Meer info
     

01/06/1995 Vlarem II
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM)

Subafdeling 4.2.8.1 Lozing van huishoudelijk afvalwater in het individueel te optimaliseren buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 16 B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34).
Wetshistoriek
Opschrift vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 20 november 2009 (BS 23 februari 2010).
Artikel 4.2.8.1.1

[§ 1

In een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld, luiden de algemene voorwaarden voor de lozing van huishoudelijk afvalwater gelegen in het individueel te optimaliseren buitengebied of het collectief te optimaliseren buitengebied als volgt:
het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden;
de pH van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen;
het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 °C van het geloosde water mag volgende waarde niet overschrijden:
25 milligram zuurstofverbruik per liter
in het geloosde afvalwater mag het volgende gehalte niet overschreden worden:
60 milligram per liter voor de zwevende stoffen;
bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten van bijlage 2C [in concentraties die hoger zijn dan tien keer de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van dit besluit], noch alle andere stoffen, met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna;
een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag op ondubbelzinnige wijze kan vastgesteld worden; in geval van twijfel, kan dit vastgesteld worden door het monster over te gieten in een schei-trechter en door vervolgens na te gaan of twee fasen gescheiden kunnen worden;
de installatie moet lekvrij zijn, structureel stabiel, duurzaam en corrosiebestendig.

§ 2

Voor lozingen gelegen in een individueel te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1 te zijn voldaan indien het water minstens wordt gezuiverd door middel van een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater, waarvan de capaciteit is afgestemd op het aangesloten IE. Het verwijderingspercentage van deze individuele behandelingsinstallatie bedraagt minimaal 90 % voor biochemisch zuurstofverbruik en minimaal 70 % voor zwevende stoffen.

§ 3 [

De inrichtingen in het individueel te optimaliseren buitengebied waarvoor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is verleend voor de vaststelling van het definitieve zoneringsplan, moeten onmiddellijk aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2, voldoen, tenzij het anders vermeld is in het gebiedsdekkend uitvoeringsplan. Als er voorzien is in een bestaande individuele behandelingsinstallatie vóór het definitieve zoneringsplan is vastgesteld, wordt er geacht voldaan te zijn aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1.
]

§ 4 [

Voor lozingen in het collectief te optimaliseren buitengebied wordt geacht aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, te zijn voldaan, als het afvalwater minstens gezuiverd wordt met een individuele voorbehandelingsinstallatie, die conform de code van goede praktijk gebouwd en uitgebaat is.
Voor het lozen van huishoudelijk afvalwater afkomstig van meer dan tien tijdelijke sanitaire installaties die geplaatst worden in openlucht bij een publiek toegankelijke inrichting, wordt het afvalwater minstens gezuiverd met een individuele behandelingsinstallatie waarvan de capaciteit is afgestemd op de aan te sluiten vuilvracht.
]

§ 5

Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied, is de noodzaak tot afkoppeling van de bestaande individuele voorbehandelingsinstallatie in het veranderde gedeelte afhankelijk van de afwateringssituatie en/of de aard van de toegepaste zuiveringstechnologie.

§ 6

Indien het collectief te optimaliseren buitengebied geheel of gedeeltelijk overgaat in het collectief geoptimaliseerde buitengebied moeten de bestaande individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater in het veranderde gedeelte afgekoppeld worden.]]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 16 B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34).
Wetshistoriek
Art. vervangen bij art. 10 B.Vl.Reg. 20 november 2009 (BS 23 februari 2010).
§ 1, enig lid, 5° gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 23 december 2011 (BS 21 maart 2012 (ed. 2)).
§ 3 vervangen bij art. 21 B.Vl.Reg. 3 mei 2019 (BS 26 september 2019), met ingang van 1 oktober 2019 (art. 306).
§ 4 vervangen bij art. 12 B.Vl.Reg. 18 maart 2016 (BS 26 augustus 2016 (ed. 1)).
Voorgeschiedenis
Art. vervangen bij art. 52 B. Vl. Reg. 19 september 2008 (B.S., 27 januari 2009 (eerste uitg.)), met ingang van 1 maart 2009 (art. 227).
§ 3 gewijzigd bij art. 16 B.Vl.Reg. 24 april 2009 (BS 15 juli 2009 (ed. 1)) en bij art. 223 B.Vl.Reg. 27 november 2015 (BS 23 februari 2016 (ed. 1)), met ingang van 23 februari 2017 (art. 798).
§ 4 ingevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 24 april 2009 (BS 15 juli 2009 (ed. 1)).

Artikel 4.2.8.1.2
Wanneer de openbare weg niet van openbare riolering is voorzien en het bovendien niet mogelijk blijkt het afvalwater overeenkomstig de wetten en reglementen, in een naburige waterloop te lozen, is de lozing van huishoudelijk afvalwater in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater in toepassing van artikel 4.2.1.3 toegelaten onder dezelfde voorwaarden als deze van artikel 4.2.8.1.1.]
Wetshistoriek
Ingevoegd bij art. 16 B. Vl. Reg. 9 mei 2008 (B.S., 23 juni 2008), met ingang van 1 augustus 2008 (art. 34).