Meer info
     

15/01/1992 NL-scheepvaartreglement Westerschelde 1990
Besluit van 15 januari 1992 houdende een reglement voor de scheepvaart op de Westerschelde

Hoofdstuk 4 Geluids- en lichtseinen

Artikel 32 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:
a.
fluit:
elk middel geschikt tot het geven van de voorgeschreven korte en lange stoten;
b.
korte stoot:
een geluidssein van ongeveer één seconde duur;
c.
lange stoot:
een geluidssein van vier tot zes seconden duur.

Artikel 33 Middelen voor geluidsseinen

1

Een schip met een lengte van 20 meter of meer moet zijn voorzien van een fluit en van een klok; een schip met een lengte van 100 meter of meer moet tevens zijn voorzien van een gong, waarvan de toon en het geluid niet kunnen worden verward met die van de klok. De fluit, de klok en de gong moeten deugdelijk zijn. De fluit moet zodanig op het schip zijn geplaatst dat de goede werking ervan niet nadelig wordt beïnvloed. De klok of de gong of beide mogen worden vervangen door andere middelen, die dezelfde onderscheiden geluidskenmerken bezitten, met dien verstande dat het altijd mogelijk moet zijn om de vereiste seinen door bediening met de hand te geven.

2

Een klein schip is niet verplicht de toestellen voor het geven van geluidsseinen voorgeschreven bij het eerste lid, aan boord te hebben, doch indien het deze niet heeft, moet het zijn voorzien van een ander middel voor het geven van een doelmatig geluidssein.

3

De in dit reglement vermelde geluidsseinen mogen alleen worden gegeven in de omstandigheden en voor de doeleinden voorzien bij dit reglement.

Artikel 34 Manoeuvreer-, waarschuwings- en bijzondere seinen

1

Manoeuvreer- en waarschuwingsseinen
a.
Behoudens wanneer het een klein schip is, moet een varend schip, indien het handelt ter voorkoming van aanvaring met een ander in zicht zijnd schip, zijn handeling door een der volgende seinen kenbaar maken:
één korte stoot voor: ik verander mijn koers naar stuurboord;
twee korte stoten voor: ik verander mijn koers naar bakboord;
drie korte stoten voor: ik sla achteruit;
vier korte stoten voor: ik kan niet manoeuvreren.
Een klein schip mag in de hierbedoelde omstandigheden genoemde geluidsseinen geven.
Een zeeschip mag in de hierbedoelde omstandigheden genoemde geluidsseinen aanvullen met lichtseinen, gegeven met een rondom zichtbaar wit krachtig licht, die znodig kunnen worden herhaald.
Deze lichtseinen hebben de volgende betekenis:
één schittering: ik verander mijn koers naar stuurboord;
twee schitteringen: ik verander mijn koers naar bakboord;
drie schitteringen: ik sla achteruit;
vier schitteringen: ik kan niet manoeuvreren.
De duur van elke schittering moet ongeveer één seconde zijn, de tijdsruimte tussen de schitteringen ongeveer één seconde en de tijdsruimte tussen de achtereenvolgende seinen niet minder dan tien seconden.
b.
Wanneer schepen die in zicht van elkaar zijn elkaar naderen en één van die schepen de voornemens of handelingen van het andere niet begrijpt dan wel twijfelt of het andere voldoende handelingen verricht om aanvaring te voorkomen, moet eerstgenoemd schip die twijfel kenbaar maken door het geven van een reeks van ten minste vijf snel opeenvolgende zeer korte stoten. Deze verplichting geldt niet voor kleine schepen.
Een zeeschip mag in de hierbedoelde omstandigheden genoemd geluidssein aanvullen met een lichtsein bestaande uit een reeks van ten minste vijf snel opeenvolgende zeer korte schitteringen gegeven met een rondom zichtbaar wit krachtig licht.
c.
Behoudens wanneer het een klein schip is, moet een werktuiglijk voortbewogen binnenschip, gelijktijdig met de gegeven geluidsseinen, lichtseinen geven van dezelfde duur met een rondom zichtbaar geel helder licht. Deze bepaling geldt niet voor de klok- en gongslagen of reeksen klok- en gongslagen.

2

Bijzondere geluidsseinen
a.
Een aan de grond zittend schip, waarvan de voortstuwingswerktuigen in werking zijn, moet dit aan naderende schepen kenbaar maken door vier korte stoten gevolgd door twee lange stoten.
b.
Een zeeschip, dat wordt geassisteerd of dat wordt gesleept, mag aan de sleepboten en deze mogen aan het zeeschip de volgende geluidsseinen geven:
één korte stoot van het zeeschip om aan te geven: “De vóórsleepboten moeten het voorschip stuurboord uit trekken”;
twee korte stoten van het zeeschip om aan te geven: “De vóórsleepboten moeten het voorschip bakboord uit trekken;
één korte stoot en één lange stoot van het zeeschip om aan te geven: “De achtersleepboten moeten het achterschip bakboord uit trekken”;
twee korte stoten en één lange stoot van het zeeschip om aan te geven: “De achtersleepboten moeten het achterschip stuurboord uit trekken”;
een reeks korte stoten van het zeeschip om aan te geven: “De sleepboten moeten ophouden met trekken”;
een reeks korte stoten van een achtersleepboot om aan te geven:
“Het schip komt te ver achteruit”; – een reeks korte stoten van een vóórsleepboot om aan te geven: “Het schip komt te ver vooruit”.
De sleepboten moeten het door het zeeschip gegeven geluidssein herhalen.

