17/02/2012 Vlarema
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
Hoofdstuk 5 Bepalingen over het beheer van specifieke materiaalkringlopen en afvalstoffen
Afdeling 5.1 Bepalingen over het beheer van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 5.1.1
De gemeenten passen het principe “de vervuiler betaalt” toe bij de berekening van de bijdrage in de kosten door de burger van het beheer van huishoudelijk afval dat via de gemeentelijke kanalen wordt ingezameld, rekening houdend met de werkelijke kosten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Artikel 5.1.2
De bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval door de burger wordt berekend op basis van de specifieke dienstverlening en de kosten worden aangerekend naargelang de hoeveelheid van het afval, per gewichtseenheid, per afvalrecipiėnt of op een andere wijze.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 27 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.1.3
Bij het bepalen van het bedrag en de voorwaarden van de bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval houdt de gemeente rekening met volgende kosten:
- 1°
- de aankoop en de verdeling van de zakken of vignetten of andere recipiėnten, bestemd voor de inzameling van afvalstoffen
- 2°
- het onderhoud en herstel van recipiėnten, bestemd voor de inzameling van afvalstoffen
- 3°
- de afschrijving of huur van afvalcontainers
- 4°
- de huis-aan-huisinzameling van de diverse afvalstromen
- 5°
- de verwerkingskosten van de ingezamelde afvalstoffen
- 6°
- het beheer en het onderhoud van de [recyclageparken] of de andere inleverpunten voor afval
- 7°
- de inspanningen voor de preventie van afval
- 8°
- de sensibilisatie
- 9°
- de indirecte kosten, zoals ICT-ondersteuning, informatieverstrekking en klachtenbehandeling.
De gemeente brengt daarbij onder meer de bijdragen ingevolge de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, de opbrengst van afvalstromen en de subsidies van de gewestelijke overheid in mindering.
Wetshistoriek
Lid 1, 6° gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.1.4
De gemeente berekent het bedrag en de voorwaarden van de bijdrage in de kosten van het beheer van huishoudelijk afval te goeder trouw, en houdt rekening met de minima en maxima, opgenomen in bijlage 5.1.4.
[De minima en maxima, vermeld in bijlage 5.1.4, worden jaarlijks op 1 januari aangepast op basis van de evolutie van de gezondheidsindex en wel als volgt: elk bedrag wordt vermenigvuldigd met een factor met in de teller de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 [september] van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het bedrag wordt gewijzigd, en met in de noemer de gezondheidsindex die van toepassing was op 1 [september] van het jaar dat voorafgaat aan de vaststelling van het vigerende bedrag. [De derde decimaal van het getal dat wordt berekend met de voormelde bewerking, wordt altijd naar boven afgerond. Vervolgens wordt het getal afgerond op twee decimalen na de komma.]]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)), bij art. 28, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 9, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Artikel 5.1.5
De OVAM kan de berekeningswijze van de bijdragen in de kosten van het beheer van afvalstoffen altijd opvragen bij de gemeente. De gemeente beschikt over dertig dagen om de berekeningsnota aan de OVAM te bezorgen.
Artikel 5.1.6
[Als de gemeente aantoont dat het, conform artikel 5.1.1, noodzakelijk is een hoger bedrag dan het in de vork vastgestelde maximum voor de fractie huisvuil aan te rekenen op basis van de werkelijke kosten van haar beheer van alle huishoudelijk afval, berekend conform artikel 5.1.3, kan de OVAM op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van het maximum voor de fractie huisvuil, vermeld in bijlage 5.1.4.]
Als de gemeente aantoont dat ze vanwege de specifieke lokale situatie structureel afwijkt van een omrekeningsfactor als vermeld in bijlage 5.1.4, kan de OVAM op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van die omrekeningsfactor.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 11 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21) en gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.1.7
De gemeente stimuleert hergebruik door minstens een overeenkomst te sluiten met een door de OVAM erkend kringloopcentrum. Die overeenkomst omvat minstens bepalingen over de sensibilisering, de onderlinge doorverwijsfunctie, de inzamelwijzen, het restafval en de vergoeding voor herbruikbare goederen.
[Het erkende kringloopcentrum onderneemt geen activiteiten die kunnen leiden tot marktverstoring.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 52 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Afdeling 5.2 Bepalingen over het beheer van sommige bijzondere afvalstoffen
Onderafdeling 5.2.1 Afvalstoffen die ontstaan bij het onderhouden, herstellen en slopen van motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun toebehoren
Artikel 5.2.1.1
De groepen van bijzondere afvalstoffen, vermeld in artikel 4.1.2, 16°, mogen niet met elkaar worden vermengd.
Om een efficiėnte en milieuvriendelijke verwerkingswijze van de afvalstoffen te bevorderen, moeten de afvalstoffen die ontstaan tijdens het slopen en tijdens de herstellings- of onderhoudswerkzaamheden, worden opgeslagen en ingezameld in de groepen, vermeld in artikel 4.1.2, 16°.
Onderafdeling 5.2.2 Klein gevaarlijk afval
Artikel 5.2.2.1
De volgende afvalstoffen worden als kga beschouwd:
- 1°
- verven, lakken, vernissen, lijmen, siliconen, kleurstoffen, toners, inkten en inktcartridges;
- 2°
- smeeroliėn, brandstoffen en antivries;
- 3°
- gechloreerde koolwaterstoffen, aromatische koolwaterstoffen, ontvlambare oplosmiddelen, verf- en celluloseverdunners en terpentijn;
- 4°
- schoonmaak- en onderhoudsmiddelen: bijtende en gefluoreerde schoonmaakmiddelen;
- 5°
- de volgende ongebruikte en afgedankte chemicaliėn:
- a)
- zuren;
- b)
- basen;
- c)
- fotografische vloeistoffen;
- d)
- andere bekende chemicaliėn inclusief chloortabletten en formol;
- e)
- chemische restanten met onbekende samenstelling;
- 6°
- bestrijdingsmiddelen inclusief schimmelwerende beschermingsmiddelen en curatieve en preventieve houtbeschermingsmiddelen;
- 7°
- batterijen en accu's;
- 8°
- metallisch kwik en kwikhoudende afvalstoffen inclusief gasontladingslampen;
- 9°
- brandblusmiddelen;
- 10°
- vuurwerk en vuurpijlen;
- 11°
- injectienaalden, pennaalden en bloedlancetten;
- 12°
- rookdetectoren;
- 13°
- analoge röntgenfoto's en nitraatfilms;
- 14°
- niet-geperforeerde gasflessen voor eenmalig gebruik en gaspatronen;
- 15°
- technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 1°, 2°, 5°, e), en 6°, met uitzondering van antivries;
- 16°
- technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met een kindveilige sluiting;
- 17°
- technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met het symbool doodshoofd of lange termijn gezondheidsgevaarlijk conform de bepalingen van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;
- 18°
- technisch lege verpakkingen van kga als vermeld in punt 3° tot en met 5°, met het symbool doodshoofd of corrosief conform de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en met het symbool doodshoofd of lange termijn gezondheidsgevaarlijk volgens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.2.2.2
Het is verboden om zich van klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong te ontdoen op een andere wijze dan die welke omschreven wordt in dit besluit.
Het door of in opdracht van de gemeente ingezamelde kga mag in geen geval verwerkt worden met als bestemming of eindbestemming de voedselketen van mens of dier.
Artikel 5.2.2.3
§ 1
De gemeenten zijn verplicht om het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong op regelmatige wijze selectief in te zamelen.
Met uitzondering van klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong dat onderworpen is aan een aanvaardingsplicht of terugnameplicht in het kader van het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval, wordt het klein gevaarlijk afval ingezameld op kosten van de gemeente.
§ 2
Als de inzameling van het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong daardoor niet wordt gehinderd, kunnen de gemeenten klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong inzamelen. Dat klein gevaarlijk afval wordt ingezameld op kosten van de afvalstoffenproducent.
§ 3
De gescheiden inzameling moet, naar keuze, ten minste gebeuren door een van de volgende inzamelwijzen:
- 1°
- bij [recyclageparken] in een inrichting voor de aanvoer en aanvaarding van kga;
- 2°
- het kga regelmatig laten ophalen door daartoe geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars per wijk of per straat, of huis aan huis;
- 3°
- een combinatie van de inzamelwijzen, vermeld in 1° en 2°.
Wetshistoriek
§ 3, enig lid, 1° gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.2.4
§ 1
Het kga moet, afzonderlijk van andere afvalstoffen, aangeboden worden in een daartoe geschikt recipiėnt.
Het kga, vermeld in artikel 5.2.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de ADR-reglementering.
§ 2
De afvalstoffen die als kga worden ingezameld overeenkomstig paragraaf 1, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen zolang de afvalstoffen in de inrichting bij het [recyclagepark] zijn opgeslagen en door die inrichting niet zijn afgegeven aan een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
§ 3
De selectieve ophaling van kga verloopt per wijk, per straat, of huis aan huis, uitsluitend met daartoe geschikte voertuigen.
Het kga moet aan het ophaalvoertuig worden aangeboden in een daartoe geschikte recipiėnt.
Het kga, vermeld in artikel 5.2.2.1, 11°, moet worden aangeboden in een naaldcontainer die voldoet aan de ADR-reglementering.
Het kga wordt door de begeleider van het ophaalvoertuig gecontroleerd en gesorteerd op een manier die elk risico vermijdt.
Het gesorteerde kga wordt opgeslagen in de daartoe gereserveerde compartimenten van het ophaalvoertuig, dat verlucht moet zijn.
§ 4
De afvalstoffen die als kga worden ingezameld overeenkomstig paragraaf 1, zijn geen gevaarlijke afvalstoffen zolang die afvalstoffen niet zijn afgegeven aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 52 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Onderafdeling 5.2.3 Medisch afval
Artikel 5.2.3.1
§ 1
Medische afvalstoffen worden onderverdeeld in:
- 1°
- risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die een bijzonder risico inhouden doordat ze een microbiologische of virale besmetting, een vergiftiging of een verwonding met zich kunnen meebrengen, of afvalstoffen die om ethische redenen een bijzondere behandeling vereisen;
- 2°
- niet-risicohoudende medische afvalstoffen: afvalstoffen die geen bijzonder risico inhouden en die door hun aard vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, maar door hun samenstelling of waardebeleving niet vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen.
§ 2
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, en elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 1°, met huishoudelijke afvalstoffen of met de met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van de afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, 2°, met huishoudelijke afvalstoffen of met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen tot de niet-risicohoudende medische afvalstoffen worden gerekend en overeenkomstig beheerd moeten worden.
De verplichtingen van artikel 4.3.2. zijn onverminderd van toepassing op vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.
§ 3
Een lijst van de verschillende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 1, is opgenomen in bijlage 5.2.3.A.
§ 4
Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, moeten door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk ingedeeld worden bij de risicohoudende of niet-risicohoudende medische afvalstoffen.
§ 5
Medische afvalstoffen die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 3, en waarover twijfel kan bestaan met betrekking tot het risicohoudende karakter ervan, moeten beheerd worden als risicohoudende medische afvalstoffen.
§ 6
De lijst van medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 3, aangevuld met alle aanvullende risicohoudende en niet-risicohoudende medische afvalstoffen, vermeld in paragraaf 4 en 5, moet binnen elke instelling voor geneeskunde en elke geneeskundige praktijk ter beschikking worden gesteld van de toezichthouder en van elke persoon die betrokken is bij de productie en de behandeling van medische afvalstoffen.
[§ 7
Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden, na een afdoende decontaminatie overeenkomstig de bepalingen van subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, beschouwd als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en worden overeenkomstig beheerd.
]
[§ 8
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met huishoudelijke afvalstoffen of met bedrijfsafvalstoffen die door de aard en samenstelling ervan vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie.
]
[§ 9
Elke vermenging en elke gezamenlijke verpakking van risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, met risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie, heeft tot gevolg dat die afvalstoffen niet meer in aanmerking komen voor decontaminatie en moeten worden beschouwd als risicohoudende medische afvalstoffen.
]
[§ 10
Ggo's en pathogene organismen van inrichtingen die ingedeeld zijn [in rubriek 51 van de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid] vallen onder de bepalingen van deze rubriek. Decontaminatie sluit de mogelijkheden van ingeperkt gebruik niet uit.
]
Wetshistoriek
§§ 7 tot 9 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
§ 10 ingevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21) en gewijzigd bij art. 101 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Voorgeschiedenis
§ 10 opgeheven bij art. 724 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).
Artikel 5.2.3.2
Alle andere stoffen, vloeistoffen en producten, met uitzondering van steriliseerbare en herbruikbare medische instrumenten of producten die rechtstreeks in aanraking komen met risicohoudend medisch afval, moeten als zodanig worden beheerd.
Artikel 5.2.3.3
Risicohoudend medisch afval moet worden verpakt in recipiėnten die ten minste voldoen aan de eisen van het Europees verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend op 30 september 1957 in Genčve en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960, hierna ADR-reglementering te noemen, en die voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden:
- 1°
- vloeibare en pasteuze afvalstoffen, met inbegrip van de afvalstoffen, vermeld in punten 1.4 en 1.7 van bijlage 5.2.3.A, worden opgeborgen in eenmalig te gebruiken vormvaste recipiėnten;
- 2°
- vaste afvalstoffen, met uitzondering van afvalstoffen besmet met een infectueuze stof als vermeld in artikel 2.2.62.1.4.1 van de ADR-reglementering, worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken recipiėnt;
- 3°
- [risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, worden voorafgaand aan het decontaminatieproces:
- a)
- bij transport buiten de instelling: verpakt als vermeld in punt 1°;
- b)
- bij transport binnen de instelling, met als doel de afvalstoffen te vervoeren naar de decontaminatie-installatie of naar de opslagruimte waar de betreffende afvalstoffen opgeslagen worden voor decontaminatie, verpakt op een van de volgende wijzen:
- 1)
- verpakt in kartonnen dozen met een binnenzak, vervaardigd uit een kunststofsoort die aangepast is aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij;
- 2)
- verpakt in lekdichte zakken, vervaardigd uit een kunststofsoort met een dubbele wand die voldoende dik is om scheuren tijdens intern transport of opslag, voorafgaande aan decontaminatie, te voorkomen, met dubbele lasnaden, aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud, goed afsluitbaar en lekvrij. De zakken worden voor opslag en transport verzameld in duidelijk identificeerbare, vormvaste, geschikte transportmiddelen.
Het afval dat gedecontamineerd moet worden, wordt getransporteerd overeenkomstig artikel 5.2.3.11, 1°. De shredder van de decontaminatie-installatie moet in staat zijn de gebruikte recipiėnt te vermalen tot de voorbestemde deeltjesdiameters.
]
Wetshistoriek
Enig lid , 3° ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Artikel 5.2.3.4
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiėnt van risicohoudend medisch afval door de fabrikant van de recipiėnt de vermelding “risicohoudend medisch afval” aangebracht. De vermelding “risicohoudend medisch afval” is waterbestendig en wordt, in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet op een gele achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Op elke vormvaste recipiėnt of op een gesloten container van risicohoudend medisch afval wordt door de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk de naam, het adres en het telefoonnummer van de instelling voor geneeskunde of de geneeskundige praktijk in kwestie aangebracht.
De naam, het adres en het telefoonnummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar wordt door hem zelf aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval die bij dezelfde producent van medisch afval wordt opgehaald.
De datum van de ophaling wordt door de instelling voor geneeskunde, door de geneeskundige praktijk of door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar onder toezicht van de instelling voor geneeskunde of van de geneeskundige praktijk aangebracht op elke oververpakking van risicohoudend medisch afval.
Artikel 5.2.3.4/1
Met behoud van de bepalingen van de ADR-reglementering wordt op elke recipiėnt van risicohoudend medisch afval, die in aanmerking komt voor decontaminatie, door de fabrikant van de recipiėnt de vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ aangebracht. De vermelding ‘risicohoudend medisch afval voor decontaminatie’ is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 cm hoog gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet op een groene achtergrond van minimaal een A4-formaat.
Na decontaminatie als vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, worden de gedecontamineerde afvalstoffen aangezien als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en moeten de recipiėnten voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.5 en 5.2.3.6 van dit besluit.
Op de recipiėnten, vermeld in artikel 5.2.3.10, voor intern transport, voorafgaande aan het decontaminatieproces, in een installatie die gevestigd is in de instelling voor geneeskunde, wordt ten minste de afdeling van de inrichting vermeld waar de afvalstoffen ontstaan zijn. Artikel 5.2.3.4 is niet van toepassing op die recipiėnten.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Artikel 5.2.3.5
Niet-risicohoudend medisch afval kan, afhankelijk van de fysische toestand ervan, verpakt worden overeenkomstig artikel 5.2.3.3 en 5.2.3.4 en moet minstens als volgt verpakt worden:
- 1°
- vloeibare en pasteuze afvalstoffen worden opgeborgen in een recipiėnt als vermeld in artikel 5.2.3.3,1°;
- 2°
- vaste afvalstoffen worden opgeborgen in een eenmalig te gebruiken, blauwe zak, vervaardigd uit een halogeenvrije kunststofsoort met een maximaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen. De zak heeft dubbele lasnaden, is weinig doorzichtig, scheurbestendig, goed afsluitbaar, lekvrij en aangepast aan de aard en het gewicht van de inhoud.
Artikel 5.2.3.6
Op elke recipiėnt of elke zak van niet-risicohoudend medisch afval wordt door de fabrikant van de recipiėnt of van de zak de vermelding “niet-risicohoudend medisch afval” aangebracht. Die vermelding is waterbestendig en wordt in zwarte drukletters van minimaal 2 centimeter hoog, gekleefd, gedrukt of in reliėf gezet.
Artikel 5.2.3.7
Artikelen 5.2.3.5, 2° en 5.2.3.6 zijn niet van toepassing op vast niet-risicohoudend medisch afval dat voortkomt uit de geneeskundige praktijk.
Artikel 5.2.3.8
De minister kan op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.6, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op de ADR-reglementering.
De aanvraag tot afwijking wordt door de producent van de verpakking of in zijn naam met een [beveiligde zending] verzonden aan de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg].
Als de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager daarvan uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag schriftelijk op de hoogte gebracht.
Binnen een termijn van [dertig kalenderdagen] na ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag brengen de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een advies uit bij de minister.
De minister doet binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de ontvangst van de adviezen van de OVAM en [de afdeling bevoegd voor het toezicht op de volksgezondheid van het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg] een uitspraak over de afwijkingsaanvraag.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018), bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en bij art. 216 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 30 juni 2023 (ed. 1)).
Artikel 5.2.3.9
Elke recipiėnt of elke zak wordt nadat hij volledig gevuld is, onmiddellijk gesloten. Daarbij wordt elke recipiėnt, conform de instructies van de fabrikant van de recipiėnt, definitief gesloten.
Artikel 5.2.3.10
Gevulde en definitief gesloten recipiėnten van medisch afval moeten elke werkdag, met aangepaste middelen, om elke beschadiging van de verpakking te voorkomen, van de afdeling of plaats van productie naar een centrale, interne inzamelplaats worden overgebracht.
De daartoe aangewende transportmiddelen, die desinfecteerbaar zijn, moeten geregeld gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd worden om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen. Wanneer de recipiėnt niet vormvast is, moet hij ten laatste na de inzameling op de afdelingen worden opgeborgen in gesloten containers.
Artikel 5.2.3.11
Met behoud van de toepassing van de bepalingen van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet de centrale, interne inzamelplaats van medisch afval voldoen aan de volgende voorwaarden:
- 1°
- voor risicohoudend medisch afval:
- a)
- de inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte of in een gesloten container buiten het eventuele beddengebouw;
- b)
- de inzamelplaats is niet toegankelijk voor onbevoegden en voor dieren;
- c)
- de inzamelruimte en de container moeten gemakkelijk bereikbaar zijn, zowel met de interne transportmiddelen als met de externe transportmiddelen die worden ingezet voor de ophaling;
- d)
- de grootte van de inzamelruimte en van de container moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen; de inzamelruimte moet op regelmatige tijdstippen geleegd worden, conform de bepalingen van dit besluit om elke overlading en elke vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen. Hetzelfde geldt voor de container die evenwel in zijn geheel kan worden opgehaald;
- e)
- elke recipiėnt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiėnten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen;
- f)
- de inzamelruimte en de container zijn slechts beperkt toegankelijk voor de bevoegde personen. Ze zijn vrij van ongedierte en worden nadat ze geleegd zijn, verlucht en gereinigd en indien nodig gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
- g)
- de recipiėnten moeten zo gestapeld worden dat ze niet omvallen en dat ze gemakkelijk, snel, veilig en met een minimum aan manipulatie door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar kunnen worden geladen;
- h)
- de inzamelruimte en de container moeten voldoen aan de volgende technische vereisten:
- 1)
- ze zijn eenvoudig en efficiėnt te reinigen, te desinfecteren en te verluchten;
- 2)
- de vloeren en de wanden ervan zijn vloeistofdicht, bestand tegen ontsmettingsmiddelen, voldoende effen en gemakkelijk afwasbaar;
- 3)
- ze zijn aan de buitenzijde voorzien van de vermelding “inzamelruimte voor risicohoudend medisch afval – toegang verboden voor onbevoegden”, samen met het logo van risicohoudend medisch afval. Die vermelding is in zwarte, duidelijk leesbare drukletters op een gele achtergrond aangebracht;
- 2°
- Voor niet-risicohoudend medisch afval:
- a)
- vloeibare en pasteuze afvalstoffen moeten opgeslagen worden op de wijze vermeld in 1° van dit artikel, al dan niet samen met het daar vermelde risicohoudend medisch afval;
- b)
- vaste afvalstoffen moeten opgeslagen worden in een inzamelruimte of in lekvrije containers of perscontainers, binnen het terrein van de instelling, op een of meer vaste, aan het zicht onttrokken locaties die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de interne en externe transportmiddelen, en waarvan de toegang voor onbevoegden verboden is;
- c)
- het volume van de inzamelruimte, van de containers en de perscontainers moet aangepast zijn aan de periodieke aanvoer van de afvalstoffen. Ze moeten op regelmatige tijdstippen geledigd worden, conform de bepalingen van dit besluit, om elke overlading, vorming van microbiologische broeihaarden of geurhinder te voorkomen;
- d)
- elke locatie waar de containers of perscontainers zich bevinden, wordt na ophaling van de containers of perscontainers gereinigd en, indien nodig, gedesinfecteerd om het ontstaan van microbiologische broeihaarden te voorkomen;
- 3°
- [voor risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie:
- a)
- het transport naar de inzamelplaats gebeurt met behulp van geschikte transportmiddelen die na ophaling in de afdelingen in de inzamelruimte worden geplaatst. De transportmiddelen zijn onderworpen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.10. Als gewerkt wordt met een decontaminatie-installatie met automatische belading, worden transportmiddelen gebruikt die daarvoor geschikt zijn;
- b)
- de inzameling en opslag van de recipiėnten, vermeld in artikel 5.2.3.3, gebeurt volgens de frequenties, vermeld in artikel 5.2.3.10. De inzamelplaats kan uitsluitend worden ingericht in een gesloten en overdekte, koele opslagruimte. De inzamelplaats is fysiek gescheiden van de inzamelplaats van risicohoudende medische afvalstoffen die niet in aanmerking komen voor decontaminatie en mag buiten risicohoudend medisch afval geen andere opslag omvatten;
- c)
- de inzamelruimte voor te decontamineren risicohoudend medisch afval voldoet aan de voorwaarden voor de opslagplaatsen van risicohoudend medisch afval met als bijkomende voorwaarde dat de inzamelruimte is opgedeeld in een reine en onreine zone om fysiek contact te vermijden tussen gedecontamineerde afvalstoffen en afvalstoffen die nog niet gedecontamineerd zijn.
]
Wetshistoriek
Enig lid:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 102 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176);
- –
- 3° ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 725 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).
Artikel 5.2.3.12
Elke instelling voor geneeskunde is verantwoordelijk voor het opmaken en het aan de betrokken personeelsleden en de toezichthouder ter beschikking stellen van de richtlijnen over het opslaan van medisch afval. De opslag van die afvalstoffen, de reiniging en eventuele desinfectie van de interne transportmiddelen, de opslagruimten, de containers of de perscontainers, alsook de regelmatige, tijdige afvoer ervan en het toezicht daarop gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor geneeskunde.
Artikel 5.2.3.13
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval in de geneeskundige praktijk worden opgeslagen in de beschikbare recipiėnten overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikelen 5.2.3.3 tot en met 5.2.3.9. De definitief gesloten recipiėnten worden, in afwachting van de verwijdering ervan, opgeslagen, in de geneeskundige praktijk, of in een lokaal dat gescheiden is van elke woon- of leefruimte en dat niet toegankelijk is voor onbevoegden. Elke recipiėnt in de inzamelruimte en in de container moet intact blijven. Beschadigde recipiėnten moeten op veilige wijze worden overgebracht in aangepaste bergingsverpakkingen.
