Meer info
     

29/04/1958 Verdrag territoriale zee en aansluitende zone
Verdrag van 29 april 1958 inzake de territoriale zee en de aansluitende zone

Onderafdeling B Regels die van toepassing zijn op koopvaardijschepen

Artikel 18
1.
Aan vreemde schepen mag niets in rekening worden gebracht louter op grond van het feit dat zij door de territoriale zee varen.
2.
Aan een vreemd schip dat door de territoriale zee vaart, mogen alleen kosten in rekening worden gebracht voor bepaalde ten behoeve van het schip verrichte diensten. Deze kosten worden in rekening gebracht zonder enige discriminatie.

Artikel 19
1.
De rechtsmacht in strafrechtelijke aangelegenheden van de kuststaat dient niet te worden uitgeoefend aan boord van een door de territoriale wateren varend vreemd schip met het oogmerk een persoon te arresteren of een onderzoek in te stellen in verband met een aan boord van het schip tijdens de doorvaart bedreven strafbaar feit, behalve in de volgende gevallen:
a)
Indien de gevolgen van het strafbare feit zich uitstrekken tot de kuststaat; of
b)
Indien het strafbare feit van dien aard is, dat daardoor de openbare orde in het land of de orde op de territoriale zee wordt verstoord; of
c)
Indien door de kapitein van het schip of door de consul van het land welks vlag het schip voert, de hulp van de plaatselijke autoriteiten is ingeroepen; of
d)
Indien zulks noodzakelijk is voor de onderdrukking van de verboden handel in verdovende middelen.
2.
Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan het recht van de kuststaat om alle maatregelen waartoe hij krachtens zijn wetgeving gemachtigd is, te treffen voor een arrestatie of een onderzoek aan boord van een vreemd schip dat door de territoriale zee vaart nadat het de binnenwateren heeft verlaten.
3.
In de in lid 1 en lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen dient de kuststaat, indien de kapitein zulks verzoekt, de consulaire autoriteiten van de vlaggestaat op de hoogte te stellen alvorens tot het treffen van de maatregelen over te gaan, en het contact tussen die autoriteiten en de bemanning van het schip te vergemakkelijken. In noodgevallen kan deze mededeling worden gedaan terwijl de maatregelen reeds getroffen worden.
4.
Bij de overweging van de vraag of en hoe een arrestatie verricht dient te worden, moeten de plaatselijke autoriteiten rekening houden met de belangen van de scheepvaart.
5.
De kuststaat mag aan boord van een door de territoriale zee varend schip geen maatregelen treffen met het oogmerk iemand te arresteren of een onderzoek in te stellen in verband met een strafbaar feit dat aan boord werd bedreven voor het schip de territoriale zee binnenvoer, indien het schip, komende van een buitenlandse haven, slechts door de territoriale zee vaart zonder de binnenwateren binnen te varen.

Artikel 20
1.
De kuststaat mag een vreemd schip dat door zijn territoriale zee vaart niet dwingen te stoppen of een andere koers te volgen met het oogmerk zijn rechtsmacht in burgerrechtelijke aangelegenheden uit te oefenen ten aanzien van een persoon aan boord van dat schip.
2.
De kuststaat mag geen executoire of conservatoire maatregelen tegen het schip treffen ten behoeve van een civiele procedure, behalve in verband met verplichtingen welke door het schip zijn aangegaan of aansprakelijkheden welke voor het schip zijn ontstaan tijdens of met het oog op zijn reis door de wateren van de kuststaat.
3.
De bepalingen van het voorgaande lid doen geen afbreuk aan het recht van de kuststaat om, overeenkomstig zijn wetgeving, executoire of conservatoire maatregelen ten behoeve van civiele procedures te treffen ten aanzien van een vreemd schip dat in de territoriale zee of door de territoriale zee vaart na de binnenwateren te hebben verlaten.