Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Afdeling 4.2.1 Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Artikel 4.2.1.1
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de lozing van:
[bedrijfsafvalwater en koelwater als vermeld in rubriek 3.4, 3.5 en 3.7;]
afvalwater, afkomstig van afvalwaterzuiveringsinstallaties zoals bedoeld in rubriek 3.6.,
huishoudelijk afvalwater zoals bedoeld in [de rubriek 3.2.]
[Zijn opgenomen in deel 6:
de voorwaarden voor het lozen van huishoudelijk afvalwater afkomstig van woongelegenheden, met inbegrip van de eventueel bijbehorende afvalwaterzuiveringsinstallatie;
de voorwaarden voor het lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, [waarvan het debiet maximaal 600 m3/jaar bedraagt], met inbegrip van de eventueel bijbehorende afvalwaterzuiveringsinstallatie.]
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 4 B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34), bij art. 38, 1° tot 3° B.Vl.Reg. 23 december 2011 (BS 21 maart 2012 (ed. 2)) en bij art. 16 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).

Artikel 4.2.1.2
Het mengsel van bedrijfsafvalwater met huishoudelijk afvalwater en/of koelwater en/of niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van dezelfde milieutechnische eenheid, dat via een niet-gescheiden rioleringsnet samen wordt geloosd en zonder dat verschillende deelstromen apart kunnen worden gecontroleerd, wordt integraal beschouwd als bedrijfsafvalwater. In de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] kunnen in dat geval de emissiegrenswaarden [bepaald] worden in functie van de verhouding tussen de verschillende soorten afvalwater.
Wetshistoriek
Gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 23 december 2011 (BS 21 maart 2012 (ed. 2)) en bij art. 213 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).

Artikel 4.2.1.3

§ 1

[De lozing van bedrijfsafvalwater in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater of in het gedeelte van een gescheiden riolering voor de afvoer van hemelwater is verboden, behalve – mits uitdrukkelijke vergunning – indien het bedrijfsafvalwater betreft dat voldoet aan de bijzondere voorwaarden zoals bepaald in de vergunning.] Deze voorwaarden mogen niet minder streng zijn dan de toepasselijke sectorale of algemene voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren.

§ 2

De lozing van koelwater, ingedeeld in klasse 1 of 2, is verboden in openbare riolering en collectoren, behalve in het gedeelte van een gescheiden riolering, bestemd voor de afvoer van hemelwater.

§ 3

De lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater is verboden, wanneer de openbare weg van openbare riolering is voorzien[, tenzij dat uitdrukkelijk anders is vermeld in de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] en op voorwaarde dat de lozingsvoorwaarden voor lozingen in het individueel te optimaliseren buitengebied, vermeld in subafdeling 4.2.8.1, worden nageleefd].

§ 4

[Een volledige scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, is verplicht op het ogenblik dat een gescheiden riolering wordt aangelegd of heraangelegd, tenzij het anders bepaald is in de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] of in het uitvoeringsplan.
Voor bestaande gebouwen [...] is de scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, enkel verplicht indien daarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
[Onder bestaande gebouwen wordt verstaan: de gebouwen die gebouwd zijn voor de inwerkingtreding van de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozen van afvalwater en hemelwater van 1 oktober 2004, zijnde 1 februari 2005, of de gebouwen die niet het voorwerp van die verordening uitmaken.]]

§ 5

[Onverminderd andere wettelijke bepalingen, milieuvoorwaarden uit dit reglement of [bijzondere milieuvoorwaarden in de omgevingsvergunning], moet voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven worden aan de afvoerwijzen zoals hierna in afnemende graad van prioriteit vermeld:
opvang voor hergebruik;
infiltratie op eigen terrein;
buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;
lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) in de straat.
Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering.]

[§ 6

Voor de lozingen van afvalwater die niet zijn opgenomen in een van de op de zoneringsplannen aangeduide zuiveringszones, gelden – tenzij anders bepaald in de [omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit] – de lozingsvoorwaarden die in [deel 4 en 5] van dit besluit zijn vastgesteld voor lozingen gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied.]
Wetshistoriek
§ 1 gewijzigd bij art. 33 B. Vl. Reg. 19 januari 1999 (B.S., 31 maart 1999 (eerste uitg.)), met ingang van 1 mei 1999 (art. 303).
§ 3 gewijzigd bij art. 69, 1° B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)) en bij art. 214, 1° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).
§ 4 vervangen bij art. 5, 1° B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34), gewijzigd bij art. 69, 2° B.Vl.Reg. 16 mei 2014 (BS 24 september 2014 (ed. 1)), bij art. 214, 1° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798) en bij art. 17, 1° B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).
§ 5 vervangen bij art. 5, 2° B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34) en gewijzigd bij art. 214, 2° B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).
§ 6 ingevoegd bij art. 5, 3° B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34), gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 10 februari 2017 (BS 23 februari 2017 (ed. 3)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 176) en bij art. 17, 2° B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).