Artikel 5.2.3.14
Het vast niet-risicohoudend medisch afval kan in de geneeskundige praktijk samen met de huishoudelijk vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, worden verzameld en afgegeven.
Artikel 5.2.3.15
Het vervoermiddel van de beoefenaar van een geneeskundig beroep moet bij het vervoer van risicohoudend medisch afval niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5.2.3.16.
Artikel 5.2.3.16
Met behoud van de toepassing van elke andere wettelijke en reglementaire bepaling gelden voor de afzonderlijke ophaling en het vervoer van medisch afval de volgende voorwaarden:
- 1°
- risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval worden ingezameld en vervoerd met een transporteenheid die voldoet aan de ADR-reglementering;
- 2°
- bij het vervoeren van risicohoudend medisch afval en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval:
- a)
- moeten lekkende recipiėnten onmiddellijk in een bergingsverpakking worden overgebracht;
- b)
- als bij een volgende ophaling gevaar bestaat voor vervuiling of besmetting van de lading, wordt de laadruimte van de transportmiddelen om microbiėle broeihaarden te voorkomen deskundig en aantoonbaar droog gereinigd en gedesinfecteerd met opvang van de residu's voor verbranding. Indien nodig gebeurt een natte reiniging;
- c)
- elke manuele behandeling van de recipiėnten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
- d)
- de bestuurderscabine bevat voldoende materiaal voor het wassen en ontsmetten van de handen van de bestuurder;
- 3°
- voor de container met risicohoudend en vloeibaar of pasteus niet-risicohoudend medisch afval, vermeld in artikel 5.2.3.11:
- a)
- de ophaling en het vervoer van de container moet gebeuren met een transporteenheid die voldoet aan de ADR reglementering;
- b)
- de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar stelt duidelijke, schriftelijke instructies op zowel voor de ophaling en het vervoer van de afvalstoffen als voor noodgevallen. De instructies zijn steeds binnen handbereik te vinden in de transporteenheid, op een duidelijk zichtbare plaats;
- 4°
- voor vast niet-risicohoudend medisch afval:
- a)
- bij het persen van de afvalstoffen moet het vrijkomen van lekvloeistoffen tot een minimum beperkt worden;
- b)
- elke manuele behandeling van de recipiėnten moet bij de ophaling tot een minimum beperkt worden;
- 5°
- [risicohoudende afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie worden na decontaminatie overeenkomstig de bepalingen, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, behandeld als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen en voldoen bijgevolg aan de voorwaarden, vermeld in punt 4°.]
Wetshistoriek
Enig lid, 5° ingevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Artikel 5.2.3.17
Met behoud van de toepassing van de bepalingen, van titel II van het VLAREM, [bijzondere milieuvoorwaarden zoals vermeld in artikel 72 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning die in de verleende omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] ter zake kunnen worden opgelegd, moet elke inzamelplaats van medisch afval buiten de instelling voor geneeskunde, buiten de geneeskundige praktijk en buiten de inrichting vergund voor de definitieve verwerking van medisch afval voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.3.11.
Medisch afval dat in daartoe vergunde externe opslaglokalen wordt opgeslagen, moet daar ten laatste vijf werkdagen na ophaling bij de producent worden opgehaald[, tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning.].
Medisch afval dat in het vervoersmiddel wordt opgeslagen in afwachting van verdere verwerking, moet ten laatste 72 u. na ophaling bij de producent worden verwerkt.
Medisch afval afkomstig van geneeskundige praktijken en dat alleen bestaat uit naalden en scherpe voorwerpen moet binnen 14 kalenderdagen na ophaling bij de producent afgevoerd worden naar de verwerkingsinrichting.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 103 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 53 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 726 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), zelf opgeheven bij art. 167, 25° B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)).
Artikel 5.2.3.18
Het storten van medisch afval, afkomstig van de instelling voor geneeskunde, en van risicohoudend medisch afval, afkomstig van de geneeskundige praktijk, is verboden.
Artikel 5.2.3.19
Risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus niet-risicohoudend medisch afval moet verbrand worden.
[Risicohoudende medische afvalstoffen die in aanmerking komen voor decontaminatie, mogen samen met risicohoudende medische afvalstoffen en vloeibare en pasteuze niet-risicohoudende medische afvalstoffen verbrand worden. Daarnaast mogen ze gedecontamineerd worden volgens de voorschriften, vermeld in subafdeling 5.2.2.13 van titel II van het VLAREM, waarna ze verbrand worden als vaste niet-risicohoudende medische afvalstoffen.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 29 november 2013 (BS 7 februari 2014), met ingang van 1 januari 2014 (art. 21).
Artikel 5.2.3.20
De verwerking van niet-risicohoudend medisch afval is niet onderworpen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4.5.3.
Onderafdeling 5.2.4 Afgedankte voertuigen
Artikel 5.2.4.1
§ 1
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die afgedankte voertuigen depollueert, demonteert, vernietigt (met inbegrip van indrukken) of een andere behandeling op afgedankte voertuigen uitvoert, moet erkend zijn als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen of moet een beroep doen op een centrum dat erkend is voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen dat behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid.
Het erkende centrum moet de aangenomen afgedankte voertuigen depollueren en ontdoen van de verplicht te ontmantelen onderdelen overeenkomstig artikel 5.2.2.6.4, § 2, van titel II van het VLAREM. Na depollutie en demontage zorgt het erkende centrum voor de vernietiging van de afgedankte voertuigen.
§ 2
Werkplaatsen voor het nazicht, de herstelling en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) hoeven niet erkend te zijn als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen op voorwaarde dat ze de gedemonteerde onderdelen alleen inzetten bij de herstellingen die uitgevoerd worden in de eigen werkplaats, dat ze het gebruik van de gedemonteerde onderdelen vermelden op de facturen van de herstelling[, dat ze niet meer dan vijf afgedankte voertuigen opslaan, dat ze jaarlijks niet meer dan vijftien afgedankte voertuigen daarvoor demonteren en dat de voorraad van gedemonteerde onderdelen niet meer bedraagt dan het totaal van onderdelen afkomstig van dertig afgedankte voertuigen]. Ze houden daarvoor een register bij dat de volgende gegevens bevat:
- 1°
- de datum waarop het voertuig materieel de inrichting binnenkomt;
- 2°
- het chassisnummer van het voertuig;
- 3°
- de reden van aanwezigheid: voor demontage van onderdelen of aanvaard in het kader van de aanvaardingsplicht zonder demontage van onderdelen;
- 4°
- de datum van verzending van het voertuig.
Het register moet ingevuld worden op het moment dat het voertuig de inrichting binnenkomt. Het register dat in gebruik is, moet zich in de beroepslokalen bevinden in elke vestiging van het bedrijf.
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 25 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.4.2
[§ 1
De houder ontdoet zich van een voertuig of heeft het voornemen zich ervan te ontdoen, onder meer:
- 1°
- als het gedemonteerd wordt voor hergebruik van onderdelen of daarvoor bestemd is;
- 2°
- als het niet meer als voertuig gebruikt wordt of bestemd is voor een ander gebruik dan het gebruik als voertuig.
]
§ [1/1]
De houder moet zich ontdoen van een voertuig:
- 1°
- [als het niet is voorzien van de volgende boorddocumenten of als de eigenaar van het voertuig die niet binnen een maand kan voorleggen:
- a)
- een geldige inschrijving;
- b)
- een geldige keuring, tenzij het voertuig er niet over moet beschikken conform het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;
]
- 2°
- als de geldigheidsduur van [de laatste reglementaire keuring], uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een lidstaat van de Europese Unie, meer dan [twee jaar] verstreken is;
- 3°
- vanaf [twee jaar] na de datum waarop het voertuig voor de eerste keer gekeurd had moeten zijn als het in gebruik was gebleven;
- 4°
- [als het een technisch totaalverlies betreft of het voertuig de volgende schade heeft:
- a)
- de veiligheidskooi van het voertuig is vervormd;
- b)
- het voertuig is in verschillende stukken uiteengevallen;
- c)
- de voor-, midden- of achterkant van het voertuig is vernield door brand;
- d)
- het voertuig heeft waterschade waarbij het waterniveau in het voertuig het zitvlak van de zetels heeft bereikt.
]
Die verplichting geldt evenwel niet voor:
- 1°
- [oldtimers ingeschreven in het repertorium van de motorvoertuigen en de aanhangwagens die voldoen aan de keuringsplicht voor oldtimers of voertuigen met historische waarde ouder dan [30 jaar] die zich alleen bij uitzondering op de openbare weg bevinden en die voldoen aan de keuringsplicht voor oldtimers;]
- 2°
- voertuigen die als verzamelobject met duidelijke zorg, minstens [overkapt] en voorzien van een lekbak onder potentieel lekkende mechanische onderdelen bewaard worden;
- 3°
- [voertuigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek, een inbeslagname of een aansprakelijkheidsonderzoek in het kader van een ongeval en waarvan het onderzoek nog loopt of die nog niet vrijgegeven zijn;]
- 4°
- voertuigen die gebruikt worden voor didactische doeleinden;
- 5°
- voertuigen die gebruikt worden voor [cross] op voorwaarde dat ze voldoen aan de volgende vereisten:
- a)
- ze zijn voorzien van de nodige verstevigingen (rolkooi of verstevigingsbalken);
- b)
- het glas is gedemonteerd;
- c)
- de binnenbekleding in het voertuig is verwijderd, met uitzondering van de bekleding van de bestuurderszetel.
[De voertuigen, vermeld in het tweede lid, die zich in een zodanige staat bevinden dat er kans is op het lekken van vloeistoffen, worden bewaard op een vloeistofdichte vloer die is aangesloten op een lekdicht afwateringssysteem dat voorzien is van een koolwaterstofafscheider en slibvangput of overkapt en voorzien van een lekbak onder potentieel lekkende mechanische onderdelen.]
§ 2
Alle afgedankte voertuigen moeten worden ingeleverd bij een punt van inontvangstname, aangewezen door de voertuigproducenten, of bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
De punten van inontvangstname leveren de aanvaarde afgedankte voertuigen in bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen.
Bij de afgedankte voertuigen zijn bij inlevering de boorddocumenten aanwezig, namelijk het inschrijvingsbewijs[...] en het keuringsbewijs, tenzij paragraaf 1, 1°, van toepassing is.
§ 3
De termijnen waarbinnen de afgedankte voertuigen moeten worden ingeleverd bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen, bedragen:
- 1°
- één maand vanaf het verstrijken van de termijn waarbinnen de ontbrekende documenten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° moeten worden voorgelegd;
- 2°
- twee jaar vanaf het verlopen van de geldigheidsdatum van [de geldige keuring], uitgereikt door een instelling van de technische keuring van een EU-lidstaat[, tenzij men alsnog over een geldige keuring beschikt];
- 3°
- twee jaar vanaf de datum waarop het voertuig voor de eerste keer gekeurd had moeten zijn als het in gebruik was gebleven[, tenzij men alsnog over een geldige keuring beschikt];
- 4°
- [een maand nadat het voertuig een technisch totaal verlies werd tenzij binnen een maand de rehabilitatieprocedure is opgestart.]
§ 4
Met het oog op de nakoming van die verplichtingen vermeldt het register, vermeld in onderafdeling 7.2.1, ook het chassisnummer van de aan- en afgevoerde afgedankte voertuigen.
Wetshistoriek
§ 1 ingevoegd bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Oorspronkelijke § 1 vernummerd tot § 1/1 bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 1:
- –
- 1° vervangen bij art. 26, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 2° gewijzigd bij art. 26, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 3° gewijzigd bij art. 26, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 4° vervangen bij art. 54, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 2:
- –
- 1° vervangen bij art. 54, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 54, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 2° gewijzigd bij art. 54, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
- –
- 3° vervangen bij art. 54, 3° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
- –
- 5° gewijzigd bij art. 54, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 1/1, lid 3 ingevoegd bij art. 54, 4° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2, lid 3 gewijzigd bij art. 26, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 3, enig lid:
- –
- 2° gewijzigd bij art. 26, 5° en 6° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 3° gewijzigd bij art. 26, 7° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 4° vervangen bij art. 26, 8° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016)
Voorgeschiedenis
§ 1/1, lid 1, 4° gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Artikel 5.2.4.3
§ 1
Het is verboden om afgedankte voertuigen die nog niet door een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen werden gedepollueerd overeenkomstig artikel 5.2.2.6.4, § 2, van titel II van het VLAREM, te vernietigen, met inbegrip van pletten en indrukken.
§ 2
Elk erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen vereist de volgende technische capaciteiten van de uitbater en van zijn materieel en infrastructuur:
- 1°
- een geijkt weegtoestel, een infrastructuur die depollutie en demontage van onderdelen, vloeistoffen, gassen en materialen toelaat, en een mogelijkheid tot het vernietigen van de afgedankte voertuigen. Bij wijze van uitzondering kan een contract gelden met een bedrijf dat over de vernietigingsmogelijkheid beschikt en dat zich op een aanpalend terrein bevindt;
- 2°
- het nodige rollend materieel, enerzijds voor het intern verplaatsen van afgedankte voertuigen en opslagvoorzieningen van afgetapte vloeistoffen en gedemonteerde onderdelen, en anderzijds voor de aan- en afvoer van de afgedankte voertuigen als wordt geopteerd voor vervoer in eigen beheer;
- 3°
- het nodige personeel om de operationele taken van het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen te kunnen vervullen.
§ 3
Zodra een afgedankt voertuig of onderdelen van voertuigen bij een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen ingeleverd worden, is het erkende centrum volledig verantwoordelijk voor de verwerking ervan. Het afgedankte voertuig wordt zo degelijk mogelijk verwerkt vanuit technisch en markteconomisch oogpunt en op een milieuvriendelijke wijze. Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen moet zijn efficiėntiegestaag verhogen en verbeteren, onder meer door efficiėntere verwerkingsmethoden te ontwikkelen. [Alle uit te voeren verwerkingsstappen worden schematisch op een duidelijk zichtbare plaats weergeven op de plaats van verwerking. Het aftappen van koudemiddelen uit klimaatregelingsapparatuur wordt daarbij voor de verschillende nodige stappen in detail weergegeven.]
§ 4
Bij de depollutie, ontmanteling en verwerking van de materialen en onderdelen van de afgedankte voertuigen behaalt het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing ter uitvoering van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2. De voertuigproducenten of degenen die door hen zijn aangesteld ter uitvoering van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, verstrekken aan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de informatie over de bereikte percentages inzake nuttige toepassing van die materialen en onderdelen. De erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen leveren het bewijs van de bestemming van de materialen. Als er geen vergunning vereist is, leveren de erkende centra voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de materialen af aan bedrijven die uitgerust zijn met de beste beschikbare technieken.
§ 5
[Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen bezorgt de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig gratis een certificaat van vernietiging dat minstens de gegevens bevat, vermeld in bijlage 5.2.4. Het erkende centrum bezorgt het certificaat van vernietiging aan de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig ten laatste één maand na ontvangst van het afgedankte voertuig en voor het afgedankte voertuig het terrein verlaat.] Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen vernietigt alle aanwezige boorddocumenten van het vernietigde afgedankte voertuig, namelijk [de geldige inschrijving en de geldige keuring] met inachtneming van de nodige beveiligingsmaatregelen, en bezorgt de gegevens van alle afgedankte voertuigen elektronisch aan de bevoegde overheid voor de definitieve uitschrijving, vermeld in artikel 34, § 4, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, en voor de schrapping bij vernietiging van de registratie in de Kruispuntbank van de voertuigen, vermeld in artikel 32 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen. Het beheersorganisme voor afgedankte voertuigen voorziet in de nodige functionaliteit in het datacommunicatiesysteem met centrale databank om de gegevens van de afgedankte voertuigen elektronisch te bezorgen. De certificaten van vernietiging die door een lidstaat van de Europese Unie of door een van de twee andere Belgische gewesten worden afgegeven, gelden ook voor het Vlaamse Gewest.
§ 6
Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent [minstens per kwartaal] alle informatie die in het kader van de aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, moet worden bijgehouden of verstrekt, aan de voertuigproducenten of aan degenen die door hen zijn aangesteld. Als de eindverkopers, tussenhandelaars of voertuigproducenten voor de nakoming van hun aanvaardingsplicht, vermeld in onderafdeling 3.4.2, een beroep doen op een beheersorganisme [...], zullen de gegevens ter beschikking gesteld worden van een geüniformiseerd, geļnformatiseerd datacommunicatiesysteem met de centrale databank van het beheersorganisme, volgens een door dit organisme vast te leggen procedure en periodiciteit. Het chassisnummer van een afgedankt voertuig dat het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verlaat, wordt voorafgaandelijk meegedeeld aan het beheersorganisme.
§ 7
Op elk moment moet op verzoek van de toezichthouder een geactualiseerde lijst kunnen worden voorgelegd van de afgedankte voertuigen, alsook van de afvalstoffen en materialen die aanvaard werden of van de hand gedaan werden, en die aanwezig zijn op de inrichting.
§ 8
Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen verleent op uitdrukkelijk verzoek van de OVAM de volgende gegevens in verband met de materialenstroom, waarbij het gewicht wordt uitgedrukt in kilogram:
- 1°
- een overzicht van de aangevoerde afgedankte voertuigen met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en lijsten van de chassisnummers;
- 2°
- een overzicht van de afgevoerde afgedankte voertuigen, met vermelding van het aantal, het totaalgewicht per categorie M1 of N1, en de lijsten van de chassisnummers;
- 3°
- een overzicht van de afgevoerde materialen volgens hun gewicht en totaal per bestemming.
Wetshistoriek
§ 3 gewijzigd bij art. 55, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 5 gewijzigd bij art. 27, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en bij art. 55, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
§ 6 gewijzigd bij art. 27, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en bij art. 55 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Voorgeschiedenis
§ 5 gewijzigd bij art. 27, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.4.4
Om als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen erkend te zijn, moet voldaan worden aan de volgende vereisten:
- 1°
- natuurlijke personen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden:
- a)
- ze bezitten de burgerlijke en politieke rechten;
- b)
- ze hebben de laatste vijf jaar geen effectieve strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;
- c)
- ze beschikken over een inrichting die vergund is voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken en die behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid en ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in titel II van het VLAREM;
- d)
- ze kunnen nuttige kennis of ervaring aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;
- 2°
- rechtspersonen moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden:
- a)
- ze zijn opgericht overeenkomstig de Belgische vennootschapswetgeving of de overeenstemmende wetgeving van een andere EU-lidstaat;
- b)
- de maatschappelijke zetel bevindt zich binnen de EU;
- c)
- de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, bezitten burgerlijke en politieke rechten;
- d)
- ze beschikken over een inrichting die vergund is voor de opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken en die behoort tot dezelfde milieutechnische eenheid en ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in titel II van het VLAREM;
- e)
- de natuurlijke personen die de vennootschap kunnen verbinden, hebben de laatste vijf jaar voor de aanvraag geen effectieve strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor een overtreding van de milieuwetgeving;
- f)
- ten minste één lid van het orgaan of een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, kan nuttige kennis of ervaring aantonen met betrekking tot de verwerking van afgedankte voertuigen;
- 3°
- [[de deskundige persoon, vermeld in artikel 5.2.4.5, § 1, 2°, en alle personen die koudemiddelen terugwinnen] moeten erkend zijn als technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen als vermeld in artikel 6, 2°, i), van het VLAREL. In afwijking daarvan is een persoon die in het bezit is van een inschrijvingsbewijs voor een opleiding om het certificaat te behalen als vermeld in artikel 17/5, 2°, van het VLAREL, gedurende maximaal één jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving voor de opleiding, vrijgesteld van de erkenningsverplichting op voorwaarde dat hij de terugwinning uitvoert onder toezicht van een erkende technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen. Deze vrijstelling van erkenningsverplichting vervalt indien de persoon een erkenning als technicus voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen als vermeld in artikel 6, 2°, i), van het VLAREL behaalt. De betrokkene legt op verzoek van de bevoegde toezichthouder een bewijs van inschrijving voor;]
- 4°
- [een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 controleert de conformiteit van het centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen aan de wettelijke verplichtingen. De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]
Wetshistoriek
Enig lid:
- –
- 3° vervangen bij art. 286 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 56 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 4° ingevoegd bij art. 56 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.4.5
§ 1
De aanvraag tot erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen moet ten minste de volgende gegevens bevatten om volledig te zijn:
- 1°
- administratieve gegevens: naam, straat en nummer, postnummer en gemeente, land, telefoonnummer, faxnummer, contactpersoon en e-mailadres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel waarop de aanvraag betrekking heeft;
- 2°
- [gegevens van de deskundige persoon: voornaam, achternaam, straat en nummer, postnummer en gemeente, functie en deskundigheid van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijkse toezicht op en de dagelijkse leiding van het centrum. De deskundige persoon kan op verzoek van een ambtenaar van de bevoegde overheid op elk moment een actuele lijst bezorgen van de afgedankte voertuigen, alsook van de materialen die aanvaard zijn, van de hand gedaan zijn en aanwezig zijn op de inrichting;]
- 3°
- [...]
- 4°
- [...] in verband met de activiteiten van de aanvrager: een overzicht en omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager, met inbegrip van zijn huidige vergunnings- en erkenningstoestand ten aanzien van de milieuwetgeving;
- 5°
- [een technisch rapport, gebaseerd op een initiėle keuring door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, dat de conformiteit van het centrum voor depollutie, ontmanteling en vernietiging van afgedankte voertuigen met de wettelijke bepalingen attesteert. [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.] De keuringsinstelling bezorgt het rapport van de initiėle keuring binnen twee maanden aan de OVAM.]
§ 2 [
De aanvrager dient een elektronische aanvraag tot erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen in bij de OVAM. Voor die elektronische aanvraag stelt de OVAM een webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen ter beschikking via de website van de OVAM. De aanvrager verklaart dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn.
De onafhankelijke keuringsinstelling bezorgt het rapport van de initiėle keuring, vermeld in paragraaf 1, 5°, aan de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen op de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding van het keuringsrapport aan de aanvrager en de keuringsinstelling.
]
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
- –
- 2° vervangen bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
- –
- 3° opgeheven bij art. 55 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1));
- –
- 4° gewijzigd bij art. 32, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018);
- –
- 5° vervangen bij art. 28 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 2 vervangen bij art. 32, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.2.4.6
De OVAM brengt de aanvrager op de hoogte van de ontvangst van de aanvraag door een elektronische melding in het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen. Zolang de aanvrager geen elektronische ontvangstmelding ontvangt, moet de aanvraag beschouwd worden als niet ingediend.
De OVAM onderzoekt de aanvraag en neemt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van de ontvangstmelding van de aanvraag een beslissing over de erkenning. De OVAM brengt de aanvrager van de beslissing op de hoogte via een melding in het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen van de OVAM.
Als er bepaalde gegevens in de aanvraag ontbreken, verzoekt de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen om de nodige aanvullingen.
Als de OVAM om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn van behandeling, vermeld in het tweede lid, geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de aanvullingen. Als de aanvrager nalaat om de aanvullingen binnen een termijn van negentig dagen aan de OVAM te bezorgen, wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn.
De communicatie tussen de aanvrager en de OVAM wordt gevoerd via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM. De OVAM stuurt de aanvrager een elektronische ontvangstmelding van zijn berichten.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 33 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.2.4.7
§ 1
De erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen geldt voor onbepaalde duur, als ze niet wordt opgeheven. De erkenning kan niet aan derden worden overgedragen.
§ 2
In het kader van het gebruik van de erkenning is het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen ertoe gehouden:
- 1°
- onverwijld wijzigingen van de gegevens, vermeld in artikel 5.2.4.5, aan de OVAM te melden;
- 2°
- [jaarlijks een opvolgingskeuring van de bedrijfsactiviteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, te laten uitvoeren. [...] [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]]
- 3°
- [vijf jaar na het verlenen van de erkenning een initiėle keuring van de bedrijfsactiviteiten door een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd op basis van ISO 17020, te laten uitvoeren. [...] [De voorwaarden voor die conformiteitsverklaring worden nader bepaald door de minister.]]
- 4°
- [...]
[§ 2/1
De onafhankelijke keuringsinstelling bezorgt binnen twee maanden de keuringsrapporten, vermeld in paragraaf 2, 2° en 3°, aan de OVAM via het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen op de website van de OVAM. De OVAM stuurt de keuringsinstelling een elektronische ontvangstmelding van het keuringsrapport.
Voor de verzending van de gewijzigde gegevens, vermeld in paragraaf 2, 1°, [...] stelt de OVAM het webloket voor centra depollutie afgedankte voertuigen ter beschikking via de website van de OVAM. De OVAM stuurt een elektronische ontvangstmelding.
