lichaamsvochten, met uitzondering van bloed en zijn derivaten.
2.3
Katheters.
2.4
Lege bloedzakken.
2.5
Sondes.
2.6
Spuiten zonder naald.
2.7
Lege infusen en infuusleidingen.
2.8
Gipsafval en afval van kunststofgipsen.

Bijlage 5.2.3.B Medische afvalstoffen

Bijlage 5.2.3.C Lijst van de risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie

Lijst van de risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie:
lichaamsdelen en organen die geïnfecteerd zijn met een infectieziekte waarbij het overdrachtmechanisme onbekend is;
gevaarlijke stoffen;
chemicaliën die uit gevaarlijke stoffen bestaan of die chemicaliën bevatten [als vermeld in de CLP-verordening];
cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen die nog radioactief zijn.
Al het afval dat vrijkomt bij bewuste vermeerdering van medisch onderzoek, ongeacht herkomst of soort besmetting waarvan het gebruik ingeperkt is volgens inperkingsniveau 3 of 4, moet in de ruimte van ontstaan geïnactiveerd worden, zoals beschreven in de sectorale voorwaarden voor inrichtingen, [ingedeeld in rubriek 51 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 20 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Wetshistoriek
Lid 1, 3° gewijzigd bij art. 106, 1° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Lid 2 gewijzigd bij art. 106, 2° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 731 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 26° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).

Bijlage 5.2.4 Gegevens op het certificaat van vernietiging van een voertuig

Het certificaat van vernietiging van een afgedankt voertuig bevat minstens de volgende gegevens:
De gegevens van het erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen:
a)
naam;
b)
voor- en achternaam van de verantwoordelijke zaakvoerder;
c)
adres.
De gegevens van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]:
a)
naam van de autoriteit;
b)
adres;
c)
nummer van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit];
d)
aanvangsdatum van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit];
e)
geldigheidsduur van de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit].
De gegevens van de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen:
a)
naam van de autoriteit;
b)
adres;
c)
nummer van de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen;
d)
aanvangsdatum van de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen;
e)
geldigheidsduur van de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
De gegevens van het voertuig:
a)
merk;
b)
type;
c)
categorie: M1 of N1;
d)
chassisnummer;
e)
landcode indien gekend;
f)
nummerplaat indien gekend.
De gegevens van de laatste houder en/of eigenaar die het afgedankte voertuig aan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen heeft aangeleverd:
a)
voor- en achternaam;
b)
adres;
c)
nationaliteit;
d)
handtekening.
Datum van afgifte van het certificaat van vernietiging.
Een verklaring van de verantwoordelijke zaakvoerder dat het genoemde erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen het vermelde voertuig volgens de geldende wettelijke milieuregels heeft verwerkt en vernietigd en dat het inschrijvingsbewijs van het voertuig, indien dit het voertuig vergezelde, vernietigd werd, met de gedateerde handtekening van de verantwoordelijke zaakvoerder.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 7 B.Vl.Reg. 4 mei 2012 (BS 23 mei 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 juni 2012 (art. 8).
Wetshistoriek
Enig lid, 2°:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 107 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
c) tot e) gewijzigd bij art. 107 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
Enig lid, 2°:
inleidende bepaling gewijzigd bij art. 732, 1° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 26° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1));
c) en d) gewijzigd bij art. 732, 2° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 26° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)).

Bijlage 5.2.10.A Aan te melden informatie voor het aandoen van de haven van ... (Haven van bestemming als bedoeld in artikel 5.2.10.6 van dit besluit)

Dit formulier moet aan boord van het schip worden bewaard, samen met oliejournaal, het ladingjournaal, het vuilnisjournaal, of het afvalbeheersplan zoals voorgeschreven bij het MARPOL-verdrag.