Artikel 35 Geluidsseinen bij beperkt zicht

1

In of nabij een gebied met beperkt zicht moeten zowel overdag als bij nacht de onderstaande voorschriften in acht worden genomen.

2

Door schepen die varende zijn
a.
Een werktuiglijk voortbewogen schip, een duwstel of een gekoppeld samenstel dat vaart door het water loopt moet, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, één lange stoot geven.
b.
Een werktuiglijk voortbewogen schip, een duwstel of een gekoppeld samenstel moet, wanneer het gestopt ligt en geen vaart door het water loopt, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, twee lange stoten geven gescheiden door een tussenpoos van ongeveer twee seconden.
c.
Een onmanoeuvreerbaar schip, een beperkt manoeuvreerbaar schip, een bovenmaats zeeschip, een zeilschip, een schip bezig met de uitoefening van de visserij of een schip dat een ander schip sleept moet, in plaats van de seinen voorgeschreven onder a en b, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, één lange stoot gevolgd door twee korte stoten geven.
d.
Een schip dat gesleept wordt of, ingeval meer dan één schip wordt gesleept, het laatste schip van de sleep moet, met tussenpozen van niet meer dan twee minuten, één lange stoot gevolgd door drie korte stoten geven. Indien mogelijk wordt dit sein gegeven onmiddellijk na het door het slepende schip gegeven sein.

3

Door ten anker liggende schepen
Een ten anker liggend schip moet, met tussenpozen van niet meer dan één minuut, gedurende ongeveer vijf seconden snel de klok luiden.
Op een schip met een lengte van 100 meter of meer wordt de klok geluid op het voorschip of daar waar het trekkend anker uit staat en wordt, onmiddellijk na het luiden van de klok, de gong gedurende ongeveer vijf seconden snel geluid op het achterschip of op het voorschip indien het trekkend anker niet daar uit staat.
Een ten anker liggend schip mag bovendien één korte, één lange en één korte stoot geven om een naderend schip te waarschuwen.

4

Door aan de grond zittende schepen
Een aan de grond zittend schip moet het sein met de klok geven en, indien vereist, het sein met de gong, zoals voorgeschreven bij het derde lid, en bovendien drie van elkaar gescheiden duidelijke slagen op de klok onmiddellijk vóór en onmiddellijk na het snelle luiden van de klok. Het schip mag daarenboven twee korte stoten gevolgd door één lange stoot geven.

5

Een schip bezig met de uitoefening van de visserij wanneer ten anker en een beperkt manoeuvreerbaar schip dat werkzaamheden uitvoert terwijl ten anker, moeten de seinen geven voorgeschreven bij het tweede lid, onder c.

Artikel 36 Aandachts- en waarschuwingsseinen

1

Wanneer het nodig is om de aandacht te trekken van een ander schip mag elk schip een licht- of een geluidssein geven dat niet kan worden verward met een bij dit reglement voorzien sein noch met een licht of een sein dat bij de betonning of bij de bebakening in gebruik is. Het mag tevens zijn zoeklicht laten schijnen in de richting van het gevaar, zonder daardoor een ander schip te hinderen of in verwarring te brengen.

2

Een schip dat een bocht of een gedeelte van de vaargeul nadert waar het zicht is belemmerd door omstandigheden die geen verband houden met beperkt zicht, moet tijdig als waarschuwingssein een lange stoot geven.

3

Eveneens moet een lange stoot als waarschuwingssein worden gegeven, indien het onder bijzondere omstandigheden nodig is de aandacht te trekken ter voorkoming van aanvaring.

4

Znodig moeten de in dit artikel bedoelde seinen tijdig worden herhaald.

5

Het gebruik van zeer felle flikker- of zwaailichten zoals “strobe”-lichten om de aandacht te trekken is verboden.

Artikel 37 Noodseinen

Indien een schip in nood verkeert en hulp verlangt, gebruikt, toont of geeft het de volgende seinen, hetzij gezamenlijk hetzij afzonderlijk:
a.
een aanhoudend geluid met een toestel voor mistseinen;
b.
een sein, door middel van radiotelegrafie of enige andere seinwijze uitgezonden, bestaande uit de groep ...---... (S.O.S.) van de Morse code;
c.
een sein, uitgezonden door middel van radiotelefonie, bestaande uit het gesproken woord “meedee”;
d.
een rooksignaal dat oranje gekleurde rook afgeeft;
e.
langzaam en herhaald op en neer bewegen van de naar beide zijden uitgestrekte armen;
f.
seinen uitgezonden door noodradiobakens die de positie aanduiden;
g.
een licht dan wel een vlag of ieder ander geschikt voorwerp waarmee in het rond wordt gezwaaid;
h.
reeksen klokslagen of herhaalde lange stoten.