]
§ 3
In afwijking van paragraaf 2, 2°, kan de OVAM op basis van de keuringsrapporten, eventuele aanvullende administratieve stukken en een globale beoordeling beslissen dat een erkend centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen tweejaarlijks een opvolgingskeuring moet laten uitvoeren [...]. De OVAM neemt die beslissing op voorwaarde dat:
- 1°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen minstens zes jaar ononderbroken erkend is;
- 2°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen daarom verzoekt bij de OVAM;
- 3°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen de doelstellingen, vermeld in artikel 3.4.2.2, behaalt en een voldoende hoge graad van depollutie bereikt.
De beslissing van de OVAM tot afwijking van paragraaf 2, 2°,wordt schriftelijk meegedeeld aan het erkende centrum binnen [dertig kalenderdagen] na het verzoek en blijft gelden zolang het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen aan de voorwaarden, vermeld in lid 1, voldoet of tot de OVAM op basis van een globale beoordeling gemotiveerd beslist dat de afwijking niet meer kan gelden. De OVAM maakt die laatste beslissing met een [beveiligde zending] bekend aan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen. [Als de OVAM om bijkomende informatie verzoekt, wordt de termijn vermeld in dit lid geschorst vanaf de verzending van het verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van de bijkomende informatie.].
Wetshistoriek
§ 2, enig lid:
- –
- 2° vervangen bij art. 29, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), gewijzigd bij art. 34, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 1° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
- –
- 3° vervangen bij art. 29, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016), gewijzigd bij art. 34, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 2° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019);
- –
- 4° opgeheven bij art. 56, 1° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 2/1 ingevoegd bij art. 34, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en gewijzigd bij art. 56, 2° B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
§ 3, lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 34, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§ 3, lid 2 gewijzigd bij art. 34, 5° en 6° B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018) en bij art. 58, 3° B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.4.8
§ 1
De OVAM kan de erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen opheffen in de volgende gevallen:
- 1°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen voert de taken, vermeld in artikelen 5.2.4.1 en 5.2.4.3, niet reglementair uit;
- 2°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.2.4.4;
- 3°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen leeft de voorwaarden voor het gebruik van de erkenning, vermeld in artikel 5.2.4.7, niet na;
- 4°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door zijn aard de beroepsethiek van het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen aantast.
§ 2
De OVAM brengt het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen met een [beveiligde zending] op de hoogte van haar voornemen tot opheffing van de erkenning, met vermelding van de redenen. Binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van die brief kan het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen alle nodige formaliteiten vervullen om de opheffing te voorkomen of kan het zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar maken.
§ 3
De OVAM neemt binnen zestig dagen na de datum van het voornemen tot opheffing van de erkenning een beslissing over de opheffing van de erkenning, rekening houdend met de eventueel vervulde formaliteiten of de eventueel meegedeelde verweermiddelen. De beslissing over de opheffing van de erkenning wordt door de OVAM met een [beveiligde zending] aan de houder van de erkenning betekend.
§ 4
De erkenning als centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen wordt van rechtswege opgeheven in de volgende gevallen:
- 1°
- het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen heeft zijn activiteiten stopgezet;
- 2°
- de inrichting beschikt niet meer over een [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] voor de verwerking van afgedankte voertuigen.
Wetshistoriek
§§ 2 en 3 gewijzigd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
§ 4, enig lid, 2° gewijzigd bij art. 727 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).
Onderafdeling 5.2.5 Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.5 (art. 5.2.5.1 - art. 5.2.5.13) vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.1
Gescheiden ingezamelde afgedankte EEA worden ingezameld en getransporteerd op zo'n wijze dat optimaal hergebruik en recyclage van onderdelen en volledige apparaten die voor recyclage in aanmerking komen, mogelijk zijn.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.2
De ingezamelde afgedankte EEA worden op een milieuverantwoorde wijze opgeslagen, rekening houdend met de volgende technische voorschriften:
- 1°
- op een ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en, indien nodig, olie- en vuilafscheiders;
- 2°
- voorzien van weerbestendige afdekking van geschikte terreinen;
- 3°
- voor koel- en vriestoestellen: droog en zo geplaatst dat het koelcircuit niet beschadigd kan worden;
- 4°
- voor beeldschermen: in intacte toestand;
- 5°
- gescheiden van gedemonteerde reserveonderdelen of herbruikbare toestellen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.3
Afgedankte EEA moeten worden verwerkt overeenkomstig [artikel 5.2.2.5bis1 tot bis4], van titel II van het VLAREM.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Voorgeschiedenis
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 728 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798), nooit in werking getreden.
Artikel 5.2.5.3/1
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 31 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016) en opgeheven bij art. 35 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.2.5.4
§ 1
De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, moet de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.4.7, behalen.
§ 2
De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat of verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, of de organisatie die daarvoor is aangewezen, stelt voor 1 juli van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM of van de organisatie die daarvoor is aangewezen:
- 1°
- de naam van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar, de verwerker, het hergebruikcentrum en [de kennisgever of opdrachtgever], vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte EEA inzamelt, opslaat, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, het ondernemingsnummer, het postnummer en de plaats, de straatnaam en het nummer, het land, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon;
- 2°
- [...]
- 3°
- de rapportageperiode;
- 4°
- [de hoeveelheid afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en aantal, huishoudelijke of professionele apparatuur, per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die op het grondgebied dan wel binnen of buiten de Europese Unie zijn overgebracht die:
- a)
- in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werden ingezameld voor rekening van een producent van EEA of een derde die handelt in naam van de producent van EEA, en het aandeel daarvan dat:
- 1)
- werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
- 2)
- werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;
- 3)
- werd aangeboden aan een vergunde verwerker;
- b)
- buiten de aanvaardingsplicht om werd ingezameld, en het aandeel daarvan dat:
- 1)
- werd aangeboden aan een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
- 2)
- werd aangeboden aan een hergebruikcentrum voor EEA met het oog op de voorbereiding voor hergebruik;
- 3)
- werd aangeboden aan een vergunde verwerker;
]
- 5°
- [de hoeveelheden afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afgedankte EEA, uitgedrukt in kilogram en opgesplitst per materiaal als vermeld in artikel 3.4.4.7, en per categorie als vermeld in artikel 3.4.4.2, die:
- a)
- voor het hergebruikcentrum: werden voorbereid voor hergebruik;
- b)
- voor de verwerker en de kennisgever of opdrachtgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen:
- 1)
- werden voorbereid voor hergebruik;
- 2)
- werden gerecycleerd;
- 3)
- op een andere wijze nuttig werden toegepast;
- 4)
- werden verwijderd in installaties voor de verbranding van afvalstoffen;
- 5)
- werden verwijderd door storten.
]
[...]
Als voor een of meer van de voormelde activiteiten een beroep werd gedaan op een derde, worden de volgende contactgegevens van die derde telkens vermeld: de firmanaam, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de voor- en achternaam van een contactpersoon.
[§ 3
Een onafhankelijke keuringsinstelling, geaccrediteerd overeenkomstig ISO 17020 controleert de conformiteit van de inzameling en verwerking aan de wettelijke verplichtingen en valideert de gegevens, vermeld in paragraaf 2, die aan de OVAM of aan de organisatie die daarvoor aangewezen is, worden verstrekt. De voorwaarden voor deze conformiteitsverklaring en validatie worden nader bepaald door de minister.
]
[§ 4
In afwijking van paragraaf 3 kan de conformiteitscontrole van de inzameling en de verwerking, en de validatie van de gegevens gebeuren volgens de Europese norm EN50625, inclusief technische specificaties.
Hiertoe moet de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of verwerker voldoen aan één van volgende voorwaarden:
- 1°
- geslaagd zijn voor de WEEELABEX Conformity Verification, uitgevoerd door een auditeur die is goedgekeurd door de WEEELABEX Organisation, op basis van de Europese norm EN50625;
- 2°
- gecertificeerd zijn door een onafhankelijke certificatie-instelling die geaccrediteerd is door BELAC of door een ander lid van de European co-operation for Accreditation (EA) om audits uit te voeren op basis van de Europese norm EN50625.
]
[§ 5
De houder die afgedankte EEA met het oog op verwerking naar een ander land of ander gewest overbrengt, draagt er zorg voor dat de afgedankte EEA passend zal worden verwerkt onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen, vermeld in paragraaf 3 of 4. Op verzoek van de OVAM moet de houder dit kunnen aantonen aan de OVAM.
]
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 1:
- –
- 1° gewijzigd bij art. 32, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 2° opgeheven bij art. 32, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 4° vervangen bij art. 32, 3° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016);
- –
- 5° vervangen bij art. 32, 4° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
§ 2, lid 2 opgeheven bij art. 36 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
§§ 3 tot 5 ingevoegd bij art. 37 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.2.5.5
Voor de aanvang van een inzamelactie voor afgedankte EEA van huishoudelijke oorsprong beschikt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar over een goedkeuring van het beheersorganisme [...] of van een producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan]. Het beheersorganisme of de producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan] mag een inzamelactie alleen afkeuren op basis van non-conformiteit met het Materialendecreet en dit besluit. Overeenkomstig artikel 5.2.5.4 wordt er per inzamelpunt gerapporteerd aan het beheersorganisme of aan de producent die beschikt over een goedgekeurd [individueel aanvaardingsplichtplan].
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.5.6
De houder die EEA niet langer voor eigen gebruik wil aanwenden, moet zich ontdoen van die EEA als de EEA niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.7
Gebruikte EEA die niet voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10, worden als een afvalstof ingezameld, verhandeld, gemakeld, en/of vervoerd.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.8
Het hergebruikcentrum voor EEA moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- 1°
- het hergebruikcentrum voor EEA ondergaat binnen het jaar een keuring door een ISO17020-geaccrediteerde keuringsinstelling die de naleving van dit artikel evalueert. Nadien wordt er om de vier jaar een nieuwe keuring uitgevoerd. De keuringsinstelling stelt het verslag van elke keuring binnen twee maanden na de keuring ter beschikking van de OVAM;
- 2°
- de voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA] gebeurt door gekwalificeerd personeel, met minimaal een diploma elektriciteit van het technisch secundair onderwijs of gelijkwaardig door aantoonbare ervaring;
- 3°
- bij de voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA] worden de regels, vastgesteld door de minister, nageleefd. Die regels hebben betrekking op de minimale handelingen die moeten worden uitgevoerd met het oog op een kwaliteitsvolle voorbereiding voor hergebruik van [gebruikte EEA].
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Enig lid, 2 en 3° gewijzigd bij art. 33 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.5.9
Het hergebruikcentrum voor EEA dat met het oog op de voorbereiding voor hergebruik toegang wil verkrijgen tot afgedankte EEA die zijn ingezameld in opdracht van de producenten sluit daarvoor een samenwerkingsovereenkomst met de producenten of met een door de producenten aangewezen organisatie, waarin de onderlinge samenwerkingsmodaliteiten worden geregeld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.10
Gebruikte EEA kunnen alleen opnieuw in hergebruik gebracht worden als tweedehandse EEA als voldaan is aan de hergebruikscriteria.
De hergebruikscriteria, vermeld in het eerste lid, worden door de minister vastgesteld en houden minstens rekening met de algemene staat van het apparaat, de functionaliteit, het energieverbruik, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, het bestaan van een reguliere markt voor het apparaat en een voldoende mate van bescherming tijdens het transport.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.11
Met inachtneming van de uitzonderingen, vermeld in artikel 5.2.5.12, kunnen gebruikte EEA alleen grensoverschrijdend overgebracht worden als tweedehands EEA als voldaan is aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
- 1°
- de gebruikte EEA zijn [beoordeeld of getest voor hergebruik] en voldoen aan de hergebruikscriteria, vermeld in artikel 5.2.5.10;
- 2°
- de houder, verantwoordelijk voor het transport, beschikt over de volgende documenten, die bij de lading aanwezig zijn:
- a)
- een kopie van de factuur en het contract met betrekking tot de verkoop en/of de eigendomsoverdracht van de EEA, waarin wordt verklaard dat de apparatuur bestemd is voor onmiddellijk hergebruik en volledig functioneel is;
- b)
- een bewijs van beoordeling of test voor alle EEA die deel uitmaken van de zending;
- c)
- gespecificeerde etiketinformatie;
- d)
- een verklaring van de houder die het vervoer van de EEA organiseert, dat de zending geen materiaal of apparatuur omvat die een afvalstof is;
- 3°
- tijdens het vervoer en het in- en uitladen is de EEA voorzien van passende bescherming tegen beschadiging, meer bepaald door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 2°, b) en c), nader uitwerken.
Als de grensoverschrijdende overbrenging plaatsvindt zonder te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, worden de apparaten beschouwd als een afvalstof.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 34 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.5.12
Artikel 5.2.5.11, eerste lid, 1° en 2°, a), b), c), is niet van toepassing als door afdoende bewijs wordt gedocumenteerd dat de overbrenging plaatsvindt in het kader van een overdrachtovereenkomst tussen ondernemingen en minstens voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
- 1°
- de EEA worden, door of in opdracht van de producent van EEA, de tussenhandelaar of de eindverkoper, naar de producent van het EEA of naar een derde die in diens naam handelt, teruggestuurd als defect voor reparatie onder garantie met het oog op hergebruik;
- 2°
- de gebruikte professionele EEA worden verzonden naar de producent van de EEA, naar een derde die in diens naam handelt of naar faciliteiten van een derde in landen waar Besluit C(2001)107/def. van de OESO-Raad inzake de herziening van Besluit C(92)39/def. betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing van toepassing is, met als doel om te worden opgeknapt of gerepareerd, krachtens een geldig contract, met het oog op hergebruik;
- 3°
- de defecte gebruikte professionele EEA, zoals medische hulpmiddelen of onderdelen daarvan, worden naar de producent van de EEA of naar een derde die in diens naam handelt, verzonden voor analyse van de onderliggende oorzaak, krachtens een geldig contract, als een dergelijke analyse alleen kan worden uitgevoerd door de producent van het EEA of door derden die in zijn naam handelen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.2.5.13
De kosten van de passende analyses en inspecties door toezichthouders, waaronder de opslagkosten, van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is, kunnen in rekening worden gebracht aan de producenten, aan derden die in hun naam handelen, of aan andere personen die het vervoer organiseren van gebruikte EEA waarvan vermoed wordt dat het afgedankt EEA is.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 53 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.2.6 Afvalbanden
Artikel 5.2.6.1
Het is verboden afvalbanden en versnipperde rubberbanden te storten. Het is ook verboden afvalbanden te verwerken zonder dat voorafgaandelijk een bewerking heeft plaatsgevonden, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke nuttige toepassing van die afvalbanden.
Artikel 5.2.6.2
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afvalbanden met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde of zelf verwerkt, moet de doelstellingen inzake hergebruik en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.3.2, behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.
Onderafdeling 5.2.7 Afgedankte batterijen en accu's
Artikel 5.2.7.1
Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te verwerken zonder dat vooraf een behandeling heeft plaatsgevonden, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke recycling van de afgedankte batterijen en accu's.
Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te ontdoen van zuren buiten een inrichting die vergund is voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's.
Afgedankte batterijen en accu's moeten verwerkt worden in inrichtingen die gebruik maken van de beste beschikbare technieken of van gelijkwaardige technieken.
Artikel 5.2.7.2
De opslag, met inbegrip van de tijdelijke opslag, de behandeling en de verwerking van afgedankte batterijen en accu's vindt plaats op overdekte locaties met vloeistofdichte vloer of in weerbestendig afgedekte en zuurbestendige containers.
De verwerking van afgedankte batterijen en accu's omvat minimaal het wegnemen van alle vloeistoffen en zuren.
[Afgedankte batterijen en accu's worden zodanig opgeslagen en verwerkt dat de aanwezigheid van geleidende of brandbare stoorstoffen tot een minimum wordt beperkt en dat de afgedankte batterijen en accu's beschermd zijn tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade. De bescherming tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade geldt niet voor installaties die specifiek vergund zijn voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's als water, overmatige hitte, breken of andere fysieke schade nodig of onvermijdelijk is in het proces.
Voor de opslag en verwerking van afgedankte lithiumbatterijen en accu's worden speciale voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen getroffen. De speciale maatregelen zijn afgestemd op de activiteit en in overleg met de brandweer of een onafhankelijke expert opgesteld. Als de inrichting of activiteit vergunningsplichtig is, maken de speciale maatregelen deel uit van de vergunningsaanvraag en het goedgekeurde werkplan.
De minister kan nadere regels bepalen voor het voorkomen en bestrijden van verhitting en brand, bij de opslag en verwerking van afgedankte batterijen en accu's.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 58 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.2.7.3
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte batterijen en accu's verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, moet de recyclingdoelstellingen, vermeld in artikel 3.4.5.2, behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.
Artikel 5.2.7.4
In geval van uitvoer buiten de EU moeten op verzoek van de OVAM de bereikte recyclingpercentages gevalideerd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling die geaccrediteerd is op basis van ISO 17020.
Onderafdeling 5.2.8 Pcb's
Artikel 5.2.8.1
De OVAM houdt een inventaris bij van apparaten die meer dan 1 liter pcb's bevatten. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel.
De gegevens in de inventaris zijn afkomstig van alle nuttige inlichtingen waarover de OVAM beschikt, en in het bijzonder van:
- 1°
- de kennisgevingen die zijn gedaan met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten;
- 2°
- de gegevens die zijn ingezameld met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's;
- 3°
- de kennisgevingen die zijn gedaan met toepassing van artikel 5.2.8.4.
Artikel 5.2.8.2
De inventaris bevat ten minste de volgende gegevens:
- 1°
- naam en adres van de houder van pcb-houdende apparaten;
- 2°
- plaats en omschrijving van de pcb-houdende apparaten;
- 3°
- hoeveelheid pcb's in de apparaten;
- 4°
- data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen;
- 5°
- datum van aangifte.
Voor de apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, moeten de gegevens, vermeld in lid 1, 3° en 4°, niet worden opgenomen.
Artikel 5.2.8.3
Bedrijven die pcb's verwerken, delen de hoeveelheid, de oorsprong en de aard van de aan hen geleverde pcb's mee aan de OVAM. Ze houden die gegevens ook ter inzage van de lokale overheid en de bevolking.
Artikel 5.2.8.4
§ 1
De houder van pcb-houdende apparaten moet:
- 1°
- als dat nog niet eerder gebeurd is met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, of van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor pcb-houdende apparaten en de daarin aanwezige pcb's, zo snel mogelijk ten minste de volgende gegevens bezorgen aan de OVAM:
- a)
- zijn naam en adres;
- b)
- plaats en omschrijving van de apparaten die pcb's bevatten en die hij in zijn bezit heeft, alsook de hoeveelheden pcb's in die apparaten;
- c)
- de hoeveelheden pcb's die hij in zijn bezit heeft;
- d)
- de hoeveelheden gebruikte pcb's die hij in zijn bezit heeft;
- e)
- data en soorten behandeling of vervanging die worden uitgevoerd of overwogen.
Als die kennisgeving eerder is gedaan met toepassing van het besluit van 9 juli 1986 of van 17 maart 2000, worden daarbij de eventuele wijzigingen vermeld ten aanzien van de vroegere kennisgeving;
- 2°
- de OVAM op de hoogte brengen van elke wijziging in de situatie, vermeld in1°;
- 3°
- ervoor zorgen dat elk apparaat dat meer dan 1 liter pcb's bevat, wordt voorzien van een etiket. Een soortgelijk etiket moet ook worden aangebracht op de deuren van lokalen waar dat apparaat zich bevindt. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 1 liter voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel. Apparaten waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de vloeistoffen daarin tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen worden voorzien van een etiket met de vermelding "verontreinigd met pcb's < 0,05 %";
- 4°
- ervoor zorgen dat gebruikte pcb's zo spoedig mogelijk worden verwijderd;
- 5°
- ervoor zorgen dat pcb-houdende apparaten zo spoedig mogelijk worden gereinigd of verwijderd.
§ 2
Elke wijziging van de informatie, verstrekt overeenkomstig paragraaf 1, 1° en 2°, moet binnen drie maanden schriftelijk aan de OVAM worden meegedeeld.
Artikel 5.2.8.5
§ 1
Apparaten en de daarin aanwezige pcb's die overeenkomstig artikel 5.2.8.1, eerste lid, moeten worden geļnventariseerd, worden onmiddellijk buiten gebruik gesteld en vervolgens gereinigd of verwijderd.
De termijn tussen het buiten gebruik stellen van een apparaat en de reiniging van pcb-houdende apparaten of verwijdering ervan mag niet meer dan zes maanden bedragen, behalve als de houder kan aantonen dat de inrichtingen voor reiniging of verwijdering tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren om apparaten te accepteren.
§ 2
In afwijking van paragraaf 1 mogen de transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevatten, ofwel worden gereinigd overeenkomstig artikel 5.2.8.7, § 2, ofwel [uiterlijk op 31 december 2025] worden verwijderd.
§ 3
Voor apparaten die vrijkomen tijdens het slopen van gebouwen, moet de uitvoerder van de sloopwerken ervoor zorgen dat de apparaten afzonderlijk worden ingezameld en dat ze worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving die apparaten mag verwerken.
Wetshistoriek
§ 2 gewijzigd bij art. 57 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.8.6
Bij toestellen met minerale olie waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er tijdens de productie of het gebruik van de toestellen een verontreiniging van de minerale olie met pcb's is opgetreden, moet in de volgende situaties het pcb-gehalte in de minerale olie worden gemeten:
- 1°
- bij het openen van de toestellen voor onderhouds- of herstellingswerkzaamheden;
- 2°
- bij het veranderen van exploitatieadres van de toestellen;
- 3°
- bij het veranderen van houder;
- 4°
- bij het buiten gebruik stellen van de toestellen.
Als de meting, vermeld in lid 1, aantoont dat de minerale olie van een toestel meer dan 0,005 gewichtsprocenten pcb's bevat, moet het toestel worden beschouwd als een pcb-houdend apparaat.
Artikel 5.2.8.7
Transformatoren waarvan de vloeistoffen meer dan 0,05 gewichtsprocenten pcb's bevatten, mogen onder de volgende voorwaarden worden gereinigd:
- 1°
- het doel van de reiniging van pcb-houdende apparaten bestaat erin het gehalte aan pcb's te verlagen tot minder dan 0,05 gewichtsprocenten en, zo mogelijk, tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten;
- 2°
- de vervangende vloeistof, die geen pcb's bevat, houdt duidelijk minder risico's in;
- 3°
- de vervanging van de vloeistof brengt de latere verwijdering van de pcb's niet in gevaar.
Transformatoren waarvan de vloeistoffen tussen 0,05 en 0,005 gewichtsprocenten'pcb's bevatten, mogen worden gereinigd onder de voorwaarden, vermeld in lid 1, 2° en 3°, met als einddoel het gehalte aan pcb's te verlagen tot maximaal 0,005 gewichtsprocenten.
Artikel 5.2.8.8
§ 1
Pcb's moeten voor eindverwerking worden aangeboden bij een daartoe vergunde inrichting. Ze moeten verwijderd worden volgens handeling D8, D9, D10, D12 of D15, vermeld in artikel 4.2.1.
De toegelaten handeling D12 is in dit kader beperkt tot de veilige, diepe, ondergrondse opslag in rotsformaties en is alleen toegelaten voor apparaten die pcb's bevatten en niet kunnen worden gereinigd.
§ 2
Voor pcb's of pcb-houdende apparaten voor eindverwerking door een daartoe vergunde inrichting in ontvangst worden genomen, worden alle nodige voorzorgsmaatregelen getroffen om elk brandgevaar te vermijden. Daartoe worden de pcb's gescheiden gehouden van brandbare stoffen.
Artikel 5.2.8.9
De volgende activiteiten zijn verboden:
- 1°
- het scheiden van pcb's van andere stoffen met het oog op het hergebruik van de pcb's;
- 2°
- het verbranden van pcb's of gebruikte pcb's op schepen.
Artikel 5.2.8.10
De OVAM stuurt aan de verschillende overheden die belast zijn met de bescherming van het leefmilieu, de bescherming van de veiligheid van de werknemers en van de bevolking, op verzoek, een afschrift of een gedeeltelijk afschrift van de inventarissen, vermeld in artikel 5.2.8.1, eerste lid. De verstrekte gegevens kunnen alleen worden aangewend voor het doel waarvoor ze werden aangevraagd.
Artikel 5.2.8.11
Apparaten en onderdelen van toestellen die minder dan 1 liter pcb's bevatten, moeten worden verwijderd op het einde van hun gebruiksduur.
Artikel 5.2.8.12
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en andere toestellen die pcb-houdende onderdelen kunnen bevatten moeten zo verwerkt worden dat de pcb-houdende onderdelen selectief worden gedemonteerd en voor verwerking worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke pcb-houdende afvalstoffen mag verwerken. Onderdelen die mogelijk pcb's bevatten, moeten worden beschouwd als pcb-houdende onderdelen.