1 Informatie over het schip

1.1.
Naam van het schip:
1.2.
IMO-nummer:
1.3.
Bruto tonnage:
1.4.
Type schip:
Olietanker
Chemicaliëntanker
Bulkschip
Containerschip
Ander vrachtschip
Passagiersschip
Ro-ro schip
Ander (specifiëren)
1.5.
Eigenaar of reder:
1.6.
Kencijfers of kenletters:
MMSI-nummer (Maritieme identificatie voor mobiele diensten):
1.7.
Vlaggenstaat:

2 Informatie over de haven en de reis

2.1. Naam van de locatie/terminal:
2.6. Laatste haven waar afval is afgegeven:
2.2. Datum en tijd van aankomst:
2.7. Datum van laatste afgifte:
2.3. Datum en tijdstip van vertrek:
2.8. Volgende haven van afgifte:
2.4. Laatste haven en land:
2.9. Persoon die het formulier indient (indien het niet wordt ingediend door de kapitein):
2.5. Volgende haven en land (indien bekend):

3 Type en hoeveelheid afval en opslagcapaciteit

Type
Af te geven afval (m3)
Maximale specifiek bestemde opslagcapaciteit (m3)
Hoeveelheid afval die aan boord wordt gehouden (m3)
Haven waar het resterende afval zal worden afgegeven
Geraamde hoeveelheid afval die zal ontstaan tussen de aanmelding en de volgende aanloophaven (m3)
 
MARPOL bijlage I - Olie
Met olie verontreinigd lenswater
 
 
 
 
 
 
Oliehoudende residuen (sludge)
 
 
 
 
 
 
Oliehoudend tankwaswater
 
 
 
 
 
 
Verontreinigd ballastwater
 
 
 
 
 
 
Aanslag en sludge van het schoonmaken van tanks
 
 
 
 
 
 
Anders (specificeren)
 
 
 
 
 
 
MARPOL bijlage II - Schadelijke vloeistoffen (Noxious Liquid Substances (NLS)
Substantie van categorie X
 
 
 
 
 
 
Substantie van categorie Y
 
 
 
 
 
 
Substantie van categorie Z
 
 
 
 
 
 
Andere substanties (OS)
 
 
 
 
 
 
MARPOL bijlage IV - Sanitair afvalwater
 
 
 
 
 
 
 
MARPOL bijlage V - Vuilnis
A. Plastic
 
 
 
 
 
 
B. Voedselrestanten
 
 
 
 
 
 
C. Huishoudelijk afval (bijv, papier en karton, vodden, glas, metaal,
 
 
 
 
 
 
flessen, bestek enz.)
 
 
 
 
 
 
D. Bak- en braadolie
 
 
 
 
 
 
E. Verbrandingsassen
 
 
 
 
 
 
F. Operationeel afval
 
 
 
 
 
 
G. Dierlijke karkassen
 
 
 
 
 
 
H. Vistuig
 
 
 
 
 
 
I. E-afval
 
 
 
 
 
 
J. Ladingresiduen (schadelijk voor het mariene milieu - HME)
 
 
 
 
 
 
K. Ladingresiduen (niet schadelijk voor het mariene milieu - non-HME))
 
 
 
 
 
 
MARPOL bijlage VI - Luchtverontreinigende stoffen
Ozonafbrekende stoffen en uitrusting die dergelijke stoffen bevat
 
 
 
 
 
 
Residuen van uitlaatgasreiniging
 
 
 
 
 
 
(1)
De juiste vervoersnaam van de schadelijke vloeistof vermelden
(2)
Ramingen toegestaan. De juiste vervoersnaam van de droge lading vermelden
(3)
Ramingen toegestaan. De juiste vervoersnaam van de droge lading vermelden
(4)
Ten gevolge van normale onderhoudsactiviteiten aan boord
Ander afval, dat niet onder MARPOL valt
Passief opgevist afval
 
 
 
 
 
Opmerkingen
1.
Deze informatie kan worden gebruikt voor de havenstaatcontrole en andere inspectiedoeleinden.
2.
Dit formulier moet worden ingevuld tenzij het schip onder een vrijstelling overeenkomstig artikel 5.2.10.9 van dit besluit valt.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 75 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Bijlage 5.2.10.B Standaardmodel van het afvalontvangstbewijs

Wetshistoriek
Vervangen bij art. 76 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Bijlage 5.2.10.C Categorieën van kosten en netto-inkomsten verbonden aan de exploitatie en het beheer van havenontvangstvoorzieningen