Artikel 5.2.8.13
Bij de vernieuwing van straatverlichting moeten de vrijgekomen condensatoren die pcb's kunnen bevatten, worden beschouwd als pcb-houdende condensatoren. Dergelijke condensatoren moeten voor de verwerking worden afgevoerd naar een inrichting die overeenkomstig de toepasselijke milieuwetgeving dergelijke pcb-houdende afvalstoffen mag verwerken.
Onderafdeling 5.2.9 Afgedankte apparatuur en recipiėnten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten
Artikel 5.2.9.1
Het is verboden afgedankte apparatuur en recipiėnten die ozonafbrekende stoffen, gefluoreerde broeikasgassen of resten van die stoffen bevatten, te verwerken zonder dat voorafgaandelijk een bewerking heeft plaatsgevonden als vermeld in artikel 5.2.2.5.2, § 9, van titel II van het VLAREM.
Onderafdeling 5.2.10 Afval van schepen van de zeevaart
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.10 (art. 5.2.10.1 - art. 5.2.10.9) vervangen door onderafdeling 5.2.10 (art. 5.2.10.1 - art. 5.2.10.9/1) bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.1
De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op:
- 1°
- alle schepen, ongeacht hun vlag, die een haven aandoen of daar in bedrijf zijn;
- 2°
- alle havens die gewoonlijk worden aangedaan door schepen die binnen het toepassingsgebied van punt 1° vallen.
Schepen die havendiensten verrichten in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de transparantie van havens, oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen in eigendom of onder beheer van de overheid die, op dat moment, uitsluitend op niet-commerciėle basis door de overheid worden gebruikt, hoeven niet te voldoen aan de bepalingen van deze onderafdeling, met uitzondering van, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de afgifteplicht van afval van schepen.
Voor de toepassing van deze onderafdeling, en om onnodig oponthoud voor schepen te vermijden, kan de OVAM besluiten ankerplaatsen van havens uit te sluiten van de toepassing van de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7 en 5.2.10.8.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.2
§ 1
Elke beheerder van een haven zorgt voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen die hun havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken.
De havenontvangstvoorzieningen zijn toereikend als:
- 1°
- ze over de nodige capaciteit beschikken om de soorten en hoeveelheden afval te ontvangen van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen, rekening houdend met:
- a)
- de operationele behoeften van de gebruikers van de haven;
- b)
- de grootte en de geografische ligging van de haven;
- c)
- het type schepen dat de haven aandoet;
- d)
- de vrijstellingen die verleend worden volgens de procedure, vermeld in artikel 5.2.10.9;
- 2°
- de formaliteiten en praktische regelingen in het verband met het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen eenvoudig en vlot verlopen om onnodig oponthoud voor de schepen te vermijden;
- 3°
- de vergoedingen die voor de afgifte in rekening worden gebracht, schepen niet ontmoedigen om de havenontvangstvoorzieningen te gebruiken;
- 4°
- de havenontvangstvoorzieningen het mogelijk maken afval van schepen op milieuvriendelijke wijze te beheren, conform de bepalingen van het Materialendecreet en dit besluit. Om hergebruik en recycling te vergemakkelijken, wordt het afval van schepen gescheiden ingezameld in de havens overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. Om dat proces te vergemakkelijken, kunnen havenontvangstvoorzieningen de gescheiden afvalfracties inzamelen volgens de in het MARPOL-verdrag omschreven afvalcategorieėn, rekening houdend met de daarin vervatte richtsnoeren en zonder afbreuk te doen aan de strengere eisen voor het beheer van keukenafval en etensresten van internationaal vervoer die worden opgelegd door Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten.
§ 2
De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de handelingen voor de afgifte en ontvangst van afvalstoffen met voldoende veiligheidsmaatregelen worden uitgevoerd om zowel persoonlijke als milieurisico's in de havens te voorkomen.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.3
§ 1
De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van afval van schepen. Het plan wordt door de OVAM goedgekeurd.
§ 2
Het plan wordt uitgewerkt en toegepast in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers en, in voorkomend geval, bevoegde lokale instanties, exploitanten van havenontvangstvoorzieningen, organisaties die uitvoering geven aan de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Dat overleg vindt zowel tijdens de opstelling van het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan als na de goedkeuring ervan plaats, met name als aanzienlijke wijzigingen van de eisen, vermeld in de artikelen 5.2.10.2, 5.2.10.6 en 5.2.10.7, hebben plaatsgevonden.
§ 3
Het plan heeft betrekking op alle soorten afval van schepen die gewoonlijk de haven in kwestie aandoen, en is afgestemd op de grootte van de haven en het soort schepen dat die haven aandoet.
De volgende elementen maken deel uit van het plan:
- 1°
- een beschrijving van de haven, met vermelding van:
- a)
- het soort schepen dat de haven gewoonlijk aandoet;
- b)
- de geografische afbakening van de haven;
- 2°
- een beschrijving van de aanwezige inzamelfaciliteiten, met vermelding van:
- a)
- het soort havenontvangstvoorzieningen en de capaciteit ervan;
- b)
- de soorten afvalstoffen die de havenontvangstvoorzieningen inzamelen;
- c)
- eventuele voorbehandelingsinstallaties en -processen in de haven;
- 3°
- een beoordeling van de behoefte aan inzamelfaciliteiten, gelet op de behoefte van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen;
- 4°
- een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;
- 5°
- een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van het afval van schepen, met vermelding van:
- a)
- de methoden voor het registreren van het feitelijke gebruik van de havenontvangstvoorzieningen;
- b)
- een gedetailleerde beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van afval van schepen;
- c)
- de toepasselijke wetgeving en formaliteiten voor de afgifte;
- d)
- de methoden voor het registreren van de ontvangen hoeveelheden afval van schepen;
- e)
- de soort en hoeveelheden ontvangen en verwerkt afval van schepen;
- f)
- de wijze waarop het afval van schepen wordt verwerkt;
- 6°
- een beschrijving van de procedure voor het melden van vermoedens van ontoereikendheid van de havenontvangstvoorzieningen;
- 7°
- een beschrijving van het kostendekkingssysteem;
- 8°
- een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met havengebruikers, afvalbedrijven, terminalexploitanten en andere belanghebbende partijen;
- 9°
- een vermelding van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het plan, met inbegrip van het contactadres in de haven.
§ 4
Als dat nodig is om redenen van efficiėntie kunnen de plannen voor ontvangst en verwerking van afval van schepen door twee of meer naburige havens in dezelfde geografische regio samen worden opgesteld, met passende inschakeling van elke haven, op voorwaarde dat de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan voor elke haven apart worden vermeld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.4
§ 1
De plannen, vermeld in artikel 5.2.10.3, worden behandeld als volgt:
- 1°
- de beheerder van een haven stuurt een voorstel van plan met een beveiligde zending naar de OVAM. De OVAM onderzoekt het plan op volledigheid als vermeld in artikel 5.2.10.3, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7, 5.2.10.8 en 5.2.10.9;
- 2°
- binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van het volledig bevonden voorstel van plan doet de OVAM uitspraak over het plan;
- 3°
- de OVAM zendt die beslissing of een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerder van de haven binnen tien kalenderdagen na de datum van de beslissing.
§ 2
De conform paragraaf 1 goedgekeurde plannen voor ontvangst en verwerking van afval van schepen zijn geldig voor maximaal vijf jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet gemotiveerd zijn.
Als er gedurende de periode van vijf jaar geen aanzienlijke veranderingen hebben plaatsgevonden in de werking van de haven, kan de hernieuwde goedkeuring bestaan in een validering door OVAM van de bestaande plannen.
§ 3
Als er mogelijk aanzienlijke veranderingen zijn in de werking van de haven meldt de beheerder van de haven dat onmiddellijk aan de OVAM. Onder aanzienlijke veranderingen wordt onder meer verstaan: structurele veranderingen in het verkeer naar de haven, de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur, wijzigingen in de vraag naar en terbeschikkingstelling van havenontvangstvoorzieningen en nieuwe technieken om afval aan boord te behandelen. Op basis van de door de beheerder van de haven gemelde wijzigingen kan de OVAM binnen vijftien kalenderdagen beslissen dat het indienen van een nieuw plan noodzakelijk is. Een nieuw plan wordt ingediend volgens de procedure, vermeld in paragraaf 1.
De OVAM kan bij wijzigingen in de wetgeving of een herziening van het beleid ambtshalve wijzigingen in het plan doorvoeren.
§ 4
Kleine niet-commerciėle havens die worden gekenmerkt door schaars of weinig verkeer van uitsluitend pleziervaartuigen, kunnen door de OVAM worden uitgesloten van de verplichtingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.3 en 5.2.10.4 als hun havenontvangstvoorzieningen zijn geļntegreerd in het afvalverwerkingssysteem dat door of namens de gemeente in kwestie wordt beheerd en de informatie over het afvalbeheersysteem beschikbaar wordt gesteld aan de gebruikers van die havens.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.5
De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie uit het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan wordt verstrekt:
- 1°
- de locatie van de havenontvangstvoorzieningen voor iedere aanlegplaats, en, indien relevant, hun openingstijden;
- 2°
- een lijst van afval van schepen dat gewoonlijk door de haven wordt beheerd;
- 3°
- een lijst van de contactpunten, de exploitanten van de havenontvangstvoorzieningen en de aangeboden diensten;
- 4°
- een beschrijving van de afgifteprocedures;
- 5°
- een beschrijving van het kostendekkingssysteem, waaronder, in voorkomend geval, de afvalbeheerregelingen en -fondsen.
De informatie, vermeld in het eerste lid, wordt duidelijk meegedeeld aan de havengebruikers, en openbaar en gemakkelijk toegankelijk gemaakt in het Nederlands, het Frans en het Engels.
De informatie, vermeld in het eerste lid, wordt door de OVAM beschikbaar gesteld en actueel gehouden in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.6
§ 1
De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum valt en op weg is naar een Vlaamse haven, vult het aanmeldingsformulier waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en verstrekt de informatie aan de instantie die daarvoor door de OVAM is aangewezen:
- 1°
- ten minste 24 uur voor aankomst, als de aanloophaven bekend is;
- 2°
- zodra de aanloophaven bekend is, als die informatie minder dan 24 uur voor aankomst beschikbaar is;
- 3°
- uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, als de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt.
De agent of de vertegenwoordiger die de ingevulde aanmelding ontvangt van de kapitein van het schip, bezorgt die onveranderd aan de beheerder van de haven. Een model van aanmeldingsformulier is opgenomen in bijlage 5.2.10.A.
§ 2
De informatie, vermeld in paragraaf 1, wordt ten minste tot na de volgende aanloophaven aan boord bewaard, en wordt desgevraagd ter beschikking gesteld van de bevoegde handhavingsinstanties.
§ 3
De informatie van de afvalvooraanmelding wordt door de beheerder van de haven via het Belgisch centraal beheerssysteem en SafeSeaBelgium elektronisch gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.7
§ 1
De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor zijn vertrek uit de haven al zijn aan boord meegevoerde afval af aan een havenontvangstvoorziening overeenkomstig de toepasselijke lozingsnormen van het MARPOL-verdrag.
§ 2
Bij de afgifte vult de exploitant van de havenontvangstvoorziening of de beheerder van de haven waar het afval is afgegeven, het afvalontvangstbewijs dat is opgenomen in bijlage 5.2.10.B, waarheidsgetrouw en nauwkeurig in en zorgt hij er zonder onnodige vertraging voor dat aan de kapitein van het schip een afvalontvangstbewijs wordt verstrekt. Dat geldt niet voor kleine havens met onbemande voorzieningen of veraf gelegen havens, op voorwaarde dat de naam en locatie van die havens door de OVAM is gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
De exploitant, agent of kapitein van een schip dat onder het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum valt, meldt de informatie van het afvalontvangstbewijs vóór vertrek of zodra het afvalontvangstbewijs is ontvangen, aan de beheerder van de haven. Deze informatie wordt door de beheerder van de haven via het Belgisch centraal beheersysteem en SafeSeaBEL elektronisch gemeld in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
De informatie uit het afvalontvangstbewijs is gedurende ten minste twee jaar, in voorkomend geval samen met het passende oliejournaal, ladingjournaal, afvalstoffenjournaal of afvalbeheersplan, beschikbaar aan boord en wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde handhavingsinstanties.
§ 3
Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 kan een schip doorvaren naar een volgende aanloophaven zonder afgifte van zijn afval als:
- 1°
- uit de aanmelding, vermeld in artikel 5.2.10.6, § 1, en het afvalontvangstbewijs, vermeld in artikel 5.2.10.7, § 2, blijkt dat er voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit aan boord is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;
- 2°
- uit de informatie aan boord van schepen die buiten het toepassingsgebied van het decreet van 16 juni 2006 betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum vallen, blijkt dat er aan boord van het schip voldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en het afval dat zal ontstaan tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven;
- 3°
- het schip minder dan 24 uur of in slechte weersomstandigheden voor anker gaat, tenzij de ankerplaats buiten het toepassingsgebied van de havens valt.
De criteria voor het bepalen van de voldoende specifieke opslagcapaciteit als vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, worden vastgelegd via de daartoe door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
§ 4
Het schip is verplicht om al zijn afval vóór vertrek af te geven als:
- 1°
- op basis van de beschikbare informatie, waaronder informatie die elektronisch beschikbaar is in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt of in GISIS is gemeld, niet kan worden vastgesteld of er in de volgende aanloophaven toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn;
- 2°
- de volgende aanloophaven niet bekend is.
§ 5
De bepalingen, vermeld in paragraaf 3 blijven gelden met behoud van de toepassing van strengere afgiftevoorschriften voor schepen die overeenkomstig het internationale recht zijn vastgesteld.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.8
§ 1
De kosten van de exploitatie van havenontvangstvoorzieningen voor de ontvangst en verwerking van afval van schepen, met uitzondering van ladingresiduen, worden gedekt door inning van een bijdrage van schepen. Die kosten omvatten de elementen die opgenomen zijn in bijlage 5.2.10.C.
§ 2
De kostendekkingssystemen mogen schepen er niet toe aanzetten hun afval in zee te lozen. Daartoe worden de volgende beginselen toegepast bij het ontwerp en de toepassing van de kostendekkingssystemen:
- 1°
- schepen betalen een indirecte bijdrage, ongeacht of er afval wordt afgegeven aan een havenontvangstvoorziening;
- 2°
- de indirecte bijdrage dekt:
- a)
- de indirecte administratieve kosten;
- b)
- een aanzienlijk gedeelte van de directe exploitatiekosten, vermeld in bijlage 5.2.10.C, dat minstens 30 % van de totale directe kosten voor de werkelijke afvalafgifte tijdens het voorgaande jaar bedraagt, waarbij het mogelijk is rekening te houden met de kosten in verband met het voor het komende jaar verwachte verkeersvolume;
- 3°
- om te voorzien in een zo sterk mogelijke prikkel voor de afgifte van afval in de zin van bijlage V bij het MARPOL-verdrag, wordt voor dergelijk afval, met uitzondering van ladingresiduen, geen directe vergoeding in rekening gebracht, om te zorgen voor een recht van afgifte zonder aanvullende kosten op basis van het afgegeven afvalvolume, behalve als het afgegeven afvalvolume de maximale specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit als vermeld in het aanmeldingsformulier dat opgenomen is in bijlage 5.2.10.A, te boven gaat. Passief opgevist afval valt ook onder deze regeling, met inbegrip van het recht van afgifte;
- 4°
- om te voorkomen dat de kosten van de inzameling en verwerking van passief opgevist afval uitsluitend door havengebruikers worden gedragen, worden die kosten, in voorkomend geval, gedekt met inkomsten uit alternatieve financieringsregelingen;
- 5°
- om de afgifte te bevorderen van residuen uit tankwaswater dat persistente drijvende stoffen met een hoge viscositeit bevat, kan in passende financiėle prikkels voor de afgifte ervan worden voorzien;
- 6°
- de indirecte bijdrage heeft geen betrekking op afval van uitlaatgasreinigingssystemen. De kosten daarvan worden in rekening gebracht op basis van de soorten en hoeveelheden afval die worden afgegeven.
§ 3
Het gedeelte van de kosten dat eventueel niet wordt gedekt door de indirecte bijdrage, wordt in rekening gebracht op basis van de soorten en hoeveelheden afval die feitelijk door het schip afgegeven zijn.
§ 4
De bijdragen kunnen worden gedifferentieerd op grond van de volgende elementen:
- 1°
- de categorie, het type en de grootte van het schip;
- 2°
- het verlenen van diensten buiten de normale werktijd aan schepen in de haven;
- 3°
- het gevaarlijke karakter van de afvalstoffen.
§ 5
De bijdragen worden verlaagd op grond van de volgende elementen:
- 1°
- het soort handel waarvoor het schip wordt gebruikt, in het bijzonder als een schip voor de korte vaart wordt ingezet;
- 2°
- uit het ontwerp, de apparatuur en de exploitatie van het schip blijkt dat het schip beperkte hoeveelheden afval produceert en zijn afval op duurzame en milieuvriendelijke wijze beheert.
De criteria om te bepalen of een schip voldoet aan de criteria, vermeld in het eerste lid, punt 2°, worden bepaald via de daartoe door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
§ 6
Om te verzekeren dat de bijdragen billijk, transparant, gemakkelijk herkenbaar en niet-discriminerend zijn en de kosten van de ter beschikking gestelde en, voor zover van toepassing, gebruikte voorzieningen en diensten weerspiegelen, worden de bedragen ervan en de grondslag waarop ze zijn berekend, in het Nederlands en het Engels aan de havengebruikers meegedeeld in het afvalontvangst- en afvalverwerkingsplan.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.9
§ 1
Een schip kan vrijgesteld worden van de verplichtingen, vermeld in de artikelen 5.2.10.6, 5.2.10.7, § 1, en 5.2.10.8, als is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- 1°
- het schip neemt deel aan geregeld verkeer en doet frequent en regelmatig havens aan;
- 2°
- er is een regeling getroffen om ervoor te zorgen dat het afval wordt afgegeven en de bijdragen worden betaald in een haven die op de route van het schip ligt, die;
- a)
- wordt aangetoond door een ondertekende overeenkomst met een haven of een afvalbedrijf, en door afvalontvangstbewijzen;
- b)
- is gemeld aan alle havens op de route van het schip,
- c)
- is aanvaard door de haven waar de afgifte en de betaling plaatsvinden, dat een haven in de Europese Unie of een andere haven kan zijn, waar, als vastgesteld op basis van de informatie die elektronisch in het daartoe door de Europese Commissie ter beschikking gestelde informatie-, monitoring- en handhavingssysteem en in GISIS is gemeld, toereikende voorzieningen beschikbaar zijn;
- 3°
- de vrijstelling heeft geen negatieve gevolgen voor de maritieme veiligheid, de gezondheid, het leven of de werkomstandigheden aan boord of het mariene milieu.
§ 2
Een aanvraag voor een vrijstelling wordt elektronisch ingediend bij de OVAM. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het webloket scheepvaart, dat ter beschikking wordt gesteld via de website van de OVAM.
De vrijstelling kan verleend worden voor de termijn van de opgegeven dienstregeling of voor een maximale periode van vijf jaar.
De OVAM onderzoekt de aanvraag op volledigheid.
De beheerder van de haven waar de vrijstelling voor wordt aangevraagd, wordt uitgenodigd om binnen twintig kalenderdagen na de ontvangst van het dossier een advies over de aanloopfrequentie aan de OVAM te verstrekken.
De OVAM neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het advies van de beheerder van de haven en stuurt de beslissing door naar de aanvrager, de beheerder van de haven in kwestie, de met scheepvaartcontrole belaste dienst van het federale Directoraat-generaal Maritiem Vervoer en het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust.
Als de vrijstelling wordt toegekend, geeft de OVAM een vrijstellingscertificaat af op basis van het formaat dat is opgenomen in bijlage 5.2.10.D, waarmee wordt bevestigd dat het schip voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden en voorschriften voor de toepassing van de vrijstelling en waarin de duur van de vrijstelling is vermeld. De informatie uit dit vrijstellingscertificaat en de eventuele opheffing van de vrijstelling worden door de OVAM, via het Belgisch centraal beheersysteem en SafeSeaBEL, elektronisch gemeld en actueel gehouden in het informatie-, monitoring- en handhavingssysteem dat de Europese Commissie daarvoor ter beschikking stelt.
§ 3
Een verleende vrijstelling kan met terugwerkende kracht gelden vanaf de dag van de ontvangst van de volledig bevonden aanvraag.
§ 4
Een vrijstelling kan door de OVAM worden opgeheven als er door wijzigingen in de route van het schip of in de regelingen voor de afgifte van het scheepsafval niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
§ 5
Met behoud van de toepassing van paragraaf 4 blijft de vrijstelling geldig in de volgende situaties:
- 1°
- als het schip uitzonderlijk een andere haven aanloopt dan de haven die bepaald is in de vastgelegde route om redenen van overmacht, veiligheid, noodzakelijk technisch onderhoud of omdat het noodzakelijk is een noodhaven aan te lopen. De OVAM wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht;
- 2°
- als een schip tijdelijk gedurende een periode van maximaal één maand vervangen wordt door een ander vaartuig wegens een ongeval, een technisch defect of een gepland onderhoud. De verleende vrijstelling wordt gedurende die periode overgedragen aan het vervangende schip voor die route. In dergelijk geval wordt de OVAM daarvan op de hoogte gebracht. Als het oorspronkelijke schip niet binnen de periode van een maand opnieuw in dienst wordt genomen, vervalt de vrijstelling, zowel voor het oorspronkelijke als voor het vervangende schip, tenzij na goedkeuring van de OVAM.
§ 6
Niettegenstaande de verleende vrijstelling vaart een schip niet door naar de volgende aanloophaven als er onvoldoende specifiek daarvoor bestemde opslagcapaciteit is voor al het afval dat zich al aan boord bevindt en tijdens de geplande reis van het schip naar de volgende aanloophaven zal ontstaan.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Artikel 5.2.10.9/1
De exploitant van de havenontvangstvoorziening zorgt ervoor dat alle personeelsleden de nodige opleiding krijgen om de kennis te vergaren die onontbeerlijk is voor het verrichten van hun werkzaamheden op het gebied van afvalbeheer, met bijzondere aandacht voor de gezondheids- en veiligheidsaspecten van het werken met gevaarlijke stoffen. De exploitant van de havenontvangstvoorziening zorgt er ook voor dat de opleidingseisen regelmatig worden geactualiseerd om aan de uitdagingen van technologische innovatie tegemoet te komen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 58 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 januari 2022 (art. 83).
Onderafdeling 5.2.11 Afval van de binnenvaart
Artikel 5.2.11.1
Deze onderafdeling voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, ondertekend in Straatsburg op 9 september 1996.
Artikel 5.2.11.2
Deze onderafdeling is van toepassing op schepen die zich bevinden op binnenwateren die openstaan voor het scheepvaartverkeer.
In afwijking van het eerste lid is deze onderafdeling niet van toepassing op zeeschepen en op pleziervaartuigen.
Artikel 5.2.11.3
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders moeten voorzien in een voldoende dicht netwerk van ontvangstinrichtingen voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. De beheerders kunnen daarin zelf voorzien of daarin laten voorzien.
Artikel 5.2.11.4
§ 1
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen en de waterwegbeheerders stellen een passend plan op voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingsrestanten en waswater. Het plan wordt door de minister, na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, goedgekeurd.
§ 2
Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder met de havengebruikers of hun vertegenwoordigers.
§ 3
Het plan moet betrekking hebben op alle soorten scheepsafval, restlading, overslagresten, ladingrestanten en waswater, afkomstig van schepen die gebruikmaken van de vaarwegen.
De volgende elementen maken deel uit van het plan:
- 1°
- een beschrijving van het toepassingsgebied:
- a)
- de geografische afbakening en oplijsting van de vaarwegen;
- b)
- de schepen waarvoor de ontvangstinrichtingen bestemd zijn;
- 2°
- een beschrijving van de toepasselijke wetgeving waarin minstens de volgende elementen worden verwerkt:
- a)
- een verwijzing naar het verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart en de ratificatie ervan in het Vlaamse Gewest;
- b)
- een oplijsting van de begrippen en definities die relevant zijn voor het gebruik en de uitbating van het netwerk van ontvangstinrichtingen;
- 3°
- een beschrijving en oplijsting van de ontvangstvoorzieningen die binnen het geografische toepassingsgebied aanwezig zijn:
- a)
- per haven of waterwegbeheerder;
- b)
- per afvalstroom;
- 4°
- een beschrijving van de mate waarin het netwerk van ontvangstvoorzieningen een voldoende dicht netwerk vormt voor de inzameling van scheepsafval en afval van lading. Daarbij wordt minstens aandacht geschonken aan de geografische spreiding, het aantal voorzieningen per afvalstof en de behoeften van schepen die ervan gebruikmaken. Bij de toetsing van het voldoende dichte netwerk wordt aandacht geschonken aan:
- a)
- ontvangstinrichtingen voor huisvuil:
- 1)
- bij overslaginstallaties of in havens;
- 2)
- aan aanlegplaatsen voor passagiersschepen;
- 3)
- bij ligplaatsen en sluizen;
- b)
- ontvangstinrichtingen voor slops en klein gevaarlijk scheepsafval in havens;
- c)
- ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater bij ligplaatsen van passagiersschepen waaraan de toestemming is verleend om meer dan vijftig personen te vervoeren;
- 5°
- een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en afval van lading, alsook een gedetailleerde beschrijving van het tariefsysteem, opgesplitst in de volgende deelstromen:
- a)
- olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval;
- b)
- afval van de lading;
- c)
- overig scheepsbedrijfsafval;
- 6°
- een beschrijving van de procedure voor het melden van vermeende tekortkomingen van ontvangstinrichtingen;
- 7°
- een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met alle actoren die betrokken zijn bij het gebruik en de uitbating van de ontvangstinrichtingen.
Artikel 5.2.11.5
Het plan, vermeld in artikel 5.2.11.4, voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading van de binnenvaart wordt behandeld als volgt:
- 1°
- de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders sturen een voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval en afval van lading per [beveiligde zending] naar de OVAM.
De OVAM onderzoekt het plan op volledigheid als vermeld in artikel 5.2.11.4, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 5.2.11.4;
- 2°
- binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de ontvangst van het voorstel van plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval van de binnenvaart verleent OVAM daarover advies aan de minister;
- 3°
- de minister doet na overleg met de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, uitspraak over het plan binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van de ontvangst van het voorstel van plan bij de OVAM;
- 4°
- de OVAM zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van die beslissing, die beslissing of een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerders. Het plan voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval, vermeld in lid 1, is geldig voor een termijn van maximaal vijf jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet ter zake gemotiveerd zijn.
Bij significante veranderingen in de werking van het netwerk van ontvangstinrichtingen moeten de havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders dat onmiddellijk meedelen aan de OVAM met een [beveiligde zending]. Op basis van de door de beheerder meegedeelde wijzigingen kan de OVAM binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling ervan beslissen dat het noodzakelijk is om een nieuw plan in te dienen. Een nieuw plan moet ingediend worden volgens de procedure, vermeld in het eerste lid. Bovendien kan de minister in geval van wijzigingen in de wetgeving of een herziening van het beleid, na advies van de OVAM, ambtshalve wijzigingen in het plan doorvoeren.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° en lid 2 gewijzigd bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.2.11.6
De havenbeheerders die binnenschepen ontvangen, en de waterwegbeheerders zorgen ervoor dat voor de binnenschepen de volgende informatie beschikbaar is:
- 1°
- een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval;
- 2°
- de locatie van de vaste ontvangstvoorzieningen, met een tekening of kaart;
- 3°
- een lijst van de afvalstromen die worden aanvaard;
- 4°
- een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;
- 5°
- een beschrijving van de afgifteprocedures en van het tariefsysteem;
- 6°
- een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangst- voorzieningen.
Artikel 5.2.11.7
De kosten voor de inname en verwijdering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval worden in eerste instantie betaald door de beheerders van de havens en de waterwegen. De beheerders kunnen die kosten verhalen op het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren vzw.
De beheerders van de havens en de waterwegen zijn verplicht om per kwartaal de volgende gegevens te rapporteren aan het Instituut voor het Transport langs de Binnenwateren vzw:
- 1°
- de totale hoeveelheid ingenomen en verwijderd olie- en vethoudend afval;
- 2°
- de totale inname- en verwijderingskosten voor de hoeveelheden, vermeld in 1°.
Onderafdeling 5.2.12 Gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.12 (art. 5.2.12.1 - art. 5.2.12.3) ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.12.1
Naast de gemeentelijke inzameling in het kader van de zorgplicht kan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon een inzameling van gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong opzetten onder de volgende voorwaarden:
- 1°
- de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong worden ingezameld op het privéterrein van eindverkopers die dierlijke en plantaardige vetten en oliėn voor huishoudelijk gebruik te koop aanbieden;
- 2°
- de eindverkoper heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de organisator van de inzameling;
- 3°
- de ingezamelde hoeveelheden gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong staan in verhouding tot de te koop aangeboden hoeveelheden;
- 4°
- de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong worden opgeslagen zonder schade, hinder of verontreiniging aan mens, milieu of de directe omgeving;
- 5°
- er wordt gezorgd voor een georganiseerde regelmatige afvoer van de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong;
- 6°
- de recipiėnten waarin de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong ingezameld en getransporteerd worden, zijn technisch geschikt. De recipiėnten worden in goede staat van werking gehouden;
- 7°
- de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong worden nuttig toegepast.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.12.2
§ 1
De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, houdt een register bij dat de volgende gegevens bevat:
- 1°
- de naam, het adres en het identificatienummer van de eindverkoper waar de inzameling heeft plaatsgevonden, van Belgische eindverkopers het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer;
- 2°
- de datum van de afvoer bij de eindverkoper;
- 3°
- de hoeveelheid in het Vlaamse Gewest ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong in kilogram;
- 4°
- als dat van toepassing is, de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of – makelaar die ingeschakeld wordt voor de inzameling, van Belgische inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer;
- 5°
- de verwerkings- of toepassingswijze van de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong: hergebruik, composteren, recyclage, sortering, andere voorbehandeling, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), storten;
- 6°
- de naam, het adres en het identificatienummer van de verwerker van de gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong, van Belgische verwerkers het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer.
Het register wordt ten minste elke maand aangevuld met de meest recente gegevens.
Het register wordt gedurende vijf jaar bijgehouden. Het register ligt ter inzage op de exploitatiezetel.
Als afvalstoffenregister kan een verzameling van handelsdocumenten als vermeld in artikel 12, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende de dierlijke bijproducten en afgeleide producten gebruikt worden.
§ 2
Van de plicht tot het bijhouden van een register als vermeld in paragraaf 1 kan worden afgeweken als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van de afgevoerde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong aan de toezichthoudende overheid online-inzagerecht geeft in zijn register, vermeld in onderafdeling 7.2.1, op voorwaarde dat de bepalingen van het online-inzagerecht zijn goedgekeurd door de OVAM.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.2.12.3
§ 1
De natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, stelt voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM:
- 1°
- de hoeveelheid ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong;
- 2°
- de inrichtingen waar en de wijze waarop de ingezamelde gebruikte dierlijke en plantaardige vetten en oliėn van huishoudelijke oorsprong zijn verwerkt.
De OVAM kan voor de rapportage, vermeld in het eerste lid, een sjabloon en een formaat opleggen.
§ 2
De eindverkopers en de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in artikel 5.2.12.1, verstrekken op verzoek van OVAM alle aanvullende informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie en de controle van de inzameling.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 35 B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Onderafdeling 5.2.13 Afvalolie
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.13 (art. 5.2.13.1) ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.13.1
Afvaloliėn met uiteenlopende eigenschappen mogen niet worden gemengd met elkaar en met andere soorten afval of stoffen, als dat mengen een belemmering vormt voor de regeneratie ervan of voor andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.2.14 Afgedankte matrassen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.14 (art. 5.2.14.1 - art. 5.2.14.2) ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.14.1
Afgedankte matrassen worden droog ingezameld, opgeslagen en getransporteerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.2.14.2
De afvalstoffenproducent, de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de kennisgever, vermeld in verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, die afgedankte matrassen inzamelt, verwerkt of met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde, behaalt de doelstellingen inzake hergebruik, recyclage en nuttige toepassing, vermeld in artikel 3.4.8.2. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daarover informatie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.2.15 Gebruikte wegwerpluiers
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.15 (art. 5.2.15.1 - art. 2.15.4) ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.2.15.1
De gebruikte wegwerpluiers, inclusief urine, uitwerpselen en eventueel gebruikte vochtige doekjes, mogen gerecycleerd worden als het gaat om:
- 1°
- wegwerpluiers van kinderdagverblijven en groepsopvang;
- 2°
- wegwerpluiers van woonzorgcentra;
- 3°
- wegwerpluiers van huishoudens;
- 4°
- wegwerpluiers die onbruikbaar of onverkoopbaar zijn.
De volgende stromen mogen niet gerecycleerd worden:
- 1°
- gebruikte wegwerpluiers van ziekenhuizen;
- 2°
- gebruikte inlegkruisjes of gebruikt maandverband;
- 3°
- gebruikte wegwerpluiers van mensen die behandeld worden met cytostatica;
- 4°
- gebruikte wegwerpluiers die gecontamineerd zijn met radioactieve stoffen, gevaarlijk afval of bloed.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 2.15.2
De te recycleren materialen moeten selectief ingezameld worden. Er moet voldoende visuele controle mogelijk zijn.
De te recycleren materialen moeten bij inzameling in een geschikt recipiėnt opgeslagen worden, die geur- en lekdicht is en handelingen op een hygiėnische wijze toelaat.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 2.15.3
Het recyclageproces dat gebruikt wordt om wegwerpluiers te verwerken, moet minstens voldoen aan de eisen van het sterilisatieproces, vermeld in CMA/4/B.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 2.15.4
§ 1
De uitgaande stromen kunnen plastic, SAP, cellulose, slurry of andere uitgaande stromen zijn.
§ 2
De uitgaande stromen moeten voldoen aan de grenswaarden voor geneesmiddelen en hormonen, vermeld in bijlage 5.2.15.A, en aan de voorwaarden voor afwezigheid van pathogenen, vermeld in bijlage 5.2.15.B.
De uitgaande stromen moeten geregeld geanalyseerd worden op de aanwezige concentratie van geneesmiddelen, hormonen en pathogenen. Dat gebeurt minimaal bij ingebruikname van het recyclageproces, na zes maanden en na twaalf maanden. De procedure, vermeld in CMA/4/B en CMA/3/M, wordt daarbij gevolgd. Als de analyse van een teruggewonnen grondstof drie keer na elkaar voldoet aan de grenswaarde, wordt overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.
§ 3
De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten elke wijziging die invloed heeft op de samenstelling van de afvalstof steeds aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert melden.
§ 4
Als een of meer uitgaande stromen een grenswaarde overschrijden, moeten het bedrijf dat de recyclage uitvoert en de inzamelaar van de gebruikte wegwerpluiers de volgende acties ondernemen:
- 1°
- de oorzaak van overschrijding onderzoeken en de nodige aanpassingen aan het inputmateriaal of recyclageproces uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten hiertoe bijdragen door op verzoek van het bedrijf dat de recyclage uitvoert te onderzoeken of er bij hen een oorzaak voor de overschrijding is en de nodige aanpassingen uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. Het resultaat van dit onderzoek en de bijhorende aanpassingen worden overgemaakt aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert;
- 2°
- de toezichthouder binnen zeven kalenderdagen op de hoogte brengen van de overschrijding en de bijhorende maatregelen die uitgevoerd worden;
- 3°
- de stalen uit alle batchen van dezelfde materiaalstroom afzonderlijk testen vanaf de vorige controle waarbij de grenswaarde niet overschreden werd. De batchen die overschrijdingen vertonen of waarvoor geen stalen getest kunnen worden, moeten verwerkt worden volgens de afvalhandelingen, vermeld in paragraaf 6;
- 4°
- de uitgaande stromen waarvoor een overschrijding van de grenswaarde is vastgesteld, moet weer minstens om de zes maanden worden geanalyseerd. Na drie opeenvolgende gunstige zesmaandelijkse metingen van die materiaalstroom wordt opnieuw overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.
§ 5
Om een uitgaande stroom uit het recyclageproces als grondstof op de markt te brengen, moet altijd een grondstofverklaring verkregen worden conform de procedure, vermeld in afdeling 2.4.
§ 6
De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2, 3 en 4, zijn niet van toepassing op een uitgaande stroom die afgevoerd wordt voor:
- 1°
- een vergassings- of pyrolyse-installatie, waarbij de componenten chemisch worden omgezet;
- 2°
- vergisting waarvan het digestaat niet wordt toegepast als meststof of bodemverbeterend middel;
- 3°
- verbranding.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 59 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.2.16 Bepalingen over het beheer van gemengd bouw- en sloopafval
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.2.16 (art. 5.2.16.1 - art. 5.2.16.9) ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.1
Deze afdeling bevat de voorwaarden die vervuld moeten zijn bij het inzamelen, handelen en makelen, alsook het behandelen en verwerken van gemengd bouw- en sloopafval.
Deze afdeling is voor wat betreft het inzamelen, handelen en makelen niet van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- het bouw- en sloopafval komt vrij bij werkzaamheden uitgevoerd door een particulier;
- 2°
- het bouw- en sloopafval is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
- 3°
- het bouw- en sloopafval wordt ingezameld via de gemeentelijke kanalen voor het huishoudelijk afval;
- 4°
- voor de inzameling van het bouw- en sloopafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet;
Deze afdeling is niet van toepassing op het inzamelen, handelen en makelen en verwerken van bouw- en sloopafval dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten op andere wijze beheerd moet worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.2
§ 1
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde inrichting die rechtstreeks van de afvalstoffenproducent gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt informeert de afvalstoffenproducent individueel en aantoonbaar over de fracties die gesorteerd en selectief moeten worden aangeboden [conform artikel 4.3.2, § 1 en dat] die nooit in een recipiėnt voor gemengd bouw- en sloopafval mogen worden aangeboden, tenzij aan de voorwaarden [van artikel 4.3.2, § 5] is voldaan.
Bewijsstukken over de effectieve informatieverstrekking per afvalstoffenproducent en de inhoud van de informatieverstrekking worden minstens 5 jaar bijgehouden.
§ 2
Het verspreiden van foutieve informatie aan de afvalstoffenproducenten over de sorteerplicht en het aanzetten tot het aanbieden van verplicht selectief aan te bieden fracties of afvalstoffen, inclusief bedrijfsrestafval, die niet onder de definitie vallen van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1., § 2.11°/1 in een recipiėnt voor gemengd bouw- en sloopafval is verboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 10, 1° en 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 augustus 2024 (art. 35).
Artikel 5.2.16.3
§ 1
Er gebeurt een visuele controle op het conform artikel 4.3.2 gescheiden aanbieden van afvalstoffen door middel van een inspectie van de afvalstoffen die aan de oppervlakte van de recipiėnt zichtbaar zijn wanneer dit in veilige omstandigheden kan gebeuren:
- 1°
- door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de door hem aangestelde vervoerder op het moment dat het gemengd bouw- en sloopafval wordt opgehaald bij de afvalstoffenproducent, vooraleer het afval op het voertuig wordt geladen;
- 2°
- door de vergunde verwerker, verwerker voor tussenopslag of inrichting vergund voor het sorteren, die rechtstreeks gemengd bouw- en sloopafval van een afvalstoffenproducent aanvaardt op het moment dat de container wordt aangeboden en voor het uitkippen op de site.
§ 2
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen in de container voor gemengd bouw- en sloopafval waarvoor een nultolerantie met weigeringsplicht geldt, wordt het afval geweigerd en mag de inhoud van de recipiėnt niet worden meegenomen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de door hem aangestelde vervoerder of niet worden aanvaard door de vergunde verwerker.
Voor volgende stromen geldt een nultolerantie met weigeringsplicht:
- 1°
- gevaarlijk afval;
- 2°
- AEEA;
- 3°
- KGA;
- 4°
- asbestcement, asbesthoudende en asbestverdachte materialen.
Er wordt een non-conformiteit opgemaakt zoals vermeld in artikel 5.2.16.5. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker brengt de afvalstoffenproducent op de hoogte van de non-conformiteit en van de weigering en vraagt aan de afvalstoffenproducent om de afvalstoffen waarvoor nultolerantie geldt uit de recipiėnt te verwijderen en als afzonderlijke fracties aan te bieden.
§ 3
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die volgens artikel 4.3.2 niet in aanmerking komen voor gemengde inzameling of die niet voldoen aan de definitie van bouw- en sloopafval, maar waarvoor geen nultolerantie met weigeringsplicht geldt zoals vermeld in paragraaf 2, dan maakt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker een non-conformiteit op zoals vermeld in artikel 5.2.16.5 en moet hij vervolgens:
- 1°
- ofwel het afval weigeren, dat wil zeggen de inhoud van de recipiėnt niet meenemen of niet aanvaarden;
- 2°
- ofwel het afval meenemen of aanvaarden. Vervolgens moet hij het afval nasorteren conform artikelen 5.2.16.6 en 5.2.16.7.
Deze verplichtingen zijn ook van toepassing als er verpakkingen en inboedelafval worden waargenomen bij deze visuele controle, aangezien deze afvalstoffen expliciet zijn uitgesloten van de definitie bouw- en sloopafval in artikel 1.2.1 11°/1.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.4
§ 1
Een recipiėnt voor gemengd bouw- en sloopafval moet steeds afgevoerd worden naar een vergunde inrichting, waar het inzamelrecipiėnt wordt geledigd en ook de ondoorzichtige zakken en bigbags worden geledigd. De exploitant doet vervolgens een visuele controle van de volledige inhoud van het inzamelrecipiėnt op het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2.
§ 2
Als bij de visuele controle in de inrichting vergund voor het sorteren of tussenopslag voor sortering, afvalstoffen worden waargenomen die niet aan het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform art. 4.3.2 voldoen en die nog niet werden vastgesteld conform artikel 5.2.16.3, wordt er eveneens een non-conformiteit opgesteld overeenkomstig artikel 5.2.16.5.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.5
§ 1
Als bij de verschillende visuele controles afvalstoffen worden waargenomen die in overeenstemming met artikel 4.3.2 niet in het recipiėnt voor gemengd bouw- en sloopafval mochten worden aangeboden, wordt er een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister waarin volgende elementen worden beschreven:
- 1°
- de datum van de non-conformiteit;
- 2°
- de naam, adres en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
- 3°
- een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
- 4°
- de vermelding dat de recipiėnt is geweigerd indien dat het geval is.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het register.
De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het non-conformiteitenregister en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde verwerker zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM, waarin overtreders in kaart worden gebracht.
De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
De afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit is vastgesteld, wordt uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de inrichting vergund voor het sorteren of de tussenopslag voor sortering. Alle elementen, vermeld in paragraaf 1, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2 niet heeft nageleefd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.6
§ 1
De inrichting voor tussenopslag doet enkel op- en overslag en voert geen behandeling uit op de opgeslagen fracties bouw- en sloopafval.
De inrichting voor tussenopslag moet kunnen aantonen dat de opgeslagen partijen gemengd bouw- en sloopafval voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd.
De minister kan de bepalingen waaraan de inrichting voor tussenopslag moet voldoen verder bepalen in een kwaliteitsborgingssysteem in overeenstemming met art. 5.2.16.9.
§ 2
Bij vergunde verwerkers die zowel gemengd bouw- en sloopafval uitsorteren, alsook bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1. § 2.11°/1, worden deze stromen steeds via aparte te verwerken batchen uitgesorteerd. Het gelijktijdig behandelen op één sorteerlijn van gemengd bouw- en sloopafval en bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval is verboden.
De vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval sorteert of verwerkt moet de werking van zijn inrichting specifiek afstemmen op de te verwerken fracties.
§ 3
Het verkleinen van stukken afval, voorafgaand aan een proces van nasortering, is alleen toegestaan indien dit gevolgd wordt door het gebruik van een geautomatiseerde sorteerlijn die erop gericht is de fracties uitgebreid na te sorteren zodat voldaan wordt aan artikel 5.2.16.7 § 1.
Het verkleinen voorafgaand aan het gebruik van de sorteerlijn is enkel toegestaan als dat de effectiviteit van het sorteerproces aantoonbaar ten goede komt en ervoor zorgt dat er bij de nasortering meer recycleerbaar materiaal uitgehaald wordt.
De verkleining moet voorafgaand aan de sorteerlijn beperkt worden tot stukken afval die zonder verkleining niet door een sorteerlijn verwerkt kunnen worden. De allergrootste stukken afval en gevaarlijk afval moeten voorafgaand aan het verkleinen nog maximaal door een kraan of handmatig worden uitgesorteerd. Het is verboden om te verkleinen alleen om de bepalingen rond stukgrootte vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1, punt 1° makkelijker te behalen. Als er nog verkleind wordt na het sorteerproces, moet een controle van de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7 § 1, nog mogelijk zijn voorafgaand aan dat verkleiningsproces en gelden de voorschriften omtrent de hoeveelheden ook voorafgaand aan dat verkleiningsproces.
Als er een nasortering gebeurt, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op het gemengd bouw- en sloopafval dat de laatste stap van het sorteerproces heeft ondergaan alvorens het afval naar verbranding of storten wordt afgevoerd. Degene die een nasortering verricht, kan duidelijk aantonen hoe het sorteerproces in elkaar zit, wat de laatste stap is en welk afval op de site al alle stappen heeft ondergaan. Als dat niet kan, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op al het afval dat aanwezig is op de site.
§ 4
De uitgesorteerde fracties worden gescheiden van elkaar opgeslagen.
§ 5
De uitgesorteerde fracties moeten worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage.
Wanneer deze uitgesorteerde fracties niet voldoen aan de acceptatiecriteria van diegene die afvalstoffen recycleert moeten deze afgevoerd worden naar een vergunde inrichting die deze fracties verder kan bewerken zodat ze wel in aanmerking komen voor hergebruik of materiaalrecyclage.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.7
Elke willekeurige partij van 10 m3 gemengd bouw- en sloopafval ongeacht de dichtheid, die al dan niet na verdere uitsortering wordt aangeboden voor verbranden, storten of reinigen, mag maximaal samengesteld zijn uit:
|
maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
|
|
maximum dertig liter samen verpakt papier en karton;
|
|
maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2 met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn;
|
|
maximum dertig liter samen verpakt houtafval;
|
|
maximum drie stukken groenafval met een lengte van meer dan 0,5 m;
|
|
maximum zestig liter samen verpakt groenafval;
|
|
maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
|
|
maximum drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2;
|
|
maximum drie stukken inert puin met een oppervlakte van meer dan 0,5m2;
|
|
maximum zestig liter inert puinafval;
|
|
maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 30 liter;
|
|
maximum drie stukken EPS en recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
|
|
maximum vijftig stukken PMD;
|
|
|
|
nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, asbestcement en asbesthoudende en asbestverdachte materialen;
|
|
nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm;
|
|
nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm;
|
|
nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5m2.
|
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.8
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van gemengd bouw- en sloopafval of de vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt, kan te allen tijde de nodige bewijsstukken voorleggen die aantonen dat hij voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in deze afdeling. Die bewijsstukken worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van gemengd bouw- en sloopafval of vergunde verwerkers kunnen samenwerken om aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling te voldoen. In dat geval wordt contractueel vastgelegd:
- 1°
- voor welke vrachten gemengd bouw- en sloopafval de samenwerking geldt;
- 2°
- welke actor de verantwoordelijkheid neemt voor welke verplichting, vermeld in deze afdeling, waarbij alle verplichtingen in de contracten worden opgenomen.
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in deze afdeling en overtreden ze elk afzonderlijk het verbrandingsverbod en stortverbod, vermeld in artikel 4.5.2 en 4.5.1, als ze gemengd bouw- en sloopafval aanleveren voor verbranding of storten of gemengd bouw- en sloopafval verbranden of storten dat niet overeenkomstig afdeling 5.2.16 is beheerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Artikel 5.2.16.9
De minister werkt de voorwaarden uit voor een intern kwaliteitsborgingsysteem voor inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken en waar relevant ook voor inrichtingen voor tussenopslag.
Als de minister deze bepalingen vaststelt, moeten alle inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken binnen de door de minister vastgestelde termijn beschikken en werken volgens een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingsysteem dat aan deze voorwaarden voldoet.
Deze kwaliteitsborging moet de tracering van de in- en uitgaande stromen garanderen en de kwaliteit van de bekomen fracties na verwerking monitoren zodat voldaan is aan onderafdeling 5.2.16 en er een continue optimalisatie is van de sorteerprocessen en het rendement van de sortering. Het kwaliteitsborgingsysteem is er op gericht dat maatregelen worden genomen om het sorteer(zeef)residu van gemengd bouw- en sloopafval dat bekomen wordt na het uitsorteren van het gemengd bouw- en sloopafval tot het minimum te beperken en de uitgesorteerde fracties die worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage te maximaliseren. Dit kan door een strikt acceptatiebeleid of door de gebruikte sorteertechnieken aan te passen.