Directe kosten Directe exploitatiekosten die voortvloeien uit de werkelijke afvalafgifte van schepen, met inbegrip van de onderstaande kostenelementen.
Indirecte kosten Indirecte beheers kosten die voortvloeien uit het beheer van het systeem in de haven, met inbegrip van de onderstaande kostenelementen.
Netto-inkomsten Netto-opbrengsten uit afvalbeheersregelingen en beschikbare nationale of regionale financiering, met inbegrip van de onderstaande inkomstenelementen.
 –  Het voorzien in de infrastructuur voor de exploitatie van havenontvangstvoorzienin gen, met inbegrip van containers, tanks, verwerkingsapparatuur, binnenschepen, vrachtwagens, afvalontvangstsapparatuur en behandelingsinstallaties.
 –  Het opstellen en goedkeuren van het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan, met inbegrip van eventuele audits van dat plan en de uitvoering ervan.
 –  Financiële nettovoordelen van regelingen voor uitgebreide producentenverantwo ordelijkheid.
 –  Andere netto-inkomsten afkomstig van afvalbeheer, zoals recyclingregelingen.
 –  Het actualiseren van het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan, met inbegrip van arbeids- en consultancykosten, voor zover van toepassing.
 –  Financiering uit hoofde van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).
 –  Concessies voor het leasen van terreinen en gebouwen, voor zover van toepassing, of voor het leasen van de apparatuur die nodig is voor de werking van de havenontvangstvoorzienin gen;
 –  Het organiseren van de overlegprocedures voor de (her)evaluatie van het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan;
 –  Andere financiering of subsidies voor havens ten behoeve van afvalbeheer en visserij.
 –  Het beheer van de systemen voor kennisgeving en terugvordering van kosten, met inbegrip van de toepassing van verlaagde tarieven voor “groene schepen, de verstrekking van IT-systemen op het niveau van de haven, statistische analyse en de daarmee verband houdende loonkosten.
 –  Het werkelijke gebruik van de havenontvangstvoorzienin gen: inzamelen van afval van schepen, vervoer van afval van de havenontvangstvoorzienin gen voor eindverwerking, onderhoud en schoonmaak van havenontvangstvoorzienin gen, personeelskosten, met inbegrip van overuren, elektriciteit, afvalanalyse en verzekering.
 –  De organisatie van openbare aanbestedingsprocedure s voor het aanbieden van havenontvangstvoorzien ingen en de afgifte van de nodige vergunningen voor de exploitatie van havenontvangstvoorzien ingen in havens.
 –  Voorbereiding voor hergebruik, recycling of verwijdering van het afval van schepen, met inbegrip van gescheiden afvalinzameling.
 –  Administratie: facturatie, afgifte van afvalontvangstbewijzen aan schepen, rapportering.
 –  Het verstrekken van informatie aan havengebruikers via de verspreiding van folders en via borden en posters in de haven, of de publicatie van de informatie op de website van de havens, en de elektronische toezending van de informatie zoals bepaald in artikel 52.10.5.
 –  Beheer van afvalbeheersregelingen: regelingen voor uitgebreide producentenverantwoor delijkheid, recycling en de aanvraag voor en uitvoering van nationale of regionale fondsen.
 –  Andere administratieve kosten: monitoring van vrijstellingen en elektronische rapportering van deze informatie zoals bepaald in artikel 5.2.10.9.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Bijlage 5.2.10.D Vrijstellingscertificaat ingevolge artikel 5.2.10.9 met betrekking tot de voorschriften van artikel 5.2.10.6, artikel 5.2.10.7, § 1 en artikel 5.2.10.8 in de haven[s] van [naam van de haven] in België

Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 77 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).

Bijlage 5.2.15 Wegwerpluiers

5.2.15.A Grenswaarden voor geneesmiddelen en hormonen

Parameters
Grenswaarde uitgaande stromen (μg/kg droge stof)
Allopurinol
250
Carbamazepine
250
Claritromycine
250
Diclofenac
250
Estriol
200
Estrone
200
5-Fluorouracil
250
Gabapentine
250
Hydrochloorthiazide
250
Ibuprofen
250
Metformine
250
Metoprolol
250
Naproxen
250
Sotalol
250
Sulfamethoxazol
250
Trimethoprim
250

5.2.15.B Voorwaarden voor afwezigheid van pathogenen

Zoals beschreven in CMA/4/B zijn er twee methoden om de afwezigheid van pathogenen na het sterilisatieproces aan te tonen:
methode A: de uitgaande stromen bevatten < 1 kve/g
methode B: de afwezigheid van groei van sporen Geobacillus stearothermophilus in alle verzamelde ampullen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 146 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Bijlage 10.4

[...]
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 147 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).

Bijlage 10.7 Bijlage VIII bij het Handhavingsbesluit

(...)
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 733 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).