De kwaliteitsborging bevat bepalingen over:
- 1°
- de vereisten inzake aard en samenstelling van de geaccepteerde stromen, de registratie van de geaccepteerde en geweigerde vrachten, het acceptatiebeleid en de opmaak en terugkoppeling van non-conformiteiten overeenkomstig artikel 5.2.16.5;
- 2°
- het voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd;
- 3°
- de indeling in te verwerken batchen en de minimale vereisten waaraan het behandelen moet voldoen. Het omvat een beschrijving van het productieproces en hoe de geaccepteerde stromen kunnen verwerkt worden zodat voldaan is aan de bepalingen van deze onderafdeling;
- 4°
- de opvolging van de correcte afvoer van de verschillende uitgesorteerde fracties in functie van hergebruik en materiaalrecyclage en van de correcte afvoer van de fijne en grove fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval;
- 5°
- het monitoren van de massabalans en van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval, zoals bepaald in paragraaf 2 van dit artikel;
- 6°
- niet-conformiteiten in kader van de kwaliteitsborging en, indien van toepassing, de opvolging van de remediėrende acties om de kwaliteit van de uitgesorteerde fracties te verbeteren en de effectiviteit van de sortering te verbeteren zoals de aanpassing of optimalisatie van de sorteertechnieken, het aanscherpen van het acceptatiebeleid en soortgelijke acties.
De minister kan de methode bepalen voor de bepaling van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte van een aantal recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval. De minister kan tevens bepalen wanneer maatregelen genomen moeten worden om de effectiviteit van de sortering te verbeteren.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 60 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 160).
Afdeling 5.3 Bepalingen over het beheer van specifieke materialen die geen afvalstof zijn
Onderafdeling 5.3.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.3.1.1
Deze afdeling bevat de voorwaarden die moeten zijn vervuld bij het gebruik van grondstoffen.
Artikel 5.3.1.2
Als de gebruiksvoorwaarden, vermeld in deze afdeling, niet worden gerespecteerd of als de grondstoffen niet worden gebruikt voor de in de grondstofverklaring opgenomen toepassing, worden de betreffende materialen beschouwd als afvalstoffen.
De grondstoffen blijven ook tijdens het transport en gedurende de tussentijdse opslag met het oog op het effectieve gebruik grondstoffen.
Onderafdeling 5.3.2 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als meststof of bodemverbeterend middel
Artikel 5.3.2.1
Bij het gebruik van grondstoffen, bestemd voor gebruik als meststof of bodemverbeterend middel, [...] mag de dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet worden overschreden. Als er meer dan één grondstof [...] wordt gebruikt, mag de som van de toegevoegde individuele verontreinigingen de maximaal toelaatbare dosering, vermeld in bijlage 2.3.1.C, niet overschrijden.
Voor grondstoffen, gebruikt als meststof of bodemverbeterend middel, moet de dosering van de grondstof gebaseerd zijn op de landbouwkundige vereisten en op de landbouwkundige eigenschappen van de meststof of het bodemverbeterend middel zonder de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.C, te overschrijden. De grondstof wordt opgevolgd door de bevoegde autoriteit of de erkende keuringsinstantie.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.2.2
In het kader van een driejarig teeltplan mag om de drie jaar het drievoud gebruikt worden van de dosis, berekend op basis van de samenstelling en de gebruiksvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.1.C.
Artikel 5.3.2.3
Bij het gebruik van compost en eindmaterialen van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen voor de heraanleg van de [bouwvoor] voor groenvoorzieningen, infrastructuurwerken of andere cultuurtechnische werken mag een veelvoud van de maximaal toelaatbare bodemdosering gebruikt worden, berekend op het aantal jaar dat geldt als normale levensduur van de heraangelegde bouwvoor.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 40 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.2.4
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is alleen toegelaten als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1°
- de concentraties in de bodem, bepaald volgens [punt 4 en 5] van bijlage 2.3.1.D, overschrijden voor geen enkel metaal de concentraties, vermeld in bijlage 2.3.1.E;
- 2°
- de bodem bezit een pH-waarde die hoger is dan 6;
- 3°
- bij de toepassing op grasland of akkerland wordt injectie in de bodem toegepast of wordt het behandeld zuiveringsslib onmiddellijk ondergeploegd.
Het gebruik van behandeld zuiveringsslib is verboden:
- 1°
- op weideland dat wordt beweid of op velden voor de teelt van voedergewassen als die voedergewassen worden geoogst vóór het verstrijken van een wachttermijn van ten minste zes weken;
- 2°
- op groente- en fruitaanplant gedurende de groeiperiode, met uitzondering van de aanplant van fruitbomen;
- 3°
- op bodems die bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van tien maanden, voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf;
- 4°
- in gebieden die volgens de vigerende plannen van aanleg overeenstemmen met een van de bestemmingen, opgesomd onder bestemmingstype I van het VLAREBO, in stadstuinen en op alle verstedelijkte plaatsen die toegankelijk zijn voor publiek.
Wetshistoriek
Lid 1, 1° gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.3 Voorwaarden voor het gebruik van grondstoffen als bouwstoffen
Artikel 5.3.3.1
De voorwaarden voor gebruik van grondstoffen als bouwstoffen zijn, voor zover dat van toepassing is, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2.
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 55 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.3.2
In afwijking van artikel 5.3.1.2, tweede lid, worden gerecycleerde granulaten rechtstreeks en zonder tussenopslag afgevoerd naar de aanwendingslocatie, tenzij voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in het eenheidsreglement.
Artikel 5.3.3.3
Puin, verkregen bij selectieve bouw- en sloopactiviteiten door particulieren zonder tussenkomst van een bedrijf of aannemer, kan alleen als grondstof in toepassingen van minder dan 100 ton worden gebruikt. Artikel 2.2.3. is in dat geval niet van toepassing.
Artikel 5.3.3.4
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 61 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 56 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 36, 1° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Lid 2 ingevoegd bij art. 36, 2° B.Vl.Reg. 23 september 2016 (BS 6 december 2016).
Artikel 5.3.3.5
§ 1
De bouwstof moet bij het gebruik een bouwtechnische functie vervullen. Bij het gebruik van de bouwstof op of in de bodem moet de bouwstof duidelijk visueel en planmatig te onderscheiden zijn van de bodem.
§ 2
Het gebruik van een niet-vormgegeven bouwstof moet gebeuren volgens de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik, vermeld in artikel 171 van het VLAREBO, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring of in de afleveringsbon in het geval van gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement.
§ 3
Bouwstoffen komen niet in aanmerking voor het ophogen van terreinen en het aanvullen van bouwputten, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring.
Bouwstoffen die gebruikt worden in tijdelijke werfconstructies voor het toegankelijk maken of het inrichten van de werf moeten worden verwijderd voor de oplevering van de werken als ze hun functie hebben vervuld, tenzij ze binnen de werf als bouwstoffen kunnen gebruikt worden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019) en vervangen bij art. 61 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.4
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.4 (art. 5.3.4.1 - art. 5.3.4.7) opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.1
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.2
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.3.
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.4
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.5
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Artikel 5.3.4.6
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Voorgeschiedenis
Gewijzigd bij art. 104 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Artikel 5.3.4.7
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 71 B.Vl.Reg. 21 september 2018 (BS 17 december 2018), met ingang van 1 april 2019 (art. 80).
Onderafdeling 5.3.5
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.5 (art. 5.3.5.1) opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.5.1
Wetshistoriek
Opgeheven bij art. 62 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.6 Voorwaarden voor het gebruik van rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden als instrooimateriaal in kunstgrasvelden
Artikel 5.3.6.1
Rubbergranulaat dat afkomstig is van de recyclage van afvalbanden mag als instrooimateriaal worden gebruikt in kunstgrasvelden onder de voorwaarden, vermeld in deze onderafdeling.
Artikel 5.3.6.2
De kunstgrasvelden moeten worden aangelegd op een onderlaag die duidelijk herkenbaar gescheiden wordt van de onderliggende bodem die van nature aanwezig is. Het kunstgrasveld en de onderlaag worden zo ontworpen dat de uitloging van schadelijke stoffen in de bodem maximaal wordt voorkomen. De minister kan normen vastleggen voor de uitloging van schadelijke stoffen uit het kunstgrasveld en de onderlaag. De minister kan ook termijnen vastleggen waarbinnen bestaande kunstgrasvelden moeten voldoen aan de uitlogingsnormen.
Artikel 5.3.6.3
De kunstgrasvelden, ingestrooid met rubbergranulaat van gerecycleerde afvalbanden, moeten altijd vrij van rottend plantenafval worden gehouden.
Het rubbergranulaat dat verspreid raakt in de omgeving rond het kunstgrasveld, moet regelmatig worden opgeveegd en opgeruimd.
Artikel 5.3.6.4
Bij vervanging van de kunstgrasmat moet worden gecontroleerd of de onderlaag nog een compacte structuur heeft. Scheurvormingen of onregelmatigheden moeten hersteld worden.
De onderlaag moet worden vervangen wanneer de belasting met schadelijke stoffen te hoog is. De minister kan hiervoor normen vastleggen
Bij afdanking van de kunstgrasvelden moeten alle componenten waaronder het rubbergranulaat, de kunstgras-matten en de onderlaag afgevoerd worden naar inrichtingen die vergund zijn voor de verwerking van dergelijke afvalstoffen.
Onderafdeling 5.3.7 Voorwaarden voor het gebruik van afvalbanden als afdekmateriaal op voedersilo?s
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.7 (art. 5.3.7.1.) ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Artikel 5.3.7.1
Afvalbanden mogen worden gebruikt als afdekmateriaal op voedersilo’s onder de volgende voorwaarden :
- 1°
- het aantal silobanden dat aanwezig is op een landbouwbedrijf, moet in verhouding staan tot het aantal banden dat nodig is om de voedersilo’s van dat bedrijf af te dekken;
- 2°
- als de banden op een bepaald moment niet gebruikt worden als afdekmateriaal op de voedersilo’s, moeten ze ordelijk worden gestapeld op een vloeistofdichte vloer.
]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 16 november 2012 (BS 19 december 2012 (ed. 2)), met ingang van 1 januari 2013 (art. 25).
Onderafdeling 5.3.8 Voorwaarden voor het beheer van kabels en leidingen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.8 (art. 5.3.8.1 - art. 5.3.8.3) ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.1
Deze onderafdeling is van toepassing op alle infrastructuur die bestemd is voor de transit, het transport, de transmissie of de distributie van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, energie of informatie, hierna genoemd kabels en leidingen, die zich bevinden onder, op of boven het openbaar domein. [Ze geldt evenwel niet als de kabels of leidingen deel uitmaken van een ingedeelde inrichting of activiteit zoals vermeld in artikel 5.1.1, 8°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid]. Ze geldt eveneens niet voor vervoersinstallaties die vallen onder de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere, door middel van leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 105 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176).
Artikel 5.3.8.2
Met behoud van de toepassing van andere wettelijke bepalingen neemt de kabel- en leidingbeheerder die een kabel of leiding definitief buiten dienst stelt volgens afnemende prioriteit, de volgende initiatieven voor het beheer van die kabel of leiding:
- 1°
- ze hergebruikt de kabel of leiding of delen ervan voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, eventueel op een andere locatie;
- 2°
- ze hergebruikt de onderscheiden stoffen of materialen waaruit die kabel of leiding bestaat;
- 3°
- ze neemt de kabel of leiding weg die zichtbaar is in de opgebroken sleuf en beheert ze vervolgens volgens de regels die gelden voor het beheer van afvalstoffen;
- 4°
- ze laat de kabel of leiding ter plaatse nadat ze alle nodige maatregelen heeft genomen om schade en verontreiniging ten gevolge van de kabel of leiding of de aanwezigheid ervan te voorkomen;
- 5°
- ze neemt de kabels en leidingen weg wanneer geen van de vorige initiatieven aangewezen is.
Het bepalen van de te nemen maatregelen en de uitvoering ervan gebeurt met toepassing van de best beschikbare technieken. Daarbij houdt men in het bijzonder rekening met de gevaarseigenschappen van de kabels en leidingen of van de stoffen of materialen waaruit ze bestaan, zowel in eigen beheer als in de onmiddellijke nabijheid.
De kabel- en leidingbeheerder informeert de beheerder van het openbaar domein over de initiatieven en maatregelen die overeenkomstig het eerste lid worden genomen en over de termijn waarbinnen die worden uitgevoerd. De termijn mag, als de kabels en leidingen overeenkomstig het eerste lid, 3° en 5° weggenomen worden, niet meer dan 36 maanden bedragen na het definitief buiten dienst stellen van de kabel of leiding, tenzij de openbaar domeinbeheerder verzoekt de termijn te verlengen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Artikel 5.3.8.3
Kabels en leidingen die met toepassing van artikel 5.3.8.2, eerste lid, 4°, ter plaatse worden gelaten, worden geļnventariseerd overeenkomstig het KLIP-decreet van 14 maart 2008.
De kabel- en leidingbeheerder blijft verantwoordelijk voor het beheer van die kabels en leidingen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 57 B.Vl.Reg. 23 mei 2014 (BS 12 september 2014 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.9 Voorwaarden voor het verstoken van gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.9 (art. 5.3.9.1) ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.9.1
Gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 1-, 2- en 3-materiaal mogen verstookt worden als aan al de volgende criteria voldaan wordt:
- 1°
- de dierlijke vetten ontstaan in een conform verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 erkende verwerkingsinstallatie;
- 2°
- de verbrandingsinstallatie waarin de dierlijke vetten als brandstof verstookt of verbrand worden, is vergund en erkend voor het verstoken of het verbranden van dierlijke vetten;
- 3°
- voor de gesmolten dierlijke vetten afgeleid van categorie 3-materiaal werd conform artikel 4.5.3 van dit besluit een afwijking op het verbrandingsverbod verkregen.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- 1°
- categorie 1-materiaal: categorie 1-materiaal als vermeld in artikel 8 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002;
- 2°
- categorie 2-materiaal: categorie 2-materiaal als vermeld in artikel 9 van de verordening (EG) 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 41 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Onderafdeling 5.3.10 Voorwaarden voor het gebruik van boerderijcompost als meststof of als bodemverbeterend middel
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.10 (art. 5.3.10.1) ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Artikel 5.3.10.1
Artikel 2.3.1.3./2, § 2 is niet van toepassing op boerderijcompost verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden, en de boerderijcompost vervolgens op de bedrijfseigen landbouwgronden wordt gebruikt.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 42 B.Vl.Reg. 22 december 2017 (BS 23 februari 2018).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 63 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.11 Voorwaarden voor het gebruik van draagtassen voor eenmalig gebruik
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.11 (art. 5.3.11.1 - art. 5.3.11.2) ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.11.1
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankoop in de detailhandel. De bijdrage per draagtas moet zichtbaar worden gemaakt aan de consument. Onder detailhandel moet worden verstaan elk verkooppunt en elke vorm van verkoop aan consumenten, al dan niet overdekt.
De minister kan op het verbod, vermeld in het eerste lid, uitzonderingen met een vastgelegde duurtijd voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiėne, behandeling of veiligheid van bepaalde producten of vormen van verkoop wanneer er geen gepaste alternatieven beschikbaar zijn. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de draagtassen, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.11.2
Het gratis ter beschikking stellen van lichte plastic draagtassen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot zes maanden na de inwerkingtreding van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Onderafdeling 5.3.12 Voorwaarden voor het gebruik van cateringmateriaal
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.12 (art. 5.3.12.1 - art. 5.3.12.3) ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Artikel 5.3.12.1
Vanaf 15 juni 2023 is het serveren van drank in recipiėnten voor eenmalig gebruik bij evenementen verboden, met uitzondering van petflessen en blikjes als de eventorganisator daarvoor in een systeem voorziet dat garandeert dat minstens 95 % van die eenmalige recipiėnten gescheiden wordt ingezameld voor recyclage.
Voor evenementen, vermeld in het eerste lid, georganiseerd in 2023 kan de minister uitzonderingen voorzien als de eventorganisator kan aantonen dat ondanks tijdige en behoorlijke inspanningen voor een bepaald evenement er onvoldoende capaciteit aan herbruikbare recipiėnten en/of wasfaciliteiten beschikbaar is.
De uitzondering, vermeld in het eerste lid, vervalt vanaf 1 januari [2030].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 20 december 2024 (BS 27 december 2024 (ed. 2)).
Artikel 5.3.12.2
Vanaf 1 januari 2020 is het voor Vlaamse overheden en lokale besturen in hun eigen werking en door hen georganiseerde evenementen verboden drank te serveren in recipiėnten voor eenmalig gebruik. Vanaf 1 januari 2022 is dit verbod ook van toepassing op het aanbieden van bereide voedingsmiddelen in cateringmateriaal voor eenmalig gebruik.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Artikel 5.3.12.3
De minister kan uitzonderingen voorzien op [artikel 5.3.12.1, 5.3.12.2 en 5.3.12.2/1] als het verbod in kwestie voor bepaalde types cateringmateriaal in bepaalde toepassingen niet zal leiden tot milieuwinst.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 17 juni 2019 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 64 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.12.4
Bij het gebruik van herbruikbare recipiėnten en herbruikbaar cateringmateriaal, met uitzondering van recipiėnten uit glas en porselein, is het verplicht om in een systeem te voorzien dat garandeert dat minstens 90 % van deze recipiėnten en dit cateringmateriaal wordt ingezameld voor hergebruik. Bij evenementen is dit de verantwoordelijkheid van de eventorganisator.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.13 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afvalzakken
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.13 (art. 5.3.13.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.13.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen afvalzakken die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2021.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in afvalzakken is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2021, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2025, waarvan minstens de helft bestaat uit gerecycleerde postconsumer kunststoffen.
[Het verbod is niet van toepassing op de treklinten van de afvalzak die dienen om de afvalzak te sluiten.]
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen dient het gedeclareerde gehalte gerecycleerde kunststoffen bewezen te worden door een gecertificeerd management systeem (zoals QA-CER of gelijkwaardig) dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die oorsprong en gehalte gerecycleerde kunststoffen in de zakken garandeert.
§ 2
Op het verbod vermeld in § 1 gelden volgende uitzonderingen:
- 1°
- biodegradeerbare afvalzakken bestemd voor groen- of gft-afval;
- 2°
- afvalzakken bestemd voor risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.3, en afvalzakken bestemd voor niet-risicohoudend medisch afval, zoals bedoeld in artikel 5.2.3.5;
- 3°
- afvalzakken bestemd voor asbesthoudende materialen;
- 4°
- afvalzakken bestemd voor bouwpuin.
De minister kan bijkomende uitzonderingen voorzien om rekening te houden met milieuoverwegingen of met vereisten inzake hygiėne of veiligheid. De minister kan de eigenschappen en de voorwaarden nader vaststellen waaraan de afvalzakken, waarvoor een uitzondering wordt voorzien, moeten voldoen.
§ 3
Het gebruik van kunststoffen afvalzakken zonder gerecycleerde kunststoffen wordt voor bestaande voorraden die aangekocht werden voor de ingangsdatum van het verbod, toegelaten tot maximaal 6 maanden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Wetshistoriek
§ 1, lid 2 gewijzigd bij art. 65 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.13.2
Onverminderd de bepaling in art. 5.3.13.1, is het vanaf 1 januari 2022 verboden voor afvalstoffenproducenten om niet-transparante afvalzakken te gebruiken bij het aanbieden van bedrijfsrestafval in containers. Tot 1 januari 2023 geldt dit verbod enkel voor afvalzakken met een inhoud groter dan 60 liter, daarna voor alle afvalzakken.
[Het eerste lid geldt niet voor afvalzakken die gebruikt worden op schepen en niet voor afvalzakken die gebruikt worden voor risicohoudend of niet-risicohoudend medisch afval.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 62 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)) en gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 12 mei 2023 (BS 24 mei 2023 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.3.14 Voorwaarden voor het gebruik van stickers op groenten en fruit
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.14 (art. 5.3.14.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019).
Artikel 5.3.14.1
Het is verboden om stickers te gebruiken op groenten en fruit, tenzij de stickers industrieel composteerbaar of thuiscomposteerbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 maart 2019 (BS 7 juni 2019), met ingang van 1 januari 2021 (art. 88, zelf gewijzigd bij art. 294 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019)).
Wetshistoriek
Vervangen bij art. 66 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.15 Voorwaarden voor het gebruik van houtsnippers als bodembedekker
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.15 (art. 5.3.15.1) ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.15.1
§ 1
Het gebruiken van houtsnippers als bodembedekker buiten landbouwgebieden is alleen toegelaten als de houtsnippers geproduceerd zijn uit:
- 1°
- hout en schors die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten;
- 2°
- houtresten en schors, die afkomstig zijn van de eerste bewerking van boomstammen, die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten.
§ 2
De bodembedekker mag niet worden geproduceerd uit:
- 1°
- gras, bladeren, naalden en haagscheersel;
- 2°
- houtafval dat afkomstig is van bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie.
§ 3
Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 67 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.16 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.16 (art. 5.3.16.1) ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.16.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in het compostvak of compostbak garandeert.
§ 2
Het verbod, vermeld in paragraaf 1, geldt niet voor de bewegende delen van de compostbak of het compostvat.
§ 3
Bestaande compostbakken en compostvaten die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen compostbakken en compostvaten uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 68 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.17 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.17 (art. 5.3.17.1) ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.17.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 50 % vanaf 1 januari 2024, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de rolcontainer voor afval garandeert.
§ 2
Het verbod, vermeld in paragraaf 1, is alleen geldig voor de romp van de rolcontainer voor afval en niet voor het deksel, het onderstel en de wielen.
§ 3
Bestaande kunststoffen rolcontainers voor afval die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen rolcontainers voor afval uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 69 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.18 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays.
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.18 (art. 5.3.18.1) ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.18.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die gebruikt worden voor het opkweken van bloemen en planten, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kweekpotten, kweektrays en plantentrays garandeert.
§ 2
Kweekpotten, plantentrays en kweektrays die als verpakking worden ingezet, vallen niet onder het verbod.
Bestaande kweekpotten, plantentrays en kweektrays die voor een eerste keer in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen kweekpotten, plantentrays en kweektrays uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 70 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.19 Voorwaarden voor het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.19 (art. 5.3.19.1) ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.19.1
§ 1
Het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte, waarbij de kunststofonderdelen niet geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 80 % vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75 % bestaan uit postconsumerkunststoffen;
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75 % bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststofonderdelen van het meubilair garandeert.
§ 2
Verbindingselementen in kunststof die bestemd zijn om de verschillende onderdelen van het meubilair met elkaar te verbinden tot één structureel geheel, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
§ 3
Bestaand meubilair met kunststoffen onderdelen voor de openbare buitenruimte dat al in gebruik genomen is voor 1 januari 2024, valt niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Meubilair met kunststoffen onderdelen uit bestaande voorraden dat aangekocht is voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mag nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 71 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.20 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen geluidsschermen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.20 (art. 5.3.20.1) ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.20.1
§ 1
Het gebruik van niet-transparante kunststoffen geluidsschermen voor buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 80 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die de foorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen geluidsschermen garandeert.
§ 2
Bestaande kunststoffen geluidsschermen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen geluidsschermen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 72 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.21 Voorwaarden voor het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.21 (art. 5.3.21.1) ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.21.1
§ 1
Het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2027.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 20 % vanaf 1 januari 2027.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen buizen voor de afvoer van regenwater en afvalwater garandeert.
§ 2
Bestaande drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de overheid, die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 73 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.22 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.22 (art. 5.3.22.1) ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.22.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
- 1°
- 50 % vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
- 2°
- 100 % vanaf 1 januari 2028, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen garandeert.
§ 2
Bestaande kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 74 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Onderafdeling 5.3.23 Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen raamsystemen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.3.23 (art. 5.3.23.1) ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.3.23.1
§ 1
Het gebruik van kunststoffen raamsystemen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet gedeeltelijk geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
De kunststoffen raamsystemen moeten gemiddeld over de totale hoeveelheid kunststoffen in het raamsysteem, voor minimaal 30 % uit gerecycleerde kunststoffen bestaan vanaf 1 januari 2026.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen raamprofielen garandeert.
§ 3
Bestaande kunststoffen raamsystemen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen raamsystemen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 75 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Afdeling 5.4 Bepalingen over het beheer van asbesthoudende materialen
Wetshistoriek
Afdeling 5.4 (art. 5.4.1 - art. 5.4.15) ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 augustus 2021, met uitzondering van de artikelen 5.4.3 tot en met 5.4.12 die in werking treden op 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022) en artikel 5.4.15 dat in werking treedt op 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Artikel 5.4.1
De OVAM stelt het inspectieprotocol asbestinventarisatie op, vastgesteld door de minister. Het inspectieprotocol asbestinventarisatie bevat de standaardprocedure die gecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie moeten volgen om op een correcte manier een geldige asbestinventaris op te maken.
Het inspectieprotocol asbestinventarisatie regelt minstens:
- 1°
- de richtlijnen voor de afbakening van [het te inventariseren inspectiegebied] en de eventuele inspectiebeperkingen;
- 2°
- de inspanningsverplichtingen voor de asbestdeskundige [inventarisatie];
- 3°
- de richtlijnen voor monstername;
- 4°
- de richtlijnen voor de invoer van inspectiegegevens in de databank asbestinventarisatie;
- 5°
- de risico-evaluatie om een uitspraak te doen over [de asbesthoudende materialen en] de asbestveiligheid;
- 6°
- de richtlijnen voor het formuleren van adviezen over [het veilige beheer en het veilig verwijderen van de asbesthoudende materialen];
- 7°
- de modaliteiten van de aflevering, raadpleging en ontsluiting van een asbestinventarisattest [, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen] via de databank asbestinventarisatie;
- 8°
- de voorwaarden waaronder de geldigheidsduur van het asbestinventarisattest [, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen] verkort kan worden, vermeld in artikel 5.4.16, eerste lid;
- 9°
- [de voorschriften en de modaliteiten voor de opmaak van de asbestinventaris, de asbestinventaris gemene delen en de asbestinventaris gemeenschappelijk gebruikte delen;]
- 10°
- de voorschriften en modaliteiten voor het opmaken van een asbestinventaris per gebouw, per gebouweenheid [en per wooneenheid] [...];
- 11°
- de richtlijnen voor de afbakening en het bepalen van de som van de grondoppervlaktes, vermeld in artikel 5.4.2;
- 12°
- de verdere inhoud van het asbestinventarisattest[, het asbestinventarisattest gemene delen en het asbestinventarisattest gemeenschappelijk gebruikte delen].
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 2:
- –
- 1° gewijzigd bij art. 76, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 2° gewijzigd bij art. 76, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 5° gewijzigd bij art. 76, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 6° gewijzigd bij art. 76, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 7° gewijzigd bij art. 19, 1° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
- –
- 8° gewijzigd bij art. 19, 2° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
- –
- 9° vervangen bij art. 19, 3° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
- –
- 10° gewijzigd bij art. 19, 4° en 5° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2));
- –
- 12° gewijzigd bij art. 19, 6° B.Vl.Reg. 19 juli 2024 (BS 10 september 2024 (ed. 2)).
Voorgeschiedenis
Lid 2, 9° gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Artikel 5.4.2
De eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar hoeft niet te beschikken over een geldig asbestinventarisattest als de grondoppervlakte van die constructie kleiner is dan 20 m2. [Als meerdere toegankelijke constructies met risicobouwjaar aanwezig zijn, moet de som van de grondoppervlaktes kleiner dan 20 m2 zijn.] Onder grondoppervlakte wordt verstaan: de loodrechte, horizontale projectie op het maaiveld van het dak gemeten aan de buitenzijden.
[In afwijking van het eerste lid moet een eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar met een grondoppervlakte kleiner dan 20 m2, die deel uitmaakt van een grotere toegankelijke constructie met een grondoppervlakte gelijk aan of groter dan 20 m2, beschikken over een asbestinventarisattest.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 77, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.3
Om als certificatie-instelling asbest erkend te worden en de erkenning te behouden, voldoet de organisatie aan de volgende voorwaarden:
- 1°
- de organisatie is opgericht in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte zonder winstoogmerk;
- 2°
- de effectieve leden, de bestuurders, hun vaste vertegenwoordigers en de personen die de organisatie kunnen verbinden, oefenen geen actieve opdracht of mandaat uit voor een bedrijf met asbestactiviteiten, meer bepaald activiteiten inzake expertise en begeleiding, inzake asbestinventarisatie, -beheer, -verwijdering en -analyse;
- 3°
- de effectieve leden, de bestuurders, hun vaste vertegenwoordigers en de personen die de organisatie kunnen verbinden, beschikken over burgerlijke en politieke rechten en hebben de laatste vijf jaar voor de aanvraagdatum tot erkenning geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen voor overtredingen van de milieu- of arbeidswetgeving met betrekking tot asbest in een lidstaat van de Europese Unie;
- 4°
- de organisatie is niet bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de rechtspersoon in kwestie in ernstige mate aantast;
- 5°
- de organisatie beschikt over een interne, onafhankelijke beroepscommissie;
- 6°
- [de organisatie beschikt over een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten certificaathouders. Aangesloten certificaathouders zijn de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12;]
- 7°
- de organisatie beschikt over en werkt volgens een intern kwaliteitshandboek [met bijbehorende stukken,] dat alle procedures beschrijft van de werking en taken die onder de erkenning vallen [en de manier om deze correct en kwaliteitsvol uit te voeren, inclusief klachtenprocedure met klachtenregister omtrent de werking van de organisatie in het kader van het kwaliteitsbeheersysteem];
- 8°
- de organisatie beschikt over een digitaal informatiebeheersysteem dat een eenvoudige informatie-uitwisseling mogelijk maakt met de OVAM voor de procedures beschreven in het kwaliteitshandboek. Dat omvat onder meer een actueel gegevensbeheer van de geldige, geschorste of opgeheven certificaten;
- 9°
- de organisatie kan een beroep doen op voldoende, gekwalificeerde auditeurs voor de controle op aangesloten [persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12]. [Onder gekwalificeerde auditeur wordt verstaan iemand die:
- a)
- zelf een geldig persoonscertificaat als asbestdeskundige inventarisatie heeft;
- b)
- ervaring heeft als auditeur of daarvoor een opleiding heeft gevolgd;
- c)
- kennis heeft van de beoordelingsrichtlijnen voor de audits van de certificaathouders, zoals beschreven in het certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest;
- d)
- relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
- e)
- ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters;
]
- 10°
- de organisatie kan een beroep doen op voldoende, gekwalificeerde lesgevers en de faciliteiten voor het geven van de verplichte opleiding aan kandidaat asbestdeskundigen inventarisatie. [Onder gekwalificeerde lesgever wordt verstaan iemand die:
- a)
- beschikt over ervaring met lesgeven;
- b)
- relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
- c)
- ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters;
- d)
- geslaagd is voor het eindexamen, vermeld in artikel 5.4.10, dat de eindcompetenties toetst;
- e)
- de opleiding voor de lesgevers bij de OVAM gevolgd heeft;
- f)
- de jaarlijkse bijscholing voor lesgevers volgt bij de OVAM;
]
- 11°
- de organisatie kan een beroep doen op de faciliteiten voor het organiseren van het verplichte praktijkgedeelte binnen de verplichte opleiding aan kandidaat-asbestdeskundigen inventarisatie;
- 12°
- de organisatie beschikt over een verzekeringspolis beroepsaansprakelijkheid voor kosten die voortvloeien uit haar werking als certificatie-instelling asbest;
- 13°
- de organisatie werkt onder strikte geheimhouding naar derden uitgezonderd de toezichthoudende overheden;
- 14°
- de organisatie voert de toegewezen taken objectief, onafhankelijk en onpartijdig uit en verstrekt de juiste informatie over de geldende wettelijke bepalingen.
De certificatie-instelling asbest meldt elke wijziging waardoor ze niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, onmiddellijk aan de OVAM.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement. Het certificatiereglement bepaalt minstens de vereisten voor het gegevensbeheer en het digitaal informatiebeheerssysteem van een certificatie-instelling asbest, de modaliteiten van de werking van een interne beroepscommissie van een certificatie-instelling asbest, de modaliteiten van een intern kwaliteitshandboek van een certificatie-instelling asbest, de voorwaarden voor de organisatie van een eerstelijns digitale en telefonische helpdesk door een certificatie-instelling asbest.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1:
- –
- 6° vervangen bij art. 78, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 7° gewijzigd bij art. 78, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024) en bij art. 12 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
- –
- 9° gewijzigd bij art. 78, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 10° gewijzigd bij art. 78, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.4
§ 1
De aanvraag om erkend te worden als certificatie-instelling asbest [gebeurt met een aanvraagformulier, waarvan het model bepaald wordt door de minister en] bevat:
- 1°
- de statuten van de organisatie;
- 2°
- een kopie van het intern kwaliteitshandboek dat alle procedures beschrijft van de werking en taken die onder de erkenning vallen;
- 3°
- een door de bestuurders ondertekende organisatiebeschrijving met:
- a)
- de namen en functies van de personen die de organisatie kunnen verbinden;
- b)
- een door de bestuurders ondertekende verklaring op eer dat de organisatie voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3;
- 4°
- een recent attest waaruit blijkt dat de organisatie aan haar sociale en fiscale verplichtingen voldaan heeft;
- 5°
- een bewijs van betaling van de retributie, vermeld in artikel 9.2.2.
§ 2
De erkenningsaanvraag als certificatie-instelling asbest wordt behandeld als volgt:
- 1°
- de aanvraag om erkend te worden, wordt met een beveiligde zending gericht aan de OVAM;
- 2°
- de OVAM onderzoekt de aanvraag om erkend te worden, vermeld in punt 1°, op haar volledigheid overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1:
- a)
- als de aanvraag onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag daarvan door de OVAM schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de documenten en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen. Een nieuwe termijn van dertig kalenderdagen begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van de ontbrekende documenten en gegevens of de nadere toelichting om de aanvraag onvolledig te bevinden;
- b)
- als de aanvraag volledig wordt bevonden, wordt de aanvrager daarvan binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag of na de indiening van de gevraagde bijkomende documenten, gegevens en nadere toelichting door de OVAM met een beveiligde zending in kennis gesteld;
- c)
- als de OVAM uiterlijk dertig kalenderdagen na de indiening van de aanvraag of na de indiening van de bijkomende gevraagde documenten, gegevens en nadere toelichting de aanvrager niet met een beveiligde zending in kennis heeft gesteld van een beslissing over de volledigheid, wordt de aanvraag geacht volledig te zijn;
- 3°
- binnen zestig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de beveiligde zending, vermeld in punt 2°, b), of, in voorkomend geval, vanaf de datum van het verstrijken van de termijn, vermeld in punt 2°, c), doet de OVAM uitspraak over de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag om erkend te worden, vermeld in punt 1°;
- 4°
- de OVAM betekent binnen negentig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de beveiligde zending, vermeld in punt 2°, b), of, in voorkomend geval, vanaf de datum van het verstrijken van de termijn, vermeld in punt 2°, c), de beslissing over de erkenning aan de aanvrager. De erkenningsbeslissing wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
§ 3
De erkenning is geldig voor onbepaalde duur en is niet overdraagbaar.
§ 4
De minister kan de procedure voor de aanvraag van de erkenning als certificatie-instelling asbest, vermeld in paragraaf 2, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 79 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.5
§ 1
De OVAM kan de erkenning, vermeld in artikel 5.4.4, op elk moment schorsen voor een termijn van maximaal zes maanden in de volgende gevallen:
- 1°
- de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij belast is, niet reglementair, objectief, onafhankelijk of onpartijdig uit;
- 2°
- de houder van de erkenning voldoet niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3.
De OVAM brengt de houder van de erkenning met een beveiligde zending op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot schorsing, met vermelding van de motieven. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van de beveiligde zending om de nodige formaliteiten te vervullen om de schorsing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar te maken. Als die termijn verstrijkt zonder dat de OVAM een verdediging heeft ontvangen of zonder dat de houder de nodige formaliteiten vervuld heeft, treedt de schorsing in werking. Als de OVAM een verdediging ontvangt of bewijsstukken dat aan de formaliteiten voldaan is, beschikt ze over een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst hiervan om een beslissing te nemen over de voorgenomen schorsing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens en nadere toelichting opvragen.
De beslissing tot schorsing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De schorsing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkenen.
§ 2
De houder van de erkenning die overeenkomstig artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is, kan na het ingaan van de schorsing een aanvraag tot opheffing van de schorsing indienen bij de OVAM via een beveiligde zending. Bij de aanvraag tot opheffing van de schorsing voegt de houder van de erkenning de bewijsstukken die aantonen dat hij niet meer verkeert in een geval als vermeld in artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°. De OVAM beschikt over een termijn van zestig kalenderdagen nadat ze de aanvraag heeft ontvangen om een beslissing te nemen over de opheffing van de schorsing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens en nadere toelichting opvragen.
Voor de houder van de erkenning die bij het verstrijken van de schorsingsperiode nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is, wordt de schorsing van rechtswege met zes maanden verlengd.
§ 3
Tijdens de schorsingsperiode mag de houder van de erkenning alleen de taken uitvoeren die beschreven zijn in artikel 5.4.8, eerste lid, 4° en 5°. Trajecten van de taken die beschreven zijn in artikel 5.4.8, eerste lid, 1°, 2° en 3°, die bij het ingaan van de schorsing reeds liepen, kunnen wel afgewerkt worden.
§ 4
De minister kan de voorwaarden tot schorsing, de schorsingsprocedure en de werking tijdens de schorsingsperiode, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Artikel 5.4.6
§ 1
De OVAM kan de erkenning, vermeld in artikel 5.4.4, op elk moment opheffen in de volgende gevallen:
- 1°
- de houder van de erkenning voert de taken waarmee hij is belast herhaaldelijk of in ernstige mate niet reglementair, niet onafhankelijk, niet onpartijdig of niet objectief uit;
- 2°
- de houder van de erkenning voldoet bij het verstrijken van de schorsingsperiode, vermeld in artikel 5.4.5, § 1, nog altijd niet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2°, geschorst is;
- 3°
- de houder van de erkenning is bij een vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld voor een misdrijf dat door de aard ervan de beroepsmoraal van de rechtspersoon in kwestie in ernstige mate aantast;
- 4°
- een persoon die de houder van de erkenning kan verbinden is bij vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gaan, veroordeeld voor overtredingen van de milieu- of arbeidswetgeving in een lidstaat van de Europese Unie.
De OVAM brengt de houder van de erkenning met een beveiligde zending op de hoogte van de voorgenomen beslissing tot opheffing, met vermelding van de motieven. De houder van de erkenning beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen nadat hij de beveiligde zending heeft ontvangen om de nodige formaliteiten te vervullen om de opheffing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar te maken. Als die termijn verstrijkt zonder dat de OVAM een verdediging heeft ontvangen of zonder dat de houder de nodige formaliteiten vervuld heeft, treedt de opheffing in werking. Als de OVAM een verdediging ontvangt of bewijsstukken dat aan de formaliteiten voldaan is, beschikt ze over een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst hiervan om een beslissing te nemen over de voorgenomen opheffing. De OVAM kan voor de beoordeling aanvullende documenten, gegevens of nadere toelichting opvragen.
De beslissing tot opheffing wordt door de OVAM met een beveiligde zending aan de houder van de erkenning betekend en wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De opheffing gaat in op de dertigste dag na de datum van de betekening van de beslissing aan de betrokkenen.
§ 2
De erkenning wordt van rechtswege opgeheven als de houder van de erkenning na het verstrijken van de verlengde schorsingsperiode, vermeld in artikel 5.4.5, § 2, tweede lid, nog altijd niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden waarvoor hij met toepassing van artikel 5.4.5, § 1, eerste lid, 2, ° geschorst is.
§ 3
Om opnieuw in aanmerking te komen als certificatie-instelling asbest na opheffing van de erkenning, wordt een nieuwe aanvraag ingediend conform artikel 5.4.4.
§ 4
De minister kan de voorwaarden tot opheffing van de erkenning en de opheffingsprocedure, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Artikel 5.4.7
De OVAM of een door de OVAM aangestelde onafhankelijke instantie controleert minimaal één keer per jaar of de certificatie-instelling asbest nog voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5.4.3, en de kwalitatieve uitvoering van de taken waarmee ze is belast, vermeld in artikel 5.4.8.
[De OVAM of een door de OVAM aangestelde onafhankelijke instantie kan altijd stukken en informatie opvragen die noodzakelijk zijn om de werking van de certificatie-instellingen asbest te beoordelen.]
De certificatie-instelling asbest bezorgt de OVAM voor [1 maart] van elk jaar een jaarverslag van de periode van 1 januari tot en met 31 december van het voorgaande werkingsjaar. De minister kan de inhoud van het jaarverslag verder uitwerken in een certificatiereglement.
[De minister kan de modaliteiten van de controle, vermeld in het eerste en tweede lid verder uitwerken in een certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 80, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.8
De certificatie-instelling asbest heeft als taak:
- 1°
- het organiseren van een opleiding inzake het inspectieprotocol asbestinventarisatie, de databank asbestinventarisatie, aangevuld met een praktijkgedeelte[, met aflevering van een opleidingsattest];
- 2°
- het verlenen, schorsen en opheffen van een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10;
- 3°
- het verlenen, schorsen en opheffen van een procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie vermeld in artikel 5.4.12;
- 4°
- [het aanbieden van een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12, en het beheren en opvolgen van klachten over hun werking;]
- 5°
- [het waarborgen van het kwaliteitsvolle gebruik van de certificaten van de bij haar aangesloten persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, in het bijzonder door audits en controles, klachtenregeling met klachtenregister, sanctionering, informatieverstrekking aan de certificaathouders en het organiseren van een jaarlijkse verplichte bijscholing, met aflevering van een opleidingsattest. De sanctieregeling voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, omvat een systeem voor schorsing, opheffing, voorwaardelijke opheffing en waarschuwing.]
[De minister kan de taken, vermeld in dit lid, verder uitwerken in een certificatiereglement.]
[De certificatie-instelling asbest vraagt jaarlijks minstens vijftien euro vaste kosten aan de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie per door hem opgemaakte asbestinventaris waarvoor een asbestinventarisattest is afgeleverd in het jaar van aansluiting.
De certificatie-instelling asbest kan bijkomende kosten vragen voor de behandeling van de aanvraag van een persoons- of procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie en het organiseren van controle en audits en de jaarlijks verplichte bijscholing. De minister kan een minimum tarief opleggen voor deze bijkomende kosten in een certificatiereglement.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1:
- –
- 1° gewijzigd bij art. 81, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 4° vervangen bij art. 81, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 5° vervangen bij art. 81, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 1 gewijzigd bij art. 81, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 2 vervangen bij art. 81, 5° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.9
In de volgende gevallen neemt een door de OVAM aangestelde organisatie de taken van een certificatie-instelling asbest over:
- 1°
- bij het ontbreken van erkende certificatie-instellingen asbest;
- 2°
- bij ontoereikende operationaliteit van certificatie-instellingen asbest als daardoor een vlotte marktwerking voor het opmaken en het uitreiken van asbestinventarisattesten wordt verhinderd.
Om in voorkomend geval een vlotte overname te kunnen garanderen, verleent de certificatie-instelling asbest de door de OVAM aangestelde organisatie altijd een vlotte toegang tot haar actuele gegevensbeheer en digitaal informatiebeheerssysteem.
Bij tijdelijke overname van de taken van certificatie-instelling asbest kan de door de OVAM aangestelde organisatie de gemaakte kosten terugvorderen van de certificatie-instelling asbest in kwestie.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Artikel 5.4.10
Een natuurlijk persoon kan een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie verkrijgen van een certificatie-instelling asbest als die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
- 1°
- beschikken over een diploma secundair onderwijs type ASO of TSO of een gelijkwaardig diploma of beschikken over minimaal twee jaar relevante beroepservaring, opgedaan in de afgelopen zes jaar. De relevante beroepservaring wordt aangetoond door een verklaring op erewoord;
- 2°
- doorlopen van de verplichte opleiding met praktijkgedeelte inzake het inspectieprotocol asbestinventarisatie via een erkende certificatie-instelling asbest;
- 3°
- slagen voor het eindexamen dat de eindcompetenties toetst;
- 4°
- op erewoord verklaren onafhankelijk en onpartijdig te werken [en geen gebruik te maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt.]
Het eindexamen, vermeld in de artikelen 5.4.3, 5.4.8 en 5.4.10, eerste lid, 3°, wordt opgesteld, afgenomen en beoordeeld door de OVAM of een door haar daartoe aangestelde organisatie.
Persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie kunnen het beroep van asbestdeskundige inventarisatie alleen actief uitoefenen als ze in dienst zijn bij of bestuurder-zaakvoerder zijn van een procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12. [Een persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie kan zich maar bij één certificatie-instelling asbest aansluiten. De aansluiting gebeurt bij de certificatie-instelling asbest waarbij het jaarlijkse tarief, vermeld in artikel 5.4.8, tweede lid, betaald wordt.]
Persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie moeten jaarlijks een verplichte bijscholing volgen bij een erkende certificatie-instelling asbest.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement.
Opleidingen over asbestinventarisatie die gevolgd zijn gedurende drie maanden voor de afgifte van de eerste erkenning als certificatie-instelling asbest, vermeld in artikel 5.4.3, kunnen door een erkende certificatie-instelling asbest aanvaard worden als een opleiding, vermeld in het eerste lid, 2°. [Het certificatiereglement bepaalt minstens de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 4°, kan worden gewaarborgd. De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.]
[De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven persoonscertificaten asbestdeskundige inventarisatie, ter beschikking via haar website.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, 4° gewijzigd bij art. 82, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 82, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 gewijzigd bij art. 82, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 7 ingevoegd bij art. 82, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.11
Overeenkomstig artikel 33/10, § 3, laatste lid Materialendecreet kunnen interne preventieadviseurs of interne milieucoördinators voor een toegankelijke constructie met risico-bouwjaar in eigendom of exploitatie van de werkgever een asbestinventaris opmaken [voor het deel van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waar de werkgever werknemers tewerkstelt,] als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- ze bezitten een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie;
- 2°
- ze treden op als werknemer van de eigenaar of exploitant;
- 3°
- de werkgever is geregistreerd bij een erkende certificatie-instelling asbest.
De erkende certificatie-instelling asbest houdt toezicht op de geregistreerde interne preventieadviseur of intern milieucoördinator.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in een certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 83 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.12
Een bedrijf kan een procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie verkrijgen van een certificatie-instelling asbest als het aan al de volgende voorwaarden voldoet:
- 1°
- beschikken over een verzekeringspolis beroepsaansprakelijkheid voor kosten die voortvloeien uit haar werking als procesgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie;
- 2°
- op erewoord verklaren om onafhankelijk en onpartijdig te werken, de persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie de tijd en middelen te bieden om kwaliteitsvol asbestinventarissen te kunnen opmaken, alleen een beroep te doen op persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen asbestinventarisatie voor de uitvoering en opmaak van asbestinventarissen. [Procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie mogen geen gebruik maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt;]
- 3°
- beschikken over een zaakvoerder of werknemer die beschikt over een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie ;
- 4°
- werken volgens een intern kwaliteitsbeheerssysteem.
Een bedrijf kan maar over één procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie beschikken en is aangesloten bij de certificatie-instelling asbest dat het procescertificaat heeft uitgereikt.
De minister werkt de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, verder uit in een certificatiereglement. Het certificatiereglement bepaalt de minimumvereisten voor het kwaliteitsbeheersysteem dat ze moeten volgen [en de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 2°, kan worden gewaarborgd.]. [De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.]
[De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven procescertificaten asbestdeskundigen inventarisatie ter beschikking via haar website.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 1, 2° gewijzigd bij art. 84, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 84, 2° en 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 4 ingevoegd bij art. 84, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.13
§ 1
De asbestdeskundige inventarisatie kan conform de bepalingen van de regelgeving over de bescherming en verwerking van persoonsgegevens de volgende persoonsgegevens verwerken:
- 1°
- persoonlijke contactgegevens van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
- a)
- naam en voornaam;
- b)
- adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
- c)
- telefoniereferenties;
- d)
- e-mail;
- 2°
- kenmerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
- a)
- kadastrale basisgegevens van de constructie;
- b)
- adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
- c)
- ouderdom van de constructie;
- d)
- type constructie;
- e)
- fysieke kenmerken van de constructie;
- f)
- eigendomstoestand van de constructie;
- 3°
- rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar.
§ 2
De OVAM kan conform de bepalingen van de regelgeving over de bescherming en verwerking van persoonsgegevens de volgende persoonsgegevens verwerken:
- 1°
- kenmerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar:
- a)
- kadastrale basisgegevens van de constructie;
- b)
- adresgegevens: straat, nummer, bus, postnummer en gemeente;
- c)
- ouderdom van de constructie;
- d)
- type constructie;
- e)
- fysieke kenmerken van de constructie;
- f)
- eigendomstoestand van de constructie;
- 2°
- rijksregisternummer of identificatienummer van de sociale zekerheid van de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar.
§ 3
De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, 2°, worden door de asbestdeskundige inventarisatie gedurende 10 jaar bewaard. De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 2, 1°, worden door de OVAM bewaard zolang een opvolging van het behoud van een asbestveilige toestand dit vereist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.4.14
§ 1
De volgende actoren kunnen leesrecht krijgen tot de databank asbestinventarisatie, ofwel rechtstreeks [ofwel via een gegevensdelingsplatform van de Vlaamse overheid:]
- 1°
- een eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar voor zijn asbestinventarisattest;
- 2°
- een medewerker van een procesgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie voor de door haar opgestelde asbestinventarissen en de bijbehorende asbestinventarisattesten;
- 3°
- een syndicus die is aangesteld voor de mede-eigendom voor het asbestinventarisattest opgesteld voor de gemeenschappelijke delen;
- 4°
- een notaris voor het asbestinventarisattest voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat het voorwerp is van een overdracht;
- 5°
- een toezichthouder wooninspectie voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de toezichthouder bevoegd is;
- 6°
- een medewerker van een hulpdienst voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de medewerker van de hulpdienst bevoegd is;
- 7°
- een medewerker van een bij de certificatie-instelling asbest geregistreerde werkgever, zoals vermeld in artikel 5.4.11, 3°, voor de asbestinventarissen opgesteld voor de toegankelijke constructie met risicobouwjaar in eigendom of exploitatie van de werkgever en de bijbehorende asbestinventarisattesten;
- 8°
- een vastgoedmakelaar voor het asbestinventarisattest van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat via bemiddeling van de vastgoedmakelaar te koop of te huur wordt aangeboden;
- 9°
- een toezichthouder milieu voor een geografisch afgebakend gebied waarvoor de toezichthouder bevoegd is.
- 10°
- een lokaal bestuur dat specifieke projecten asbestafbouw heeft;
- 11°
- [een vastgoedcommissaris van de dienst Vastgoedtransacties van de Vlaamse overheid voor het asbestinventarisattest voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat het voorwerp is van een overdracht;]
- 12°
- [een conform artikel 4.3.6 erkende sloopbeheerorganisatie voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar die het voorwerp is van een sloopopvolgingsplan;]
- 13°
- [een medewerker van het Agentschap Onroerend Erfgoed voor de asbestinventarissen en de bijbehorende asbestinventarisattesten voor de toegankelijke constructies met risicobouwjaar die zijn opgenomen in de Inventaris van het Onroerend Erfgoed.]
§ 2
De volgende actoren kunnen lees- en schrijfrecht krijgen tot de databank asbestinventarisatie:
- 1°
- persoonsgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie voor de asbestinventarissen waarvoor zijn bedrijf een formele opdracht tot aanmaak of actualisatie heeft ontvangen van de eigenaar;
- 2°
- een medewerker of auditeur die is aangesteld door de erkende certificatie-instelling asbest voor de asbestinventarissen van de bij haar aangesloten certificaathouders en de daartoe behorende persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie;
- 3°
- een medewerker van de OVAM die is aangesteld door de leidend ambtenaar van de OVAM.
De minister werkt de verdere regels over het toegangsbeheer [en de mogelijke aanpassing van de lees- en schrijfrechten minstens na sanctionering van de certificatie instelling asbest, vermeld in artikel 5.4.8, eerste lid, 5°] van de databank asbestinventarisatie, vermeld in § 1 en § 2, uit in het certificatiereglement.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
§ 1, enig lid:
- –
- inleidende bepaling gewijzigd bij art. 13, 1° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35);
- –
- 11° en 12° ingevoegd bij art. 85, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 13° ingevoegd bij art. 13, 2° B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
§ 2, lid 2 gewijzigd bij art. 85, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.15
De standaard geldigheidsduur van een asbestinventarisattest bedraagt tien jaar, maar kan door de gecertificeerd asbestdeskundige asbestinventarisatie verminderd worden op basis van de richtlijnen die beschreven zijn in het inspectieprotocol asbestinventarisatie, vermeld in artikel 5.4.1.
[Indien geen asbesthoudende materialen werden aangetroffen, is de geldigheid van het asbestinventarisattest van onbepaalde duur.]
De geldigheidstermijnen, vermeld in het eerste lid [en tweede lid], gelden alleen bij een ongewijzigde toestand van het inspectiegebied, zoals opgenomen in het asbestinventarisattest. Bij gewijzigde toestand vraagt de eigenaar een nieuw asbestinventarisattest aan binnen een termijn van één jaar na de vaststelling van de wijziging. Er is sprake van een gewijzigde toestand als:
- 1°
- er nieuwe asbesthoudende materialen zijn aangetroffen;
- 2°
- er werken zijn gebeurd die tot gevolg hebben dat het inspectiegebied, zoals opgenomen in het bestaand asbestinventarisattest als asbestveilig beschouwd kan worden;
- 3°
- de toestand van de asbesthoudende materialen zichtbaar gewijzigd is door een calamiteit of een incident.
De minister kan de modaliteiten van de vaststelling van een gewijzigde toestand en het verkrijgen van een geactualiseerd asbestinventarisattest verder uitwerken in het inspectieprotocol.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 april 2022 (art. 2 MB Vl.Reg. 1 april 2022 (BS 22 april 2022).
Wetshistoriek
Lid 2 ingevoegd bij art. 86, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 86, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.4.16
§ 1
In de sectorraad asbest worden minstens de volgende partijen vertegenwoordigd:
- 1°
- de OVAM;
- 2°
- de sectorvertegenwoordiging van asbestdeskundigen inventarisatie;
- 3°
- de sectorvertegenwoordiging van erkende asbestlabo's;
- 4°
- de sectorvertegenwoordiging van de erkende asbestverwijderaars;
- 5°
- Constructiv, als vertegenwoordiger van de bouw en de sociale partners;
- 6°
- een vertegenwoordiger van elke erkende certificatie-instelling asbest;
- 7°
- een vertegenwoordiger van een erkende slachtoffervereniging inzake asbest.
De minister kan de samenstelling van de sectorraad asbest, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in het certificatiereglement asbest.
§ 2
De sectorraad bestaat uit twee comités:
- 1°
- het technisch comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 6°. Dit technisch comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 1° en 2°, van het Materialendecreet;
- 2°
- het algemeen comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 7°. Het algemeen comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 3°, van het Materialendecreet.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 87 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Afdeling 5.5 Bepalingen over het beheer van bedrijfsrestafval
Wetshistoriek
Afdeling 5.5 (art. 5.5.1.1 - art. 5.5.6.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 27 augustus 2021, met uitzondering van de artikelen 5.5.3.4, 5.5.3.5, 5.5.3.7, 5.5.3.8, 5.5.3.9, 5.5.4.2, 5.5.4.3, 5.5.4.5 en 5.5.4.6 die in werking treden op 1 september 2021 (art. 87).
Onderafdeling 5.5.1 Algemene bepalingen
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.1 (art. 5.5.1.1) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.1.1
Deze afdeling bevat voorwaarden die vervuld moeten zijn bij het inzamelen, handelen en makelen, alsook het behandelen en verwerken van bedrijfsrestafval.
Deze afdeling is evenwel niet van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
- 1°
- het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
- 2°
- het bedrijfsrestafval van de afvalstoffenproducent wordt ingezameld [via de gemeentelijke inzamelkanalen voor het huishoudelijk afval];
- 3°
- voor de inzameling van het bedrijfsrestafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet.
Deze afdeling is ook niet van toepassing op risicohoudend en niet-risicohoudend medisch afval [...].
Deze afdeling is ook niet van toepassing op bedrijfsrestafval dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten onmiddellijk vernietigd moet worden zonder verdere bewerkingen.
[Deze afdeling is niet van toepassing op bedrijfsrestafval afkomstig van schepen.]
[Deze afdeling is niet van toepassing op afvalstoffen die niet voldoen aan de definitie van bedrijfsrestafval op het moment dat de afvalstoffen worden ingezameld bij de eerste afvalstoffenproducent, en die door bewerkingen erop pas later in de keten aan de definitie van bedrijfsrestafval voldoen.]
[Deze afdeling is niet van toepassing op zwerfvuil dat ontstaat en wordt opgeruimd op vrij toegankelijke openbare domeinen die beheerd worden voor of door provinciebesturen, de Vlaamse Milieumaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos, het Agentschap Wegen en Verkeer en De Vlaamse Waterweg of op openbare havendomeinen, steeds op voorwaarde dat het zwerfvuil als een aparte fractie wordt ingezameld.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 2, 2° gewijzigd bij art. 88, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 3 gewijzigd bij art. 88, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 5 ingevoegd bij art. 88, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 6 ingevoegd bij art. 88, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Lid 7 ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 7 juni 2024 (BS 8 augustus 2024), met ingang van 1 juli 2024 (art. 35).
Onderafdeling 5.5.2 Regels voor inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval inzake de algemene informatieverstrekking aan de eerste afvalstoffenproducent
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.2 (art. 5.5.2.1 - art. 5.5.2.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 89 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.2.1
Het contract, vermeld in artikel 6.1.1.4, eerste lid, 1°/1, vermeldt expliciet dat de fracties die gesorteerd en selectief moeten worden aangeboden conform artikel 4.3.2, nooit in het recipiėnt voor bedrijfsrestafval mogen worden aangeboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.2.2
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval stelt op basis van zijn ervaring in en kennis van de sector of een bevraging bij de klant vast welke verplicht te sorteren afvalstoffen vrijkomen bij elke afvalstoffenproducent. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar informeert elke afvalstoffenproducent actief over de sorteerplicht voor die fracties, bovenop de algemene informatie in het contract, vermeld in de artikelen 5.5.2.1 en 6.1.1.4. De informatie is in goed begrijpbare taal geschreven op maat van de klant en is correct overeenkomstig de geldende wetgeving. Bewijsstukken over de informatieverstrekking worden bijgehouden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.2.3
Het verspreiden van foutieve informatie aan de afvalstoffenproducenten over de sorteerplicht is verboden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.2.4
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar mag afvalstoffenproducenten er nooit toe aanzetten verplicht te sorteren afvalstoffen aan te bieden in het recipiėnt voor restafval.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.5.3 Regels voor de inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval als de inzameling bij meerdere afvalstoffenproducenten in één ronde met één voertuig gebeurt, waarbij het bedrijfsrestafval van die afvalstoffenproducenten in dat voertuig gemengd raakt
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.3 (art. 5.5.3.1 - art. 5.5.3.9) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.3.1
Er gebeurt een visuele controle op de sorteerplicht op het moment dat het bedrijfsrestafval wordt opgehaald bij de [eerste] afvalstoffenproducent, vooraleer het afval in het voertuig wordt geladen.
[In afwijking van het eerste lid kan een visuele controle ook gebeuren tijdens de lediging van de recipiėnten in het voertuig, als de afvalstoffen worden herkend via een camerasysteem en een dergelijk systeem aantoonbaar performanter werkt dan een visuele controle die voorafgaat aan de lediging van de recipiėnt. Een dergelijk camerasysteem moet door de OVAM goedgekeurd worden voor het in gebruik kan worden genomen. De OVAM baseert zich daarbij op de informatie die de inzamelaar, handelaar of makelaar aanlevert en die de performantie aantoont.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 91, 1° en 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.3.2
De visuele controle gebeurt door [minstens] een inspectie van de afvalstoffen die aan de oppervlakte van het recipiėnt zichtbaar zijn. Als de inzameling gebeurt door middel van containers met deksel, wordt het deksel van de container geopend om de controle uit te voeren. Gesloten zakken hoeven niet te worden geopend. Als de zak doorzichtig is, of als er afvalstoffen gedeeltelijk uit de zak steken, wordt het zichtbare materiaal gecontroleerd voor zover dat mogelijk is zonder de zak te openen. Dat geldt zowel voor de ophaling die alleen met zakken gebeurt, als voor de ophaling met zakken die in een container of ander recipiėnt aan de oppervlakte zichtbaar zijn.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 92 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.3.3
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar mag een afvalstoffenproducent er nooit toe aanzetten gebruik te maken van ondoorzichtige zakken, voor zover dat als doel heeft de sorteerplicht of de visuele controle op die sorteerplicht te ontwijken.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.3.4
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister, met uitzondering van non-conformiteiten die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid, waarin de volgende elementen worden beschreven:
- 1°
- de datum van de non-conformiteit;
- 2°
- de naam en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
- 3°
- het vestigingsnummer of ophaaladres van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
- 4°
- een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het non-conformiteitenregister. De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het non-conformiteitenregister en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM, waarin overtreders in kaart worden gebracht. De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.3.5
De afvalstoffenproducent waarbij een non-conformiteit is vastgesteld, wordt door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit. Alle elementen, vermeld in artikel 5.5.3.4, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk de wettelijke sorteerplicht heeft overtreden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.3.5/1
Als bij één afvalstoffenproducent tijdens dezelfde ophaling het bedrijfsrestafval uit verschillende recipiėnten wordt meegenomen, gebeurt de visuele controle bij elke recipiėnt. Als in meerdere recipiėnten afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt er maar één non-conformiteit opgemaakt.
Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 93 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.3.6
Als bij de visuele controle gevaarlijke afvalstoffen worden waargenomen, wordt het afval geweigerd en mag de inhoud van het recipiėnt niet in het voertuig worden meegenomen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.3.7
Als bij de visuele controle niet-gevaarlijke afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar:
- 1°
- het afval weigeren en de inhoud van het recipiėnt niet meenemen in het voertuig. Als de weigering gebeurt bij elk recipiėnt waarvoor een sorteerfout is opgemerkt tijdens de ophaalronde, mag het bedrijfsrestafval dat wel meegenomen wordt tijdens de ophaalronde naar verbranding worden afgevoerd, ook al zijn er alsnog niet-gevaarlijke afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen in aanwezig. Er zijn daarvoor geen verdere resultaatsvoorschriften van toepassing. Voor gevaarlijke afvalstoffen blijft een nultolerantie gelden voor afvoer naar verbranding of storten;
- 2°
- het afval meenemen in het voertuig en de non-conformiteit, met alle elementen, vermeld in artikel 5.5.3.4 uiterlijk de volgende werkdag ingeven in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM, met uitzondering voor non-conformiteiten bij eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid. Als dat gebeurt bij elk recipiėnt waarvoor een sorteerfout is opgemerkt tijdens de ophaalronde, mag het bedrijfsrestafval naar verbranding worden afgevoerd, ook al zijn er alsnog niet-gevaarlijke afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen aanwezig. Er zijn daarvoor geen verdere resultaatsvoorschriften van toepassing. Voor gevaarlijke afvalstoffen blijft een nultolerantie gelden voor afvoer naar verbranding;
- 3°
- het afval meenemen in het voertuig en de volledige vracht uitkiepen op een daartoe vergunde locatie. Vervolgens moet het afval van de volledige vracht, waar nodig door middel van nasortering, voldoen aan de resultaatsvoorschriften van artikel 5.5.4.4 alvorens naar verbranding te worden afgevoerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.3.8
Elke weigering van gevaarlijk of niet-gevaarlijk afval, waarbij het afval niet wordt meegenomen, wordt bijkomend genoteerd in het register, vermeld in artikel 5.5.3.4.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.3.9
Het non-conformiteitenregister wordt minstens elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens. De gegevens in het non-conformiteitenregister worden minstens vijf jaar bijgehouden. Enkel de gegevens in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM worden na 18 maanden niet meer uitgewisseld met de toezichthouders en gewist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Onderafdeling 5.5.4 Regels voor de inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval als de inzameling individueel per afvalstoffenproducent gebeurt, waarbij bedrijfsrestafval van meerdere afvalstoffenproducenten niet in één voertuig gemengd raakt
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.4 (art. 5.5.4.1 - art. 5.5.4.6) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.4.1
Het bedrijfsafval van elke [eerste] afvalstoffenproducent wordt uitgekipt op een daartoe vergunde locatie. Daar gebeurt een grondige visuele controle op de sorteerplicht. Tijdens de controle hoeven gesloten zakken niet te worden geopend. Als de zak doorzichtig is of als er afvalstoffen gedeeltelijk uit de zak steken, wordt het zichtbare materiaal gecontroleerd volgens een visuele controle en voor zover dat mogelijk is zonder de zak te openen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 94 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.4.2
Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt er een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister, met uitzondering van non-conformiteiten die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid, waarin volgende elementen worden beschreven:
- 1°
- de datum van de non-conformiteit;
- 2°
- de naam en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
- 3°
- het vestigingsnummer of ophaaladres van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
- 4°
- een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het register. De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het register en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM en waarin overtreders in kaart worden gebracht. De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.4.3
De afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit is vastgesteld, wordt uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar. Alle elementen, vermeld in artikel 5.5.4.2, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk de wettelijke sorteerplicht heeft overtreden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.4.3/1
Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 95 B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024).
Artikel 5.5.4.4
Elke willekeurige partij van 10 m
3 bedrijfsrestafval, ongeacht de dichtheid, die naar verbranding wordt afgevoerd of verbrand, mag voor de afvalstromen, vermeld in punt 1° en 2°, samengesteld zijn uit:
- 1°
- tot 1 januari 2023:
- a)
- maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
- b)
- maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
- c)
- maximum drie stukken stammig groenafval met een lengte van meer dan 1 m;
- d)
- maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 1 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
- e)
- maximum [...] drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
- f)
- maximum drie stukken puin met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
- g)
- maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 60 liter;
- h)
- maximum drie stukken recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 1 m2;
- i)
- nul doorzichtige zakken gevuld met PMD;
- j)
- nul doorzichtige zakken gevuld met EPS;
- k)
- nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, afvalbanden en asbestcement en asbesthoudende afvalstoffen;
- 2°
- vanaf 1 januari 2023:
- a)
- maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
- b)
- maximum dertig liter samen verpakt papier en karton;
- c)
- maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2 [met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn];
- d)
- maximum dertig liter samen verpakt houtafval;
- e)
- maximum drie stukken groenafval met een lengte van meer dan 0,5 m;
- f)
- maximum zestig liter samen verpakt groenafval;
- g)
- maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2 of met een lengte van meer dan 1 m;
- h)
- maximum drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2;
- i)
- maximum drie stukken puin met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
- j)
- maximum zestig liter puinafval;
- k)
- maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 30 liter;
- l)
- maximum drie stukken EPS en recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2;
- m)
- maximum vijftig stukken PMD;
- n)
- nul afvalbanden;
- o)
- nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, asbestcement en asbesthoudende [en asbestverdachte] afvalstoffen;
- p)
- [nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm;]
- q)
- [nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm;]
- r)
- [nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2.]
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is tot 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. Ondoorzichtige zakken met een inhoud van meer dan 60 liter tellen mee voor de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°. Ondoorzichtige zakken met een inhoud tot en met 60 liter tellen niet mee voor de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, en moeten niet geopend worden.
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vanaf 1 januari 2023 vrij om zelf te kiezen of hij al dan niet overgaat tot nasortering om de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 2°, te halen, alsook welke middelen hij daarvoor gebruikt. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar is vrij om te bepalen of gesloten zakken worden geopend en of de inhoud daarvan wordt nagesorteerd. De hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 2°, moeten evenwel gehaald worden en zijn van toepassing op al het afval dat zich in zakken bevindt.
Zowel voor als na 1 januari 2023 gelden de volgende bepalingen:
- 1°
- sterk vervuild papier en karton en sterk vervuilde kunststoffen worden als niet-recycleerbaar beschouwd en mogen nog in het restafval aanwezig zijn dat naar verbranding wordt afgevoerd of verbrand wordt;
- 2°
- het verkleinen van stukken afval, voorafgaand aan een proces van nasortering, is alleen toegestaan indien dit gevolgd wordt door het gebruik van een geautomatiseerde sorteerlijn die erop gericht is de fracties vermeld in het eerste lid, punt 1° en punt 2° uitgebreid na te sorteren. Het verkleinen voorafgaand aan het gebruik van de sorteerlijn is enkel toegestaan als dat de effectiviteit van het sorteerproces aantoonbaar ten goede komt en ervoor zorgt dat er bij de nasortering meer recycleerbaar of gevaarlijk afval uitgehaald wordt. In ieder geval moet de verkleining voorafgaand aan de sorteerlijn beperkt worden tot stukken afval die zonder verkleining niet door een sorteerlijn verwerkt kunnen worden. De allergrootste stukken afval en gevaarlijk afval moeten voorafgaand aan het verkleinen nog maximaal door een kraan of handmatig worden uitgesorteerd. Het is verboden om te verkleinen alleen om de bepalingen rond stukgrootte makkelijker te behalen. Als er nog verkleind wordt na het sorteerproces, moet een controle van de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en punt 2°, nog mogelijk zijn voorafgaand aan dat verkleiningsproces en gelden de voorschriften omtrent de hoeveelheden ook voorafgaand aan dat verkleiningsproces;
- 3°
- als er een nasortering gebeurt, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, op het bedrijfsrestafval dat de laatste stap van het sorteerproces heeft ondergaan alvorens het afval naar verbranding wordt afgevoerd. Degene die een nasortering verricht, kan duidelijk aantonen hoe het sorteerproces in elkaar zit, wat de laatste stap is en welk afval op de site al alle stappen heeft ondergaan. Als dat niet kan, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in het eerste lid, punt 1° en 2°, op al het afval dat aanwezig is op de site;
- 4°
- het sorteer(zeef)residu van bedrijfsrestafval wordt als brandbare afvalstof beschouwd en mag dus conform artikel 4.5.1 niet gestort worden, ook niet na verdere verwerking. Dit materiaal komt niet in aanmerking voor de afwijkingen, vermeld in artikel 4.5.1, tweede lid, ook niet na verdere verwerking.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Wetshistoriek
Lid 1:
- –
- 1°, e) gewijzigd bij art. 96, 1° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 2°, c) gewijzigd bij art. 96, 2° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 2°, o) gewijzigd bij art. 96, 3° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024);
- –
- 2°, p) tot r) ingevoegd bij art. 96, 4° B.Vl.Reg. 22 december 2023 (BS 29 maart 2024), met ingang van 1 april 2024 (art. 162).
Artikel 5.5.4.5
Als een inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar tijdens de ophaling bij de klant sorteerfouten opmerkt, mag het afval geweigerd worden en blijven staan bij de afvalstoffenproducent. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar maakt een non-conformiteit op conform artikel 5.5.4.2 en brengt de afvalstoffenproducent daarvan op de hoogte conform artikel 5.5.4.3. Elke weigering, waarbij het afval niet wordt meegenomen, wordt genoteerd in het register, vermeld in artikel 5.5.4.2, met uitzondering van weigeringen die betrekking hebben op eenmanszaken zonder rechtspersoonlijkheid.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Artikel 5.5.4.6
Het non-conformiteitenregister wordt minstens elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens. De gegevens in het register worden minstens vijf jaar bijgehouden. Enkel de gegevens in het centraal non-conformiteitenregister beheerd door de OVAM worden na 18 maanden niet meer uitgewisseld met de toezichthouders en gewist.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)), met ingang van 1 september 2021 (art. 87).
Onderafdeling 5.5.5 Regels voor vergunde verwerkers die bedrijfsrestafval aanvaarden
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.5 (art. 5.5.5.1) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.5.1
De vergunde verwerker die rechtstreeks bedrijfsrestafval aanvaardt van een eerste afvalstoffenproducent zonder tussenkomst van een geregistreerde inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, leeft de bepalingen van onderafdeling 5.5.4 na.
In afwijking van artikel 5.5.4.5 kan de vergunde verwerker, vermeld in het eerste lid, die afval weigert, dat niet doen tijdens de ophaling bij de klant, maar wel door het niet aanvaarden van het afval op de site. Hierdoor is de afvalstoffenproducent verplicht terug te keren met de vracht.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Onderafdeling 5.5.6 Regels over transparantie en samenwerking in de keten
Wetshistoriek
Onderafdeling 5.5.6 (art. 5.5.6.1 - art. 5.5.6.4) ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.6.1
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, toont aan of het door hem naar verbranding afgevoerde of verbrande bedrijfsrestafval valt onder de regels van onderafdeling 5.5.3, 5.5.4 of 5.5.5. Als het afval valt onder de toepassing van onderafdeling 5.5.3, moet duidelijk zijn welke keuze gemaakt is voor de acceptatie, vermeld in artikel 5.5.3.7. Als er geen duidelijkheid is, gelden de regels, vermeld in onderafdeling 5.5.4. Als gelijktijdig naar verbranding afgevoerd bedrijfsrestafval bestaat uit afval dat op verschillende wijzen is ingezameld en onder verschillende onderafdelingen kan vallen, gelden uitsluitend de regels, vermeld in onderafdeling 5.5.4.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.6.2
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, beschikt over een uitgeschreven procedure die omschrijft hoe binnen het bedrijf verzekerd wordt dat aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling voldaan wordt. Bij de vergunde verwerker kan dat geļntegreerd worden in het werkplan.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.6.3
De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval of de vergunde verwerker die bedrijfsrestafval aanvaardt, kan te allen tijde de nodige bewijsstukken voorleggen die aantonen dat hij voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in deze afdeling. Die bewijsstukken worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).
Artikel 5.5.6.4
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van bedrijfsrestafval of vergunde verwerkers kunnen samenwerken om aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling te voldoen. In dat geval wordt contractueel vastgelegd:
- 1°
- voor welke vrachten restafval de samenwerking geldt;
- 2°
- welke actor de verantwoordelijkheid neemt voor welke verplichting, vermeld in deze afdeling, waarbij alle verplichtingen in de contracten worden opgenomen.
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in deze afdeling en overtreden ze elk afzonderlijk het verbrandingsverbod, vermeld in artikel 4.5.2, als ze bedrijfsrestafval aanleveren voor verbranding of bedrijfsrestafval verbranden dat niet conform afdeling 5.5 is beheerd.
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 64 B.Vl.Reg. 2 juli 2021 (BS 17 augustus 2021 (ed. 1)).